EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52013AE5084

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het Copernicus-programma en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 911/2010 (COM(2013) 312 final — 2013/0164 (COD))

OJ C 67, 6.3.2014, p. 88–91 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

6.3.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 67/88


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het Copernicus-programma en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 911/2010

(COM(2013) 312 final — 2013/0164 (COD))

2014/C 67/17

Rapporteur: de heer IOZIA

Het Europees Parlement en de Raad hebben resp. op 1 juli en op 6 september 2013 besloten om, overeenkomstig art. 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), het Europees Economisch en Sociaal Comité te raadplegen over het

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het Copernicus-programma en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 911/2010

COM(2013) 312 final — 2013/0164 (COD).

De afdeling Interne Markt, Productie en Consumptie, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 2 oktober goedgekeurd.

Het EESC heeft tijdens zijn op 16 en 17 oktober 2013 gehouden 493e zitting (vergadering van 16 oktober) onderstaand advies uitgebracht, dat met 144 stemmen vóór en 1 stem tegen, bij 3 onthoudingen, werd goedgekeurd.

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1

Het EESC is ingenomen met het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het Copernicus-programma en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 911/2010, hoewel het voorstel een jaar vertraging heeft opgelopen ten opzichte van de in 2011 gemaakte planning.

1.2

Het EESC is vooral verheugd dat het pleit van de Commissie voor opname van het nu tot Copernicus herdoopte GMES-programma in het meerjarig financieel kader is aanvaard door de lidstaten en het EP. Zo kan het programma echt uitgevoerd worden, hoewel er op de aanvankelijke middelen 2 miljard euro bezuinigd wordt. Deze bezuiniging kan het hele programma op losse schroeven zetten. De Commissie heeft getoond dat ze flexibel is door haar eigen mening zo ingrijpend te wijzigen.

1.3

Het EESC bevestigt opnieuw zijn ruime en overtuigde steun voor de ruimtevaartprogramma's van de EU. Galileo en Copernicus zijn toonaangevende programma's van het project Horizon-2020 en kenmerkend voor de innovatiecapaciteit en de technologische ontwikkeling. Dankzij hen blijft de Europese ruimtevaartindustrie de internationale concurrenten voor en wordt bijgedragen aan een gunstig klimaat voor het scheppen van hoogwaardige arbeid, gerelateerd aan kennis en onderzoek.

1.4

Nu de eerste satelliet van de constellatie Sentinel over enkele maanden gelanceerd zal worden, verzoekt het EESC de Commissie om het beheer van het Copernicus-programma duidelijk te omschrijven, omdat het momenteel weinig begrijpelijk lijkt. Volgens het EESC dienen de twee belangrijkste spelers van het Europees ruimtevaartbeleid, het ESA en Eumetsat, duidelijk betrokken te worden bij het beheer van ruimtevaart- en meteorologische programma's en bij het integrale beheer van het programma. Dit komt niet duidelijk naar voren uit de overwegingen van de Commissie. De formulering in artikel 12, lid 4 en 5, van het verordeningsvoorstel moet veranderen van modaal (kan…toevertrouwen) naar stellend (vertrouwt…toe).

1.5

Het EESC is onthutst, zoals bij tal van eerdere gelegenheden, over het gebruik van gedelegeerde handelingen die niet letterlijk stroken met de bepalingen van het VWEU inzake de mogelijkheid om bevoegdheden voor een beperkte periode en voor niet-essentiële activiteiten te delegeren. Dergelijke gedelegeerde handelingen moeten uitvoerig gemotiveerd worden om een duidelijk referentiekader voor alle belanghebbenden te bieden.

1.6

Het verdient aanbeveling om de aanbestedingsregels te detailleren die de voorwaarden beschrijven voor deelname van ondernemingen aan activiteiten van het Copernicus-programma. Die regels moeten terdege rekening houden met de eisen van kleine en middelgrote ondernemingen, op grond van de toezeggingen die zijn gedaan in de Small Business Act (SBA), en de vooruitzichten voor de ontwikkeling van de interne markt in de Single Market Act (SMA). Voor particuliere investeringen is een duidelijk en stabiel wettelijk kader van het grootste belang.

