EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52012AE0372

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende het collectieve beheer van auteursrechten en naburige rechten en de multiterritoriale licentieverlening van rechten inzake muziekwerken voor onlinegebruik op de interne markt (COM(2012) 372 final — 2012/0180 (COD))

OJ C 44, 15.2.2013, p. 104–108 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

15.2.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 44/104


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende het collectieve beheer van auteursrechten en naburige rechten en de multiterritoriale licentieverlening van rechten inzake muziekwerken voor onlinegebruik op de interne markt

(COM(2012) 372 final — 2012/0180 (COD))

2013/C 44/18

Rapporteur: Jacques LEMERCIER

De Raad en het Europees Parlement hebben resp. op 10 september en 11 september 2012 besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig de artikelen 50 en 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie te raadplegen over het

Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende het collectieve beheer van auteursrechten en naburige rechten en de multiterritoriale licentieverlening van rechten inzake muziekwerken voor onlinegebruik op de interne markt

COM(2012) 372 final — 2012/0180 (COD).

De afdeling Interne Markt, Productie en Consumptie, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 4 december 2012 goedgekeurd.

Het Comité heeft tijdens zijn op 12 en 13 december 2012 gehouden 485e zitting (vergadering van 12 december) het volgende advies uitgebracht, dat met 116 stemmen vóór, bij 1 onthouding, is goedgekeurd.

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1

Het EESC steunt het Commissievoorstel voor een richtlijn inzake het beheer van digitale rechten door rechtenbeheerders en de verlening, binnen de eengemaakte markt, van multiterritoriale licenties (MTL's) voor muziek.

1.2

Het toepassingsgebied is inderdaad goed gekozen, gelet op de belangrijke plaats die muziek inneemt op onlinemarkten waar culturele inhoud wordt verhandeld. Dankzij de voorgestelde richtlijn zal het ook mogelijk zijn om kennis op te doen inzake het grensoverschrijdende beheer van rechten, zodat er een model – of minstens een inspiratiebron – voorhanden is voor de onlineverkoop van alle soorten multimedia-inhoud en van boeken.

1.3

Het EESC heeft kennis genomen van de desbetreffende effectbeoordeling (1) en de reacties van de betrokken beroepssectoren en consumenten. Het kan zich vinden in het standpunt dat er een uniform wettelijk kader voor rechtenbeheerders nodig is en dat er een soort Europees Licentiepaspoort voor onlinemuziek zou moeten worden ingevoerd.

1.4

Er is een overgangsperiode nodig om rechtenbeheerders te ondersteunen bij de aanpassing aan deze vorm van grensoverschrijdende distributie. Het EESC is zich er immers van bewust dat dit technische en materiële problemen met zich meebrengt.

1.5

Het EESC is het eens met de voorgestelde rechtsgrondslag (art. 50 tot 54 VWEU), die betrekking heeft op de vrijheid van vestiging en de vrije verstrekking van diensten binnen de interne markt. Wat de toepassing van de Dienstenrichtlijn betreft, zou moeten worden bedacht dat rechtenbeheerders instellingen zonder winstoogmerk zijn die door hun kenmerken verschillen van bedrijven.

1.6

Kunstenaars bevinden zich vaak in een erg onzekere situatie, aangezien hun succes van het toeval afhangt en ze geen regelmatig inkomen hebben. Rechtenbeheerders kunnen kunstenaars helpen culturele activiteiten te ontplooien door de meest kwetsbare repertoires en beginnende kunstenaars te ondersteunen. Rechtenbeheerders, die van het solidariteitsbeginsel uitgaan, ondersteunen auteurs in moeilijkheden en helpen opkomend talent te promoten. Rechtenbeheerders dragen echt in aanzienlijke mate bij tot de bloei van het Europese culturele leven en de ontwikkeling van de culturele economie.

2.   Het Commissievoorstel

2.1

Volgens de Commissie houdt het acquis communautaire m.b.t. auteursrechten niet meer in dan een definitie van auteursrechten en naburige rechten, alsook bepalingen inzake de beperkingen en uitzonderingen op dit vlak.

2.2

Het collectieve beheer van rechten komt maar heel beperkt ter sprake in de „Auteursrechtrichtlijn” en de hiermee verband houdende handelingen (2): nergens wordt een kader voor het functioneren van rechtenbeheerders vastgesteld. De dwingende normen die momenteel ontwikkeld zijn en worden inzake het beleid en de transparantie van de rechtenbeheerders vinden hun oorsprong in de rechtspraak van het Hof van Justitie en de besluiten van de Commissie.

