EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52012AE0838

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over „De rol van het maatschappelijk middenveld in de betrekkingen tussen de EU en Kosovo”

OJ C 181, 21.6.2012, p. 21–27 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

21.6.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 181/21


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over „De rol van het maatschappelijk middenveld in de betrekkingen tussen de EU en Kosovo”

2012/C 181/05

Rapporteur: Ionut SIBIAN

Europees commissarissen Maroš Šefčovič en Štefan Füle hebben het Europees Economisch en Sociaal Comité per brief d.d. 22 september 2011 verzocht een verkennend advies op te stellen over

De rol van het maatschappelijk middenveld in de betrekkingen tussen de EU en Kosovo.

De afdeling Externe Betrekkingen, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 6 maart 2012 goedgekeurd.

Het Comité heeft tijdens zijn op 28 en 29 maart 2012 gehouden 479e zitting (vergadering van 28 maart) onderstaand advies uitgebracht, dat met 145 stemmen vóór en 5 tegen, bij 13 onthoudingen, is goedgekeurd.

1.   Conclusies en aanbevelingen

In dit verkennend advies van het EESC over de rol van het maatschappelijk middenveld in de betrekkingen tussen de EU en Kosovo wordt rekening gehouden met resolutie 1244 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (1999).

Het advies bevat een aantal aanbevelingen voor zowel de Europese Commissie als de Kosovaarse autoriteiten. Het EESC is bereid om de Europese Commissie te steunen bij haar activiteiten om de rol van het maatschappelijk middenveld in Kosovo te versterken en de betrekkingen tussen de EU en Kosovaarse maatschappelijke organisaties te intensiveren.

1.1   Het EESC verzoekt de Kosovaarse regering passende maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat etnische minderheden zich op het gehele grondgebied vrij en veilig kunnen bewegen, als voorwaarde voor verzoening en herstel van het wederzijdse vertrouwen.

1.2   De Europese Commissie zou samen met de Kosovaarse regering en mediaorganisaties in het land moeten opkomen voor meer mediavrijheid en professionalisering van de journalistiek.

1.3   Het EESC moedigt de Kosovaarse regering aan om maatschappelijke organisaties en sociale partners te raadplegen bij de uitstippeling van een nationale strategie voor economische ontwikkeling. De toetreding van jongeren en vrouwen tot de arbeidsmarkt zou van de Kosovaarse regering en de Europese Commissie topprioriteit moeten krijgen. Speciale aandacht zou moeten uitgaan naar de ondersteuning van plattelandsontwikkeling, duurzame landbouw en boerenorganisaties.

1.4   Het EESC zou de Sociaal-Economische Raad van Kosovo moeten helpen versterken door contacten aan te knopen met de voornaamste sociale actoren en zijn knowhow en deskundigheid te delen. Ook de Europese Commissie zou de Sociaal-Economische Raad van Kosovo krachtig moeten steunen. De regering van Kosovo zou een specifieke begrotingslijn voor de werkingskosten van de Sociaal-Economische Raad van Kosovo moeten garanderen.

1.5   Het EESC raadt het Kosovaarse Ministerie van Arbeid aan om een transparant en eerlijk systeem op te zetten voor het financieren van initiatieven van sociale partners.

1.6   Door de status van Kosovo kan het geen partij zijn bij de IAO-verdragen. Dat neemt niet weg dat de regering van Kosovo de Kosovaarse wetgeving en praktijken hieraan zou moeten aanpassen.

1.7   Het EESC acht het absoluut noodzakelijk dat de vertegenwoordigers van de sociale partners deelnemen aan het opzetten van een inclusieve Nationale Raad voor Europese Integratie.

1.8   De Kosovaarse regering zou ervoor moeten zorgen dat de wetgeving over vrije toegang tot openbare informatie beter wordt nageleefd.

1.9   Wat betreft de lancering van Kosovo's Nationale Raad Tegen Corruptie in februari 2012 hoopt het EESC dat het maatschappelijk middenveld echt de middelen zal krijgen om de corruptiebestrijding kracht bij te zetten.

1.10   De Kosovaarse regering zou het door het maatschappelijk middenveld ontwikkelde Strategisch Raamwerk in aanmerking moeten nemen en een institutioneel en rechtskader moeten scheppen voor gestructureerd overleg en deelname van het maatschappelijk middenveld aan het besluitvormingsproces. De Kosovaarse Assemblee zou een institutioneel platform moeten oprichten om regelmatig met maatschappelijke organisaties te overleggen.

1.11   De Europese Commissie zou het creëren van netwerken van maatschappelijke organisaties in Kosovo verder moeten ondersteunen om de dialoog met de overheid te vergemakkelijken en een koppeling aan te brengen met bestaande platforms van het Europees maatschappelijk middenveld.