1.7

Het EESC onderschrijft het economisch potentieel dat het Copernicus-programma kan bieden, alsook de samenhang met de doelstellingen van Europa-2020, en hoopt op een snelle goedkeuring van deze verordening om in januari 2014 met de in het meerjarig financieel kader geplande activiteiten te kunnen beginnen. Het hoopt op een forse uitbreiding van de downstreamingactiviteiten van het Copernicus-programma, dat duidelijke doelstellingen heeft, maar nog onduidelijk is wat de instrumenten betreft die in de verordening opgenomen moeten worden, en waarbij de Commissie specifieke taken krijgt toegewezen.

1.8

Om zoveel mogelijk ondernemingen bij de zaak te betrekken is het zaak een platform aan te bieden dat daadwerkelijk tot investeringen, banen en ontwikkeling leidt. Daartoe moeten de ter beschikking gestelde gegevens vrij toegankelijk en gratis zijn voor alle Europese exploitanten. Volgens het EESC moeten er onderhandelingen worden gestart met derde landen over een regeling van strikte wederkerigheid met de industrieën in die landen die over gegevens beschikken. Zolang die overeenkomsten er niet zijn, stelt het EESC voor de ondernemingen in die landen een regeling met licenties voor, die de toegang tot de gegevens van het Copernicus-programma tot een minimum beperkt. De regeling met vrije toegang zou gegarandeerd moeten worden voor ontwikkelingslanden en daar waar sprake is van noodsituaties.

1.9

Gezien de aanzienlijke financiële verplichtingen en de gevoelige gegevens zou de EU eigenaar van het systeem moeten worden. Er is in het verordeningsvoorstel geen sprake van voorwaarden, kosten of taken ten aanzien van het beheer van de eigendom, noch omtrent de overdracht daarvan. Hopelijk verschaft de Commissie op dit punt meer duidelijkheid.

1.10

Het EESC raadt alle Europese instellingen aan, en met name het Europees Parlement, dat nog maar weinig zittingen voor de boeg heeft voordat het voor de komende verkiezingen ontbonden wordt, om de verordening snel goed te keuren, de voorgestelde verbeteringen over te nemen, zodat het Copernicus-programma kan worden voortgezet. Als goedkeuring niet bijtijds plaatsvindt, is de kans dat het programma financiering kwijtraakt, reëel en concreet.

2.   Inleiding

2.1

Deze verordening biedt het passende wettelijk kader voor de governance en financiering van het Europees programma voor aardobservatie GMES (wereldwijde monitoring voor milieu en veiligheid) in de nieuwe operationele fase, vanaf 2014. Hiertoe wordt Verordening (EU) nr. 911/2010 tot vaststelling van het programma en dat loopt tot eind 2013, ingetrokken.

2.2

Bij deze verordening wordt het GMES-programma ook officieel herdoopt tot Copernicus-programma.

2.3

Met name gezien artikel 189 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie betreft het voorstel voor een nieuwe verordening van het Europees Parlement en de Raad het volgende:

1)

wijziging van de naam in Copernicus;

2)

beheer van GMES in de operationele fase, waarbij de Commissie activiteiten aan bepaalde exploitanten kan delegeren;

3)

financiering gedurende de periode 2014-2020.

2.4

De Mededeling vermeldt: "Copernicus is opgezet rond zes diensten: monitoring van het mariene milieu, de atmosfeer, het land en de klimaatverandering alsook ondersteuning van rampenbeheer en veiligheidsdiensten. Copernicus maakt gebruik van gegevens van satellieten en in-situsensoren zoals boeien, ballonnen of luchtsensoren, om actuele en betrouwbare informatie en prognoses te verstrekken met toegevoegde waarde voor bijvoorbeeld landbouw en visserij, bodemgebruik en stadsplanning, bestrijding van bosbranden, rampenbestrijding, zeevervoer of bewaking van luchtverontreiniging. Copernicus draagt ook bij tot economische stabiliteit en groei door het stimuleren van commerciële toepassingen (de zogenaamde downstreamdiensten) in een groot aantal verschillende sectoren via volledige en open toegang tot zijn observatiegegevens en informatieproducten. Het is een van de programma's die moeten worden uitgevoerd in het kader van de Europa 2020-strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei, en het werd ook opgenomen in het industriebeleidsinitiatief van Europa 2020, gezien de voordelen ervan voor het beleid van de EU op tal van gebieden."

