EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52010AE0987

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de „Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s – Naar de integratie van de maritieme bewaking: Een gemeenschappelijke gegevensuitwisselingstructuur voor het maritieme gebied van de EU” COM(2009) 538 final

OJ C 44, 11.2.2011, p. 173–177 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

11.2.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 44/173


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de „Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s – Naar de integratie van de maritieme bewaking: Een gemeenschappelijke gegevensuitwisselingstructuur voor het maritieme gebied van de EU”

COM(2009) 538 final

2011/C 44/32

Rapporteur: de heer LIOLIOS

Op 15 oktober 2009 heeft de Europese Commissie besloten om, overeenkomstig art. 262 van het EG-Verdrag, het Europees Economisch en Sociaal Comité te raadplegen over de

Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s - Naar de integratie van de maritieme bewaking: Een gemeenschappelijke gegevensuitwisselingstructuur voor het maritieme gebied van de EU

COM(2009) 538 final.

De gespecialiseerde afdeling Vervoer, energie, infrastructuur, informatie, die met de desbetreffende voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies goedgekeurd op 1 juni 2010.

Tijdens zijn 464e zitting van 14 en 15 juli 2010 (vergadering van 14 juli) heeft het Europees Economisch en Sociaal Comité het volgende advies uitgebracht, dat werd goedgekeurd met 164 stemmen vóór en 1 stem tegen, bij 6 onthoudingen:

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1   Het EESC is ingenomen met de mededeling en kan zich vinden in de reeks voorgestelde maatregelen ter invoering van een geïntegreerde maritieme bewaking (integrated maritime surveillance - IMS), waarbij wordt gestreefd naar een effectief overzicht van activiteiten in het maritieme gebied die gevolgen kunnen hebben voor de beveiliging, de veiligheid, de economie en het milieu van de Europese Unie en haar lidstaten.

1.2   Het EESC is het in principe eens met de in de mededeling geformuleerde aanbevelingen en meent dat de invoering van regels voor de verspreiding en behandeling van gegevens en de ingebruikneming van mechanismen waarbij alle deelnemende organisaties controle uitoefenen en zelf ook worden gecontroleerd, het situationele bewustzijn in het maritieme gebied zal verbeteren.

1.3   Het EESC is van mening dat de mededeling over de maritieme bewaking in positieve zin bijdraagt tot een oplossing van de toenemende problemen die de EU ondervindt op het gebied van veiligheid, zoals illegale immigratie, mensensmokkel en drugshandel, alsmede tot een efficiënte en doeltreffende bescherming van het milieu en het leven en welzijn van de burgers in de EU.

1.4   Het EESC beseft dat de EU alleen een duurzaam geïntegreerd maritiem beleid kan voeren als ook haar beleidsmaatregelen, waaronder de geïntegreerde maritieme bewaking, een duurzaam karakter hebben. Het voorgestelde systeem van geïntegreerde maritieme bewaking zal dan ook zodanig moeten worden opgezet dat het op een duurzame wijze nauwkeurige, actuele, kwalitatief hoogstaande en kosteneffectieve gegevens verstrekt. Deze gegevens moeten altijd en overal kunnen worden geleverd en dienen exact toegesneden te zijn op het doel waarvoor ze bestemd zijn. Er zal dan ook moeten worden bekeken in hoeverre de IMS nog verder zou kunnen worden uitgebreid.

1.5   Het EESC is voorstander van een gemeenschappelijk, de hele EU omspannend bewakingssysteem, verankerd in een geharmoniseerd wettelijk kader waarbinnen gevoelige en niet-gevoelige informatie kan worden uitgewisseld tussen autoriteiten, agentschappen en gebruikers in de lidstaten.

1.6   Het EESC erkent het belang van de internationale dimensie van het maritieme gebied en dringt aan op de ontwikkeling van technische en wettelijke normen en op een onderzoek naar de mogelijkheden voor samenwerking met derde landen.

