EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52013IR8068

Advies van het Comité van de Regio's — Betaalbare energie voor iedereen

OJ C 174, 7.6.2014, p. 15–18 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

7.6.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 174/15


Advies van het Comité van de Regio's — Betaalbare energie voor iedereen

2014/C 174/04

Rapporteur

Christian Illedits, lid van het parlement van Burgenland (PSE/AT)

Referentiedocument

Brief van het Griekse voorzitterschap d.d. 4.11.2013

I.   BELEIDSAANBEVELINGEN

HET COMITÉ VAN DE REGIO'S,

1.

stelt vast dat grote delen van de Europese bevolking inmiddels al geconfronteerd worden met „energiearmoede” en acht het hoog tijd voor maatregelen, op korte, middellange én lange termijn, om dit probleem aan te pakken en terug te dringen, aangezien de volksgezondheid en de kwaliteit van het leven van de mensen hierdoor worden aangetast.

2.

De kloof tussen de stijging van de energieprijzen en de inkomensgroei wordt almaar groter, waardoor het probleem van de energiearmoede zich steeds verder dreigt te verbreiden in de lidstaten van de EU.

3.

Het Comité dringt daarom aan op maatregelen ter verwezenlijking van doelstellingen op zowel de korte (bijv. spoedmaatregelen voor noodsituaties) als de middellange en lange termijn, zoals bevordering van een efficiënter energiegebruik, energiebesparing, omschakeling op duurzame energiesystemen, lokale productie van hernieuwbare energie en optimalisering van verplaatsingsbehoeften.

4.

Het valt op dat in EU-discussies „energiearmoede” vaak gereduceerd wordt tot het engere begrip „verwarmingsarmoede”, maar energiearmoede is een breder concept. Ook de energie die nodig is voor communicatie, mobiliteit en hygiëne, stuk voor stuk zaken die noodzakelijk zijn voor de sociale omgang, moet namelijk betaalbaar blijven. Veel gezinnen c.q. huishoudens raken in de problemen doordat de energierekening maar blijft stijgen, terwijl het inkomen daalt. Ze hebben niet meer genoeg geld om hun huis naar behoren te verwarmen, moeten uitwijken naar energiebronnen van mindere kwaliteit, die vaak slecht zijn voor de gezondheid en het milieu, of steken zich noodgedwongen in de schulden, en zien zich daarnaast beperkt in hun verplaatsingsmogelijkheden.

5.

Energiearmoede moet in de eerste plaats worden gezien als een vorm van armoede in het algemeen en zal daarom prioritair moeten worden aangepakt via nationaal en EU-beleid op het gebied van werkgelegenheid, sociale zaken, concurrentievermogen, regionale ontwikkeling en cohesie. Er moeten de nodige maatregelen worden genomen in coördinatie met het EU-niveau. Omdat de EU en de lidstaten een gedeelde bevoegdheid hebben voor energie en omdat de EU ook maatregelen neemt op andere gebieden (zoals de interne markt en klimaatverandering) die van invloed zijn op de energieprijzen en de toegang tot energie, valt er veel wat voor te zeggen om energiearmoede afzonderlijk te benaderen in het kader van het energiebeleid.

Om betaalbare energie te garanderen, zal de EU er in de eerste plaats voor moeten zorgen dat er een toereikend aanbod op de energiemarkt is, dat de vorming c.q. het misbruik van monopolieposities wordt tegengegaan en dat de instrumenten ter bevordering van de energietransitie kosteneffectief zijn. Het Comité benadrukt dat een efficiënt energie- en milieubeleid wel degelijk verenigbaar is met een daadkrachtig industriebeleid en een Europees bedrijfsleven dat internationaal kan concurreren.

6.

Een op Europees niveau uitgewerkte definitie van „energiearmoede” is dan ook nodig om het probleem politiek op de kaart te krijgen en om maatregelen ter bestrijding hiervan de nodige rechtszekerheid te verlenen. Gezien de verschillen tussen de lidstaten en de regio's moet de definitie flexibel zijn, zodat de uiteenlopende energiestelsels, inkomensniveaus en sociale structuren in de verschillende delen van de EU hieronder komen te vallen.

7.

Om de discussie aan te zwengelen stelt het Comité de invoering van een kwantitatieve definitie van „energiearmoede” voor, bijv. op basis van een voor de hele EU geldend maximumpercentage voor het aandeel van het inkomen van huishoudens dat besteed wordt aan energie. Andere criteria die in zo'n definitie kunnen worden opgenomen, zijn bijv. een „recht op toegang tot passende energiediensten” of een ondergrens voor „fatsoenlijke huisvesting”.

8.

