EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52010AR0112

Advies van het Comité van de Regio's inzake de EU en internationaal biodiversiteitsbeleid na 2010

OJ C 267, 1.10.2010, p. 33–38 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

1.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 267/33


Advies van het Comité van de Regio's inzake de EU en internationaal biodiversiteitsbeleid na 2010

(2010/C 267/08)

I.   BELEIDSAANBEVELINGEN

HET COMITÉ VAN DE REGIO’S

A.   Algemene opmerkingen

1.   meent dat bescherming van biodiversiteit direct en indirect van cruciaal belang is voor de menselijke gezondheid en het menselijk welzijn vanwege de ecosysteemdiensten die worden geleverd. Elk mens heeft het recht op een gezond en duurzaam milieu, waarvoor het behoud en duurzame gebruik van de biodiversiteit noodzakelijk zijn. Ook speelt de biodiversiteit een centrale rol in de strijd tegen de honger in de wereld en vóór de continuïteit van de voedselvoorziening. De commissie uit haar zorg over de ernstige gevolgen voor de huidige en toekomstige generaties van het toenemende verlies aan biodiversiteit in de ecosystemen van de EU, zowel om ethische redenen als omwille van het feit dat biodiversiteit een intrinsieke waarde heeft, voor sociaaleconomische stabiliteit zorgt, de klimaatverandering helpt tegengaan en de milenniumdoelstellingen helpt verwezenlijken;

2.   onderstreept de intrinsieke waarde van de natuur als erfgoed van de mensheid en is er voorstander van om vaart te zetten achter de economische evaluatie van biodiversiteit en ecosysteemdiensten en een en ander tot onderdeel van de beleidsvorming te maken. Dankzij de internationale studie „The Economics of Ecosystems and Biodiversity” (TEEB) raakt men steeds beter doordrongen van de economische waarde van biodiversiteit en van het feit dat door niets te doen de financiële kosten de pan uit zullen rijzen. Het is een goede zaak dat de lokale en regionale dimensie speciale aandacht zal krijgen in het „D2-rapport voor beheerders” van de TEEB.

3.   wijst erop dat de EU-streefcijfers en de internationale streefcijfers voor 2010 cruciaal zijn geweest bij het wereldwijd aanzetten tot nuttige acties ten faveure van biodiversiteit op lokaal en regionaal niveau. Er zijn vele voorbeelden van goede praktijken in de Europese Unie. Het Comité vreest echter dat noch de biodiversiteitsdoelen van de EU, noch de internationale doelen voor 2010 zijn gehaald, doordat er een duidelijke kloof gaapt tussen de gedane beloften en de daadwerkelijk getroffen maatregelen;

4.   is van mening dat de autoriteiten, met inbegrip van lokale en regionale overheden, om de biodiversiteit te beschermen dienen een goed evenwicht dienen te vinden tussen ontwikkelingsbeleid en biodiversiteitsdoelstellingen en het gebruik van stimulansen voor het behoud van biodiversiteit te promoten;

Lokale en regionale overheden inschakelen bij beter bestuur en betere communicatie

5.   wijst op de rol van lokale en regionale overheden bij het tot staan brengen van het verlies aan biodiversiteit en het in praktijk brengen van strategieën om de biodiversiteit in de gebieden die onder hun gezag staan veilig te stellen. Een en ander moet worden gezien in het licht van een Eurobarometerpeiling van maart 2010 over de houding van Europeanen tegenover biodiversiteit, waaruit blijkt dat slechts 38 % van hen bekend is met de term en dat de achteruitgang van biodiversiteit slechts 17 % persoonlijk raakt. Het CvdR steunt daarom graag projecten tot behoud van biodiversiteit en is bereid mee te helpen aan het aanwakkeren van de belangstelling van burgers op lokaal en regionaal niveau en aan het creëren van synergie tussen stakeholders en overheden. In dit verband zou het graag de organisatie van evenementen tijdens de Open Dagen 2010 van de EU op zich nemen;

