EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52009AE0039

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2006/116/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de beschermingstermijn van het auteursrecht en van bepaalde naburige rechten

OJ C 182, 4.8.2009, p. 36–39 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

4.8.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 182/36


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2006/116/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de beschermingstermijn van het auteursrecht en van bepaalde naburige rechten

COM(2008) 464 final — 2008/0157 (COD)

(2009/C 182/07)

Rapporteur: de heer GKOFAS

De Raad van de Europese Unie heeft op 4 september 2008 besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig art. 47, lid 2, art. 55 en art. 95 van het EG-Verdrag te raadplegen over het:

„Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2006/116/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de beschermingstermijn van het auteursrecht en van bepaalde naburige rechten”

COM(2008) 464 final — 2008/0157 (COD).

De gespecialiseerde afdeling Interne markt, productie en consumptie, die met de voorbereidende werkzaamheden terzake was belast, heeft haar advies op 6 januari 2009 goedgekeurd; rapporteur was de heer GKOFAS.

Tijdens zijn op 14 en 15 januari 2009 gehouden 450e zitting (vergadering van 14 januari) heeft het Europees Economisch en Sociaal Comité het volgende advies uitgebracht, dat met 115 stemmen vóór en 3 stemmen tegen, bij 15 onthoudingen, werd goedgekeurd:

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1   Ηet EESC wil dat er voor alle lidstaten één regeling komt voor de bescherming en harmonisatie van muzikale composities met bijdragen van verschillende auteurs, zodat bij grensoverschrijdende distributie van royalties problemen worden vermeden.

1.2   Verder wil het EESC dat muzikale composities met tekstregels beschouwd worden als één onlosmakelijk geheel, met een beschermingstermijn die 70 jaar na de dood van de laatste auteur verstrijkt.

1.3   In de lidstaten zijn er vaak, afhankelijk van het voorwerp dat onder het auteursrecht valt, vele verschillende maatschappijen voor collectief auteursrechtenbeheer, wat betekent dat gebruikers onderworpen zijn en rechten verschuldigd zijn aan meer dan één van hen, zelfs voor een werk dat de gebruiker als een volledig, op zichzelf bestaand en uniek werk heeft verworven, en dat op één materiële drager vastgelegd is. Er dient voor gezorgd te worden en duidelijk te worden vastgelegd dat zό geproduceerde werken unieke, volledige en ondeelbare producten zijn die als zodanig benaderd moeten worden.

1.4   Eén instantie voor het beheer van auteursrechten zou tot taak moeten krijgen om de royalties te innen en houders van auteursrechten te beschermen. Het zou de enige instantie moeten zijn die belast is met de inning van de rechten en de verdeling van de betreffende gelden onder eventuele andere bestaande of nieuw op te richten organen die houders van auteursrechten vertegenwoordigen, zodat gebruikers slechts te maken hebben en contracten afsluiten met één organisatie in plaats van met verschillende.

1.5   Ηet EESC beveelt aan om de beschermingstermijn voor materiel vastgelegde uitvoeringen op te trekken van 50 naar 85 jaar. Voor een betere bescherming van anonieme uitvoerende kunstenaars, die gewoonlijk bij fonografische opnames van hun auteursrecht afzien in ruil voor een „billijke vergoeding” of een forfaitair bedrag, zou er een regeling moeten komen die stelt dat platenproducenten ten minste 20 % zouden moeten reserveren van de extra opbrengst uit de verkoop van platen die zij besluiten tijdens de verlengde beschermingstermijn te exploiteren.

1.6   Volgens het EESC dient er een fonds te komen voor uitvoerende musici, en vooral voor minder bekende, aangezien de „grote namen” altijd met de producenten overeenkomsten sluiten over de percentages die zij opde verkoop van platen krijgen.

1.7   Er zou een contract moeten worden opgesteld tussen de vertegenwoordigde uitvoerende kunstenaars en de leden van auteursrechtenorganisaties om te garanderen dat de rechten conform de wet worden beheerd en geïnd. De maatschappijen voor collectief auteursrechtenbeheer zouden dan geen bedragen mogen innen namens individuele houders van auteursrechten met wie zij geen schriftelijk en gedateerd contract hebben opgesteld.

1.8   Om de betaling van de rechten te verzekeren mogen deze maatschappijen geen winstoogmerk te hebben en dienen zij volledig transparant te zijn wat de inning en betaling van de rechten betreft.

