EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62011CA0577

Zaak C-577/11: Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 7 maart 2013 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Hof van Beroep te Brussel — België) — DKV Belgium/Belgische vereniging voor consumentenbescherming Test-Aankoop VZW (Vrijheid van dienstverrichting — Vrijheid van vestiging — Richtlijnen 73/239/EEG en 92/49/EEG — Direct verzekeringsbedrijf, met uitzondering van levensverzekeringsbranche — Tariefvrijheid — Andere dan beroepsgebonden ziektekostenverzekeringsovereenkomsten — Beperkingen — Dwingende redenen van algemeen belang)

OJ C 123, 27.4.2013, p. 5–6 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

27.4.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 123/5


Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 7 maart 2013 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Hof van Beroep te Brussel — België) — DKV Belgium/Belgische vereniging voor consumentenbescherming Test-Aankoop VZW

(Zaak C-577/11) (1)

(Vrijheid van dienstverrichting - Vrijheid van vestiging - Richtlijnen 73/239/EEG en 92/49/EEG - Direct verzekeringsbedrijf, met uitzondering van levensverzekeringsbranche - Tariefvrijheid - Andere dan beroepsgebonden ziektekostenverzekeringsovereenkomsten - Beperkingen - Dwingende redenen van algemeen belang)

2013/C 123/07

Procestaal: Frans

Verwijzende rechter

Hof van Beroep te Brussel

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: DKV Belgium NV

Verwerende partij: Belgische vereniging voor consumentenbescherming Test-Aankoop VZW

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing — Hof van Beroep te Brussel — Uitlegging van de artikelen 49 VWEU en 56 VWEU, de artikelen 29, tweede alinea, en 39, lid 3, van richtlijn 92/49/EEG van de Raad van 18 juni 1992 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche, en houdende wijziging van de richtlijnen 73/239/EEG en 88/357/EEG (derde richtlijn schadeverzekering) (PB L 228, blz. 1) en artikel 8, lid 3, van richtlijn 73/239/EEG van de Raad van 24 juli 1973 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toegang tot het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche, en de uitoefening daarvan (PB L 228, blz. 3) — Nationale regeling die in het kader van andere dan beroepsgebonden ziekteverzekeringsovereenkomsten enkel een jaarlijkse aanpassing van de premie, de vrijstelling en de prestatie toestaat en zullen alleen op grond van specifieke criteria — Stelsel van voorafgaande goedkeuring van de tarieven — Beperking van de beginselen van de vrijheid van vestiging en van vrijheid van dienstverrichting — Dwingende redenen van algemeen belang

Dictum

De artikelen 29 en 39, leden 2 en 3, van richtlijn 92/49/EEG van de Raad van 18 juni 1992 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche, en houdende wijziging van de richtlijnen 73/239/EEG en 88/357/EEG (derde richtlijn schadeverzekering) en artikel 8, lid 3, van de Eerste richtlijn (73/239/EEG) van de Raad van 24 juli 1973 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toegang tot het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche, en de uitoefening daarvan, zoals gewijzigd bij richtlijn 92/49, moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich niet verzetten tegen een regeling van een lidstaat die, in het kader van andere dan beroepsgebonden ziektekostenverzekeringsovereenkomsten, bepalingen vaststelt krachtens welke de premie, de vrijstelling en de prestatie op de jaarlijkse premievervaldag enkel mogen worden aangepast:

op grond van het indexcijfer der consumptieprijzen;

op grond van een zogeheten „medisch” indexcijfer, indien en voor zover de evolutie van dat indexcijfer het indexcijfer der consumptieprijzen overstijgt;

na toestemming van een overheidsinstantie die toeziet op de activiteiten van de verzekeringsondernemingen en die door de betrokken verzekeringsonderneming daarom wordt verzocht, indien deze instantie vaststelt dat de toepassing van het tarief van deze onderneming, ondanks de op grond van die twee soorten indexcijfers berekende tariefaanpassingen, verlieslatend is of dreigt te worden.

De artikelen 49 VWEU en 56 VWEU moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich niet verzetten tegen een dergelijke regeling, voor zover er geen minder ingrijpende maatregel bestaat waarmee onder dezelfde voorwaarden het doel van bescherming van de consument tegen aanzienlijke en onverwachte verhogingen van de verzekeringspremies kan worden verwezenlijkt. Het staat aan de verwijzende rechter om dit na te gaan.


(1)  PB C 32 van 4.2.2012.


Top