Ondanks druk van het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en andere belanghebbenden kent de Commissie het probleem van energiearmoede tot dusverre niet het politieke belang toe dat het toekomt.

9.

Een laag inkomen en geringe sociale bescherming (m.n. in de nieuwe lidstaten) enerzijds en de gevolgen van strenge bezuinigingsmaatregelen (o.a. in de Zuid-Europese lidstaten) anderzijds vormen een directe risicofactor. Het feit dat de energieprijzen gemiddeld sterker stijgen dan de inkomens, waardoor steeds meer mensen getroffen worden door energiearmoede, vormt daarnaast een indirecte risicofactor.

10.

Het Comité roept de EU op dringend maatregelen te nemen om de meest kwetsbare regionale economieën, hoofdzakelijk in de convergentieregio's, te ondersteunen bij het bestrijden van de problemen die voortvloeien uit de sterk stijgende energieprijzen, gepaard aan een slechts gering stijgende, stagnerende of zelfs dalende inkomensgroei voor grote delen van de bevolking.

11.

In dit verband dringt het Comité aan op de voltooiing van de interne energiemarkt, die een veilige en duurzame energievoorziening ten doel heeft met zo laag mogelijke prijzen; er moet meer geïnvesteerd worden in distributienetten, transmissie-infrastructuur, verbindingsleidingen en de ontwikkeling van slimme netwerken.

12.

Hernieuwbare energiebronnen dienen naar de mening van het Comité zo kostenefficiënt mogelijk ontwikkeld en in de handel te worden gebracht. Energiemaatschappijen moeten in het geval van quota voor hernieuwbare energie zelf kunnen beslissen hoe zij investeren in windenergie, zonne-energie, biomassa of andere hulpbronnen. Met andere woorden, de gemeentelijke nutsmaatschappijen moeten zelf bepalen hoe zij op de voor hen voordeligste manier schone energie kunnen aanbieden. Ook de oprichting van bijv. coöperaties of gelijkaardige organisatievormen voor de productie van hernieuwbare energie of een efficiënter energiegebruik is een goede manier om meer vanuit het oogpunt van de behoeften van de verbruiker te werken.

13.

Daarnaast dient de structuursteun van de EU voor projecten op energiegebied in het vervolg sterker gericht te zijn op vermindering van het verbruik van fossiele en nucleaire brandstoffen en op bestrijding van energiearmoede. Bij het ontwikkelen van de desbetreffende programma's zal de Commissie hier rekening mee moeten houden.

14.

Om de energierekeningen omlaag te brengen dringt het Comité aan op een beleid ter bevordering van een efficiënter energiegebruik en een sterker op lokale energiebronnen gebaseerde energievoorziening.

15.

Bij de planning van de verdeling van de middelen uit de structuurfondsen dient niet alleen rekening te worden gehouden met huishoudens maar ook met de meest kwetsbare consumentensectoren.

Uitdagingen op het gebied van het klimaat- en het sociale beleid samen aanpakken in plaats van fossiele brandstoffen te blijven subsidiëren

16.

De gevolgen van de klimaatverandering ten spijt is betaalbare energie overal ter wereld inmiddels een belangrijk aandachtspunt. In eerste instantie lijken financiële steunmaatregelen ter ontwikkeling van hernieuwbare energie en de vraag naar betaalbare energie haaks op elkaar te staan.

17.

Het Comité wijst er echter op dat de maatschappelijke en ecologische (vervolg)kosten van fossiele brandstoffen en kernenergie vele malen hoger liggen dan voor alle overige energiebronnen. Deze kosten komen alleen nauwelijks tot uitdrukking op de markten en in de prijsvorming.

18.

Daarnaast hebben beleidsmakers in de EU en de lidstaten nog te weinig oog voor de talrijke voordelen van slimme distributiesystemen, waarin meerdere hernieuwbare energiebronnen gecombineerd worden, voor vraaggestuurd beheer van hernieuwbare energie en voor investeringen in efficiënt energiegebruik.

19.

Er is geen enkele reden om degenen die in een situatie van energiearmoede geraken, en andere energieverbruikers tegenover elkaar te plaatsen. Hernieuwbare energiebronnen en bestrijding van energiearmoede sluiten elkaar niet per se uit, maar vullen elkaar juist aan.

20.

Het Comité neemt kennis van wat de Commissie schrijft over factoren die energieprijzen in de EU beïnvloeden. Het probleem van de betaalbaarheid van energie is aan een aantal factoren te wijten. Vast staat echter dat door te investeren in efficiënt energiegebruik en hernieuwbare energiebronnen op lokaal en regionaal niveau werkgelegenheid kan worden gecreëerd en, in ieder geval op middellange termijn, de energiearmoede kan worden verminderd.