1.9   Het EESC vreest echter dat inkomsten uit secundaire bron een al te zware belasting vormen voor degenen die de betaling verrichten. In concreto dient op communautair niveau de betekenis te worden verduidelijkt van een openbare uitvoering via radio of televisie en dient een en ander vervolgens in wetgeving van de lidstaten te worden omgezet. Een dergelijke uitvoering wordt dan volledig begrepen als een redelijke reproductie en heruitzending met particuliere middelenvan een vooraf betaalde openbare uitvoering.

1.10   De vergoeding dient naar beide zijden billijk te zijn: voor de houder van het auteursrecht en voor degene die moet betalen. Het gebrek aan duidelijkheid omtrent redelijke vergoeding voor de overdracht van het verhuurrecht van de uitvoerende kunstenaar moet worden verholpen. Het is onaanvaardbaar dat er hiervoor in de Gemeenschap geen regels zijn en dat een en ander aan de wetgever in de lidstaten wordt overgelaten, die op zijn beurt de verantwoordelijkheid doorschuift naar auteursrechtenorganisaties die vaak onredelijke vergoedingen eisen die niet aan controle onderworpen zijn.

1.11   Volgens het EESC dient duidelijk te worden vastgesteld dat openbaar gebruik betekent: het gebruik van een werk voor winstdoeleinden, in de context van een bedrijfsactiviteit die dat gebruik vereist of rechtvaardigt (van een werk met geluid en/of beelden).

1.12   Speciale vermelding verdient de vraag of de uitvoering wordt uitgezonden via apparatuur of via rechtstreekse weergave (optische schijven, magnetische golven (ontvangers)). In zulke gevallen ligt de verantwoordelijkheid voor openbare uitzending (en de keuze) niet bij de eindgebruiker, maar bij de uitzender; de gebruiker van het werk is dus niet de eindgebruiker en daarom is het begrip „openbare uitvoering” hier niet van toepassing.

1.13   Gebruik van media kan niet beschouwd worden als een in wezen openbare uitvoering als er sprake is van uitzending op plaatsen als restaurants, cafés, bussen, taxi's enz. en daarom dient dergelijk gebruik te worden vrijgesteld van betaling van rechten. Rechten van plaatopnamen zijn al betaald door degenen die het recht hebben deze af te spelen met bekabelde of draadloze apparatuur. Luisteren naar opnamen via de radio is privégebruik door burgers, of dit nu thuis, op het werk, in de bus of het restaurant gebeurt. Aangezien een burger niet op twee plaatsen tegelijk kan zijn, worden de rechten betaald door de radiostations, die de echte gebruikers zijn.

1.14   Professionele sectoren waar muziek en/of beelden geen enkele rol in het productieproces spelen, moeten worden vrijgesteld. Sectoren waar de uitzending van muziek of beelden van secundair belang is voor de uitvoering van de bedrijfsactiviteiten, moeten een lager bedrag betalen, dat duidelijk is vastgesteld na onderhandelingen tussen de representatieve gebruikersverenigingen en de enige instantie voor het beheer van auteursrechten.

1.15   Het EESC meent dat er een apart fonds moet komen dat als garantiefonds moet fungeren en er moet voor zorgen dat auteursrechtenorganisaties, ook als zij in moeilijkheden verkeren, de uitvoerende kunstenaars betalen. De „use it or lose it”-clausule zou opgenomen moeten worden in contracten tussen uitvoerende kunstenaars en fonogramproducenten, naast het „schone lei”-beginsel voor contracten voor de verlengde periode, na de eerste 50 jaar.

1.16   Ηet ΕΕSC is met name bezorgd dat de communautaire wetgeving over het algemeen gericht is op de bescherming van intellectuele en aanverwante eigendomsrechten, en daarbij kan voorbijgaan aan de rechten van gebruikers en eindgebruikers. Terwijl opgemerkt wordt dat creatieve, artistieke en bedrijfsactiviteiten grotendeels uitgevoerd worden in het kader van vrije beroepen, die als zodanig moeten worden vergemakkelijkt en beschermd, wordt voor gebruikers niet dezelfde aanpak gevolgd. Daarom dienen de tegenstellingen in de nationale wetgeving van de lidstaten te worden opgeheven en dienen de strafmaatregelen voor niet afgedragen royalties te worden vervangen door administratieve boetes.