1.12   De Europese Commissie zou de Kosovaarse regering moeten helpen bij de uitwerking van een begrotings- en rechtskader dat de duurzaamheid van het maatschappelijk middenveld in Kosovo op lange termijn ten goede komt. De Kosovaarse regering zou transparante mechanismen moeten opzetten voor de openbare financiering van maatschappelijke organisaties. Daarnaast beveelt het EESC de Kosovaarse regering aan om een Staatsfonds voor het maatschappelijk middenveld in het leven te roepen.

1.13   Het EESC raadt aan om de door de Europese Commissie uit hoofde van het IPA beschikbaar gestelde financiële middelen voor maatschappelijke organisaties evenwichtig te verdelen tussen organisaties die opkomen voor democratie en rechtstaat en organisaties die zich met sociaaleconomische ontwikkeling bezighouden. Oproepen tot het indienen van voorstellen in het kader van het IPA zouden zodanig moeten worden gepland dat hiaten in de financiering kunnen worden voorkomen.

1.14   De Europese Commissie zou moeten nagaan hoe haar progamma's toegankelijker kunnen worden gemaakt voor kleinere maatschappelijke organisaties en hoe initiatieven voor de langere termijn kunnen worden ondersteund.

1.15   De Europese Commissie zou oplossingen moeten vinden om sociale partners gemakkelijker toegang te geven tot fondsen die uit hoofde van het IPA bestemd zijn voor maatschappelijke organisaties. In het kader van de Faciliteit voor het maatschappelijk middenveld (CSF) zouden specifieke programma's voor de sociale partners kunnen worden ontwikkeld. Voor vakbonden moeten er in het IPA doelgerichte capaciteitsopbouwprogramma's komen.

1.16   Het EESC is er sterk voorstander van om maatschappelijke organisaties en sociale partners te betrekken bij het vaststellen van de nationale prioriteiten voor IPA-steun.

1.17   Het EESC herhaalt dat het geïnteresseerd en bereid is om samen met de Europese Commissie als covoorzitter op te treden tijdens de plenaire vergaderingen van het maatschappelijk middenveld, die eens per jaar in het kader van de dialoog over het stabilisatie- en associatieproces (SAPD) worden gehouden.

2.   Achtergrond van het advies

2.1   Externe actoren in Kosovo

2.1.1   Op 17 februari 2008 riep het Kosovaarse parlement de onafhankelijkheid uit. De Kosovaarse autoriteiten zegden toe de bepalingen van Ahtisaari's alomvattende voorstel voor de regeling van de status van Kosovo (Comprehensive Status Proposal ofwel CSP) volledig ten uitvoer te leggen en namen een nieuwe grondwet aan waarin deze verbintenis weerspiegeld werd. Het parlement verzocht de Europese Unie om haar rechtsstaatmissie uit te voeren (EULEX). Het verzocht eveneens een groep staten (1) om het internationaal civiel kantoor op te richten dat toezicht moet uitoefenen op de tenuitvoerlegging van het plan-Ahtisaari. De internationale civiele vertegenwoordiger heeft de bevoegdheid om wetgeving en beslissingen die beschouwd worden als tegenstrijdig met Ahtisaari's CSP, terzijde te schuiven.

2.1.2   De KFOR, de militaire vredesmacht onder leiding van de NAVO, is geleidelijk aan steeds minder sterk aanwezig, maar blijft zich inzetten voor de veiligheid in heel Kosovo, terwijl de Kosovaarse politie de verantwoordelijkheid voor de bescherming van de meeste culturele en religieuze sites en het grootste deel van het grensgebied heeft overgenomen.

2.1.3   In juli 2010 keurde het Internationaal Gerechtshof zijn advies over de onafhankelijkheid van Kosovo goed en kwam het tot de bevinding dat de onafhankelijkheidsverklaring van Kosovo geen schending van het internationaal recht inhield.

2.2   Het EU-optreden in Kosovo

2.2.1   In totaal hebben 22 van de 27 lidstaten van de EU de onafhankelijkheid van Kosovo erkend. Het gebrek aan een Europese consensus over de status van Kosovo belet niet dat de EU betrekkingen onderhoudt met Kosovo. De 5 landen die de onafhankelijkheid niet erkend hebben - Cyprus, Griekenland, Roemenië, Slowakije en Spanje – onderhouden wisselende contacten met de Kosovaarse autoriteiten.

2.2.2   Kosovo maakt deel uit van het stabilisatie- en associatieproces (SAP), maar blijft voorlopig het enige land in de regio dat geen contractuele betrekkingen heeft met de EU, waardoor het geen stabilisatie- en associatieovereenkomst (SAO) kan ondertekenen. Er werden in 2010 en 2011 acht vergaderingen (zeven sectorale en één plenaire) gehouden in het kader van de SAP-dialoog (SAPD) - met inbegrip van raadplegingen van organisaties uit het maatschappelijk middenveld - die waren gewijd aan de belangrijkste hoofdstukken van het EU-acquis.