6.   benadrukt dat het, om de biodiversiteit wereldwijd in stand te houden, nodig is de regionale en lokale overheden te voorzien van afdoende personele, financiële en technische middelen, afgestemd op hun verantwoordelijkheden en op de taak om het biodiversiteitsverlies tot staan te brengen. Regionale en lokale overheden bevinden zich in de beste positie om ondersteuning te bieden aan lokale gemeenschappen bij natuurbescherming in hun omgeving en aan vrijwilligersorganisaties die mensen inspireren en aanzetten tot acties die de natuurlijke omgeving helpen behouden. Andere relevante verantwoordelijkheden zijn onder meer onderwijs, gezondheid en welzijn, ruimtelijke ordening en grondeigendom. Het CvdR moedigt de lokale en regionale overheden aan het goede voorbeeld te geven;

7.   denkt dat het Internationaal Jaar van de Biodiversiteit van de Verenigde Naties zal helpen binnen de EU en internationaal het politieke engagement te vergroten om de wereldwijde biodiversiteitscrisis aan te pakken en tevens de actieve participatie van lokale en regionale overheden zal stimuleren;

8.   is verheugd over het feit dat vele regionale en lokale overheden projecten zijn begonnen om aan de bescherming van de biodiversiteit bij te dragen (bijv. projecten tot herstel en behoud van wetlands en andere ecosystemen, het aanleggen van groene gordels of stedelijke planning met het oog op het behoud van biodiversiteit) en hun burgers bewuster te maken van het belang van biodiversiteit, zoals wedstrijden waarin de beste tuinen worden verkozen en open ruimten in stedelijke gebieden. Tuinen zijn essentieel als toevluchtsoord voor vogels en andere dieren en zijn daarnaast van groot belang voor de koeling en filtering van lucht en voor de opslag van CO2;

B.   Naar een EU-biodiversiteitsstrategie voor 2020

9.   is verheugd over de visie voor 2050 en het nieuwe, ambitieuze doel voor 2020 dat op 15 maart 2010 door de Milieuraad is geformuleerd en op 25/26 maart 2010 door de Europese Raad is onderschreven. Dit doel houdt in dat de achteruitgang van biodiversiteit en de degeneratie van ecosysteemdiensten in de EU met 2020 als streefjaar worden tegengegaan en biodiversiteit en ecosysteemdiensten zoveel mogelijk worden hersteld, en de bijdrage van de EU om het wereldwijde verlies aan biodiversiteit tegen te gaan wordt verhoogd. Hieruit blijkt dat de EU zich met hernieuwde kracht wil toeleggen op het boeken van tastbare resultaten;

10.   vindt het echter geen goede zaak dat biodiversiteit binnen de doelstelling „duurzame groei” van de strategie EU 2020, in plaats van op eigen waarde te worden geschat, ondergeschikt is gemaakt aan economische groei en het streven naar een koolstofarme economie;

11.   is verheugd dat er in de doelstelling voor 2020 rekening wordt gehouden met ecosysteemdiensten, zoals het CvdR al had bepleit, om door het herstel van die diensten de tendens om te buigen; in dit verband verzoekt het CvdR de Commissie en de lidstaten aan te geven hoe de beperking van de doelstelling tot „zoveel mogelijk” op lokaal en regionaal niveau geïnterpreteerd moet worden;

12.   is het eens met de Raad dat er dringend doeltreffende maatregelen vereist zijn om ernstige ecologische, economische en sociale gevolgen te voorkomen;

13.   erkent dat dit een belangrijke stap is waaruit blijkt dat het de EU ernst is en dat zij op de 10e Conferentie van de Partijen (COP 10) van het Verdrag inzake biologische diversiteit (VBD) in oktober 2010 in Nagoya het goede voorbeeld wil geven;

14.   steunt de oproep van de Raad aan de Europese Commissie om een EU-biodiversiteitsstrategie voor 2020 in te dienen, waarin de resultaten van de COP 10 van het Verdrag inzake biologische diversiteit in acht worden genomen;

15.   benadrukt dat het met deze EU-biodiversiteitsstrategie voor 2020 alleen mogelijk zal zijn om de post-2010-biodiversiteitsdoelen van de EU en de internationale gemeenschap te halen wanneer zij voor lokale en regionale overheden en andere grondgebruikers en –eigenaren onvoorwaardelijk steunt. De strategie moet een antwoord bieden op de huidige onderbesteding vanuit structuurfondsen op het gebied van milieu- en biodiversiteitsgerelateerde kwesties en de uitwisseling van beste praktijken stimuleren, zodat regionale en lokale overheden beter toegerust zijn om daadwerkelijk actie te ondernemen. De bevordering van goede praktijken onder overheden en het bieden van een forum voor het in kaart brengen van veel voorkomende problemen en het delen van oplossingen op het gebied van biodiversiteit, stimuleren de capaciteitsopbouw bij regionale en lokale overheden;

