EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52012AE0820

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1060/2009 inzake ratingbureaus (COM(2011) 747 final — 2011/0361 (COD))

OJ C 181, 21.6.2012, p. 68–74 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

21.6.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 181/68


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1060/2009 inzake ratingbureaus

(COM(2011) 747 final — 2011/0361 (COD))

2012/C 181/13

Rapporteur: Viliam PÁLENÍK

De Raad en het Europees Parlement hebben resp. op 13 december en 30 november 2011 besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig de artikelen 114 en 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie te raadplegen over het

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1060/2009 inzake ratingbureaus

COM(2011) 747 final — 2011/0361 (COD).

De afdeling Economische en Monetaire Unie, Economische en Sociale Samenhang, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 7 maart 2012 goedgekeurd.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn op 28 en 29 maart 2012 gehouden 479e zitting (vergadering van 29 maart) onderstaand advies uitgebracht, dat met 118 stemmen vóór en 32 tegen, bij 15 onthoudingen, werd goedgekeurd.

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1   Dit advies is opgesteld na de goedkeuring van het Commissievoorstel dat de wegwerking behelst van belangrijke tekortkomingen op het vlak van transparantie, onafhankelijkheid, belangenconflicten en kwaliteit van de methoden voor het vaststellen van ratings en ratingprocedures. Het EESC is ermee ingenomen dat met de voorgestelde verordening wordt gepoogd deze kwesties aan te pakken, maar vindt dat de reactie van de Commissie op de ontstane situatie te laat komt en niet ver genoeg gaat.

1.2   Ratingbureaus spelen een belangrijke rol op de mondiale financiële markten omdat hun ratings door veel marktpartijen worden gebruikt. Ze zijn dus van grote betekenis om goed geïnformeerd financiële en investeringsbesluiten te kunnen nemen. Derhalve is het essentieel dat ratingactiviteiten worden verricht overeenkomstig de beginselen van integriteit, transparantie, verantwoordelijkheid en good governance. De huidige verordening inzake ratingbureaus levert daaraan al een aanzienlijke bijdrage.

1.3   Het EESC is van mening dat markten zelf niet in staat zijn tot zelfregulering en het daarom van groot belang is zo strikt mogelijke regels vast te stellen, die even strikt moeten worden nageleefd en waarop streng toezicht moet worden gehouden. Uit het voorstel blijkt echter niet duidelijk hoe dergelijke regels zouden moeten worden uitgevoerd. Het EESC twijfelt er overigens sterk aan of striktere regels zullen volstaan om de verwachte resultaten te behalen. Een en ander zou er immers toe leiden dat de verantwoordelijkheid van de diverse toezichthoudende instanties nog meer wordt afgezwakt, terwijl deze instanties juist méér betrokken zouden moeten worden bij de beoordeling van de door de bureaus gegeven ratings.

1.4   Volgens het EESC zou het in de voorgestelde verordening geschetste Europese kader zo veel mogelijk tijdens onderhandelingen in G20-verband moeten worden gepromoot zodat de G20-landen ertoe worden aangezet soortgelijke regels in te voeren en wereldwijd consistente regels zullen gelden.

1.5   Om te zorgen voor een grotere diversiteit van ratings, wordt een roulatieverplichting voor ratingbureaus voorgesteld. Het EESC vraagt zich echter af of hiermee het beoogde resultaat daadwerkelijk zal worden bereikt.

1.6   Naar zijn mening is een van de fundamentele problemen de geloofwaardigheid van de ratings die worden gegeven door de ratingbureaus, waarvan de meeste zich in de VS bevinden en te maken hebben met diverse conflicterende belangen. Om die reden dringt het EESC er bij de Commissie op aan een onafhankelijk Europees ratingbureau op te richten dat met het algemeen belang voor ogen overheidsschulden kan beoordelen. De geloofwaardigheid van ratingbureaus is ook aangetast omdat ze bepaalde ontwikkelingen vaak niet zagen aankomen. Ondanks duidelijke signalen vanuit markt en conjunctuur waren ze niet in staat of bereid om investeringsrisico's tijdig waar te nemen en zijn ze in veel gevallen ernstig tekortgeschoten bij de uitvoering van hun kerntaken.