1.7   Het EESC wijst erop dat er ten aanzien van de onderlinge verbinding van maritieme bewakingssystemen eerst goed moet worden nagedacht over een aantal juridische kwesties in verband met de uitwisseling van informatie die voor verschillende doeleinden en uit verschillende bronnen wordt verzameld. Elke lidstaat heeft zo zijn eigen verplichtingen en de vertrouwelijkheid van informatie en de bescherming van persoonsgegevens zijn daarbij van cruciaal belang. Er zal moeten worden bepaald om welk soort gegevens het hier gaat, wat de oogmerken (en methoden) van de uitwisseling zijn, voor wie de gegevens mogelijk bestemd zijn en welke waarborgen er moeten worden ingebouwd als het gaat om de vertrouwelijkheid en veiligheid van informatie en, in voorkomend geval, om de bescherming van persoonsgegevens.

1.8   Het EESC vindt dat gegevens moeten worden verspreid op basis van het „onmisbaarheidsprincipe”. Dit is een manier om de gegevensbescherming te verzekeren en onnodige verspreiding ervan te voorkomen. Het is ook beslist noodzakelijk om duidelijk aan te geven welk niveau van vertrouwelijkheid wordt gevraagd en welk niveau bevoegd is voor het verlenen van gegevenstoegang. Dit kan door een concreet en transparant vergunnningenstelsel voor de toegang tot gegevens te ontwikkelen.

1.9   Het EESC beseft dat de validering van verzamelde gegevens een delicate en lastige opgave is en stelt daarom voor, een kader te ontwikkelen waarbinnen deze gegevens kunnen worden verzameld en de juistheid ervan kan worden geverifieerd en waarbinnen zorg kan worden gedragen voor de veiligheid van de informatie tijdens het proces van verspreiding.

1.10   Het EESC pleit ervoor om bij de invoering van de geïntegreerde maritieme bewaking gebruik te maken van een stappenplan, waarbij wordt uitgegaan van de ervaringen die bij proefprojecten zijn opgedaan, van de expertise van deskundigenteams en van effectbeoordelingen inzake de juridische en technische aspecten van de integratie van informatie.

1.11   Het EESC pleit voor de ontwikkeling van geünificeerde coördinatiemechanismen op nationaal niveau en voor één enkel informatiecentrum per nationale gebruikersgroep (gemeenschap), hetgeen de ontwikkeling en operabiliteit van de geïntegreerde maritieme bewaking ten goede zal komen.

1.12   Gelet op de talloze systemen die er momenteel zijn, waarschuwt het EESC voor overlapping van deze systemen. De geïntegreerde maritieme bewaking moet geen verandering aanbrengen in de wijze waarop informatie wordt verzameld, maar in de wijze waarop deze wordt verspreid.

1.13   Het EESC zou graag willen dat de EU overstapt op een meer centraal geregelde netwerkaanpak waarbij de coördinatie wordt gerealiseerd via de formele structuren en centrale communicatieverbindingen van het netwerk.

1.14   Om het proces van verbinding van gebruikersgemeenschappen goed te laten verlopen geeft het EESC de EU in overweging om ten aanzien van het stelsel van vergunningen voor gegevenstoegang een duidelijk en solide platform te definiëren, gebaseerd op een binnen de EU overeengekomen consensus over de verschillende politieke standpunten en operationele efficiëntie. Degenen die toegang verkrijgen, dienen zich te laten leiden door de transparantieverordening van de EU.

1.15   Binnen de goedgekeurde architectuur van het systeem dient ruimte te zijn voor terugkoppelingseffecten om, bijv. onder gebruikmaking van het zich ontwikkelende wettelijke kader, aanpassingen en actualiseringen mogelijk te maken.

1.16   Het EESC is van mening dat een geavanceerd veiligheidsrisicobeheer een van de topprioriteiten voor het Europese maritieme gebied dient te blijven. In dit verband dient de voorkeur te worden gegeven aan een trapsgewijs opgebouwde architectuur waarbij de geldigheid en de veiligheid van de gegevens worden gewaarborgd.

2.   Inleiding

2.1   Op 15 oktober 2009 heeft de Commissie haar mededeling „Naar de integratie van de maritieme bewaking: Een gemeenschappelijke gegevensuitwisselingstructuur voor het maritieme gebied van de EU” (COM(2009)538 final) gepubliceerd en het Europees Economisch en Sociaal Comité, overeenkomstig art. 262 van het EG-Verdrag, gevraagd hierover advies uit te brengen.