2.3

In de praktijk verschilt het recht echter van een lidstaat tot lidstaat en lopen de regels inzake rechtenbeheerders ook uiteen. Het zijn evenwel vooral de modaliteiten en methoden voor het toezicht op het gebruik van geïnde gelden en de verdeling ervan aan de rechthebbenden die in de praktijk erg verschillen en vaak ondoorzichtig zijn. In sommige landen zijn zelfs praktijken vastgesteld die het misbruik van gemeenschapsgelden benaderen.

2.4

Het voorstel heeft tot doel „een passend wettelijk kader voor het collectieve beheer van rechten die namens de rechthebbenden worden beheerd door rechtenbeheerders tot stand te brengen:

door regels vast te stellen die beter bestuur en grotere transparantie van alle rechtenbeheerders waarborgen, en;

door de multiterritoriale licentieverlening voor auteursrechten inzake muziekwerken door de rechtenbeheerders die de auteurs van die werken vertegenwoordigen, te bevorderen en te vereenvoudigen.”

2.5

Enkel via een aangepast juridisch instrument op Europees niveau (i.c. een richtlijn) kunnen de vooropgestelde doelstellingen worden bereikt, met inachtneming van het subsidiariteits- en proportionaliteitsbeginsel.

2.6

Het EESC schaart zich achter de doelstellingen van het voorstel en de overige juridische bepalingen om ze te bereiken. Het kan zich ook vinden in de gekozen rechtsgrondslag voor de richtlijn (art. 50 en 51 tot 54 VWEU) en in het feit dat het voorstel geen gevolgen heeft voor de EU-begroting.

3.   Algemene opmerkingen

3.1

Het EESC heeft zich reeds uitgesproken (3) over de bindende basisnormen die moeten worden vastgelegd op het vlak van rechtenbeheer en het functioneren van rechtenbeheerders. Bedoeling is te komen tot een billijke verdeling van geïnde gelden aan auteurs en andere rechthebbenden, evenals tot een transparante werking van het rechtenbeheer: hierop dient toezicht te worden uitgeoefend door de leden van de rechtenbeheerders en door een onafhankelijk administratief of gerechtelijk orgaan dat rekeningen verifieert en een periodiek verslag publiceert over de activiteiten van elke rechtenbeheerder, zoals reeds in verschillende lidstaten het geval is.

3.2

Het richtlijnvoorstel moet in dezelfde lijn liggen als de Auteursrechtrichtlijn, waarin wordt gesteld dat bij „een harmonisatie van het auteursrecht en de naburige rechten […] steeds van een hoog beschermingsniveau [moet] worden uitgegaan”. De bescherming van de betrokken rechten draagt immers bij tot de instandhouding en ontwikkeling van de creativiteit, wat in het belang is van auteurs, uitvoerend kunstenaars, producenten, bedrijven en het publiek in het algemeen.

3.3

De keuze om een wetgevingsvoorstel m.b.t. de muziekmarkt in te dienen is te verklaren door de relatief belangrijke plaats van muziek binnen het cultuuraanbod op de Europese markt, net als door technische redenen (in het muziekaanbod dient de taal niet telkens te worden aangepast).

3.4

Misschien was het meer aangewezen geweest twee ontwerprichtlijnen uit te brengen, een algemene inzake rechtenbeheerders en een specifieke inzake MTL's voor de distributie van onlinemuziek.

3.5

Toch kan het EESC zich vinden in één enkele richtlijn, gelet op de fundamentele rol die rechtenbeheerders spelen bij de verspreiding van muziek: zij zijn het best geplaatst om licenties te beheren, ten behoeve van rechthebbenden vergoedingen te innen en deze te verdelen. Toch moeten rechthebbenden, die er vrij voor kiezen het beheer van hun rechten aan rechtenbeheerders toe te vertrouwen, over de mogelijkheid blijven beschikken om toezicht te houden op het gebruik van hun rechten en om na te gaan of er een transparant en eerlijk financieel beleid wordt gevoerd.