2.2.3   In overeenstemming met de resolutie van de Verenigde Naties over Kosovo die in september 2010 werd aangenomen, werd er in maart 2011 een door de EU gefaciliteerde dialoog opgestart tussen Belgrado en Pristina. Deze dialoog is erop gericht praktische oplossingen te vinden voor regionale samenwerking, handel, vrij verkeer en de rechtsstaat (zie par. 3.3.4). In juli 2010 nam het Europees Parlement een resolutie over Kosovo aan waarin het de lidstaten aanmoedigde om hun gezamenlijke benadering tegenover Kosovo te versterken. Het Europees Parlement onderstreepte dat het vooruitzicht van toetreding tot de EU een krachtige stimulans kan bieden voor de nodige hervormingen in Kosovo en verzocht om in dat verband praktische stappen te nemen om een en ander tastbaarder te maken, zowel voor de regering als voor de burgers.

2.2.4   In januari 2012 heeft de Europese Commissie het startsein gegeven voor gesprekken met Kosovo over een versoepeling van de visumregeling.

2.2.5   Kosovo profiteert van het Instrument voor pretoetredingssteun (IPA), het stabiliteitsinstrument en het Europees Instrument voor democratie en mensenrechten (EIDHR), evenals van andere financieringsbronnen. Het land neemt deel aan de IPA-programma's voor meerdere begunstigden. Het indicatief meerjarenplan voor 2011-2013 werd goedgekeurd op 27 juni 2011. In 2011 werd er een totaal van 68,7 miljoen euro van de in het IPA-jaarprogramma voor 2011 voorziene fondsen toegewezen, in nauwe samenwerking met het ministerie voor Europese integratie en overheidsinstellingen. De pretoetredingssteun van de EU is vooral gericht op het ondersteunen van de rechtsstaat, de economie, de handel en de industrie en op een hervorming van de openbare administratie.

2.3   Activiteiten van het Europees Economisch en Sociaal Comité t.a.v. het maatschappelijk middenveld in Kosovo

2.3.1   De uitbreiding van de EU en de vooruitgang die geboekt werd in de landen van de Westelijke Balkan om dichter bij een toetreding tot de Europese Unie te komen, vormen een van de prioriteiten van het externe beleid van het EESC. De afdeling Externe betrekkingen heeft efficiënte instrumenten ontwikkeld ter verwezenlijking van haar belangrijkste doelstellingen: het ondersteunen van maatschappelijk organisaties in de Westelijke Balkan en het opbouwen van hun capaciteit om te kunnen fungeren als partners van de regering in het pretoetredingsproces.

2.3.2   De contactgroep voor de Westelijke Balkan - een permanent intern orgaan dat in 2004 door de EESC werd opgericht - is in dit opzicht het belangrijkste instrument voor de coördinatie van de activiteiten van het EESC. De rol van de contactgroep bestaat er eveneens in om de veranderingen in de politieke, economische en sociale situatie in de Westelijke Balkanlanden en de betrekkingen tussen de EU en de Westelijke Balkan te monitoren. Bovendien bevordert de contactgroep de samenwerking tussen het EESC en maatschappelijke organisaties in de Westelijke Balkan.

3.   Politieke ontwikkelingen in Kosovo

3.1   Belangrijkste feiten en cijfers met betrekking tot Kosovo

3.1.1   Aan het eind van 2011 was Kosovo erkend door 86 leden van de VN, waarvan 22 lidstaten van de EU.

3.1.2   Kosovo telt een bevolking van ongeveer 2 miljoen mensen en is een van de armste landen in Europa. De Wereldbank raamt het bruto binnenlands product (bbp) per capita op 1 760 euro. Er wordt geschat dat 45 % van de bevolking onder de nationale armoedegrens leeft, terwijl 17 % van de bevolking in extreme armoede leeft, volgens de meest recente gegevens uit 2006. Kosovo heeft een grote diaspora en zijn bevolking is een van de jongste in Europa.

3.1.3   Albanezen vormen 90 % van de bevolking en Serviërs 6 %, terwijl Bosniërs, Turken, Roma, Ashkali en Egyptenaren samen goed zijn voor de overige 4 %. De Albanese meerderheid en de niet-Servische minderheid beschouwen de Kosovaarse staat als legitiem. Het grootste deel van de Servische gemeenschap verzet zich tegen de status van Kosovo als onafhankelijke staat. De sociale kloof tussen Kosovaarse Albanezen en Kosovaarse Serviërs blijft aanzienlijk. Kosovaarse Serviërs beschikken de facto nog steeds over een sterke autonomie in het noorden van het land. In andere delen van Kosovo wonen zij geconcentreerd in landelijke enclaves. Naast politieke beweegredenen blijft taal een belangrijke oorzaak van de isolatie van de Servische gemeenschap. Kosovaarse Serviërs die in de enclaves wonen, zijn het slachtoffer van discriminatie, die een invloed heeft op hun dagelijkse leven en ervoor zorgt dat zij minder kansen hebben op een baan. Hun toegang tot de Kosovaarse overheidsorganen en verschillende sociale diensten, zoals ziekenhuizen, die hetzelfde zou moeten zijn als voor de Kosovaarse Albanezen, is problematisch. Hun recht op vrij verkeer in heel Kosovo is in de praktijk onderhevig aan beperkingen. De Servische bevolking blijft uit Kosovo wegtrekken.

