EUR-Lex Access to European Union law
This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62009CA0444
Joined Cases C-444/09 and C-456/09: Judgment of the Court (Second Chamber) of 22 December 2010 (reference for a preliminary ruling from the Juzgado de lo Contencioso-Administrativo No 3 de A Coruña (Spain) and the Juzgado de lo Contencioso-Administrativo No 3 de Pontevedra (Spain)) — Rosa María Gavieiro Gavieiro (C-444/09), Ana María Iglesias Torres (C-456/09) v Consellería de Educación e Ordenación Universitaria de la Xunta de Galicia (Social Policy — Directive 1999/70/EC — Clause 4 of the framework agreement on fixed-term work concluded by ETUC, UNICE and CEEP — Principle of non-discrimination — Application of the framework agreement to the interim staff of an Autonomous Community — National rules establishing different treatment in respect of the award of a length-of-service increment on the basis of the temporary nature of the employment relationship — Obligation to recognise, with retrospective effect, the right to the length-of-service increment)
Gevoegde zaken C-444/09 en C-456/09: Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 22 december 2010 (verzoeken om een prejudiciële beslissing ingediend door de Juzgado Contencioso Administrativo te La Coruña, Juzgado Contencioso Administrativo nr. 3 te Pontevedra — Spanje) — Rosa María Gavieiro Gavieiro (C-444/09), Ana María Iglesias Torres (C-456/09)/Consejería de Educación e Ordenación Universitária de la Xunta de Galicia (Sociale politiek — Richtlijn 1999/70/EG — Clausule 4 van door het EVV, de UNICE en het CEEP gesloten raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd — Non-discriminatiebeginsel — Toepassing van raamovereenkomst op tijdelijk personeel van Autonome gemeenschap — Nationale regeling die bij toekenning van anciënniteitstoelage voorziet in verschil in behandeling op grond van loutere feit dat arbeidsverhouding tijdelijk is — Verplichting om met terugwerkende kracht recht op anciënniteitstoelage toe te kennen)
Gevoegde zaken C-444/09 en C-456/09: Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 22 december 2010 (verzoeken om een prejudiciële beslissing ingediend door de Juzgado Contencioso Administrativo te La Coruña, Juzgado Contencioso Administrativo nr. 3 te Pontevedra — Spanje) — Rosa María Gavieiro Gavieiro (C-444/09), Ana María Iglesias Torres (C-456/09)/Consejería de Educación e Ordenación Universitária de la Xunta de Galicia (Sociale politiek — Richtlijn 1999/70/EG — Clausule 4 van door het EVV, de UNICE en het CEEP gesloten raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd — Non-discriminatiebeginsel — Toepassing van raamovereenkomst op tijdelijk personeel van Autonome gemeenschap — Nationale regeling die bij toekenning van anciënniteitstoelage voorziet in verschil in behandeling op grond van loutere feit dat arbeidsverhouding tijdelijk is — Verplichting om met terugwerkende kracht recht op anciënniteitstoelage toe te kennen)
OJ C 55, 19.2.2011, p. 14–15
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
19.2.2011 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 55/14 |
Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 22 december 2010 (verzoeken om een prejudiciële beslissing ingediend door de Juzgado Contencioso Administrativo te La Coruña, Juzgado Contencioso Administrativo nr. 3 te Pontevedra — Spanje) — Rosa María Gavieiro Gavieiro (C-444/09), Ana María Iglesias Torres (C-456/09)/Consejería de Educación e Ordenación Universitária de la Xunta de Galicia
(Gevoegde zaken C-444/09 en C-456/09) (1)
(Sociale politiek - Richtlijn 1999/70/EG - Clausule 4 van door het EVV, de UNICE en het CEEP gesloten raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd - Non-discriminatiebeginsel - Toepassing van raamovereenkomst op tijdelijk personeel van Autonome gemeenschap - Nationale regeling die bij toekenning van anciënniteitstoelage voorziet in verschil in behandeling op grond van loutere feit dat arbeidsverhouding tijdelijk is - Verplichting om met terugwerkende kracht recht op anciënniteitstoelage toe te kennen)
2011/C 55/25
Procestaal: Spaans
Verwijzende rechters