1.17   Ηet EESC onderschrijft de wijziging van artikel 3, lid 1, waarin de termijn 85 jaar wordt opgenomen. Het EESC zou graag zien dat ook in de tweede en derde zin van artikel 3, lid 2, deze termijn wordt vermeld. Ook wordt aan artikel 10 terecht lid 5 toegevoegd, waarin gewezen wordt op de terugwerkende kracht van de richtlijn.

1.18   Het EESC verzoekt de Commissie acht te slaan op de opmerkingen en voorstellen ter verbetering van de bestaande wetgeving; verder verzoekt het de lidstaten om de richtlijnen na te leven en de vereiste wettelijke maatregelen te treffen om deze in nationaal recht om te zetten.

2.   Inleiding

2.1   De huidige regeling, met een beschermingstermijn van 50 jaar, borduurt voort op Richtlijn 2006/116/ΕG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de beschermingstermijn van het auteursrecht en, in het algemeen, van naburige rechten van uitvoerende kunstenaars.

2.2   Zoals benadrukt wordt in de toelichting bij het voorstel heeft dit gevolgen voor bekende artiesten, maar vooral voor degenen die hun exclusieve rechten hebben afgestaan aan de producenten van fonogrammen in ruil voor een vaste vergoeding. Natuurlijk zal aan deze „enkele billijke vergoeding” voor radio- en televisieuitzendingen van fonogrammen een eind komen.

3.   Algemene opmerkingen

3.1   Het advies beoogt de wijziging van bepaalde artikelen van Richtlijn 2006/116/EG inzake de beschermingstermijn ten aanzien van uitvoeringen en fonogrammen. Voorts wil het aandacht schenken aan bepaalde aanvullende maatregelen en aspecten om de doelstelling van het advies doeltreffender gestalte te geven, te weten het opheffen van sociale ongelijkheden tussen producenten, zeer bekende musici en sessiemuzikanten.

3.2   Ηet EESC is zeer bezorgd over de bescherming van de auteursrechten en, algemeen, de naburige rechten van uitvoerende musici, met name in verband met fonogrammen; het beveelt derhalve aan om aan hun eisen tegemoet te komen, via een minimumbijdrage gedurende de verlengde beschermingstermijn.

4.   Bijzondere opmerkingen

4.1   De leidende gedachte bij de Commissie is verlenging van de beschermingstermijn van auteursrechten voor uitvoerende kunstenaars.

4.2   Ηarmonisatie tussen de lidstaten is nodig om problemen te voorkomen bij de grensoverschrijdende verdeling van royalties uit verschillende lidstaten.

4.3   Ηet EESC meent verder dat muzikale composities met tekst beschouwd moeten worden als één werk, met een beschermingstermijn die 70 jaar na het overlijden van de laatste auteur verstrijkt, overwegende dat het beter is om de bescherming van auteursrechten uit te breiden dan te beperken, hetgeen tot veel moeilijkheden zou leiden.

4.4   Derhalve beveelt het EESC aan om de beschermingstermijn van de auteursrechten van materieel vastgelegde werken te verlengen van 50 tot 85 jaar.

4.5   Om de inspanningen op te voeren ter bescherming van anonieme uitvoerders, die normaliter hun auteursrecht op het fonogram afstaan tegen een „billijke vergoeding” of een forfaitair bedrag, zou er een regeling moeten komen die bepaalt dat platenproducenten ten minste 20 % van de extra opbrengst uit de verkoop van die opnamen reserveren die zij tijdens de verlengde beschermingstermijn willen exploiteren.

4.6   Voor deze doelstelling zou er volgens het EESC een fonds moeten komen voor de uitvoerende musici, en dan vooral voor de minder bekende musici.

4.7   De vergoedingen zouden moeten worden beheerd en geïnd door auteursrechtenorganisaties, die zogenaamde secundaire verzoeken om vergoeding moeten afhandelen. Er moeten echter specifieke garanties worden ingebouwd wat de werkwijze en samenstellling van deze organisaties betreft.

4.8   In principe zou er een schriftelijke overeenkomst moeten zijn tussen uitvoerende musici, die vertegenwoordigd worden, en vertegenwoordigers van de auteursrechtenorganisaties ten behoeve van de wettelijkheid van het beheer en de inning van de royalties.