3.6

Vrijwillige gedragslijnen, zoals voorgesteld door de rechtenbeheerders, volstaan niet om auteurs en rechthebbenden de door hen gevraagde transparante, heldere en uniforme beheersregels te bieden. In de praktijk zouden soft law-regels leiden tot het behoud van een te belangrijke rol voor normen die geografisch te veel verschillen, maar wel de Europese markt voor de onlineverspreiding van culturele inhoud domineren en fragmenteren.

3.7

Een richtlijn is hier het aangewezen instrument, aangezien ze voor uniformering van het recht zorgt, maar lidstaten ook toelaat om bij de tenuitvoerlegging over te gaan tot aanpassingen overeenkomstig de eigen nationale situatie en bijzonderheden.

3.8

Wat rechtenbeheerders betreft, kan het EESC zich volledig vinden in de bewering dat „de doelmatigheid, nauwkeurigheid, transparantie en verantwoording van de dienstverlening bij het collectieve rechtenbeheer in alle sectoren [moeten] worden verbeterd”. Deze vereisten liggen geheel en al in de lijn van de digitale agenda voor Europa en de Europa 2020-strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei, net als van de Commisssiemededelingen Een eengemaakte markt voor intellectuele-eigendomsrechten en Een coherent kader voor een groter vertrouwen in de digitale eengemaakte markt voor elektronische handel en onlinediensten en de follow-up van het Groenboek betreffende de onlinedistributie van audiovisuele werken in de Europese Unie.

3.9

„In de Aanbeveling 2005/737/EG van de Commissie betreffende het collectieve grensoverschrijdende beheer van auteursrechten en naburige rechten ten behoeve van rechtmatige onlinemuziekdiensten worden de lidstaten aangemoedigd een regelgevingskader tot stand te brengen dat geschikt is voor het beheer van auteursrechten en naburige rechten ten behoeve van de verstrekking van rechtmatige onlinemuziekdiensten en de normen voor goed bestuur en transparantie van rechtenbeheerders te verhogen.”

3.10

Aanbevelingen hebben echter geen dwingend karakter. Deze leemte wordt door het richtlijnvoorstel opgevuld.

3.11

Bovendien is het „voorstel […] een aanvulling op Richtlijn 2006/123/EG van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt die de totstandbrenging beoogt van een wetgevend kader ter verzekering van de vrijheid van vestiging en het vrije verkeer van diensten tussen de lidstaten. Als aanbieders van collectieve beheersdiensten zijn rechtenbeheerders onderworpen aan Richtlijn 2006/123/EG.” Het EESC vraagt zich af of de Dienstenrichtlijn in haar geheel “mutatis mutandi” op rechtenbeheerders kan worden toegepast. Er moet een grondigere studie komen van de bijzondere kenmerken van deze instellingen, die geen winstoogmerk hebben.

3.12

Het richtlijnvoorstel is dan ook uitgewerkt in volledige samenhang met het geldende recht en met de perspectieven die in de programma's voor ontwikkeling van de interne markt worden geschetst, net als in overeenstemming met de internationale overeenkomsten waarbij de EU-lidstaten partij zijn. Het EESC verwelkomt dus de voorgestelde bepalingen.

3.13

Net als de Commissie staat het EESC, volkomen in de lijn van zijn eerdere adviezen, een kader voor goed bestuur en transparantie voor, dat zowel de bestaande beginselen zou codificeren als een meer uitgewerkt kader van regels met betrekking tot goed bestuur en transparantie zou vormen, waardoor de mogelijkheden voor controle over rechtenbeheerders worden vergroot. Degelijk bestuur kan enkel worden gegarandeerd via een jaarlijkse evaluatie van het beheer door de aangeslotenen én door een onafhankelijke overheid of instelling.

3.14

Niettemin vraagt het EESC zich af of veel rechtenbeheerders die momenteel in Europa actief zijn over de technische capaciteit beschikken om zonder problemen MTL's te beheren.

3.15

Een ander probleem is de samenvoeging van repertoires. De Commissie stelt een „Europees paspoort” voor om deze samenvoeging, en dus de licentieverlening, te vereenvoudigen: dit paspoort „zou gemeenschappelijke regels bevatten […] en concurrentiedruk op de maatschappijen leggen om doelmatiger licentiepraktijken te ontwikkelen”. Het EESC juicht deze aanpak toe.

3.16

Het stemt ook in met de gekozen rechtsgrondslag, nl. art. 50 VWEU (oud art. 44 VEG) betreffende de vrijheid van vestiging, art. 53 VWEU (oud art. 47 VEG) en art. 62 VWEU (oud art. 55 VEG), waarbij dit laatste artikel verwijst naar art. 51-54 VWEU over het vrij verrichten van diensten.

