EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52008AE0262

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het Verslag van de Commissie — Verslag over het Mededingingsbeleid 2006 COM(2007) 358 final

OJ C 162, 25.6.2008, p. 35–39 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

25.6.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 162/35


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het Verslag van de Commissie — Verslag over het Mededingingsbeleid 2006

COM(2007) 358 final

(2008/C 162/05)

De Europese Commissie heeft op 25 juni 2007 besloten om het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig art. 262 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap te raadplegen over het

Verslag van de Commissie — Verslag over het Mededingingsbeleid 2006

De gespecialiseerde afdeling Interne markt, productie en consumptie, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 31 januari 2008 goedgekeurd; rapporteur was de heer CHIRIACO.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn op 13 en 14 februari 2008 gehouden 442e zitting (vergadering van 13 februari) onderstaand advies met 141 stemmen vóór en 3 stemmen tegen, bij 5 onthoudingen, goedgekeurd.

1.   Inleiding

1.1

Het jaarverslag van 2006 over het mededingingsbeleid signaleert de veranderingen in de interne organisatie en werkmethoden van de Commissie, en laat zien hoe zij bijdraagt tot de structurele samenhang van de Europese economische governance in het streven naar de verwezenlijking van de doelstellingen van de Lissabonstrategie.

2.   Instrumenten

2.1   Antitrust  (1)Artikelen 81 en 82 van het EG-verdrag  (2)

2.1.1

Geldboeten zijn voor de Commissie van cruciaal belang om ondernemingen ervan te weerhouden de mededingingsregels te overtreden.

Er is een nieuwe drempel voor immuniteit tegen geldboeten en vermindering van geldboeten in kartelzaken vastgesteld. Op grond van de nieuwe richtsnoeren voor de berekening van boetes zal de hoogte daarvan gelijk zijn aan een percentage van de jaarlijkse omzet voor het product waarop de inbreuk betrekking heeft (tot 30 %), vermenigvuldigd met het aantal jaren dat de onderneming bij de inbreuk was betrokken (met de mogelijkheid dat dit percentage in geval van recidive oploopt tot 100 %).

2.1.2

Om de controlemethode doeltreffender te maken is een Groenboek goedgekeurd over Schadevorderingen wegens schending van de communautaire antitrustregels in artikelen 81 en 82 van het EG-verdrag. Dit Groenboek heeft een geanimeerde discussie op gang gebracht in Europa, en de afzonderlijke lidstaten hebben meer dan 150 opmerkingen naar voren gebracht bij monde van de regeringen, mededingingsautoriteiten, het bedrijfsleven, consumentenorganisaties, juristen en de academische wereld.

Ook het EESC heeft, na uitvoerige discussies, een positief advies (3) uitgebracht over het Groenboek van de Commissie.

2.1.3

In haar strijd tegen kartels heeft de Commissie zeven eindbeschikkingen gepubliceerd waarin zij aan 41 ondernemingen voor in totaal 1.846 miljoen EUR geldboeten oplegde (in 2005 kregen 33 ondernemingen voor in totaal 683 miljoen EUR geldboeten opgelegd).

2.2   Concentratiecontrole  (4)

2.2.1

De Commissie heeft een openbare raadpleging georganiseerd om betere aanwijzingen te kunnen voorleggen over bevoegdheidskwesties  (5) die op het gebied van concentratiecontrole kunnen rijzen, in het kader van de concentratieverordening (6).

Deze nieuwe mededeling, die oorspronkelijk in 2007 moest worden goedgekeurd, zal de bestaande mededelingen vervangen.

2.2.2

De toepassing van de regels heeft het aantal bij de Commissie aangemelde concentraties in 2006 op 356 gebracht. De Commissie gaf in totaal 352 eindbeschikkingen, waarvan 207 volgens de vereenvoudigde procedure

2.3   Staatssteuntoezicht

2.3.1

De Commissie maakte de goedkeuring van regionale steun eenvoudiger door een groepsvrijstellingsverordening  (7) goed te keuren; idem dito voor staatssteun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie (O&O&I) door een nieuwe kaderregeling (8) goed te keuren, voor steun om investeringen in kleine en middelgrote ondernemingen te bevorderen door de toegang van het MKB tot financiering te vergemakkelijken (9); en voor steun ten behoeve van de milieubescherming.

Tot slot heeft de Commissie ook een nieuwe de-minimisverordening  (10) goedgekeurd, op grond waarvan steun tot 200 000 EUR (11) over een periode van drie belastingjaren niet als staatssteun wordt beschouwd.