2.2   In haar mededeling over het beleid inzake een geïntegreerd maritiem bewakingssysteem voor de Europese Unie (COM(2007) 575 final) heeft de Commissie zich ertoe verbonden om vóór 2013 „stapsgewijs maatregelen voor te stellen voor de invoering van een meer interoperabel controlesysteem waarin bestaande toezichts- en volgsystemen voor maritieme veiligheid en beveiliging, bescherming van het mariene milieu, visserijcontrole, controle van de buitengrenzen en wetshandhaving worden samengebracht.”

2.3   De EU is inmiddels begonnen met een aantal initiatieven op het gebied van bewaking waarbij verschillende sectoriële activiteiten zijn geïntegreerd: een monitoringsysteem voor de zeescheepvaart waarbij gegevens over de bewegingen en vrachten van schepen worden verzameld en uitgewisseld tussen de lidstaten, alsmede SafeSeaNet (Richtlijn 2002/59/EG) (1), een uitwisseling van maritieme gegevens tussen de zeevaartautoriteiten van de lidstaten ter preventie van ongevallen en verontreiniging van de zee en bedoeld om sneller te kunnen reageren in het geval van voorvallen of ongelukken op zee.

2.4   Om hier concreet gestalte aan te geven wordt gewerkt met de European Index Server (EIS), terwijl er een SafeSeaNet Traffic Information Relay and Exchange System (STIRES) in ontwikkeling is. Daarnaast worden er op het ogenblik gegevens verzameld over de kustvaart en zullen er in de toekomst op aanvraag gegevens over de grote vaart beschikbaar worden gesteld door het EU-datacentrum voor de identificatie en het volgen van schepen op lange afstand (EU LRIT DC), zulks op grond van de door de commissie Maritieme veiligheid van de IMO opgestelde resoluties (MSC 202 (81) en MSC 211 (81)) tot wijziging van het in 1974 opgestelde Internationaal Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee (SOLAS). Hierbij wordt samengewerkt met de lidstaten. Verder wordt er nog gewerkt aan de ontwikkeling van het Europees grensbewakingssysteem (EUROSUR), dat voorziet in een geïntegreerde aanpak van de bewaking aan de buitengrenzen van de EU.

2.5   In de mededeling wordt ook nog ingegaan op alle andere door de EU genomen initiatieven die in dit verband relevant zijn, zoals de oprichting van het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid (EMSA), het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie (FRONTEX), het Europees Defensieagentschap (EDA) en het blauwboek inzake vervoer. Tegelijkertijd wordt er een begin gemaakt met twee proefprojecten, bedoeld om in een geselecteerd inzetgebied te testen hoe geïntegreerde maritieme bewaking in de praktijk kan functioneren. De twee inzetgebieden bevinden zich resp. in het Middellandse-Zeebekken en de Noord-Europese zeebekkens.

2.6   Met het voorgestelde IMS-beleid wordt niet beoogd een aanvullend bewakingssysteem op te zetten. Het doel is om interfaces te ontwikkelen en vervolgens bestaande systemen over de grenzen van sectoren en landen heen te integreren, zodat de nationale instanties die belast zijn met de implementatie van maatregelen op het gebied van bewaking, efficiënter kunnen opereren en acties op zee kosteneffectiever kunnen worden uitgevoerd. Bij de ontwikkeling van een veilig sectoroverschrijdend netwerk dat kan voldoen aan de steeds luidere roep om presentatie van een algehele maritieme situatieschets, zal goed rekening moeten worden gehouden met de toegangsrechten en veiligheidsvoorschriften voor de gebruikers.

2.7   Het EESC is ervan doordrongen dat ingebruikneming van een IMS gepaard gaat met tal van ingewikkelde en veelsoortige activiteiten die elkaar vaak overlappen maar uiteindelijk het belang van de EU in haar totaliteit dienen.

2.8   Het EESC is van mening dat de mededeling een goede basis vormt voor de integratie van de op dit moment bestaande, geïsoleerd functionerende systemen in een gemeenschappelijke gegevensuitwisselingstructuur, die in staat zal zijn het toekomstige EU-zeevaartbeleid te ondersteunen, het milieu te beschermen, de positie van de Europese scheepvaartdiensten zowel op de mondiale als op de Europese markt veilig te stellen en bij te dragen tot verbetering van het dagelijkse leven van de burgers in de EU, en dan met name de bewoners van gebieden die aan de maritieme buitengrenzen van de EU gelegen zijn.