1.7   Juist omdat ratingbureaus niet in staat blijken toekomstige ontwikkelingen naar behoren te voorspellen en vooral omdat ratings vaak iets weg hebben van een selffulfilling prophecy, moet nader onderzoek worden verricht naar de weinig transparante methoden die ratingbureaus gebruiken voor het geven van hun ratings.

1.8   Het EESC heeft grote twijfels over de onafhankelijkheid van de gegeven ratings en is er zelfs van overtuigd dat zij voor een deel niet onafhankelijk tot stand komen, met name vanwege het „issuer-pays-model”. De uitgevende instelling heeft overduidelijk alle belang bij een zo hoog mogelijke rating, wat twijfels doet rijzen over de onafhankelijkheid van de gegeven rating. Achter een dergelijke beoordeling gaat vaak een speculatieve manoeuvre schuil, al zij het maar gericht op het effect van de aankondiging.

1.9   Het is cruciaal dat geen enkel van de punten die in het voorstel aan bod komen, dode letter blijft en dat gegarandeerd wordt dat er op Europees en nationaal niveau daadwerkelijk gevolg aan wordt gegeven. Het EESC vindt dat de ESMA de noodzakelijke middelen moet krijgen om daarvoor te zorgen.

1.10   In dit verband is het EESC ingenomen met de wijzigingen inzake de wettelijke aansprakelijkheid van ratingbureaus en dringt het bij de Commissie aan op een betere bescherming van de gebruikers van financiële producten: er moeten effectieve beroepsmogelijkheden komen, zodat consumenten hun rechten kunnen uitoefenen en voor schadeloosstelling in aanmerking komen, onverminderd de eventuele sancties die het toezichthoudende orgaan het ratingbureau oplegt.

1.11   Het voorstel behelst een aantal maatregelen voor de aanpak van belangenconflicten, die nog steeds een fundamenteel probleem vormen. Het EESC benadrukt eens te meer dat die maatregelen onvoldoende zijn om het beoogde doel te bereiken. De reden daarvoor is het „issuer-pays-model”, met name als het gaat over op verzoek afgegeven ratings en landenratings. Negatieve ratings van staatsschulden en ratingoutlooks zijn vanwege hogere rentevoeten en risicopremies in het voordeel van de kopers van de uitgegeven obligaties. Soms zijn deze kopers dezelfde entiteiten die de ratingbureaus betalen voor het beoordelen van hun financiële instrumenten, waardoor belangenconflicten zouden kunnen ontstaan.

1.12   Het EESC is niet alleen ingenomen met de inspanningen om een aantal problemen aan te pakken (transparantie, belangenconflicten, onafhankelijkheid en concurrentie) en om het toezicht op het opereren van ratingbureaus (sleutelspelers op de financiële markten) aan te scherpen, maar ook met het feit dat in het verordeningsvoorstel van 2011 enkele andere belangrijke kwesties aan bod komen, zoals de instelling van een Europees kader voor de monitoring van ratingbureaus (1).

1.13   Ratingbureaus vormen volgens het EESC evenwel niet zozeer een juridisch dan wel een politiek probleem. De beste manier om overheidsschulden tegen de vaak nefaste gevolgen van ratings te beschermen is, naast de invoering van betere en beperkte regelgeving, dan ook:

ratingbureaus te verbieden beoordelingen van overheidsschulden af te geven;

het mandaat van de ECB te verruimen en haar hetzelfde statuut te geven als alle andere centrale banken in de wereld, teneinde haar huidige handicap weg te nemen;

de overheidsschulden in de eurozone beter te beheren (zie advies ECO/307, CESE 474/2012).