2.5

De ruimte-infrastructuur werd tot nu toe gefinancierd voor een bedrag van circa 3,2 miljard euro, merendeels via het ESA (ruim 60 %), en met EU-middelen (circa 30 %), via het Zevende kaderprogramma (KP7).

2.6

De financiering van de operationele fase, die zowel de exploitatie van de gegevens als de vervanging van de ruimte-infrastructuur betreft, kunnen de afzonderlijke lidstaten niet opbrengen. De EU neemt bij deze verordening dus de verantwoordelijkheid voor de operationele fase van Copernicus/GMES op zich, en de financieringslast van 3 786 miljoen euro (prijzen 2011).

2.7

In haar mededeling "Een begroting voor Europa 2020" (COM(2011) 500 final van 29 juni 2011) stelde de Commissie voor de financiering van GMES van het meerjarig financieel kader (MFK) voor 2014-2020 uit te sluiten.

2.8

Het EESC was niet te spreken over het voorstel van de Commissie om de financieringen die voor de ontwikkeling en voltooiing van het GMES-programma nodig zijn, aan een extern ad-hocfonds over te laten (1).

2.9

Dat eerste voorstel voor externe financiering werd door het Parlement verworpen in zijn resolutie P7_TA(2012)0062 van 16 februari 2012. Volgens de conclusies van de Europese Raad van 7-8 februari 2013 over het MFK moet het programma worden gefinancierd uit subrubriek 1a van het financieel kader, waarbij voor maximaal 3 786 miljoen EUR (prijzen van 2011) aan vastleggingen in de MFK-verordening mag worden voorzien.

2.10

Ook de nationale agentschappen voor ruimtevaart zijn uitgerust met eigen aardobservatiesystemen. De Commissie merkt in haar mededeling op dat zij echter geen overeenstemming hebben kunnen bereiken over gezamenlijke financiering van duurzame operationele milieumonitoringprogramma's. Gezien de toenemende politieke druk op de overheid om op basis van feiten beslissingen op het gebied van milieu, veiligheid en klimaatverandering te nemen alsmede de noodzaak om internationale overeenkomsten te eerbiedigen, wordt het dringend noodzakelijk dergelijke monitoring voort te zetten.

3.   Algemene opmerkingen

3.1

De ruimtevaartinfrastructuur van Copernicus/GMES is sinds 2005 tot heden ontwikkeld door het ESA, met een autonome financiering van bijna 2 miljard euro, met EU-middelen op het themagebied "Ruimte" van het Zevende kaderprogramma en met middelen voor de startfase voor nog eens bijna 1 miljard euro, voor een totaal van 3,2 miljard euro, met een uitgavenplanning tot eind 2013.

3.2

Overweging (17) vermeldt dat gezien de omvang van het programma de uitvoering ervan moet worden gedelegeerd aan instanties met de passende technische en beroepsbekwaamheid, waarvan er enkele in overweging (18) worden genoemd. Voor het welslagen van de operationele fase moet dus in de beheersovereenkomsten die van deze verordening afhangen, rekening worden gehouden met de daadwerkelijke capaciteit van de satellietsector in Europa en met de exploitatie van de gegevens ervan. Overweging (18) verzuimt de twee hoofdrolspelers met project-, operationele en beheerscapaciteit voor satellieten in Europa te vermelden, te weten het ESA en Eumetsat.