3.1.4   In Noord-Kosovo en in de meeste gebieden die door Serviërs bevolkt worden, functioneren er sinds 1999 parallelle instellingen voor gezondheidszorg, onderwijs, justitie en sociale diensten. Deze ontvangen steun van Servië en worden grotendeels door Servië beheerd. Een groot deel van de Servische Kosovaren blijft de nationale verkiezingen en samenwerking met de Kosovaarse autoriteiten boycotten, in het bijzonder in het noorden. In de rest van het land nemen Servische Kosovaren steeds vaker deel aan verkiezingen en zijn ze steeds beter vertegenwoordigd in plaatselijke en nationale instellingen (met inbegrip van de regering en het parlement). Een decentralisatieproces, gericht op het oprichten van nieuwe gemeentebesturen waarin etnische minderheden een meerderheid vormen en die over betere gemeentelijke bevoegdheden beschikken, wordt geboycot in de gemeenten met een Servische meerderheid.

3.2   Betrekkingen met buurlanden

3.2.1   Van alle buurlanden onderhoudt Kosovo de beste betrekkingen met Albanië. Albanië heeft zich altijd actief ingezet om de erkenning van Kosovo te verzekeren en om te lobbyen voor de opname van Kosovo in regionale initiatieven, en doet dat nog steeds.

3.2.2   Kosovo heeft normale betrekkingen met de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië. De afbakening van de grens is afgerond en er zijn goede diplomatieke betrekkingen tot stand gebracht.

3.2.3   Kosovo en Montenegro hebben afgesproken om de grensafbakening met Montenegro te voltooien. Montenegro heeft eerder verzocht om de Montenegrijnse minderheid in Kosovo in de grondwet te erkennen, voordat beide landen ambassadeurs uitwisselen en de grenzen vastleggen. De Montenegrijnse gemeenschap is erkend door de wet inzake gemeenschappen en de twee landen zullen naar verwachting in de nabije toekomst diplomatieke betrekkingen aanknopen.

3.2.4   Bosnië & Herzegovina en Servië zijn de enige naburige landen waarmee Kosovo geen formele politieke betrekkingen onderhoudt. De economische betrekkingen blijven asymmetrisch, want hoewel Servië de grootste uitvoerder is naar Kosovo, kon Kosovo zelf tot voor kort niet naar dit land uitvoeren. De EU treedt op als bemiddelaar voor technische onderhandelingen tussen Pristina en Belgrado. Op de agenda van de onderhandelingen met Servië staan ondermeer het deblokkeren van de handel met Kosovo, het gebruik van het luchtruim boven Servië, de doorreis van passagiers met Kosovaarse paspoorten of voertuigen die in Kosovo geregistreerd zij,n en de deelname van Kosovo in regionale fora. Eind februari 2012 hebben Kosovo en Servië een overeenkomst gesloten over regionale samenwerking en grensoverschrijdend verkeer.

3.3   Actuele situatie

3.3.1   Er blijven spanningen bestaan in de betrekkingen tussen verschillende etnische groepen vanwege de onstabiliteit in Noord-Kosovo en de weigering van de Servische minderheid in Kosovo en van Servië om de onafhankelijkheid van Kosovo en zijn nieuwe instellingen te erkennen. Er zijn ook groepen Kosovaarse Albanezen die het internationale toezicht op de onafhankelijkheid van Kosovo niet aanvaarden.

3.3.2   Eind 2011 escaleerde de situatie in Noord-Kosovo toen Kosovo besloot om een embargo op te leggen op Servische goederen, als reactie op een sinds 2008 van kracht zijnde Servische blokkade van goederen, ingesteld omdat Servië de stempel „Kosovaarse Douane” niet erkent. De unilaterale inzetting van Kosovaarse politieagenten aan twee controlepunten aan de noordelijke grens met Servië leidde tot geweld, wat resulteerde in de dood van een Kosovaarse politieagent. De rust werd hersteld met de hulp van KFOR, de militaire vredesmacht onder leiding van de NAVO.

3.3.3   In september 2011 werd de kwestie van de douanestempels opgelost in het kader van de door de EU bemiddelde dialoog tussen Belgrado en Pristina. De tenuitvoerlegging van de overeenkomst heeft geleid tot uitgebreide blokkades in het noorden. Er deden zich ook gewelddadige incidenten voor. In het licht van de situatie in Noord-Kosovo schortte Servië zijn deelname aan bovengenoemde door de EU bemiddelde dialoog eind september op om in november weer terug te keren aan de onderhandelingstafel.