16.   stelt met genoegen vast dat zijn oproep om een „ecologische infrastructuur” (1) in te voeren door de Raad (2) is overgenomen, hetgeen betekent dat de Commissie een EU-strategie voor de ecologische infrastructuur na 2010 kan voorbereiden. Zo'n strategie zou, met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel, een territoriale dimensie moeten bevatten en de mogelijkheid moeten bieden om met name op lokaal en regionaal niveau bestaande initiatieven in te bedden in een coherent kader;

Rol van lokale en regionale overheden bij de bevordering van een EU-biodiversiteitsstrategie voor 2020

17.   benadrukt dat de nieuwe EU-biodiversiteitsstrategie voor 2020 succesvol zal zijn wanneer alle actoren en lokale belanghebbenden volgens het multilevel governance-concept bijdragen aan de ontwikkeling en uitvoering van beleid. Het is belangrijk om alle bij de bescherming van biodiversiteit en ecosystemen betrokken partijen, zoals wetenschappelijk deskundigen, partijen met biodiversiteitsactieplannen en onderwijsinstanties en ngo's, bijeen te brengen;

18.   dringt erop aan dat de Vogel- en Habitatrichtlijnen integraal worden toegepast op lokaal en regionaal niveau, dat het Natura 2000-netwerk versneld in gebruik wordt genomen en tot volledige ontwikkeling wordt gebracht en dat voor een adequate financiering wordt gezorgd. Ook moet rekening worden gehouden met het feit dat de biodiversiteit in Europa ongelijk is verdeeld en dat doeltreffende beheers- en herstelmaatregelen geboden zijn;

19.   juicht in dit verband de oproep toe van de Milieuraad van 15 maart tot participerende aanpakken, die zullen leiden tot de noodzakelijke en complementaire bottom-up-initiatieven van partijen die direct betrokken zijn bij het beheer van land- en zeegebruik, met name van lokale gemeenschappen;

20.   wijst op de cruciale rol van lokale en regionale overheden voor de bewustwording van burgers inzake het belang van biodiversiteit en pleit voor meer steun van de lidstaten bij de tenuitvoerlegging van Europese en nationale wetgeving;

21.   dringt er bij lokale en regionale overheden op aan om biodiversiteitsprogramma's op te stellen en biodiversiteitsdoelstellingen op te nemen in hun plannen en goedkeuringsprocedures op het gebied van ruimtelijke ordening, met het oog op uitbreiding van groene gebieden, om degradatie van de bodem, schade aan ecosystemen en versnippering van landschappen en habitats te voorkomen, de negatieve gevolgen van de klimaatverandering te minimaliseren en alert te zijn op kansen om herstel of aanleg van natuurlijke habitats te combineren met ruimtelijke-ordeningsmaatregelen. Voor dunbevolkte regio's en streken met een goede toegang tot groene gebieden, waar reeds een groot deel van het oppervlak is gereserveerd voor natuurbescherming, zou de nadruk moeten liggen op een aanscherping en verhoging van de kwaliteit van het natuurbeheer en op een betere wisselwerking met andere vormen van bodemgebruik;

22.   het feit dat de Raad erkent dat er meer goede praktijken moeten worden uitgewisseld voor een optimale benutting van de hulpbronnen in de strijd tegen biodiversiteitsverlies houdt in dat de EU en de lidstaten hun steun voor deze uitwisseling tussen lokale en regionale overheden uitbreiden;

23.   steunt initiatieven en netwerken die de vrijwillige inzet stimuleren van lokale en regionale overheden en de verspreiding garanderen van deze goede praktijken op Europees niveau, zoals het project van LIFE + voor „Europese hoofdsteden van de biodiversiteit”;

Integratie van de bescherming van biodiversiteit in belangrijke sectoren

24.   merkt op dat de bescherming van biodiversiteit en ecosysteemdiensten raakt aan talrijke sectoren en dat daarom een systeemaanpak nodig is waarin alle verschillende actoren op de diverse niveaus samen werken;