4.   Specifieke opmerkingen

4.1

Auteursrechten en naburige rechten zijn erop gericht artistieke creaties te bevorderen door rechthebbenden of hun erfgenamen gedurende een periode van 50 tot 95 jaar een billijke of proportionele vergoeding toe te kennen overeenkomstig de beschermde rechten en wetgeving in de lidstaten van de WIPO. Deze vergoeding zou de betrokkenen voldoende materiële zekerheid moeten bieden om hen in staat te stellen hun creaties verder te zetten. In de praktijk kunnen echter maar erg weinig auteurs, zowel in de muzieksector als in andere sectoren, van hun rechten leven, wat met name te wijten is aan de werkmethoden van rechtenbeheerders – die volgens de auteurs ondoorzichtig te werk gaan – en aan de greep van transnationale oligopolies op productie en distributie.

4.2

Concreet gaat het grootste deel van de bijdragen van licentiegebruikers naar nationale en internationale maatschappijen voor inning en rechtenbeheer. Deze maatschappijen verdelen de bijdragen onder de aangesloten auteurs

ofwel, voor forfaitaire inningen, volgens verdeelsleutels eigen aan elke rechtenbeheerder, wat echter een bron van ondoorzichtigheid is;

ofwel, indien de rechthebbenden en de werken met een licentie afzonderlijk geïdentificeerd kunnen worden, volgens individuele berekeningen (dit is met name het geval bij onlinedistributie, waarbij het eenvoudiger is om alle noodzakelijke informatie te verzamelen).

4.3

Toch komt bijvoorbeeld in Frankrijk meestal 9 à 10 % van de inkomsten van de muziekindustrie daadwerkelijk bij de rechthebbenden terecht, zowel bij cd-verkoop als bij onlinedistributie, ook al kost dit laatste aanzienlijk minder. Productiehuizen, vooral de grote onder hen, ontvangen ongeveer 50 % van de offline-inkomsten en meer dan 60 % van de online-inkomsten; rechtenbeheerders brengen vaak erg hoge werkingskosten in rekening, terwijl leden door hun aansluiting verplicht worden om de beheerder exclusieve rechten op al hun werken toe te kennen. Bovendien rekenen producenten auteurs ook vaak publiciteits- of andere kosten aan, waardoor het aandeel van de auteurs nog verder slinkt.

4.4

Het EESC is van mening dat de ontwerprichtlijn als gekozen rechtsgrondslag een antwoord biedt op de harmonisatiebehoeften van de interne markt, alsook ook op de vraag van rechthebbenden naar transparantie, billijkheid en beheerstoezicht, net als naar een billijke vergoeding voor leden die bij een rechtenbeheerder zijn aangesloten. Toch hebben te veel aangeslotenen het gevoel niets te ontvangen, terwijl een beperkt aantal onder hen zich het leeuwendeel toe-eigent (4). Bovendien blijven de „wurgcontracten” die door grote uitgeverijen en distributeurs in de muzieksector worden opgelegd een gangbare praktijk, zodat het voor de meeste auteurs en rechthebbenden moeilijk blijft om een billijke vergoeding voor hun werk te krijgen. Volgens het EESC volstaat het wetgevingsvoorstel dus niet om te garanderen dat cultuur en kunst- en literaire werken worden bevorderd door auteurs en kunstenaars correct te vergoeden.

4.5

Tot slot gaat het hier om minimumbepalingen die de lidstaten veel speelruimte bieden bij de omzetting, zodat ze beter kunnen inspelen op de verwachtingen van auteurs en kunstenaars en ze cultuur en cultuurverspreiding zo goed mogelijk kunnen bevorderen. Het EESC kan zich dus niet scharen achter de analyse van bepaalde wetgevende vergaderingen die van oordeel zijn dat dit voorstel het subsidiariteitsbeginsel niet respecteert omdat het te strak en gedetailleerd zou zijn. Het EESC verzoekt de Commissie bovendien om na te denken over een manier om auteurs daadwerkelijk te laten profiteren van de lagere kosten voor onlinedistributie van muziek, aangezien de extra inkomsten worden opgeëist door één enkele marktspeler, die hierdoor hoopt de lagere inkomsten voor offlinedistributie te compenseren. Via onevenwichtige contracten en intens lobbywerk voor erg repressieve wetgeving inzake online-uitwisselingen proberen grote bedrijven immers een schaarste-economie in stand te houden, terwijl internet een onbeperkte massaverspreiding aan een erg lage kostprijs toelaat.