2.   Achtergrond

2.1   De huidige, steeds erger wordende kredietcrisis houdt verband met de eerdere bankencrisis, die werd veroorzaakt door ernstige tekortkomingen in de regelgeving voor en het toezicht op financiële instellingen. De EU reageerde snel en adequaat op deze crisis met de goedkeuring van Verordening (EG) nr. 1060/2009. De huidige crisis geeft aan dat de doeltreffendheid van de regelgeving en het toezicht op een aantal punten nog kan worden verbeterd. Verordening (EG) nr. 1060/2009 inzake ratingbureaus behelst strikte gedragsregels voor deze bureaus met als belangrijkste doel om mogelijke belangenconflicten te beperken en voor een hoge kwaliteit en voor transparantie van de ratings en het ratingproces te zorgen.

2.2   Er zij aan herinnerd dat ratingbureaus niet in staat zijn om toekomstige ontwikkelingen daadwerkelijk te voorspellen, wat betekent dat ze echt een schadelijke invloed hebben op de economieën van landen. Hier volgen slechts een paar voorbeelden van de lange lijst van vergissingen van ratingbureaus:

in 1975 kreeg de stad New York een zeer gunstige rating vlak voordat ze haar faillissement aankondigde (staking van betalingen);

niet lang daarna verzekerde Standard and Poor's investeerders ervan dat de economie van Orange County (Californië) gezond was en goed werd geleid, hoewel 2 miljard dollar in rook was opgegaan door speculatie met derivaten. Vervolgens werd dit ratingbureau een aantal keren voor de rechter gedaagd (2);

soortgelijke kwesties waren aan de orde met het Long Term Capital Management hedgefonds, de Bank of Credit and Commerce International (BCCI), en bij de ondergang van Amerikaanse spaarbanken en de frauduleuze faillissementen van Enron, Worldcom, Tyco enz. en in laatste instantie Lehman Brothers (3);

vóór de financiële crisis gaven ratingbureaus zelfs aan de meest verdachte (subprime) hypotheekderivaten een AAA-rating, wat investeerders - waaronder pensioenfondsen - ertoe bracht ze in grote hoeveelheden op te kopen (4);

voordat de financiële crisis in 2008 uitbrak, gaven ratingbureaus eensgezind de beste ratings aan banken en fondsen die de meest waardeloze - door speculanten bedachte - effecten in bezit hadden, zoals de Amerikaanse verzekeringsmaatschappij AIG (5);

in december 2009 gaf Standard and Poor's aan Griekenland de rating A-, maar dezelfde rating werd toegekend aan Estland, dat zich op dat moment opmaakte om toe te treden tot de eurozone (6).

2.3   Nu heel Europa wegkwijnt in een schuldencrisis en sommige landen zich op de rand van bankroet bevinden, is het uiterst belangrijk dat de Europese Commissie alles doet wat in haar vermogen ligt om economisch herstel te stimuleren. Het voorliggende voorstel vormt daarvoor een krachtig instrument, maar het dient nog ambitieuzer te zijn.

2.4   De voorgestelde aanpak schiet tekort wat de ratings van staatsschulden betreft, nog afgezien daarvan dat die ratings op zich al vragen oproepen, aangezien landen met dezelfde rating desondanks een verschillende rente betalen. In het verlengde hiervan ligt de - nog altijd onopgeloste - kwestie van de politieke waarde van zulke ratings.

2.5   De Commissie heeft in haar raadplegingsdocument (7), dat het resultaat was van een in 2010 gehouden openbare raadpleging, mogelijke oplossingen geschetst voor het probleem dat marktpartijen zich te veel verlaten op ratings. Ze wees op de noodzaak van onafhankelijke beoordeling van kredietrisico's door beleggingsondernemingen, de bevordering van meer concurrentie op de ratingmarkt en de invoering van een wettelijke aansprakelijkheid voor ratingbureaus. Ook kwam ze met mogelijke oplossingen voor de potentiële belangenconflicten die het „issuer-pays-model” met zich meebrengt.

2.6   Een aantal van de deelnemers aan de door de Commissie tussen 5 november 2010 en 7 januari 2011 georganiseerde openbare raadpleging uitte hun ongerustheid over het buitensporige of zelfs automatische vertrouwen in ratings en toonde zich voorstander van een geleidelijke vermindering van de verwijzingen naar ratings, ook in wetgeving. Ook benadrukten deze deelnemers dat het vinden van geschikte instrumenten ter vervanging van ratings al voor een belangrijk deel een adequate oplossing zou vormen.