25.   verwijst naar de sectorspecifieke aanbevelingen uit zijn advies „Een nieuwe impuls voor het tegengaan van het verlies aan biodiversiteit” (1) en wijst erop dat een efficiënte en degelijke bescherming van biodiversiteit alleen mogelijk is wanneer zij deel gaat uitmaken van een algemenere strategie en van beleid dat is gericht op die sectoren die in hoge mate verantwoordelijk zijn voor de vernietiging van habitats, versnippering en degradatie als gevolg van veranderingen in bodemgebruik, vervuiling, etc. Dit zijn onder meer de sectoren landbouw/bosbouw, energie, transport, klimaatverandering, regionale ontwikkeling/ruimtelijke ordening. Ook zou het tegengaan van biodiversiteitsverlies deel moeten uitmaken van internationale handelsovereenkomsten waarbij de EU partij is;

26.   herinnert aan zijn oproep aan de lidstaten om hun belastingstelsels in een voor biodiversiteit positieve zin te herzien, bijvoorbeeld door de BTW te verlagen voor producten van biologische landbouw, producten afkomstig uit Natura 2000-gebieden of door belastingen, heffingen en subsidies af te schaffen die aanzetten tot gedrag dat de biodiversiteit schaadt;

27.   benadrukt dat de instandhouding en het herstel van de biodiversiteit enkele kosteneffectieve mogelijkheden biedt om de gevolgen van de klimaatverandering te temperen en op te vangen, bijvoorbeeld door middel van het creëren van groene corridors voor de ontwikkeling en het herstel van wetlands, de renaturatie van rivieren en het bevorderen van groendaken of de onderlinge koppeling van belangrijke biotopen;

Geschikte subdoelen, indicatoren en kosteneffectieve maatregelen

28.   moedigt de Europese Commissie aan zich te focussen op een beperkt aantal subdoelen die de strategie in heldere, eenvoudige taal weergeven en regionale en lokale overheden in staat stellen hun eigen bijdrage te meten en op tijd corrigerende maatregelen te treffen. Van moeilijk te meten statusgerelateerde doelen moet worden overgegaan op „drukgerelateerde” doelen. Het aantal subdoelen zou tot vijf of zes beperkt moeten blijven en betrekking moeten hebben op de landbouw, de visserij en het mariene milieu, bodemgebruik en de vernietiging en versnippering van habitats;

29.   beveelt aan bij het opstellen van een subdoel voor bodemgebruik en ruimtelijke ordening nadrukkelijk rekening te houden met subsidiariteitskwesties, om de druk van vernietiging en versnippering van habitats tegen te gaan. Regionale en lokale overheden spelen een cruciale rol bij de toepassing van het concept van ecologische netwerken en zijn het best in staat om rekening te houden met de verschillende behoeften van dichtbevolkte gebieden enerzijds en uitgestrekte dunbevolkte gebieden anderzijds. Lokale en regionale overheden kunnen in belangrijke mate bijdragen aan een dergelijk doel;

30.   onderstreept het belang van een duidelijke, in juni van dit jaar door het Europees Milieuagentschap uit te voeren nulmeting, waardoor de subdoelen en indicatoren voor het tegengaan van het verlies aan biodiversiteit en het herstellen van ecosystemen continu kunnen worden gemonitord en rapportage dienaangaande mogelijk is. Voor het realiseren van positieve acties zijn kwalitatief goede nulmetingsgegevens alsmede voortdurende monitoring nodig, en hiervoor moet de financiering aanzienlijk worden vergroot. Dit kan gedeeltelijk worden gerealiseerd door ontwikkelaars verplichtingen op te leggen, maar als de EU en haar lidstaten het niet eens worden over duidelijk meer financiering voor dit doel, zullen de financiële middelen die lokale en regionale overheden hiervoor ter beschikking staan onvoldoende zijn;

31.   roept de EU en haar lidstaten op het ecosysteemconcept op te nemen in hun nulmetingen en indicatoren. Als voorbeeld hiervan kan de eerste reeks biofysische kaarten van ecosysteemdiensten van het Europees Milieuagentschap dienen;

Financiering ten behoeve van het nieuwe doel

32.   wijst erop dat de budgettoewijzing voor de bescherming van de biodiversiteit momenteel onvoldoende is om de doelen, zoals de Natura 2000-doelstellingen, te halen, en roept op tot een substantiële verhoging van de toegewezen financiering in de EU-begroting voor de periode na 2013; bij de uitwerking van nieuwe steunrichtlijnen en -programma's moet erop gelet worden dat maatregelen die de biodiversiteit kunnen schaden niet voor steun in aanmerking komen;