4.   Economische situatie in Kosovo

4.1   Stand van zaken na de oorlog

4.1.1   Met een officiële werkloosheidsgraad van meer dan 40 %, kent Kosovo de hoogste werkloosheidsgraad van de regio, een die ver boven het gemiddelde in de Europese Unie uitstijgt. Deze gegevens moeten voorzichtig geïnterpreteerd worden: gezien de grote omvang van de informele economie in Kosovo, ligt het officiële werkloosheidscijfer waarschijnlijk lager dan wat hier vermeld wordt. De werkloosheidgraad is hoger bij vrouwen en treft voornamelijk de jongere bevolking. Elk jaar komen er zo'n 30 000 werkzoekende jongeren bij, wat niet houdbaar is in het licht van de huidige economische groei. Armoede is ook een cruciaal probleem: zo'n 20 % van de bevolking moet rondkomen met minder dan een euro per dag.

4.1.2   De economie blijft in grote mate afhankelijk van geldtransfers en steun van donoren. De Kosovaarse economie heeft te lijden onder de onzekerheid na de oorlog, verbroken handelsbetrekkingen en onvoldoende investeringen in infrastructuur. Dankzij enorme internationale inspanningen op het gebied van noodhulp en heropbouw was er in de eerste jaren van 2000 een economische groei van meer dan 10 %. Deze groei bleek onhoudbaar vanwege een extreem groot handelstekort en een gebrek aan buitenlandse directe investeringen (BDI). De netto buitenlandse investeringen in Kosovo zijn sinds 2007 gestaag gedaald van 19 % naar 7,1 % van het bbp. De informele sector is erg omvangrijk, en het innen van de belastingen verloopt slecht.

4.1.3   Hoewel de mondiale financiële en economische crisis relatief weinig gevolgen heeft gehad voor de economie, vanwege de beperkte internationale integratie van Kosovo, waren er toch negatieve gevolgen voelbaar, vooral in de vorm van afnemende geldtransacties, een teruglopende uitvoer en vermindering van de BDI.

4.1.4   De Kosovaarse economie is grotendeels gebaseerd op de dienstensector (68 %), terwijl het aandeel van andere sectoren relatief beperkt is: industrie (20 %) en landbouw (12 %). Het grootste deel van de bevolking woont op het platteland. De landbouw draagt een fragmentarisch karakter en wordt bedreven op kleine stukjes grond, waardoor ze inefficiënt is en er alleen voor eigen gebruik kan worden geproduceerd. Dit verhindert ook de ontwikkeling van krachtige maatschappelijke organisaties die opkomen voor het agrarische bedrijf en de ontwikkeling van het platteland.

4.1.5   Corruptie blijft wijdverspreid en heeft een grote invloed op de economische groeivooruitzichten van het land. In de corruptieperceptie-index van Transparency International staat Kosovo op de 110e plaats en wordt het beschouwd als een van de meest corrupte landen in Europa.

4.1.6   Het ontbreekt de regering aan een nationale strategie voor economische ontwikkeling, die opgesteld zou moeten worden in overleg met de sociale partners en andere actoren uit het maatschappelijk middenveld.

5.   De huidige stand van zaken en de rol van organisaties in het maatschappelijk middenveld

5.1   Sociale dialoog

5.1.1   Er wordt geschat dat het totale aantal vakbondsleden 60 000 bedraagt. Bij de overheid hebben werknemers zich op grote schaal aangesloten bij de vakbeweging: volgens ramingen is 90 % van de overheidsambtenaren lid van een vakbond (2). Nu de wet ook voorziet in de mogelijkheid om vakbonden op te richten in de privésector, zal de belangrijkste uitdaging voor de vakbeweging in de komende periode zijn om zich ook hier te organiseren. Uit enquêtes blijkt dat 5,09 % van de bevolking lid is van een vakbond (3).

5.1.2   De Arbeidswet, die in december 2010 van kracht werd, werd in Kosovo beschouwd als een van de belangrijkste wetten, ooit aangenomen (4). Er is heel wat overleg gepleegd bij het opstellen van deze wet, in het bijzonder tussen werkgeversverenigingen en vakbonden, maar ook het gespecialiseerde parlementaire comité en het maatschappelijk middenveld zijn gehoord. De wet werd met eenparigheid van stemmen aangenomen tijdens de laatste plenaire vergadering van de derde legislatuurperiode, op dezelfde dag dat het parlement ontbonden werd, dit ondanks herhaaldelijk verzet van de regering, die bezorgd was over de grote last die deze wet zou kunnen betekenen voor de begroting. De vakbonden dreigden het verkiezingsproces te boycotten als de wet niet werd goedgekeurd.

5.1.3   De Sociaal-Economische Raad van Kosovo (SER) werd opgericht in 2009. Al sinds de oprichting ervan worden de activiteiten van de SER verstoord door tegenkanting van de Kosovaarse Kamer van Koophandel en de Unie van Onafhankelijke Vakbonden van Kosovo (BSPK), die de deelname van andere werkgeversorganisaties (Kosovo Business Alliance) en vakbonden (Kosovaars Verband van Vrije Vakverenigingen – KSLK) willen verhinderen. Ondanks interne meningsverschillen heeft de SER regelmatig vergaderd.

5.1.4   De Sociaal-Economische Raad van Kosovo beschikt niet over de mogelijkheden en financiële middelen om effectief te kunnen functioneren.