2.7   Het Europees Parlement heeft op 8 juni 2011 een resolutie van niet-wetgevende aard over ratingbureaus uitgebracht (8). Daarin onderschreef het de noodzaak om het regelgevingskader voor ratingbureaus te verbeteren en passende maatregelen te nemen om het buitensporige vertrouwen in ratings te verminderen.

2.8   De Europese Raad stelde op 23 oktober 2011 (9) dat het aanscherpen van de financiële regelgeving een topprioriteit voor de EU blijft en toonde zich verheugd dat er sinds 2008 veel vooruitgang is geboekt met de hervorming van het kader voor regelgeving en toezicht. Maar het riep de betrokkenen ook op zich te blijven inspannen om de zwakke plekken in het financiële systeem op te sporen en weg te werken teneinde toekomstige crises te voorkomen.

2.9   Op mondiaal niveau heeft de Raad voor financiële stabiliteit (FSB) in oktober 2010 beginselen vastgesteld om het vertrouwen van autoriteiten en financiële instellingen in door ratingbureaus afgegeven ratings te verminderen (10). Die beginselen zijn tijdens de G20-top in Seoel in november 2010 bekrachtigd. Volgens deze beginselen moeten in wetgeving voorkomende verwijzingen naar ratings worden verwijderd of vervangen wanneer valabele alternatieve kredietwaardigheidsnormen voorhanden zijn, en moeten beleggers hun eigen kredietbeoordelingen verrichten.

2.10   Naar aanleiding van dit alles diende Verordening (EG) nr. 1060/2009 inzake ratingbureaus te worden gewijzigd, met name om de potentiële risico's te verkleinen van het buitensporige vertrouwen van marktpartijen in ratings, om de sterke concentratie op de ratingmarkt te verminderen, om ratingbureaus wettelijk aansprakelijk te stellen tegenover beleggers, en om belangenconflicten t.g.v. het „issuer-pays-model” en de aandeelhoudersstructuur van ratingbureaus te voorkomen.

3.   Samenvatting van de wijzigingen in Verordening (EG) nr. 1060/2009

3.1   Uitbreiding van het toepassingsgebied van de verordening tot ratingoutlooks

3.1.1   Het voorstel van de Commissie breidt de werkingssfeer van de regels inzake ratings in voorkomend geval uit tot ratingoutlooks. Het belang van ratingoutlooks voor beleggers en uitgevende instellingen en de effecten ervan op de markt zijn vergelijkbaar met het belang en de effecten van ratings zelf. Daarom dienen ratingbureaus met name informatie te verstrekken over de periode waarbinnen een verandering van de rating wordt verwacht.

3.2   Wijzigingen met betrekking tot het gebruik van ratings

3.2.1   Het verordeningsvoorstel omvat ook een bepaling die sommige financiële instellingen ertoe verplicht hun eigen kredietwaardigheidsbeoordelingen te maken, teneinde het buitensporige of zelfs automatische vertrouwen in alleen externe ratings ter beoordeling van de kredietwaardigheid van activa te verminderen.

3.3   Wijzigingen met betrekking tot de onafhankelijkheid van ratingbureaus

3.3.1   Binnen het huidige „issuer-pays-model” dient de onafhankelijkheid van de ratingbureaus op zo'n manier te worden versterkt dat de geloofwaardigheid van de door hen afgegeven ratings wordt vergroot.

3.3.2   Een van de manieren waarop dat moet gebeuren is door belangenconflicten te voorkomen met de regel dat een lid of aandeelhouder van een ratingbureau die een participatie van ten minste 5 % in dat bureau heeft, geen participatie van 5 % of meer in een ander ratingbureau mag hebben, tenzij de betrokken ratingbureaus lid zijn van dezelfde groep.

3.3.3   Verder behelst het voorstel een roulatieregel voor ratingbureaus die door de uitgevende instelling in dienst worden genomen om die instelling zelf of haar schuldinstrumenten te raten. Bij deze regel hoort de verplichting voor het uitgaande ratingbureau om alle documenten met relevante informatie aan het inkomende ratingbureau over te dragen.