4.   Specifieke opmerkingen

4.1

Op ruimtevaartgebied hebben de Europese landen zich verenigd in twee grote organisaties: het ESA en Eumetsat. Het ESA, met een budget van ruim 4 miljard euro per jaar en 2 250 personeelsleden (2011), heeft een reeks belangrijke milieusatellieten ontwikkeld en beheerd (ERS, Envisat, Cryosat, SMOS, GOCE, SWARM) en heeft de Europese meteorologische satellieten Meteosat, Meteosat Second Generation en Met-OP ontwikkeld. Het ESA archiveert en verspreidt ook gegevens van een lange reeks missies van andere partners (third party missions). Eumetsat, de Europese organisatie voor de exploitatie van meteorologische satellieten, met een jaarlijks budget van circa 300 miljoen euro en 280 personeelsleden (2011), houdt zich specifiek met de bewerking en verspreiding van meteorologische gegevens bezig.

4.2

Naast deze twee grote organisaties zijn er andere agentschappen van de EU die betrokken zijn bij het Europese ruimtevaartbeleid, zoals blijkt uit de tabel (2).

Agentschap

Belangrijkste activiteiten

Budget en personeelsbestand (2007)

Europees GNSS-Agentschap (GSA)

Beheer van de Europese programma's voor navigatie per satelliet (bijv. Galileo)

5,4 miljoen (2009) – 50 personen

Satellietcentrum van de EU (EUSC)

Ondersteuning van de EU bij de analyse van satellietbeelden

16 miljoen (2011) – 100 personen

Europees Milieuagentschap (EMA)

Integratie van milieuvraagstukken in het economisch beleid

41 miljoen (2012) – 220 personen

Europees Agentschap voor maritieme veiligheid (EMSA)

Technische en wetenschappelijke bijstand bij de uitwerking van EU-wetgeving inzake veiligheid en verontreiniging op zee

54 miljoen (2010) – 200 personen

FRONTEX

Operationele coördinatie van de lidstaten voor veiligheid aan de grenzen

22 miljoen (+13 reserve) – 170 personen

Europees Defensieagentschap (EDA)

Samenwerking inzake defensiecapaciteit en bewapening

31 miljoen (2010) – 100 personen

Europese Onderzoeksraad (ERC)

Onderdeel van KP7 Ondersteuning van wetenschappelijk onderzoek en uitmuntendheid in Europa

32 miljoen (2009) – 220 personen

Uitvoerend Agentschap Onderzoek (REA)

Beoordeling en beheer van tal van KP7-programma's

31 miljoen (2009) – 349 personen

4.3

Bovenvermelde cijfers vatten de operationele capaciteit op satellietgebied samen van de agentschappen van de EU, het ESA en Eumetsat. Gelet op de eisen van het programma moet de Commissie rekening houden met alle beschikbare midden en vakbekwaamheid.

4.4

In overweging 18 worden het ESA en Eumetsat niet uitdrukkelijk vermeld als instanties die het Copernicus-programma zullen uitvoeren. Het is geboden ze daarin op te nemen, gezien het volgende artikel 11.

4.5

De formulering in artikel 12, lid 4 en 5, van het verordeningsvoorstel moet veranderen van modaal (kan…toevertrouwen) naar stellend (vertrouwt…toe).

4.6

De Commissie vermeldt in artikel 2, lid 1, sub b, en in lid 4, sub b, dat economische groei en werkgelegenheid tot de belangrijkste doelstellingen van het Copernicus-programma behoren.

4.7

Het EESC onderschrijft dit, maar verzoekt om specifieke en passende initiatieven om een en ander te bewerkstelligen. Het wil met name concrete maatregelen voor downstreaming, die een meerwaarde aan de productieve activiteiten toevoegen. Acties voor verspreiding en bevordering van de ontwikkeling van mogelijke toepassingen van de door het systeem geleverde gegevens, verspreiding van kennis over de mogelijkheden van Copernicus zijn essentieel en moeten in de verordening worden opgenomen, met een uitdrukkelijke verwijzing naar de uit te voeren activiteiten om de doelstellingen te verwezenlijken.

Brussel, 16 oktober 2013

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Henri MALOSSE


(1)  PB C 299 van 14.10.2012, blz. 72.

(2)  Bron: PACT-European Affairs.


Top