5.1.5   De sociale partners spelen geen belangrijke rol in het Europese integratieproces en het economische ontwikkelingsproces. De regering van Kosovo dient een passende rechtsgrondslag te creëren om de rol en de vertegenwoordiging van de sociale partners in bovenstaande processen te vergroten.

5.1.6   Het ministerie van Arbeid financiert momenteel projecten van de sociale partners, maar hier zijn geen transparante criteria noch een transparant reglement van orde.

5.2   Civiele dialoog

5.2.1   Het maatschappelijk middenveld in Kosovo kwam tot ontwikkeling aan het eind van de jaren 1980 en in het begin van de jaren 1990, na de val van het communisme in Centraal- en Oost-Europa. Vanwege de bijzonder specifieke situatie in Kosovo in die tijd, ontwikkelde het maatschappelijk middenveld zich als belangrijk onderdeel van een geheel parallel systeem en van het verzet van de burgers tegen het Servische regime. Humanitaire hulp, bescherming van de mensenrechten en burgerbewegingen die konden rekenen op heel wat steun in de samenleving, vormden de belangrijkste aandachtspunten van het maatschappelijk middenveld. Vanwege de boycot van Servische instellingen door de hele Albanese bevolking in Kosovo en de afwezigheid van sociale en gezondheidsdiensten, werd het maatschappelijk middenveld de belangrijkste dienstverlener (5).

5.2.2   Na de oorlog paste het maatschappelijk middenveld zich vlot aan om tegemoet te komen aan de nieuwe behoeften, zoals noodhulp en wederopbouw, of etnische verzoening. In de context van de grootschalige financiële en technische bijstand van internationale donoren, nam het aantal organisaties uit het maatschappelijk middenveld aanzienlijk toe. Momenteel wordt echter geschat dat minder dan 10 % van de meer dan 6 000 ngo's die in 2010 geregistreerd waren, nog steeds geheel of gedeeltelijk actief is (6).

5.2.3   De maatschappelijke organisaties in Kosovo moeten momenteel het hoofd bieden aan dezelfde uitdagingen als andere landen in de regio (7), aangezien het overgrote deel van de sector bijzonder afhankelijk blijft van internationale financiering (er wordt geschat dat meer dan 70 % van de middelen waarover maatschappelijke organisaties beschikken, van buitenlandse donoren komt). Maatschappelijke organisaties worden daardoor steeds meer aangestuurd door donoren en spelen minder in op de behoeften van de gemeenschap. Zo komt hun levensvatbaarheid mogelijk in het gedrang als de internationale financiering van het maatschappelijk middenveld in de toekomst zou afnemen. Maatschappelijke organisaties hebben ook te kampen met legitimiteitsproblemen, aangezien ze steeds minder dicht staan bij diegenen die ze vertegenwoordigen.

5.2.4   Veel donoren zijn zich beginnen terug te trekken uit Kosovo en de totale beschikbare financiering voor het maatschappelijk middenveld daalt. Omdat steun voor kortetermijnprojecten prevaleert boven structurele steun op de lange termijn, zal de duurzaamheid van de financiële en personele middelen van de maatschappelijke organisaties bijzonder moeilijk te handhaven zijn (8).

5.2.5   In december 2011 heeft de Europese Commissie toegezegd, te zullen streven naar een overeenkomst met Kosovo om dit land te betrekken bij de EU-programma's, onverminderd het standpunt van enkele lidstaten m.b.t. de status. Zowel de Europese Commissie als de Kosovaarse regering dienen er in dat opzicht voor te zorgen dat de maatschappelijke organisaties betrokken worden bij de ontwikkeling en uitvoering van specifieke projecten.

5.2.6   De problemen rond de internationale erkenning van Kosovo hebben rechtstreekse gevolgen voor de internationale banden van het maatschappelijk middenveld in Kosovo. Een aantal internationale en in de EU gevestigde netwerken aanvaarden geen leden uit Kosovo. Ondanks deze hindernissen, is het Kosovaarse maatschappelijk middenveld vertegenwoordigd in verschillende regionale en Europese platforms en fora en geniet het een grotere internationale zichtbaarheid dan eender welke sector in het land. De maatschappelijk organisaties in Kosovo dienen gemakkelijker toegang te krijgen tot regionale programma's.

5.2.7   De grondwet uit 2008 beschermt de vrijheid van meningsuiting en de persvrijheid, met uitzondering van uitingen die aanzetten tot etnische haat. Het maatschappelijk middenveld is van mening dat het in het algemeen vrijelijk kritiek kan uiten op de regering. Weinig maatschappelijk organisaties maken gewag van onwettige beperkingen of aanvallen door de plaatselijke overheden of de centrale regering. Er werd echter wel gemeld dat media die dicht bij de regering staan, gebruikt werden tegen initiatieven van het maatschappelijk middenveld en tegen personen die kritiek uiten op de regering. Hoewel er een uiteenlopend aanbod aan geschreven en elektronische media bestaat in Kosovo, wordt er zelden aan onderzoeksjournalistiek gedaan uit vrees voor represailles. De financiële afhankelijkheid van de media van advertenties van de regering doet vragen rijzen over de redactionele onafhankelijkheid van deze media.

