EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62010TN0295

Zaak T-295/10: Beroep ingesteld op 7 juli 2010 — Camara/Raad

OJ C 234, 28.8.2010, p. 51–52 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

28.8.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 234/51


Beroep ingesteld op 7 juli 2010 — Camara/Raad

(Zaak T-295/10)

()

2010/C 234/91

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Kerfalla Person Camara (vertegenwoordiger: J.-C. Tchikaya, advocaat)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

Conclusies

nietig verklaren van verordening (EU) nr. 1284/2009 van de Raad van 22 december 2009 tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen ten aanzien van de Republiek Guinee, voor zover zij betrekking heeft op verzoekende partij;

de Raad verwijzen in de kosten van het geding.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoeker vordert de nietigverklaring van verordening (EU) nr. 1284/2009 van de Raad van 22 december 2009 tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen ten aanzien van de Republiek Guinee (1), voor zover verzoeker voorkomt op de lijst van natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten en lichamen waarvan de tegoeden en economische middelen bevroren zijn overeenkomstig artikel 6 van voornoemde verordening.

Tot staving van zijn vordering voert verzoeker drie middelen aan:

de plaatsing van verzoeker op de lijst van natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten en lichamen waarvan de tegoeden en economische middelen bevroren zijn, vormt een kennelijke beoordelingsfout;

schending van artikel 215, lid 3, VWEU, aangezien de verordening geen enkele juridische waarborg biedt, met name op procedureel gebied;

schending van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie, voor zover de bestreden verordening in strijd is met i) het beginsel van non-discriminatie, aangezien verzoekers naam op de lijst van gesanctioneerde personen is blijven staan wegens verzoekers sociale afkomst, ii) het recht van verdediging, aangezien de verordening niet in een procedure voorziet om verzoeker op de hoogte te stellen van de tegen hem ingebrachte elementen, iii) het recht op een daadwerkelijk beroep in rechte, aangezien de Raad verzoeker niet heeft ingelicht over zijn beroepsmogelijkheden, en iv) verzoekers eigendomsrecht.


(1)  PB L 346, blz. 26.


Top