EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62015CN0209

Zaak C-209/15: Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Centrale Raad van Beroep (Nederland) op 6 mei 2015 — Korpschef van politie tegen W.F. de Munk

OJ C 254, 3.8.2015, p. 6–6 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

3.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 254/6


Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Centrale Raad van Beroep (Nederland) op 6 mei 2015 — Korpschef van politie tegen W.F. de Munk

(Zaak C-209/15)

(2015/C 254/08)

Procestaal: Nederlands

Verwijzende rechter

Centrale Raad van Beroep

Partijen in het hoofdgeding

Verzoeker: Korpschef van politie

Verweerster: W.F. de Munk

Prejudiciële vragen

1)

Moet artikel 7 van richtlijn 2003/88/EG (1) zo uitgelegd worden dat daarmee onverenigbaar is een nationale bepaling als artikel 19 van het Barp [Besluit algemene rechtspositie politie] op grond waarvan een ambtenaar die ten onrechte is ontslagen, over de periode gelegen tussen de datum van het ontslag en de datum van het herstel van de dienstbetrekking, dan wel de datum van het uiteindelijk rechtsgeldige ontslag, geen vakantie-uren opbouwt?

2)

Indien uit vraag 1 volgt dat wel vakantie-uren zijn opgebouwd in de periode in geding, dient artikel 7 van richtlijn 2003/88/EG dan zo uitgelegd te worden dat daarmee onverenigbaar is artikel 23 van het Barp, welk artikel regelt dat aan het eind van het opbouwjaar slechts een beperkt aantal vakantie-uren overgeboekt mogen worden naar het volgende jaar en het restant van de niet genoten vakantie-uren vervalt?


(1)  Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd (PB L 299, blz. 9).


Top