5.2.8   De ngo-basiswet voorziet in een snelle en eenvoudige registratieprocedure en waarborgt de belangrijkste beginselen voor de oprichting, werking en ontbinding van ngo's. Het aanvullende rechtskader voor het maatschappelijk middenveld voldoet echter niet: organisaties van algemeen nut genieten bijzonder weinig voordelen, er bestaan weinig belastingvrijstellingen voor mogelijke donoren en de procedures van de maatschappelijke dialoog zijn nog steeds niet geformaliseerd. Er zijn wetten inzake de belasting over de toegevoegde waarde (btw), douane, vennootschappen en inkomsten nodig om de fiscale voordelen voor ngo's met een status van algemeen nut te specificeren. Plaatselijke liefdadigheid staat nog in haar kinderschoenen. Er zijn veranderingen in de bedrijfscultuur nodig om op het gebied van liefdadigheid werkelijk effect te kunnen sorteren. Er is dringend behoefte aan een gunstig klimaat om de financiële duurzaamheid van ngo's te verzekeren. Deze moeten toegang krijgen tot overheidsmiddelen via wetgeving inzake sponsoring, vennootschapsbelasting en inkomstenbelasting.

5.2.9   De samenwerking met het maatschappelijk middenveld blijft gewoonlijk beperkt tot belangenbehartiging bij wetgevingsinitiatieven, terwijl pogingen van maatschappelijk organisaties om transparantieproblemen en corruptie aan te pakken minder succes hebben. Toegang tot informatie blijft een belemmering voor samenwerking tussen ngo's en de regering, vooral vanwege een slechte handhaving van de wet inzake toegang tot overheidsdocumenten.

5.2.10   Er vindt geen formele dialoog plaats tussen het maatschappelijk middenveld en de regering. De Europese Commissie dient de Kosovaarse regering te helpen om formele structuren in het leven te roepen voor samenwerking met het maatschappelijk middenveld. De overheid dient duurzame mechanismen en lichamen voor overleg met het maatschappelijk middenveld op te zetten, terwijl er speciale ambtenaren aangesteld en opgeleid moeten worden voor het onderhouden van de contacten met maatschappelijke organisaties.

5.2.11   Na inspanningen van maatschappelijke organisaties is de regering begonnen met het uitstippelen van een Strategie voor samenwerking tussen de regering en het maatschappelijk middenveld. Het proces zit nog in de beginfase en wordt gecoördineerd door CiviKos Platform, een netwerk van het maatschappelijk middenveld.

5.2.12   Er bestaan geen specifieke mechanismen voor de regering om overeenkomsten te sluiten met het maatschappelijk middenveld en ook de selectieprocedure voor de weinige overheidssubsidies aan ngo's is niet onderworpen aan een rechtskader, maar verloopt eerder op basis van persoonlijke voorkeuren. De Europese Commissie dient technische ondersteuning te bieden aan de Kosovaarse regering voor het creëren van zulke mechanismen.

5.2.13   Zonder duidelijke bestuursrechtelijke bepalingen die een stimulans kunnen bieden voor vrijwilligerswerk, is het bijzonder moeilijk voor ngo's om personen of groepen aan te trekken als vrijwilliger. Europese wetgevingsmodellen inzake vrijwilligerswerk zouden ter aanbeveling kunnen worden voorgelegd aan de Kosovaarse regering.

5.2.14   Op het vlak van milieubescherming moet de samenwerking tussen de regering en het maatschappelijk middenveld versterkt worden en dienen maatschappelijke organisaties op een structurele manier geraadpleegd te worden en bij de beleidsvorming en openbare debatten te worden betrokken.

6.   Maatschappelijke organisaties in Kosovo en het IPA

6.1   Toegang tot de IPA-middelen

6.1.1   Tussen 1998 en 2009 bedroeg de totale steun van de Europese Commissie aan Kosovo meer dan 2,3 miljard euro, met inbegrip van de financiering van de EULEX-missie, de SVEU en het internationaal civiel bureau. De belangrijkste bilaterale partners waarmee de Europese Commissie samenwerkte, waren Duitsland, Zwitserland, Noorwegen, Zweden (Sida), Nederland, het VK (DFID) en USAID.

6.1.2   Volgens de indicatieve meerjarenplanning voor 2009-2011, die in 2009 door de Europese Commissie werd goedgekeurd, zijn er vier belangrijke sectoroverschrijdende problemen die moeten worden aangepakt in Kosovo: maatschappelijk middenveld, milieu, gelijke kansen en behoorlijk bestuur. De IPA-financiering sluit aan op drie belangrijke assen: het ondersteunen van de totstandbrenging van politieke criteria, economische criteria en Europese normen.