2.9   Het EESC wijst erop dat de mededeling is verschenen op een kritiek moment, een tijdstip waarop het maritieme vervoer geconfronteerd wordt met een reeks serieuze uitdagingen, te weten: a) de economische en financiële crisis waardoor de structurele en conjuncturele crisis in de scheepvaartsector nog wordt versterkt; b) de illegale immigratie die vooral aan de zuidelijke en oostelijke grenzen van de EU plaatsvindt; (c) criminele activiteiten als mensensmokkel, wapensmokkel en drugshandel, en (d) de noodzaak om te waken over al het gevoelige materiaal betreffende militaire en nucleaire installaties en om hier gepaste maatregelen te nemen.

2.10   Verder wil het EESC benadrukken dat kwesties op het gebied van veiligheid en piraterij in wateren die niet tot de EU behoren (bijv. Oost-Afrika en Indonesië), waarbij er gevolgen zijn voor de maritieme diensten van de EU, bijzondere aandacht verdienen en dat een en ander goed onder controle moet worden gehouden.

3.   De mededeling over de integratie van de maritieme bewaking via een gemeenschappelijke gegevensuitwisselingstructuur voor het maritieme gebied

3.1   Zoals reeds opgemerkt in een eerder advies (2) steunt het EESC „de voorstellen voor een Europees netwerk van maritieme controle en betere samenwerking tussen de kustwachten van de lidstaten”, acht het deze maatregelen „in het belang van de maritieme veiligheid en beveiliging, de controle op de visserij en aan de buitengrenzen en de bescherming van het mariene milieu”, wijst het „er nogmaals op dat een gecoördineerde aanpak van bilaterale overeenkomsten met derde landen inzake het aan boord gaan van schepen uit veiligheidsoogpunt wenselijk is” en dringt het „er tevens op aan dat de EU actie onderneemt tegen het stijgend aantal gewapende overvallen en piraterij op zee tegen koopvaardijschepen in Zuid-Oost-Azië en Afrika”.

3.2   Het EESC is ingenomen met de mededeling en kan zich vinden in de reeks voorgestelde maatregelen waarmee de EU zou kunnen bijdragen tot een veiliger en betrouwbaarder dienstverlening in het maritieme gebied. Het staat in grote lijnen achter het document en zou graag zien dat hierin nadere bepalingen worden opgenomen die het mogelijk maken om nog sneller tot invoering van een IMS over te gaan

3.3   In de mededeling worden vier leidende beginselen voor de ontwikkeling van een gemeenschappelijke gegevensuitwisselingstructuur aangeduid, te weten: (1) een aanpak die alle gebruikersgemeenschappen met elkaar verbindt; (2) ontwikkeling van een technisch kader voor interoperabiliteit en toekomstige integratie; (3) gegevensuitwisseling tussen civiele en militaire autoriteiten, en (4) specifieke wetsbepalingen om deze gemeenschappelijke gegevensuitwisselingsstructuur een juridisch kader te geven. Omdat het in de mededeling in de eerste plaats om beginselen gaat, zal ook het EESC zich in zijn advies hiertoe beperken. Uiteraard blijft het noodzakelijk om deze beginselen om te zetten in een wetgevend kader.

3.4   Het EESC erkent dat er door het globale karakter van de Europese zeevaart speciaal belang moet worden gehecht aan het situationele bewustzijn, omdat (a) scheepsbewegingen een qua ruimte en tijd dynamisch systeem zijn, (b) aspecten op het gebied van veiligheid, betrouwbaarheid en milieu niet aan grenzen gebonden zijn, en (c) besluiten die door een bepaalde instantie worden genomen, gevolgen kunnen hebben voor andere systemen.

3.5   Er zijn twee gebieden waar een oplossing voor zal moeten worden gevonden: het openbare beleidskader en de werkbaarheid van het systeem. De implementatie van een geïntegreerde maritieme bewaking kan worden bemoeilijkt door problemen op het gebied van de vertrouwelijkheid of andere obstakels op lidstaatniveau, wat betekent dat de IMS nog concreter moet worden ingevuld om er een goed functionerend geheel van te maken.