3.3.4   Tegelijkertijd is de regel inzake de interne roulatie van personeel aangepast om te voorkomen dat analisten met een klantendossier naar een ander ratingbureau overstappen.

3.3.5   Een ratingbureau zou geen ratings mogen afgeven wanneer er belangenconflicten worden gecreëerd door de betrokkenheid van personen die meer dan 10 % van het kapitaal of de stemrechten van het ratingbureau hebben of een andere belangrijke positie bekleden.

3.3.6   Personen die meer dan 5 % van het kapitaal of de stemrechten van het ratingbureau hebben of andere belangrijke posities bekleden, zouden geen consultancy- of adviesdiensten aan de beoordeelde entiteit mogen verlenen.

3.4   Wijzigingen met betrekking tot de openbaarmaking van informatie over methodologieën van ratingbureaus, ratings en ratingoutlooks

3.4.1   Er worden procedures voorgesteld voor het opzetten van nieuwe of de wijziging van bestaande ratingmethodologieën, waarbij raadpleging van belanghebbenden verplicht wordt. De ESMA zal, als bevoegde instantie, nagaan of de voorgestelde nieuwe methodologieën voldoen aan de geldende vereisten en nieuwe methodologieën zullen pas mogen worden gebruikt als de ESMA ze heeft goedgekeurd.

3.4.2   Als fouten worden vastgesteld in de methodologieën zouden de ratingbureaus verplicht moeten worden om die fouten te herstellen en om de ESMA, de beoordeelde entiteiten en het grote publiek over die fouten te informeren.

3.4.3   De uitgevende instelling zal ten minste één volledige werkdag vóór publicatie van een rating of ratingoutlook moeten worden geïnformeerd over de belangrijkste gronden waarop die beoordeling is gebaseerd, teneinde haar de gelegenheid te geven eventuele fouten daarin op te sporen.

3.4.4   Ratingbureaus zouden informatie openbaar moeten maken over alle entiteiten of schuldinstrumenten waarvoor hen om een initiële beoordeling of een voorlopige rating wordt verzocht.

3.5   Wijzigingen in verband met overheidsratings

3.5.1   Om de kwaliteit van overheidsratings te verbeteren, zouden de regels ter zake moeten worden aangescherpt en zouden deze ratings vaker, d.w.z. ten minste om de zes maanden moeten worden afgegeven.

3.5.2   Om de transparantie te vergroten en de gebruikers beter te informeren, zouden ratingbureaus verplicht moeten worden een volledig onderzoeksrapport te publiceren bij de afgifte of wijziging van overheidsratings.

3.5.3   Tevens zullen ratingbureaus uitgesplitste gegevens moeten verstrekken over hun omzet, inclusief over de per verschillende activaklasse gegenereerde vergoedingen. Dat zou het mogelijk moeten maken na te gaan hoeveel van hun middelen ratingbureaus aanwenden om overheidsratings af te geven.

3.6   Wijzigingen met betrekking tot de vergelijkbaarheid van ratings en vergoedingen voor ratings

3.6.1   Alle ratingbureaus zullen verplicht worden hun ratings door te geven aan de ESMA, die alle voor schuldinstrumenten beschikbare ratings zal publiceren in de vorm van een Europese ratingindex (Eurix).

3.6.2   De ESMA zal t.b.v. de Commissie ontwerpen van technische normen voor een geharmoniseerde ratingschaal kunnen ontwikkelen. Voor alle ratings zou dezelfde schaal moeten worden gehanteerd, zodat ze gemakkelijker kunnen worden vergeleken.

3.6.3   Vergoedingen voor de afgifte van ratings zouden niet-discriminerend en onvoorwaardelijk moeten zijn, d.w.z. gebaseerd op de werkelijke kosten en op transparante prijsstellingscriteria, en zouden niet afhankelijk mogen zijn van het eindresultaat. Ratingbureaus zouden jaarlijks een lijst moeten verstrekken van de vergoedingen die aan klanten voor individuele ratingdiensten in rekening zijn gebracht.