4.6

Kunstenaars zouden de onlinepromotie en de opbrengsten van hun werk beter in de hand moeten kunnen houden. Ze zouden de kans moeten hebben om, ten einde zichzelf op de kaart te zetten, bepaalde werken rechtstreeks te verspreiden – gratis of tegen een lage prijs. Daarnaast heeft internet gezorgd voor nieuwe mogelijkheden om het werk van auteurs te financieren, bijvoorbeeld via een financieringsoproep door het publiek van toekomstige producties. De richtlijn zou auteurs meer toezicht en meer mogelijkheden moeten bieden.

4.7

Positief is artikel 38, waarin lidstaten worden verzocht in sancties te voorzien om te garanderen dat de in nationale regelgeving omgezette bepalingen worden nageleefd.

4.8

Titel II gaat over het eerste deel van de richtlijn, dat de organisatie en werking van alle vormen van rechtenbeheerders betreft. Het EESC benadrukt in het bijzonder de vereisten inzake transparantie en de informatieverplichtingen, die in hoofdstuk 5 van titel II naar behoren worden behandeld (art. 17 t.e.m. 20).

4.9

Via aanvullende bepalingen worden de transparantieverplichtingen nog versterkt. Het EESC schaart zich met name achter de bepalingen m.b.t. de toezichtfuncties, die in art. 8 aan bod komen en leden een goed beheer moeten garanderen. Titel IV over geschillen (art. 34 t.e.m. 40) – waarin ook de klachtenprocedures worden behandeld (art. 37) – vervolledigt op een doeltreffende manier de bepalingen inzake het functioneren van rechtenbeheerders, door leden de kans te geven een betwisting in te stellen indien ze menen dat hun rechten verkeerd werden beheerd.

4.10

Wat enkele van de criteria betreft die worden voorgesteld om MTL's niet verplicht te maken bij kleine rechtenbeheerders, stelt het EESC vast dat er zich op de markt concentraties zouden kunnen voordoen, met als gevolg concurrentievervalsing ten nadele van kleinere spelers – bijvoorbeeld in landen met een geringe bevolking – of van sommige nationale minderheden, die bijzondere steunmaatregelen nodig kunnen hebben om aan de Europese licentiemarkt deel te nemen en zo hun bijdrage te leveren aan het Europa van culturen. Omwille van deze redenen van culturele verscheidenheid zouden kleine rechtenbeheerders in de betrokken landen overeenkomstig art. 107 VWEU overheidssteun moeten kunnen genieten om hun aanbod rechtstreeks op Europees niveau te exploiteren en zelf MTL's aan te bieden.

4.11

Relevant zijn ook de bepalingen om belangenconflicten te vermijden, alsook transparantie, doeltreffend beheer en informatie aan de bij de rechtenbeheerders aangesloten leden te garanderen. In het bijzonder kan hier worden verwezen naar art. 9, waarin de plichten worden vastgesteld van de personen die daadwerkelijk leidinggeven aan de activiteiten van de rechtenbeheerder.

4.12

In titel III (art. 21 t.e.m. 33) komen de Europese licenties voor onlinemuziek ter sprake. In art. 21 (Multiterritoriale licentieverlening op de interne markt) wordt het beginsel geformuleerd van daadwerkelijk toezicht door de bevoegde instanties (gedefinieerd in art. 39) op de naleving van de bepalingen in titel III.

4.13

In art. 22 (Capaciteit voor de verwerking van multiterritoriale licenties) komen de centrale bepalingen in het tweede deel aan bod. Rechtenbeheerders die bevoegd zijn om MTL's te verlenen moeten in staat zijn om op elektronische, transparante en doeltreffende wijze, de gegevens te verzamelen om licenties te beheren, gebruikers te factureren, auteursrechten te innen en de bedragen aan de rechthebbenden te verdelen. Het EESC schaart zich achter de gedetailleerde vereisten (lid 2) en vindt het positief dat het hier om minimumvereisten gaat, al benadrukt het de praktische moeilijkheden die zich zullen stellen om te bepalen of ze een grond tot nietigheid kunnen vormen.