Omvang van de energiearmoede

21.

Het Comité stelt met zorg vast dat de stroomprijzen voor huishoudens en bedrijfsleven tussen 2005 en 2011 gemiddeld 29% zijn gestegen, terwijl de stroomprijzen in de V.S. en Japan in diezelfde periode maar 1% zijn gestegen. In diezelfde periode is op de internationale markten de prijs van een vat aardolie verdubbeld en tussen 2001 en 2011 verviervoudigd.

22.

Vooral in de nieuwe lidstaten en de door de crisis getroffen landen in het zuiden van Europa dreigt een steeds grotere energiearmoede. Door de steeds groter wordende kloof tussen de inkomensgroei en de stijging van de energieprijzen, de in het algemeen toenemende armoede en het aanvankelijk uitblijven van maatregelen ter bevordering van de energie-efficiëntie van het in rap tempo in verval rakende woningenbestand en dito energie-infrastructuur treft energiearmoede inmiddels brede lagen van de bevolking.

23.

In Europa kunnen tussen de 50 en 125 miljoen mensen de energiekosten niet meer opbrengen. In Bulgarije, Portugal, Litouwen, Roemenië, Cyprus, Letland en Malta kan al 30 % van de bevolking zijn huis niet meer naar behoren verwarmen door de onredelijk hoge energierekeningen. In Griekenland, Polen, Italië, Hongarije en Spanje kampt inmiddels 20% van de bevolking met hetzelfde probleem. Door de sterk stijgende energieprijzen (vergeleken met de inkomensontwikkeling) valt te vrezen dat nog meer mensen, in alle EU-lidstaten, met dit probleem in aanraking zullen komen.

24.

Het Comité is het er dan ook mee eens dat energiearmoede als een indicator voor materiële armoede kan worden beschouwd en in het kader van enquêtes over inkomen, sociale integratie en levensomstandigheden gemeten kan worden door middel van vragen als „Kunt u het zich permitteren, indien nodig, uw woning gepast te verwarmen?” en „Kunt u alle noodzakelijke verplaatsingen doen?”

25.

In Richtlijn 2009/72/EG en Richtlijn 2009/73/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit resp. aardgas is o.a. bepaald dat de lidstaten het begrip „kwetsbare afnemers” moeten definiëren. Dat is alvast een goede zaak. Om de energiearmoede zo goed mogelijk in kaart te brengen heeft ook het EESC een voor de hele EU geldende definitie van energiearmoede voorgesteld en gepleit voor harmonisering van de bestaande statistieken.

26.

Het Comité sluit zich tevens aan bij de conclusie dat nog meer huishoudens mogelijk met energiearmoede te maken zullen krijgen, en stelt voor er bij de lidstaten op aan te dringen dat zij hun verplichting om het begrip „kwetsbare afnemers” te definiëren, ook nakomen.

Participatie van de lokale en regionale overheden

27.

Eén van de taken van de lokale en regionale overheden is hun inwoners onpartijdig te adviseren omtrent de mogelijkheden om hun woningen energie-efficiënter te maken. Met deze maatregel wordt werkgelegenheid gecreëerd in de bouwsector en aanverwante sectoren doordat hun activiteiten op de energierenovatie van het bestaande woningbestand kunnen worden gericht om zo de energie-armoede te verminderen, de uitstoot van CO2 tot een minimum terug te dringen en technologische innovatie te bevorderen.

28.

Vanwege de grote geografische en sociale verschillen qua energiearmoede in de EU worden concrete maatregelen ook het best op lokaal niveau genomen.

29.

Regionale studies naar het risico van energiearmoede bieden veel meer informatie over de sociale ongelijkheden in Europa dan nationale studies. Gemeten in koopkracht (kk), waarbij de verschillen in prijsniveau zijn verrekend, betalen bijv. Bulgaren voor 100 kW stroom gemiddeld 17,07 kk terwijl Britten maar 15,37 kk betalen. Voor de crisis van 2005 was er al een kloof tussen noord en zuid en tussen oost en west in de Europese Unie, maar die kloof is sindsdien groter geworden.

30.

Het bevorderen van energie-efficiënte huizen is dus cruciaal zowel in de strijd tegen armoede in het algemeen als in de strijd om de gevolgen van de klimaatverandering in te dammen. Bovendien zijn huishoudens met een energie-efficiënte woning beter gewapend tegen een stijging van de energieprijzen.

31.

Het is zaak dat er op lokaal en regionaal niveau met adequate steun van de Europese instellingen voorlichtingscampagnes worden georganiseerd, bedoeld om de burgers aan te moedigen, energiezuinige gewoontes aan te leren.

32.