33.   dringt er bij de Europese Commissie op aan om de voordelen van EU-financiering te optimaliseren, in het bijzonder door de huidige onderbesteding van de structuurfondsen op het gebied van biodiversiteit en milieu aan te pakken en te kijken naar manieren om de doeltreffendheid van het geïntegreerde model voor de financiering van biodiversiteit en Natura 2000 te verbeteren;

34.   verzoekt nogmaals (3) een systeem van ecologische randvoorwaarden toe te passen om de toegang tot staatssteun te reguleren, met name voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid en het gemeenschappelijk visserijbeleid; voorts roept het de lidstaten op te werken aan een billijke bijdrage van de diverse economische sectoren in de kosten voor het herstel van ecosysteemdiensten;

35.   gelet op de recente conclusies van het Europees Milieuagentschap (4) zou het gemeenschappelijk landbouwbeleid zo moeten worden aangepast dat het landbouw met een hoge natuurwaarde beter steunt;

36.   verzoekt de Europese Commissie passende financieringsmechanismen in te stellen zodat regionale en lokale overheden aan capaciteitsopbouw kunnen doen voor de instandhouding van de biodiversiteit in hun gebieden en om de uitwisseling van beste praktijken tussen regio’s te stimuleren;

Invasieve soorten

37.   wijst erop dat invasieve uitheemse soorten worden gezien als gevaar voor de wereldwijde biodiversiteit en dat hierover op de laatste vijf conferenties van de partijen bij het Verdrag inzake biologische diversiteit (VBD) besluiten zijn genomen;

38.   merkt op dat de Europese strategie ten aanzien van invasieve uitheemse soorten in 2003 in het kader van het Verdrag van Bern is aangenomen. In doelstelling 5 van het „EU-actieplan tot 2010 en daarna” (5) worden de lidstaten opgeroepen nationale strategieën met betrekking tot invasieve uitheemse soorten op te stellen. In dit verband herhaalt het CvdR zijn oproep (1) aan de Europese Commissie een EU-strategie ten aanzien van invasieve soorten op te stellen;

39.   onderstreept dat de klimaatverandering een van de factoren is waardoor de leefgebieden van soorten zich uitbreiden en dat hierin de komende decennia geen veranderin zal komen, waardoor nog meer soorten invasief kunnen worden;

40.   betreurt het dat het algemene publiek slechts een beperkte begrip heeft van de gevaren van invasieve uitheemse soorten. Een groter bewustzijn en een beter begrip van het een en ander zijn essentieel voor een grotere betrokkenheid; mensen zouden dan ook hun gedrag kunnen aanpassen, zodat de kans op de introductie en verdere verspreiding van invasieve soorten afneemt, en ze zouden kunnen helpen bij het detecteren en monitoren van invasieve soorten. Regionale en lokale overheden zijn de aangewezen instanties om lokaal met het publiek te communiceren en zo het algemene begrip en de betrokkenheid van mensen te vergroten;

41.   wijst er op dat regionale en lokale overheden ook een rol vervullen via onderwijs en als grondbezitters. Bovendien kunnen hun gespecialiseerde medewerkers nationale overheidsinstanties helpen invasieve soorten in samenwerking met belangrijke belangengroepen buiten de overheid aan te pakken, daarbij optimaal gebruikmakend van de aanwezige capaciteiten en middelen om detectie en monitoring te verbeteren;

C.   Bijdrage van het CvdR aan het Verdrag inzake biologische diversiteit (VBD) van de Verenigde Naties en de bijbehorende 10de Conferentie van de Partijen (COP 10)

42.   begrijpt dat biodiversiteitskwesties niet ophouden bij nationale grenzen en dringt derhalve aan op samenhangende actie, niet alleen op EU-niveau, maar ook in internationaal verband;

43.   het is belangrijk om de biodiversiteit wereldwijd te behouden en te herstellen, met inbegrip van de ecosysteemdiensten, om bij te dragen aan de bestrijding van armoede, de voedselveiligheid en de lokale ontwikkeling overal ter wereld. De uitvoering van het Verdrag inzake biologische diversiteit is in dit verband een essentiële bijdrage aan de verwezenlijking van de Millenniumdoelstellingen, met name de 7e daarvan inzake een duurzaam leefmilieu;