6.1.3   Als meest invloedrijke donor wat de hoeveelheid geboden steun en de financieringscategorieën betreft, heeft de EU de mogelijkheid om het beleid ter bevordering van de democratie inhoudelijk en financieel in te vullen. Dat betekent ook dat de doeltreffendheid van het optreden van de Commissie een essentiële factor is, die bepaalt hoe de internationale steun in Kosovo gezien en gelegitimeerd wordt;

6.1.4   Volgens de politieke criteria moet de IPA-financiering de verbetering van de administratieve capaciteit en de institutionele opbouw in Kosovo ondersteunen, evenals de rechtsstaat en de strijd tegen corruptie en georganiseerde criminaliteit, moet het de mensenrechten bevorderen en de Servische en andere minderheden beschermen en bijdragen tot de consolidatie van het maatschappelijk middenveld en de openbare media via het mainstreamen van de vraagstukken rond het maatschappelijk middenveld in alle programma's. Voor de periode 2009-2011 werd 2 tot 5 % van de totale steun voor Kosovo besteed aan het ondersteunen van het maatschappelijk middenveld.

6.1.5   Hoewel de financiering door de Europese Unie van het maatschappelijk middenveld gestaag is toegenomen, zorgen complexe bureaucratische aanvraagprocedures en de relatief hoge minimumbedragen voor subsidiëring ervoor dat de meeste organisaties niet van deze financiering kunnen profiteren. Dezelfde voorwaarden hebben ook de kloof tussen grote en kleine organisaties uit het maatschappelijk middenveld vergroot. De formulering en de technische aard van de aanvraag blijven een belemmering voor maatschappelijke organisaties in kleine gemeenschappen en op plaatselijk niveau die toegang willen krijgen tot EU-financiering.

6.1.6   De middelen die de Commissie vrijmaakt voor het maatschappelijk middenveld, komen vooral ten goede aan maatregelen die de democratie en de rechtsstaat bevorderen, niet zozeer aan organisaties die werken aan sociaaleconomische ontwikkeling.

6.1.7   Het IPA voorziet niet in steun voor initiatieven van de sociale partners of in gerichte programma's waardoor deze hun capaciteit zouden kunnen versterken.

6.1.8   Er bestaat nog altijd bezorgdheid over de beperkte absorptiecapaciteit van de Kosovaarse overheid voor de middelen uit het IPA. De regering dient de maatschappelijke organisaties te betrekken bij de vastlegging van de prioriteiten voor IPA-steun.

6.1.9   Rekening houdende met het feit dat er in Kosovo geen gestructureerde dialoog bestaat tussen maatschappelijke organisaties en de regering, schaart het EESC zich achter de plannen van de Europese Commissie om in 2012 projecten te financieren voor de oprichting van netwerken van maatschappelijke organisaties om de dialoog met de overheid te vergemakkelijken.

6.1.10   Het EESC beveelt aan om de oproepen tot het indienen van voorstellen onder het IPA zo te plannen dat hiaten in de financiering vermeden worden.

Brussel, 28 maart 2012

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Staffan NILSSON


(1)  Oostenrijk, België, Bulgarije, Kroatië, Tsjechië, Denemarken, Estland, Finland, Frankrijk, Duitsland, Hongarije, Ierland, Italië, Letland, Litouwen, Luxemburg, Nederland, Noorwegen, Polen, Slovenië, Zwitserland, Zweden, Turkije, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten.

(2)  Kushtrim, Shaipi (2011), Jaarlijks overzicht 2010 van de arbeidsbetrekkingen en de sociale dialoog in Zuidoost-Europa: Kosovo, regionaal project voor arbeidsbetrekkingen en sociale dialoog in Zuidoost-Europa, Friedrich Ebert Stiftung, januari 2011.

(3)  Betere governance voor een betere impact. Een oproep aan de burgers, het analyseverslag inzake de CIVICUS Civil Society Index voor Kosovo, Kosovaarse Stichting voor het Maatschappelijk Middenveld (KCSF), maart 2011.

(4)  Arbeidswet: de tenuitvoerlegging tijdens de eerste zes maanden, GAP beleidsnota, Het instituut voor geavanceerde studies GAP, september 2011

(5)  Betere governance voor een betere impact. Een oproep aan de burgers, het analyseverslag inzake de CIVICUS Civil Society Index voor Kosovo, Kosovaarse Stichting voor het Maatschappelijk Middenveld (KCSF), maart 2011.

(6)  Betere governance voor een betere impact. Een oproep aan de burgers, het analyseverslag inzake de CIVICUS Civil Society Index voor Kosovo, Kosovaarse Stichting voor het Maatschappelijk Middenveld (KCSF), maart 2011.

(7)  De ngo-duurzaamheidsindex 2010 voor Centraal- en Oost-Europa en Eurazië, Amerikaans Bureau voor internationale ontwikkeling (USAID).

(8)  Betere governance voor een betere impact. Een oproep aan de burgers, het analyseverslag inzake de CIVICUS Civil Society Index voor Kosovo, Kosovaarse Stichting voor het Maatschappelijk Middenveld (KCSF), maart 2011.


Top