De energiekosten van verplaatsingen en de impact daarvan voor huishoudens spelen eveneens een rol bij energiearmoede. Nodig is een langetermijnbeleid voor ruimtelijke ordening gericht op het verminderen van de verplaatsingsbehoefte en, waar mogelijk, op het aanbieden van minder energie verbruikende alternatieven.

Meer aandacht voor de consument bij de tenuitvoerlegging van het energiebeleid

33.

De EU zou zich ervoor moeten inzetten dat marktinitiatieven die zouden kunnen leiden tot misbruik van de positie van kwetsbare energieconsumenten, in ieder geval worden geflankeerd door lokale, regionale en nationale sociale beleidsmaatregelen, bedoeld om de belastingen, heffingen en tarieven zo laag mogelijk te houden voor alle partijen in de waardeketen, van energieproducent tot eindverbruiker.

34.

Ook mogen de consument geen onredelijke prijzen worden aangerekend, bijv. door hogere heffingen op hernieuwbare energie door te berekenen, te meer daar er vaak helemaal geen hernieuwbare energie aan het net wordt geleverd. Al net zo min is het de bedoeling dat de consument opdraait voor de door de energie-intensieve sectoren gederfde winst als gevolg van o.a. het feit dat ze ter bescherming van het net hun productie moeten minderen.

De eis om kwetsbare verbruikers niet af te sluiten van de energievoorziening dient vergezeld te gaan van de volgende maatregelen:

35.

Het Comité stelt voor om programma's ter bevordering van de energie-efficiëntie van gebouwen voor kwetsbare verbruikers te implementeren en zo de energierekening duurzaam te verlagen (bijv. door invoering van een financieringsplan voor de modernisering van de verwarmingstechnologie in stadsverwarmingsnetten en van al die elementen die warmte produceren of welke soort energie dan ook in warmte omzetten, of door betere isolering van gebouwen). Tegelijkertijd moeten er programma's worden opgezet voor de bevordering van installaties voor de productie van energie die hoofdzakelijk bestemd is voor eigen gebruik (warm water door zonnewarmtepanelen, elektrische stroom door kleine fotovoltaïsche zonnepanelen). Hiermee zou niet alleen de vraag naar energie omlaag worden gebracht maar ook de productie van hernieuwbare energie worden bevorderd, waardoor de afhankelijkheid van — veelal geïmporteerde — fossiele brandstoffen zou afnemen.

36.

Het Comité moedigt ook aan om zo snel mogelijk programma's voor energievoorlichting en ondersteuning van relatief goedkope maar daarom niet minder doeltreffende maatregelen ter bevordering van een efficiënter energiegebruik (bijv. verandering van gedragspatronen, gebruik van energiezuinige apparaten, afdichten van ramen en deuren) ten uitvoer te leggen en te voorzien in speciale begeleiding voor huishoudens die door energiearmoede getroffen worden.

37.

Hernieuwbare energie uit (individuele, collectieve of regionale) installaties voor de productie van energie voor eigen gebruik zou gemakkelijker toegankelijk en goedkoper moeten zijn dan geïmporteerde energie. Er moet een algemeen rechtskader worden uitgewerkt om de lokale exploitatie van energieproductieprojecten die op initiatief van de inwoners van een regio zijn opgezet, mogelijk te maken, zodat de gehele bevolking ervan kan profiteren.

38.

Huishoudens die geconfronteerd worden met energiearmoede (waarvan meer dan 10 % van het inkomen opgaat aan stroom en verwarming) zouden sociale steun moeten krijgen. Dergelijke sociale steunmaatregelen dienen te worden gecombineerd met subsidies voor de bevordering van een efficiënter energiegebruik.

39.

Daarnaast moeten bijkomende ondersteunende maatregelen worden genomen, zoals de invoering van „basisbehoeftetarieven” zodat armere verbruikers die slechts weinig consumeren ten minste voor de basisenergiebehoefte niet financieel worden benadeeld.

40.

Het Comité pleit tevens voor een plafonnering van de prijsverhogingen voor energie om energiearmoede te bestrijden en de prijzen voor thermische energie onder het niveau van energie uit fossiele brandstoffen te houden en vaart te zetten achter de omschakeling van verwarming op basis van gas, olie en kolen naar warmtekrachtkoppeling, lokale biomassaverbrandingsinstallaties of uiterst efficiënte warmtepompen, die worden aangedreven door regionale hernieuwbare energie.

41.

De lidstaten dienen maatregelen te nemen om, net als bij de belasting op arbeid, de lagere inkomensklassen vrij te stellen van energiebelasting of slechts laag aan te slaan.

Brussel, 2 april 2014

De voorzitter van het Comité van de Regio’s

Ramón Luis VALCÁRCEL SISO


Top