3.6.4   De ESMA zou ook onderzoek moeten verrichten naar marktconcentraties en naar de uit concentraties voortvloeiende risico's en de impact daarvan op de algehele stabiliteit van de financiële sector.

3.7   Wijzigingen met betrekking tot de wettelijke aansprakelijkheid van ratingbureaus tegenover beleggers

3.7.1   De Commissie stelt voor om het mogelijk te maken een vordering tegen een ratingbureau in te stellen wegens toegebrachte schade door het opzettelijk of uit grove nalatigheid schenden van de verplichtingen die voortvloeien uit de verordening inzake ratingbureaus, wanneer zulks een impact heeft gehad op een rating waarop een belegger heeft vertrouwd.

3.8   Andere wijzigingen

3.8.1   Voorgesteld wordt om sommige bepalingen inzake ratingbureaus op gepaste wijze te verruimen zodat ze ook gaan gelden voor in derde landen gevestigde „gecertificeerde” ratingbureaus.

4.   Algemene opmerkingen

4.1   De door de Commissie voorgestelde verordening wijzigt op adequate wijze Verordening (EG) nr. 1060/2009 van het Europees Parlement en de Raad, met name t.a.v. het buitensporige vertrouwen van marktpartijen in ratings, de sterke concentratie op de ratingmarkt, de wettelijke aansprakelijkheid van ratingbureaus tegenover beleggers, belangenconflicten t.g.v. het „issuer-pays-model” en de aandeelhoudersstructuur van ratingbureaus. Het EESC wijst er echter op dat het voorstel op sommige punten niet gedetailleerd genoeg en op andere punten te onduidelijk is. Het hoopt dat de definitieve versie, daar waar mogelijk en wenselijk, specifieker, duidelijker en minder dubbelzinnig zal zijn.

4.2   Het EESC heeft zijn twijfels over de daadwerkelijke toekomstige betrouwbaarheid van eigen ratings en het vertrouwen dat daarin bijgevolg zal worden gesteld. Op dit moment namelijk zijn de ratings van ratingbureaus van buiten de EU de ratings die het meest worden vertrouwd. Als financiële instellingen op die ratings blijven vertrouwen, dan is de voorgestelde verordening gedoemd te mislukken. Bovendien is niet duidelijk hoe de Commissie denkt eigen ratings te gaan afdwingen.

4.3   Hetzelfde gaat op voor de voorgestelde roulatieregel: zelfs als deze regel zou leiden tot de oprichting van een nieuw ratingbureau, om voor diverse ratings te zorgen, dan kan verwacht worden dat dit nieuwe bureau zal worden beïnvloed door de beoordelingen van de al bestaande bureaus, waardoor de beoogde diversiteit van opinies zal uitblijven.

4.4   Het EESC heeft grote twijfels over de onafhankelijkheid van de gegeven ratings, met name vanwege het „issuer-pays-model”, ook als het gaat over landenratings, die van invloed zijn op de rente die soevereine staten betalen aan financiële instellingen en andere kopers van staatsobligaties. Het stelt de Commissie daarom voor om de werking van de financiële markten in hun geheel aan te pakken en die markten strikter te reguleren.

4.5   Het EESC is voorstander van toezicht op de manier waarop analisten worden betaald en van het loskoppelen van hun vergoedingen van de uitkomsten van ratings. Onduidelijk is echter hoe de ESMA concreet te werk zou kunnen gaan om de naleving van de desbetreffende voorstellen te controleren. Daarom suggereert het EESC om dit punt gedetailleerder uit te werken.

5.   Specifieke opmerkingen

5.1   Het EESC herhaalt hier dat naleving van het vastgelegde rechtskader moet worden gegarandeerd, in het bijzonder door te voorzien in sancties, ook voor hun plicht verzakende directeuren en managers van de Europese en internationale toezichthoudende autoriteiten, gelet op de schade die zij berokkenen aan banken en aan de goede werking van het financiële systeem, alsook aan economie, bedrijfsleven en burgers.