44.   verzoekt de EU en de Europese Commissie te kijken of het CvdR als waarnemer kan worden toegevoegd aan de EU-delegatie voor COP 10, om ervoor te zorgen dat de lokale en regionale overheden op passende wijze zijn vertegenwoordigd, niet alleen in nationale delegaties, maar ook in de EU-delegatie (6);

45.   de steun van de EU aan decentrale samenwerking voor duurzaam beheer van biodiversiteit zou een hoeksteen moeten worden van haar bijdrage aan de preventie van biodiversiteitsverlies op mondiaal niveau;

46.   dringt er bij de COP 10 op aan om het herziene en bijgewerkte Strategisch plan voor het verdrag voor de periode 2011-2020 tot het hare te maken met het oog op de continuïteit van strategische VBD-plannen na 2010;

47.   vindt het een goede zaak dat in het ontwerp van het strategisch plan wordt vermeld dat instandhouding en herstel van ecosystemen in het algemeen een kosteneffectieve manier vormt om de gevolgen van de klimaatverandering op te vangen en dat de aanpak van klimaatverandering derhalve verschillende mogelijkheden biedt voor het behoud van de biodiversiteit en duurzaam gebruik;

48.   is het ermee eens dat de inspanningen in verband met klimaatverandering en biodiversiteitsafname op internationaal en nationaal niveau beter op elkaar afgestemd dienen te worden zodat ze elkaar wederzijds versterken, waardoor optimaal gebruik wordt gemaakt van de voortdurende wereldwijde processen in het kader van de verdragen van Rio;

49.   onderkent dat de acties die tot dusverre zijn ondernomen om het VBD ten uitvoer te leggen onvoldoende zijn om het internationale doel voor 2010 te halen;

50.   staat achter strategische doelen en algemene en secundaire streefcijfers voor 2020 die zowel haalbaar zijn als beter meetbaar en die een doeltreffender kader vormen dankzij nationale en met name subnationale doelen. Het stelt voor het aantal streefcijfers te verminderen om zo de strategie begrijpelijker te maken en meer focus te geven;

51.   pleit voor een nieuw algemeen doel dat expliciet inhoudt dat alle partijen bij het VBD in 2020 regionale en lokale overheden hebben betrokken bij de tenuitvoerlegging van het verdrag; hun inbreng moet met name de herziening en de uitvoering betreffen van nationale strategieën en actieplannen voor biodiversiteit en de steun voor de uitbreiding van capaciteit op lokaal en regionaal niveau;

52.   dringt er bij de COP 10 op aan voor subnationale overheden een speciaal besluit te nemen en neemt in dit verband kennis van het voorlopig VBD-besluit van COP 10 inzake steden, lokale overheden en biodiversiteit, met het bijbehorende ontwerpactieplan voor steden, lokale overheden en biodiversiteit 2011-2020 (7). Zo'n samenhangend actieplan is nodig om een extra impuls te geven aan de aanzienlijke bijdrage van subnationale overheden aan de uitvoering van het strategische VBD-plan 2011-2020. Het CvdR erkent wat dit betreft het wereldwijde partnerschap inzake steden en biodiversiteit en het programma „Local Action for Biodiversity” van de ICLEI.

53.   neemt kennis van de Singapore-index van biodiversiteit in steden. Deze index zou nog verder moeten worden uitgewerkt, zodat hij ook vrijwillig gebruikt kan worden door andere autoriteiten.

Brussel, 10 juni 2010

De voorzitster van het Comité van de Regio's

Mercedes BRESSO


(1)  CdR 22/2009

(2)  Conclusies van de Raad Milieu van 15 maart 2010

(3)  CdR 22/2009 def., CdR 218/2009 def.

(4)  EMA Technisch verslag nr. 12/2009 „Distribution and targeting of the CAP budget from a biodiversity perspective”

(5)  Document SEC(2006) 621, bijlage bij de mededeling van de Europese Commissie „Het biodiversiteitsverlies tegen 2010 - en daarna - tot staan brengen”, COM(2006) 216 definitief

(6)  De uitvoerend secretaris van het VBD-secretariaat heeft op 4 februari 2010 aan alle partijen bij het VBD een kennisgeving gestuurd, waarin zij werden uitgenodigd burgemeesters en lokale autoriteiten in hun COP 10-delegaties op te nemen.

(7)  document van 27 januari 2010 http://www.cbd.int/authorities/doc/CBD%20Plan%20of%20Action_2010_01_draft.doc


Top