EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62010CN0462

Zaak C-462/10 P: Hogere voorziening ingesteld op 24 september 2010 door Evropaïki Dynamiki — Proigmena Systimata Tilepikoinonion Pliroforikis kai Tilematikis AE tegen het arrest van het Gerecht (Vijfde kamer) van 8 juli 2010 in zaak T-331/06, Evropaïki Dynamiki — Proigmena Systimata Tilepikoinonion Pliroforikis kai Tilematikis AE/Europees Milieuagentschap (EMA)

OJ C 317, 20.11.2010, p. 24–25 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

20.11.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 317/24


Hogere voorziening ingesteld op 24 september 2010 door Evropaïki Dynamiki — Proigmena Systimata Tilepikoinonion Pliroforikis kai Tilematikis AE tegen het arrest van het Gerecht (Vijfde kamer) van 8 juli 2010 in zaak T-331/06, Evropaïki Dynamiki — Proigmena Systimata Tilepikoinonion Pliroforikis kai Tilematikis AE/Europees Milieuagentschap (EMA)

(Zaak C-462/10 P)

()

2010/C 317/43

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Evropaïki Dynamiki — Proigmena Systimata Tilepikoinonion Pliroforikis kai Tilematikis AE (vertegenwoordiger: N. Korogiannakis, Δικηγόρος)

Andere partij in de procedure: Europees Milieuagentschap (EMA)

Conclusies

Verzoekster concludeert dat het het Hof behage:

het arrest van het Gerecht vernietigen;

de beschikking van het EMA, waarbij verzoeksters bod niet is aanvaard en de overeenkomst is gegund aan de gekozen inschrijver, nietig verklaren;

het EMA veroordelen in de kosten die verzoekster heeft gemaakt in het kader van het beroep in zaak T-331/06 en in de onderhavige hogere voorziening, zelfs indien de onderhavige hogere voorziening zou worden afgewezen.

Middelen en voornaamste argumenten

1)

Verzoekster betoogt dat het Gerecht blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door een onjuiste uitlegging te geven of door artikel 97 van het Financieel Reglement (1) en artikel 138 van de Uitvoeringbepalingen niet toe te passen, aangezien de aankondiging van de subcriteria vóór de indiening van de offertes essentieel is opdat inschrijvers hun beste bod kunnen indienen. Het Gerecht heeft ten onrechte verzoeksters argument betreffende het vermengen van de selectie- en de gunningscriteria verworpen op grond dat dit argument laattijdig was ingediend. Verzoekster betoogt dat zelfs indien het Gerecht juist heeft gehandeld, het de inhoud van het bestek verkeerd heeft uitgelegd bij zijn onderzoek of het gebruik van individuele cv's in de gunningsfase het bestek schond.

2)

Bovendien stelt verzoekster dat het niet aan haar te wijten is dat het Evaluatieverslag zodanig is opgesteld dat niet wordt aangetoond hoe de Evaluatiecommissie tot haar conclusie is gekomen. Indien het EMA geen verdere weging van de subcriteria had toegepast, zou dit onmiddellijk moeten hebben leiden tot nietigverklaring van de bestreden beschikking wegens ontoereikende motivering, aangezien het niet duidelijk is welke criteria zijn toegepast en er bijgevolg niet aan de motiveringsplicht is voldaan.

3)

Met betrekking tot het milieubeleid stelt verzoekster dat het Gerecht ten onrechte heeft geoordeeld dat aan een dergelijk algemeen geformuleerd gunningscriterium is voldaan door de loutere verklaring van kennisgeving, hetgeen slechts één mogelijke manier is om bewijs te leveren. Het Gerecht heeft eveneens ten onrechte veronachtzaamd dat het milieubeleid slechts kan worden beoordeeld in de selectiefase.

4)

Het Gerecht heeft nagelaten vast te stellen dat het EMA artikel 100, lid 2, van het Financieel Reglement en artikel 149, lid 2, van de Uitvoeringsbepalingen heeft geschonden door de inschrijvers die daarom hadden verzocht, geen toegang te geven tot het volledige evaluatieverslag zodat zij de redenen voor afwijzing van hun bod konden beoordelen.

5)

Bovendien is de redenering van het Gerecht niet alleen onjuist en in strijd met de algemene en reeds bestaande motiveringsplicht, zij is ook in strijd met het Verdrag van Lissabon, dat aan het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie een gelijke rechtskracht toekent als aan de Verdragen, meer in het bijzonder artikel 41.

6)

Tot slot betoogt verzoekster dat het bestreden arrest niet alleen de afwijzing van de individuele middelen betreffende de kennelijke beoordelingsfout ontoereikend heeft gemotiveerd, maar deze middelen zelfs niet eens individueel heeft onderzocht.


(1)  Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (PB L 248, blz. 1).


Top