5.2   Het EESC is ingenomen met de inspanningen om de gebruikers van financiële producten meer te beschermen door een wettelijke aansprakelijkheid voor ratingbureaus in te voeren. Wat dit betreft, hebben het Europees Parlement en de Raad rekening gehouden met een eerder EESC-advies (11). Het vindt echter dat het voorstel op dit punt nog gedetailleerder moet worden uitgewerkt en veel helderder zou moeten zijn. Ook zou het duidelijk moeten worden gekoppeld aan sancties die de ESMA kan opleggen.

5.3   Het EESC heeft enige twijfels over de in het voorstel ondernomen pogingen om voor meer concurrentie op de ratingmarkt te zorgen door een geharmoniseerde ratingschaal in te voeren. Toch kan het zich hierin vinden omdat ratings dankzij zo'n schaal ook beter met elkaar vergeleken zullen kunnen worden.

5.4   In een streven naar meer kwaliteit, transparantie, onafhankelijkheid, gediversifieerde opvattingen en concurrentie op de ratingmarkt zou de Commissie volgens het EESC een onafhankelijk Europees ratingbureau moeten oprichten dat onafhankelijke ratings van overheidsschulden zou moeten afgeven om aldus het algemeen belang te dienen.

5.5   Het EESC is het ermee eens dat de eigendom van ratingbureaus moet worden beperkt, zodat ze als onafhankelijk zouden worden beschouwd, maar had graag gezien dat hun volledige onafhankelijkheid zou worden gegarandeerd. Tegelijkertijd moet ervoor worden gezorgd dat geen enkele belegger - ook niet indirect - meer dan een bepaald percentage van het kapitaal van een ratingbureau in bezit heeft.

5.6   Het EESC vreest dat zelfs als de spelers op de financiële markten hun eigen risico zouden moeten inschatten en het vertrouwen in externe ratings zou verminderen, dat nog geen waarborg zou vormen dat die spelers objectieve besluiten zouden nemen en ratings meer uiteen zouden lopen. Bovendien betwijfelt het EESC of de kleinere financiële instellingen wel de middelen hebben om onderzoekseenheden te creëren voor het geven van ratings.

5.7   Het EESC is enigszins sceptisch over de mogelijkheid om ratingbureaus wettelijk aansprakelijk te stellen, aangezien die bureaus al vaak onjuiste ratings hebben afgegeven, maar zich tot nu toe nooit - behalve in een paar zeldzame gevallen - voor hun fouten hebben hoeven te verantwoorden. Het is er daarom niet van overtuigd dat de voorgestelde verordening hierin verandering zou kunnen brengen. Anderzijds vindt het dat het dienstig zou zijn op een zo coherent en doeltreffend mogelijke wijze de wettelijke aansprakelijkheid te vergroten van instellingen die ratings gebruiken voor het verlenen van bepaalde diensten, zoals de aansprakelijkheid van banken die beleggingsadviezen geven.

5.8   In de ogen van het EESC moet ook aandacht worden geschonken aan een herziening van de monitoring van ratingbureaus, die momenteel te beperkt is. Deze monitoring zou systematischer moeten plaatsvinden en coherenter en zo uitgebreid mogelijk moeten worden.

5.9   Het EESC vindt de voorgestelde bepalingen inzake belangenconflicten essentieel, maar nog te vaag wat alle daarmee samenhangende aspecten betreft. De voorstellen ter zake zouden gedetailleerder moeten worden uitgewerkt en met name zouden de verplichtingen van de diverse instanties die toezicht moeten houden op de naleving van deze bepalingen, duidelijker moeten worden omschreven.

5.10   Het EESC is dezelfde mening toegedaan waar het gaat over de technische aspecten van de Europese ratingindex (Eurix) en de manier waarop die momenteel is gedefinieerd. In dit verband vraagt het zich bovendien af of zo'n index wel meer informatie zou kunnen opleveren.

5.11   In het voorstel wordt gesproken over landenratings, maar een nauwkeurige definitie van wat onder een „land” moet worden verstaan, ontbreekt. Dit is echter van belang, aangezien de financiële situatie van een land ook wordt beïnvloed door de toestand van zijn sociale en ziekenfondsen, die direct of indirect aan de nationale begroting zijn gekoppeld. Burgers hebben het recht te weten of hun ziektekostenvergoedingen en sociale uitkeringen gevaar lopen.