4.14

Rechtenbeheerders moeten verplicht aan vereisten beantwoorden. In art. 23 (Transparantie van informatie over multiterritoriaal repertoire) wordt bepaald dat deze „informatie […] de vertegenwoordigde muziekwerken, de geheel of gedeeltelijk vertegenwoordigde rechten en de vertegenwoordigde lidstaten” moet betreffen, terwijl rechtenbeheerders in art. 24 (Juistheid van informatie over multiterritoriaal repertoire) worden verzocht „procedures [in te voeren] waarmee rechthebbenden en andere rechtenbeheerders protest kunnen aantekenen tegen de inhoud van de gegevens als bedoeld in artikel 22, lid 2, of de op grond van artikel 23 verstrekte informatie”. Volgens het EESC dienen rechtenbeheerders alle wettige bewijsmiddelen te aanvaarden en noodzakelijke corrigerende maatregelen snel te nemen.

4.15

Aangezien rechtenbeheerders verplicht worden om toezicht te houden op het gebruik van rechten door aanbieders waaraan ze een MTL hebben verleend, moeten ze de mogelijkheid bieden om online verslag te doen van het feitelijke gebruik van rechten, a.h.v. een erkende methode die deel uitmaakt van vrijwillige regelgeving of gangbare praktijken. Het is goed dat verslagen in een eigen indeling kunnen worden geweigerd als de rechtenbeheerder heeft voorzien in verslaglegging volgens een erkende norm voor elektronische gegevensuitwisseling.

4.16

Het EESC benadrukt dat het gebruik van open en vrije normen, onder meer voor onlinefacturering (art. 25), een aangewezen oplossing zou zijn die in alle omstandigheden kan worden aanvaard. Dit zou hier moeten worden verduidelijkt.

4.17

Het EESC kan zich vinden in de vereisten waaraan facturering krachtens art. 25 moet voldoen: zorgvuldigheid, tijdigheid (vlak na het MTL-gebruik), aanwezigheid van beroepsmogelijkheden voor aanbieders die de factuur wensen te betwisten. Aan de rechthebbenden moet juist en tijdig worden betaald (art. 26). Het EESC is het ermee eens dat de betaling vergezeld moet gaan van gedetailleerde informatie ten behoeve van de rechthebbenden, alsook van een verantwoording van de ingehouden erelonen.

4.18

Het EESC steunt ook de bepalingen in art. 27-28 en art. 29 (Verplichting om een andere rechtenbeheerder te vertegenwoordigen voor multiterritoriale licentieverlening), waardoor een rechtenbeheerder die geen MTL's voor rechten op werken in zijn eigen muziekrepertoire verleent of aanbiedt te verlenen, een andere rechtenbeheerder die aan de vereisten van de richtlijn voldoet, kan verzoeken een overeenkomst te sluiten om die rechten te vertegenwoordigen.

4.19

De formulering dient echter te worden verduidelijkt: is er in de in art. 29, lid 1, bepaalde gevallen sprake van een verplichting om de lastgeving te aanvaarden of niet?

4.20

Het EESC keurt ook de bepalingen goed inzake het verlenen van MLT's in art. 30 (Toegang tot multiterritoriale licentieverlening), art. 31 (Multiterritoriale licentieverlening door dochtermaatschappijen van rechtenbeheerders) en art. 32 (Licentievoorwaarden in onlinediensten).

4.21

Het EESC stemt ook in met de afwijkingsprocedure in art. 33, die inhoudt dat de vereisten in titel III niet van toepassing zijn op rechtenbeheerders die op grond van vrijwillige samenvoeging van vereiste rechten een MTL verlenen voor onlinerechten inzake muziekwerken die nodig zijn voor de radio- of televisieprogramma's van een omroep.

Brussel, 12 december 2012

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Staffan NILSSON


(1)  SWD(2012) 204 final (enkel in het Engels) en SWD(2012) 205 final.

(2)  Richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij; verschillende verwante handelingen (richtlijnen en aanbevelingen), waaronder de Richtlijn 2010/13/EU van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2010 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten (Richtlijn audiovisuele mediadiensten).

(3)  PB C 68 van 6.3.2012, blz. 28 en PB C 318 van 29.10.2011, blz. 32.

(4)  http://www.senat.fr/lc/lc30/lc30_mono.html – vergelijkende studie van rechtenbeheerders in Europa.


Top