3.6   Volgens het EESC zijn er drie fundamentele aandachtspunten bij de verwezenlijking van de IMS: wettelijke, technische/technologische en beheersmatige. Op het gebied van de wetgeving lijkt vooral het aspect vertrouwelijkheid centraal te staan, waarbij het gaat om de combinatie van persoonlijke, commerciële en militaire gegevens. Verder kan het gevoerde databeleid (gegevensbeschermingsbeleid) een verbod op of beperking van het delen (of hergebruiken) van bepaalde gegevens met zich mee brengen.

3.7   Wat de vertrouwelijkheid betreft is het zo dat een groot aantal gegevens op het gebied van maritieme rapportage en bewaking aangemerkt worden als (commercieel) vertrouwelijk op grond van de bepalingen in een aantal instrumenten die van essentieel belang zijn voor monitoring- en bewakingsdoeleinden. Bijgevolg zal er bij de verwerking van deze gegevens rekening moeten worden gehouden met de vertrouwelijkheidseisen en professionele geheimhouding waaraan de personen die toegang hebben tot deze gegevens, gebonden zijn.

3.8   De huidige systemen, die sectorgebonden zijn, hebben te kampen met problemen op het gebied van de vertrouwelijkheid. Als de gegevensuitwisseling wordt uitgebreid tot andere sectoren zou dat kunnen leiden tot nog meer uitdagingen en moeilijkheden op het gebied van de vertrouwelijkheid, gezien de reeks nieuwe actoren die hier in beeld komen.

4.   Bijzondere opmerkingen

4.1   Het EESC staat achter de in de mededeling over de geïntegreerde maritieme bewaking geformuleerde uitgangspunten.

4.2   Het EESC erkent dat er nog meer analyses op het gebied van beleid, wetgeving, markt en technologie nodig zijn alvorens er een specifiek actieplan voor de invoering van de IMS kan worden opgesteld. De nadruk dient hierbij te liggen op de juridische en technologische uitdagingen. Op grond van de analyses kan er een concreet stappenplan voor de implementatie van de IMS worden ontwikkeld, waarbij een exact tijdschema wordt opgesteld en gebruik kan worden gemaakt van ervaringen die zijn opgedaan bij projecten als SafeSeaNet, Freightwise, e-Freight en AIS en bij andere initiatieven op dit gebied.

4.3   Het EESC herhaalt hoe belangrijk het is dat eerst de resultaten van de op dit moment nog lopende proefprojecten worden bekeken voordat er bepaalde besluiten worden genomen. Proefprojecten dienen gericht te zijn op zowel de particuliere ondernemingen als de overheidsinstanties die in de maritieme gebieden van de EU vertegenwoordigd zijn. Verder zullen deze proefprojecten gegevens moeten opleveren over de duurzaamheid van de IMS op de lange termijn. In dit verband zou het goed zijn om nog een aantal proefprojecten te lanceren waarmee we meer inzicht kunnen krijgen in de verschillende aspecten van de ontwikkeling van de IMS. Verder zouden er concrete tijdschema's opgesteld en opgevolgd moeten worden, zodat de projecten op tijd kunnen worden afgerond.

4.4   Het EESC zou erop willen wijzen dat er bij de IMS-strategie wat de implementatie van de gegevensuitwisseling betreft lering kan worden getrokken uit andere praktijken in de vervoerssector. Hierbij valt o.a. te denken aan het „enkele vervoersdocument”, dat wordt beschouwd als een soortgelijke vorm van gegevensuitwisseling vanuit ondernemersperspectief (tegenwoordig is een vervoersdocument vereist om het transport van goederen in het oog te houden, zulks o.g.v. Verordening EEG 11/1960 en Richtlijn 92/106/EEG); op grond van het Actieplan inzake goederenlogistiek zal er één Europees vervoersdocument worden ontwikkeld dat in alle vervoerswijzen kan worden gebruikt en waardoor het multimodale goederenvervoer wordt vergemakkelijkt en het reeds bestaande kader van multimodale vrachtbrieven en multimodale manifesten wordt versterkt.) Verder zal er informatie moeten worden uitgewisseld in de taal die in de zeevaartsector het meest wordt gebruikt.

4.5   De duurzaamheid van de IMS moet worden gewaarborgd door hierin de mogelijkheid van verdere uitbreiding in te bouwen, zodat het gemakkelijker wordt om er later zelfstandig opererende bewakingssystemen in op te nemen.