5.12   Landenratings moeten zeer zorgvuldig worden vastgesteld omdat ze in velerlei opzichten van invloed zijn op de manier waarop landen op de financiële markten kunnen opereren. De Commissie zou daarom meer aandacht moeten schenken aan de ratings van staatsschulden en met gedetailleerdere voorstellen ter zake moeten komen.

5.13   Een van de meest prangende onopgeloste kwesties blijft de tekortschietende onafhankelijkheid van ratingbureaus, hetgeen met name het gevolg is van het „issuer-pays-model”. Dit model wekt de indruk dat ratings eerder de uitgevende instelling ten goede komen dan beantwoorden aan de behoeften van beleggers. Volgens het EESC vormt de invoering van een roulatieregel een onvoldoende krachtig regelgevingsinstrument om het „issuer-pays-model” te ondermijnen. Daarom zou moeten worden nagedacht over andere manieren om uitgevende instellingen minder mogelijkheden te geven een ratingbureau te kiezen dat hun aanstaat.

5.14   Het EESC vindt de voorgestelde roulatieregel niet ver genoeg gaan om de verwachtingen die met de invoering ervan worden gewekt, waar te kunnen maken, met name wat het scheppen van voldoende nieuwe marktkansen betreft. Derhalve meent het dat in de verordening kortere periodes zouden moeten worden vastgelegd waarbinnen de uitgevende instelling gebruik zou mogen maken van de diensten van hetzelfde ratingbureau (of langere periodes gedurende welke zij dat niet mag). Een andere mogelijke oplossing zou zijn om ratingbureaus te kiezen via loting. Ook stelt het EESC voor om in alle desbetreffende artikelen het woord „opeenvolgende” te schrappen in het zinsdeel „tien opeenvolgende beoordeelde schuldinstrumenten”.

Brussel, 29 maart 2012

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Staffan NILSSON


(1)  EESC-advies over ratingbureaus, PB C 54 van 19.02.2011, blz. 37.

(2)  Ibrahim Warde, Ces puissantes officines qui notent les Etats, Le Monde diplomatique, februari 1997.

(3)  Marc Roche, Le capitalisme hors la loi, Éditions Albin Michel 2011, blz. 70.

(4)  Joseph E. Stiglitz, Le triomphe de la cupidité, Les lines qui libèrent 2010, blz. 166.

(5)  Hervé Kempf, L'oligarchie ça suffit, vive la démocratie, Éditions du Seuil, Parijs 2011, blz. 72.

(6)  Idem.

(7)  http://ec.europa.eu/internal_market/securities/docs/agencies/summary-responses-cra-consultation-20110704_en.pdf

(8)  http://www.europarl.europa.eu/oeil/FindByProcnum.do?lang=en&procnum=INI/2010/2302

(9)  http://www.consilium.europa.eu/uedocs/cms_data/docs/pressdata/en/ec/125496.pdf

(10)  http://www.financialstabilityboard.org/publications/r_101027.pdf

(11)  EESC-advies over ratingbureaus, PB C 54 van 19.02.2011, blz. 37.


BIJLAGE

bij het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Onderstaande paragraaf uit het afdelingsadvies werd tijdens de zitting verworpen ten gunste van het ingediende wijzigingsvoorstel ter zake, maar kreeg wel meer dan een kwart van de uitgebrachte stemmen:

Paragraaf 5.4

In een streven naar meer kwaliteit, transparantie, onafhankelijkheid, gediversifieerde opvattingen en concurrentie op de ratingmarkt zou de Commissie volgens het EESC een onafhankelijk Europees ratingbureau moeten oprichten dat onafhankelijke ratings zou moeten afgeven (waarvoor de uitgevende instellingen zouden moeten betalen), maar geen overheidsratings, om elke beschuldiging van belangenverstrengeling te voorkomen.

Deze paragraaf uit het afdelingsadvies werd met 78 stemmen vóór en 55 tegen, bij 13 onthoudingen, verworpen.


Top