EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62010CN0622

Zaak C-622/10: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Rechtbank van eerste aanleg te Namen (België) op 22 december 2010 — Rémi Paquot/Belgische Staat — FOD Financiën

OJ C 80, 12.3.2011, p. 12–13 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

12.3.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 80/12


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Rechtbank van eerste aanleg te Namen (België) op 22 december 2010 — Rémi Paquot/Belgische Staat — FOD Financiën

(Zaak C-622/10)

2011/C 80/24

Procestaal: Frans

Verwijzende rechter

Rechtbank van eerste aanleg te Namen

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Rémi Paquot

Verwerende partij: Belgische Staat — FOD Financiën

Prejudiciële vragen

1)

Verzetten artikel 6 van titel I („Gemeenschappelijke bepalingen”) van het Verdrag van Lissabon van 13 december 2007 tot wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, dat op 1 december 2009 in werking is getreden (en grotendeels de bepalingen overneemt van artikel 6 van titel I van het op 7 februari 1992 te Maastricht ondertekende en op 1 november 1993 in werking getreden Verdrag betreffende de Europese Unie), en artikel 234 (voorheen artikel 177) van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (EG-Verdrag) van 25 maart 1957, enerzijds, en/of artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie van 7 december 2000, anderzijds, zich ertegen dat nationale wettelijke bepalingen, in casu artikel 9, § 2, van de Belgische wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof (thans het Grondwettelijk Hof) de nationale rechters verplichten om de rechtspraak te volgen die wordt gevormd door arresten die een hogere nationale rechter (in casu het Grondwettelijk Hof) heeft gewezen in beroepen tot vernietiging van nationaalrechtelijke bepalingen die bij hem aanhangig zijn gemaakt, wanneer die beroepen zijn gebaseerd op schending van bepalingen van het recht van de Europese Unie dat in de interne rechtsorde rechtstreeks en bij voorrang toepasselijk is?

2)

Verzetten artikel 6 van titel I („Gemeenschappelijke bepalingen”) van het Verdrag van Lissabon van 13 december 2007 tot wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, dat op 1 december 2009 in werking is getreden (en grotendeels de bepalingen overneemt van artikel 6 van titel I van het op 7 februari 1992 te Maastricht ondertekende en op 1 november 1993 in werking getreden Verdrag betreffende de Europese Unie), en artikel 234 (voorheen artikel 177) van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (EG-Verdrag) van 25 maart 1957, enerzijds, en/of artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie van 7 december 2000, anderzijds, zich ertegen dat nationale wettelijke bepalingen, in casu artikel 26, § 4, van de Belgische wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof (thans het Grondwettelijk Hof), zoals gewijzigd bij de wet van 12 juli 2009, op zichzelf of samen met artikel 9, § 2, van die bijzondere wet van 6 januari 1989, de nationale rechters verplichten om elke prejudiciële vraag met betrekking tot de uitlegging van bepalingen van het recht van de Europese Unie dat in de interne rechtsorde rechtstreeks en bij voorrang toepasselijk is, te stellen aan een hogere nationale rechter (in casu het Grondwettelijk Hof) wanneer die bepalingen ook zijn opgenomen in de nationale Grondwet en die rechters veronderstellen dat die bepalingen zijn geschonden in geschillen die bij hen zijn aangebracht, waardoor die rechters de mogelijkheid wordt ontzegd om het recht van de Europese Unie rechtstreeks toe te passen, althans in het geval dat die hogere rechter reeds uitspraak heeft gedaan over dezelfde vraag?


Top