Juzgado Contencioso Administrativo te La Coruña, Juzgado Contencioso Administrativo no 3 te Pontevedra
Partijen in de hoofdgedingen
Verzoekende partijen: Rosa María Gavieiro Gavieiro (C-444/09), Ana María Iglesias Torres (C-456/09)
Verwerende partij: Consejería de Educación de la Junta de Galicia
Voorwerp
Verzoek om een prejudiciële beslissing — Juzgado Contencioso Administrativo de La Coruña — Uitlegging van clausule 4, punt 4, van de bijlage bij richtlijn 1999/70/EG van de Raad van 28 juni 1999 betreffende de door het EVV, de UNICE en het CEEP gesloten raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd (PB L 175, blz. 43) — Non-discriminatiebeginsel — Begrip „[criteria voor de vaststelling van de] periodes van anciënniteit” — Nationale regeling die bij de toekenning van anciënniteitstoelagen voorziet in een verschil in behandeling op grond van het loutere feit dat de overeenkomst tijdelijk is
Dictum
1) |
Een tijdelijk personeelslid van de Autonome gemeenschap Galicië, zoals verzoekster in het hoofdgeding, valt binnen de personele werkingssfeer van richtlijn 1999/70/EG van de Raad van 28 juni 1999 betreffende de door het EVV, de UNICE en het CEEP gesloten raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, en van de op 18 maart 1999 gesloten raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, die is opgenomen in de bijlage bij deze richtlijn. |
2) |
Een anciënniteitstoelage zoals die welke in het hoofdgeding aan de orde is, valt, aangezien het daarbij om een arbeidsvoorwaarde gaat, onder clausule 4, punt 1, van de raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, die is opgenomen in de bijlage bij richtlijn 1999/70, zodat werknemers met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd kunnen opkomen tegen de omstandigheid dat zij ter zake van de betaling van deze toelage zonder enige objectieve rechtvaardiging minder gunstig worden behandeld dan werknemers met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd die zich in een vergelijkbare situatie bevinden. Het feit dat de dienstbetrekking van bepaalde overheidswerknemers tijdelijk is, kan als zodanig geen „objectieve reden” in de zin van die clausule van de raamovereenkomst zijn. |
3) |
De enkele omstandigheid dat een nationale bepaling zoals artikel 25, lid 2, van wet nr. 7/2007 houdende het basisstatuut van het overheidspersoneel (Ley 7/2007 del Estatuto básico del empleado público) van 12 april 2007 geen enkele verwijzing naar richtlijn 1999/70 bevat, sluit niet uit dat deze bepaling kan worden aangemerkt als een nationale maatregel ter omzetting van die richtlijn. |
4) |
Clausule 4, punt 1, van de raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, die is opgenomen in de bijlage bij richtlijn 1999/70, is onvoorwaardelijk en voldoende nauwkeurig om door ambtenaren in tijdelijke dienst voor de nationale rechter tegenover de staat te kunnen worden ingeroepen opdat hun het recht op anciënniteitstoelagen, zoals de in de hoofdgedingen aan de orde zijnde driejaarlijkse toelagen, wordt toegekend voor de periode vanaf het verstrijken van de aan de lidstaten toekende termijn voor de omzetting van richtlijn 1999/70 tot het tijdstip van inwerkingtreding van de nationale wet tot omzetting van die richtlijn in het nationale recht van de betrokken lidstaat, onder voorbehoud van de inachtneming van de relevante nationale voorschriften inzake verjaring. |
5) |
Ofschoon de nationale regeling tot omzetting van richtlijn 1999/70 een bepaling bevat die het recht van ambtenaren in tijdelijke dienst op betaling van de driejaarlijkse anciënniteitstoelagen erkent, maar de toepassing met terugwerkende kracht van dit recht uitsluit, zijn de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat op grond van het Unierecht en aangezien het gaat om een bepaling met rechtstreekse werking van de raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, die is opgenomen in de bijlage bij richtlijn 1999/70, gehouden dit recht op betaling van de toelagen met terugwerkende kracht toe te kennen vanaf de datum van het verstrijken van de aan de lidstaten gegeven termijn voor de omzetting van deze richtlijn. |