4.9   Deze organisaties mogen geen winstoogmerk hebben en dienen volledig transparant te zijn in de administratie van de geïnde en uitbetaalde royalties. De organisaties, die opgericht moeten worden volgens de normen en regels van elke lidstaat, dienen in twee categorieën te worden verdeeld, al naargelang zij auteurs of uitvoerende kunstenaars vertegenwoordigen. Meer van dergelijke organisaties die verschillende groepen zouden vertegenwoordigen, zouden verwarring scheppen en zeker de transparantie en de controle in het gedrang brengen.

4.10   Ondertussen ontvangen uitvoerende musici ook inkomsten uit andere bronnen. De auteursrechtenorganisaties zijn in de eerste plaats opgericht voor het beheer van de zgn. secundaire vergoedingsaanspraken, waarvan grosso modo drie types bestaan: a) billijke vergoeding voor uitzending en publieke weergave; b) vergoedingen voor het kopiëren voor privégebruik en c) billijke vergoeding voor de overdracht van het verhuurrecht van uitvoerende kunstenaars. Natuurlijk zullen deze inkomsten stijgen als de beschermingstermijn wordt opgetrokken van 50 naar 85 jaar.

4.11   Het EESC vreest echter dat de inkomsten uit secundaire bron een zware belasting vormen voor degenen die de betaling verrichten, een aspect dat vanzelfsprekend geheel los staat van de verlenging van de beschermingsperiode. In concreto dient op communautair niveau de betekenis te worden verduidelijkt van openbare uitvoering via radio of televisie en moet een en ander vervolgens worden omgezet in wetgeving van de lidstaten. Een dergelijke uitvoering wordt dan volledig begrepen als een redelijke reproductie en heruitzending met particuliere middelen van een vooraf betaalde publieke uitvoering.

4.12   Volgens het EESC is betaling van een billijke vergoeding voor heruitzending van een reeds beschermde uitvoering, met name als met de heruitzending geen winst wordt beoogd, overdreven is en muziekpiraterij in de hand werkt.

4.13   Het EESC is verder bezorgd over de manier waarop de inkomsten van artiesten uit de andere twee bronnen wοrden beheerd. Het is een belangrijk aspect, dat allen raakt die royalties moeten afdragen. Als een voorafgaande schriftelijke overeenkomst tussen de rechthebbende op de aanvullende inkomsten en degene die als zijn vertegenwoordiger optreedt in de auteursrechtenorganisatie ontbreekt, hoe weet eerstgenoemde dan dat laatstgenoemde de aanvullende inkomsten daadwerkelijk betaalt?

4.14   Ook moet er iets worden gedaan aan de onduidelijkheid omtrent de billijke vergoeding voor de overdracht van het verhuurrecht van de uitvoerende kunstenaars. Ηet EESC meent dat voor beide partijen de betaling billijk moet zijn, voor degene die royalties ontvangt en degene die ze betaalt. Verder dient de billijke vergoeding op evenredige basis te worden bepaald, bijvoorbeeld om de vijf jaar, na bilaterale collectieve onderhandelingen.

4.15   Ηet EESC meent dat zo, zoals ook met een betalingsregeling voor kopieën voor privégebruik, met name voor professionals in de amusementssector, die de kopieën voor andere dan strikt privédoeleinden gebruiken, een stabiele inkomstenstroom uit secundaire vergoedingsaanspraken gewaarborgd is voor de gehele verlengde beschermingstermijn, terwijl fraude met muziekopnamen wordt bestreden en de legale verkoop van fonogrammen via internet zal toenemen.

4.16   Het EESC meent dat er een aanvullend fonds moet komen dat garandeert dat de auteursrechtenorganisaties in geval van moeilijkheden de uitvoerende kunstenaars de betrokken vergoedingen betalen.

4.17   Ten behoeve van de doelstellingen van dit advies dienen in de richtlijn ook begeleidende maatregelen te worden overwogen. Met name zou de „use it or lose it”-clausule opgenomen moeten worden in contracten tussen uitvoerende kunstenaars en fonogramproducenten, naast het „schone lei”-beginsel voor contracten voor de verlengde periode, na de eerste 50 jaar. Eén jaar na de verlenging van de beschermingstermijn komen de rechten op het fonogram en de rechten op de materiële vastlegging van de uitvoering te vervallen.