2.3.2

T.a.v. de toepassing van de regels heeft de Commissie in 2006 921 gevallen van staatssteun onderzocht (een stijging met 36 % ten opzichte van 2005). De Commissie gaf 710 eindbeschikkingen; in de overgrote meerderheid van alle zaken (91 %) was de onderzochte steun verenigbaar met de regels van de vrije mededinging en heeft zij geen formeel onderzoek ingesteld.

2.3.3

Terwijl de Commissie heeft geoordeeld dat opleidingssteun bijdraagt tot het gemeenschappelijk Europees belang, heeft zij reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden streng beoordeeld, en alleen onder strikte voorwaarden legitiem verklaard (12).

3.   Sectorale ontwikkelingen

3.1   Energie

3.1.1

In het door de Commissie op 10 januari 2007 goedgekeurde eindverslag over de energiesector  (13) wordt een beeld van Europa geschetst waarin de groothandelsprijzen voor gas en elektriciteit voortdurend stijgen, en waarin de consumentenkeuze relatief beperkt is als gevolg van de toetredingsdrempels voor energieproducten.

3.1.2

De Commissie heeft enkele antitrustonderzoeken opgestart over het 'oppotten' van netwerk- en opslagcapaciteit, langlopende capaciteitsreserveringen, marktverdeling en langlopende contracten tussen groothandelaren/retailers en downstream-afnemers.

3.1.3

Wat de concentraties in de energiesector betreft, heeft de Commissie een groot aantal beschikkingen gegeven. De belangrijkste zaken waren DONG/Elsam/Energi E2  (14) en Gaz de France/Suez  (15).

3.1.4

Het toezicht op de staatssteun heeft aan het licht gebracht hoe de overeenkomsten tussen publieke netwerkexploitanten en stroomproducenten in Hongarije en Polen een deel van de groothandelsmarkten afschermden, en hoe de goedkopere tarieven voor sommige industriële ondernemingen in Italië de mededinging vervalsten. Van belang is ook het besluit inzake staatssteun in de sector hernieuwbare energiebronnen, inhoudende dat de overheidsfinanciering alleen de buitengewone gevallen mag dekken, zonder bepaalde ondernemingen of niet-standaardactiviteiten voor te trekken.

3.2   Financiële diensten

3.2.1

De Commissie heeft in 2005 een onderzoek in de sector retailbanking  (16) opgestart, met name wat betreft grensoverschrijdende concurrentie. In het op 31 januari 2007 gepubliceerde eindverslag werd het volgende benadrukt: problemen i.v.m. de toetredingsdrempels, een gefragmenteerde markt en een sterke concentratie tussen emitterende en acquirerende instellingen van betaalkaarten.

3.2.2

De Commissie heeft op 24 januari 2007 haar tussentijdse verslag over het sectorale onderzoek in de sector zakelijke verzekeringen gepubliceerd.

3.2.3

Daarnaast heeft de Commissie een groot aantal concentraties in de sector financiële diensten goedgekeurd, zoals in de zaak Talanx Aktiengesellschaft  (17).

3.2.4

Via haar toezicht op de staatssteun heeft de Commissie ook een gelijk speelveld in de sector financiële diensten gegarandeerd, vooral voor nieuwkomers en buitenlandse banken, o.m. door de Luxemburgse fiscale steunregeling ten behoeve van de 1929-holdings nietig te verklaren.

3.3   Elektronische communicatie

3.3.1

Aangezien de overgrote meerderheid van de aanbieders van elektronische communicatiediensten binnen de marges van het EU-regelgevingskader voor elektronische communicatienetwerken en –diensten opereert, heeft de Commissie een aanbeveling uitgebracht over de 18 specifieke product- en dienstenmarkten die zowel op wholesale- als retailniveau voor ex-anteregelgeving door nationale toezichthouders in aanmerking moeten komen  (18). Markten voor breedbandtoegang zijn een goed voorbeeld van de gelijktijdige toepassing van ex-ante sectorspecifieke regulering en ex-post-toepassing van het mededingingsrecht.

3.4   Informatietechnologie

3.4.1

In de IT-sector bleef de Commissie erop toezien dat de mededinging niet werd verstoord op een markt die momenteel wordt gekenmerkt door digitale convergentie en een toenemende interoperabiliteit.