4.6   Wat de gegevensuitwisseling betreft huldigt het EESC het principe van „zoveel informatie als nodig is op een need-to-know-basis overeenkomstig de gebruiksvoorwaarden” in plaats van het principe „zo veel informatie als maar mogelijk is”. Informatie moet worden gedeeld met alle gebruikersgemeenschappen op basis van een duidelijk kader dat borg staat voor de bescherming van persoons- en andere gevoelige gegevens. Verder is het absoluut noodzakelijk dat de controle verder gaat dan de organisatie die toegang tot de gegevens heeft verkregen, met andere woorden dat men zich houdt aan de Europese wetgeving.

4.7   Wat de technische kanten betreft beveelt het EESC opensourceplatformen aan om het ontwerpen, ontwikkelen, toepassen en onderhouden van relevante oplossingen te ondersteunen. Het systeem zou in essentie moeten zorgen voor: a) een ontologie van het maritieme gebied met het oog op een geautomatiseerde gegevensuitwisseling; b) instrumenten voor het ontwerp, de simulatie, de prestatiebeoordeling en de optimalisering van bewakingsoplossingen; c) een dienstenregister; d) instrumenten die bijdragen tot het oplossen van interoperabiliteitsproblemen; e) mechanismen voor de geautomatiseerde identificatie en integratie van geschikte diensten; f) betrouwbare interoperabiliteit, en g) controle- en auditmechanismen.

4.8   Het EESC stemt in met de voorgestelde gelaagde architectuur van het systeem. Deze aanpak schept mogelijkheden voor de grensverleggende „cloud architecture”, zoals die tegenwoordig door alle IT-ontwikkelaars wordt gebruikt. Wel zal men zich moeten realiseren dat dergelijke architecturen meer risico's voor de veiligheid van de gegevens opleveren, zodat er aanvullende veiligheidsmechanismen zullen moeten worden goedgekeurd. De vertrouwelijkheid van de gegevens kan echter beter worden gewaarborgd door een hiërarchisch besluitvormings- en gegevenstoegangsstructuur in organisaties.

4.9   Het EESC stelt vast dat we beschikken over de technologie om relevante gegevens te verzamelen, te homogeniseren en te verspreiden onder alle betrokken partijen, en roept de EU op om de gemeenschappelijke platforms te definiëren die door alle betrokken partijen in alle lidstaten effectief benut moeten kunnen worden. Daarnaast dienen er mechanismen te worden ontwikkeld om te voorkomen dat er dubbel werk wordt gedaan bij het verzamelen en opslaan van gegevens.

4.10   Wat het eerste beginsel uit de mededeling betreft stelt het EESC voor om zich actief in te spannen voor het opstellen van gemeenschappelijke normen en gegevensvoorschriften, zowel op sectoraal als op functioneel niveau, zulks ter verbetering van de kwaliteit van de gegevens.

4.11   Door de grote omvang van het maritieme gebied bestaat het gevaar dat de veiligheid van de gegevens wordt aangetast door een al te flexibele gegevensuitwisselingstructuur en de hieraan verbonden risico's.

4.12   Het EESC onderkent het belang van technische interoperabiliteit. Deze zou moeten leiden tot een vlottere uitwisseling van gegevens tussen alle betrokken partijen uit de particuliere en de openbare sector, waaronder de communicatie van Overheid naar Overheid (A2A), die van Overheid naar Onderneming (A2B) en die van Onderneming naar Onderneming (B2B).

4.13   Wat het derde in de mededeling geformuleerde beginsel betreft is het EESC van mening dat er aanvullend onderzoek moet worden verricht naar de interconnecties tussen de civiele en militaire sector, zodat de gegevens beter kunnen worden geïntegreerd en de informatie gemakkelijker kan worden gebruikt. Ook het EESC staat op het standpunt dat de burgerlijke en militaire autoriteiten informatie over de bewaking dienen uit te wisselen. Het Comité herhaalt dat hiertoe eerst de nodige bevoegdheden moeten worden vastgelegd. Er zal moeten worden gezorgd voor gemeenschappelijke normen en operationele procedures voor de toegang tot en het gebruik van relevante informatie. Aldus kunnen de voorwaarden worden geschapen voor een wettelijk toegestane uitwisseling van gegevens in twee richtingen waarbij het gebruik van de gegevens plaatsvindt binnen het kader van de EU-wetgeving.