4.18   Prioriteit dient te worden verleend aan de bescherming van uitvoerende kunstenaars die geconfronteerd worden met in fonogrammen geblokkeerde werken die door inertie van de producent niet in het publiek domein komen. Aanvullende maatregelen zijn nodig die voorkomen dat producenten werk van uitvoerende kunstenaars weggooien. Te denken valt aan administratieve maatregelen, boetes of sancties.

4.19   Aangezien de lidstaten kunen bogen op een lange traditie van volksliederen zou er een speciale regeling moeten komen voor dit soort liederen, maar ook voor soortgelijke liederen die beschouwd kunnen worden als „verweesde liederen”, zodat ook deze hun weg naar het publiek vinden.

4.20   Ηet EESC onderschrijft de verwijzing in artikel 10 naar de terugwerkende kracht van de wetgeving voor alle lopende contracten.

4.21   Ηet EESC staat ook achter de leden 3 en 6 van artikel 10.

4.22   Ηet EESC is het eens met het recht op een jaarlijkse aanvullende vergoeding voor de verlengde beschermingstermijn in contracten voor de overdracht of afstand van rechten van uitvoerende musici.

4.23   Ηet ΕΕSC vindt dat 20 % van de inkomsten van de producent tijdens het jaar dat aan de betaling voorafgaat, een passend bedrag is voor de aanvullende vergoeding.

4.24   Ηet EESC verwerpt het idee om de lidstaten te laten bepalen hoe auteursrechtenorganisaties de jaarlijkse aanvullende vergoeding gaan innen.

4.25   Ηet is essentieel dat er een schriftelijke overeenkomst is tussen elke afzonderlijke uitvoerende kunstenaar en de vertegenwoordigers van de organisatie. Dit contract dient vooraf te gaan aan de inning van royalties door vertegenwoordigers namens de rechthebbende. De organisaties dienen jaarlijks aan een ander, specifiek orgaan dat is samengesteld uit uitvoerende kunstenaars en producenten, rekenschap af te leggen van het beheer van de inkomsten, afkomstig uit aanvullende vergoedingen tijdens de verlengde beschermingstermijn.

4.26   Ηet EESC stemt in met zowel de overgangsmaatregel van artikel 10 als met de overgangsmaatregel voor de exploitatie van het fonogram door de vertolker.

4.27   Er dient één regeling te komen volgens welke bepaalde producenten, nl. degenen wier jaarlijkse inkomen niet meer bedraagt dan 2 miljoen euro, worden vrijgesteld van de regel om 20 % hiervan te reserveren. Vanzelfsprekend is een jaarlijkse controle van de producenten geboden om uit te maken wie tot deze categorie behoort.

4.28   Ηet EESC vreest dat de goedkeuring van deze richtlijn, met name wat betreft het beheer en betaling van de 20 % van de aanvullende inkomsten, zonder voorafgaande wettelijke bepalingen voor de wijze van betaling, de controle op de betaling, het bewijs van betaling, eventueel faillissement van organisaties, gevallen waarin de rechthebbende sterft of afziet van zijn recht op vergoeding, overeenkomsten tussen rechthebbenden en auteursrechtenorganisaties, controles op deze organisaties en vele andere wettelijke aspecten, bij tenuitvoerlegging veel problemen zal veroorzaken, zonder iets wezenlijks te veranderen aan het probleem van het grote verschil in situatie tussen bekende artiesten en onbekende uitvoerende musici.

4.29   De oplossing is niet alleen gelegen in een verlenging van de beschermingstermijn, maar ook in slimme contracten met de „use it or lose it”-clausule. Volgens het EESC zijn er wettelijke maatregelen nodig die helpen voorkomen dat werken 50 jaar opgeborgen blijven en moet tevens de gewijzigde richtlijn worden goedgekeurd. Aanvullende maatregelen zijn geboden, met name voor de wijze van betaling van de royalties aan rechthebbenden, voordat de wijziging wordt omgezet in de nationale wetgeving.

4.30   Om veralgemeningen en uiteenlopende interpretaties te vermijden, moet het begrip „publicatie van een fonogram” naar behoren worden verduidelijkt. Verder is er nog de kwestie van gelijktijdige publicatie van een fonogram door verschillende artiesten, en met name door sessiemuzikanten, die hun rechten niet hebben afgestaan aan de producent (uitzending via media, repetities van liederen voor wedstrijden, of uitzending van liederen via internet).

Brussel, 14 januari 2009

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Mario SEPI


Top