4.14   Wat het vierde in de mededeling geformuleerde beginsel betreft zou EESC graag willen wijzen op de noodzaak om de kwestie van de bescherming van persoonsgegevens in het kader van dit document nader te bestuderen, en dringt het er bij de EU op aan, alle mogelijke maatregelen te nemen om de veiligheid van gevoelige gegevens te waarborgen. Ook al kan een en ander de voortgang van dit proces, namelijk de opbouw van een dergelijk systeem, bemoeilijken, toch gaat het hier om een absolute voorwaarde.

4.15   Het EESC stemt in met de in de richtlijn voorgestelde sectorale aanpak van gegevensuitwisseling. Er zullen in ieder geval specifieke richtsnoeren moeten worden opgesteld voor het verlenen van toegangsrechten aan de competente autoriteiten en het bevoegde personeel.

4.16   Het EESC verzoekt de Commissie om zich nader te buigen over de vraag of er tussen EU-lidstaten en derde landen bilaterale overeenkomsten betreffende gegevensuitwisseling van kracht zijn en of het eventueel nodig is om hier naleving van het acquis communautaire af te dwingen (Verordeningen 4055/86 en 4058/86).

4.17   Wat de kwestie van in de ruimte gegenereerde gegevens betreft wordt melding gemaakt van het GMES-programma. Daarnaast had het EESC graag gezien dat in de mededeling specifiek melding werd gemaakt van het gebruik van het navigatiesysteem Galileo.

4.18   Het EESC heeft er begrip voor dat de verwerking van persoonsgegevens met het oog op de handhaving van het militair recht, het staatsveiligheidsrecht en het strafrecht momenteel niet onder het algemene rechtskader voor gegevensbescherming valt. Het EESC stemt in met de conclusies van een in opdracht van de Commissie uitgevoerde studie naar de wettelijke aspecten van maritieme bewakingsgegevens („Legal Aspects Of Maritime Monitoring & Surveillance Data” – Final Report Framework Service Contract, No. FISH/2006/09 – LOT2), waarin duidelijk staat aangegeven dat gegevensbescherming een fundamentele taak van de EU is, waarvoor zowel de EU als de lidstaten verantwoordelijk zijn. Er wordt vanuit gegaan dat er geavanceerde waarborgen moeten worden ingebouwd als autoriteiten die onder het bestaande rechtskader voor gegevensbescherming (zoals de visserijautoriteiten) vallen, van plan zijn gegevens uit te wisselen met autoriteiten die (momenteel) buiten dat kader vallen (zoals militaire autoriteiten en staatsveiligheidsautoriteiten).

4.19   Het EESC hecht zeer veel belang aan de ontwikkeling van een wettelijk kader waarin zaken worden geregeld als bijv.: de kwaliteit van gegevens; het hergebruik van gegevens; de veiligheid van gegevens; het soort gegevens dat wordt gevraagd; de regelingen voor het verlenen van toegang; de oogmerken (en methoden) van de uitwisseling; de mogelijke doelgroepen voor wie de gegevens bestemd zijn; de nodige waarborgen die worden ingebouwd ter eerbiediging van de vertrouwelijkheid en veiligheid van bepaalde gegevens; de bescherming van persoonsgegevens, en de betreffende procedures.

4.20   Het EESC vindt dat bij het uitwisselen van gegevens steeds moet worden gevraagd naar het wat, het waarom, het voor hoe lang en het met wie. Vooral wat het laatste betreft is het van cruciaal belang, de autoriteiten aan te wijzen die het recht hebben om de gegevens te controleren, bekend te maken en te ontvangen, zowel binnen de EU als in derde landen, waarbij in het laatste geval extra voorzichtigheid geboden is.

4.21   Het EESC verzoekt de Europese Commissie jaarlijks een verslag te publiceren over de uitvoering en resultaten van haar activiteiten op het gebied van maritieme bewaking.

Brussel, 14 juli 2010

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Mario SEPI


(1)  PB L 208, 5.8.2002, blz. 10-27.

(2)  EESC-advies over „Een geïntegreerd maritiem beleid voor de Europese Unie”, PB C 211, 19.8.2008, blz. 31-36.


Top