Van zeer groot belang was in dit verband de zaak Microsoft , die een boete opgelegd heeft gekregen voor het niet tijdig verschaffen van de door de Commissie gevraagde informatie. Het beroep dat Microsoft tegen de beschikking van de Commissie heeft ingesteld (19), is door het Gerecht van eerste aanleg verworpen bij arrest van 17 september 2007 (20).

3.4.2

Op het gebied van de concentratiecontrole gaf de Commissie groen licht voor de concentratie tussen Nokia en de divisie netwerkuitrusting van Siemens AG, en voor de concentratie van Alcatel en Lucent Technologies, omdat zij van mening was dat de marktstructuur voor de levering van uitrusting voor optische netwerken en oplossingen voor breedbandtoegang ook na de geplande operatie voldoende concurrerend zou blijven.

3.5   Media

3.5.1

De doelstelling van het mededingingsbeleid in de mediasector is het garanderen van gelijke concurrentievoorwaarden voor de verschillende commerciële spelers, maar ook voor de commerciële spelers en door de overheid gefinancierde spelers.

3.5.2

Op het gebied van de digitale omroep heeft de Commissie een inbreukprocedure tegen Italië geopend om te onderzoeken of de omroepen bij de digitale overstap beperkingen zijn opgelegd en of daarbij aan de bestaande analoge omroepen concurrentievoordelen zijn verleend, wat duidelijk in strijd zou zijn met de concurrentierichtlijn.

3.5.3

Daarnaast is de Commissie regelmatig opgetreden op het gebied van premium content, staatssteun voor films en andere audiovisuele werken en rechtenbeheer, om ervoor te zorgen dat de mededinging ook op deze gebieden daadwerkelijk gewaarborgd is.

3.6   Vervoer

3.6.1

De problemen in deze sector houden met name verband met de afgeschermde markten voor binnenlands goederenvervoer over de weg, de beperkte interoperabiliteit in het spoorvervoer, en de weinig transparante toegang tot havendiensten.

3.6.2

In de sector wegvervoer heeft de Commissie haar beleid gehandhaafd dat erin bestaat dat staatssteun ter bevordering van de verspreiding van milieuvriendelijke technologie, evenals staatssteun ten behoeve van openbaredienstverplichtingen wordt goedgekeurd.

3.6.3

Op het gebied van het spoorvervoer heeft de Commissie een niet onbelangrijk besluit genomen inzake staatssteun ten behoeve van spoorinfrastructuur, waarin zij tot de conclusie kwam dat deze vorm van financiering geen staatssteun is, maar deel uitmaakt van de taken van de overheid (21).

3.6.4

In de sector zeevervoer heeft de Commissie toegezegd richtsnoeren uit te zullen werken voor de toepassing van het mededingingsrecht, om zodoende een soepele overgang naar een situatie van volledige concurrentie mogelijk te helpen maken. Wat de staatssteun betreft heeft de Commissie erop gehamerd dat nationaliteitsclausules die reders vrijstellen van betaling van sociale premies voor hun zeelui, moeten worden geschrapt.

3.6.5

Wat het luchtvervoer betreft heeft de Commissie Verordening (EG) nr. 1459/2006 vastgesteld, waarbij de ontheffing van het verbod van artikel 81, lid 1, van het EG-verdrag voor IATA-tariefoverleg over passagiersvervoer op routes binnen de EU per 1 januari 2007 wordt ingetrokken, en waarmee een eind wordt gemaakt aan de ontheffing voor overleg over slots en dienstregelingen.

3.7   Posterijen

3.7.1

De snelle ontwikkelingen op de postmarkt hebben de Commissie enerzijds aangezet tot een afbouw van de monopolierechten die de universele-dienstaanbieders (USP's) zijn verleend, en anderzijds tot het vrijwaren van de mededinging in de sectoren van de postmarkt die al zijn geliberaliseerd, om te voorkomen dat deze de facto opnieuw worden gemonopoliseerd.

3.7.2

Van belang is hier het besluit van de Commissie dat de compensatie voor diensten van algemeen belang, alleen verenigbaar met de staatssteunregels is als het bedrag van de compensatie niet hoger ligt dan de kosten van de openbaredienstverplichting en als aan alle andere verplichtingen is voldaan.

De Commissie heeft ook onderzocht of postbedrijven misschien nog andere voordelen genieten, zoals in het geval van Frankrijk (22); in deze zaak heeft de Commissie aanbevolen dat Frankrijk de onbeperkte staatsgarantie die het postbedrijf als overheidslichaam geniet, tegen eind 2008 opheft.

4.   Het Europese concurrentienetwerk (ECN) en de nationale rechters

4.1

2006 is een belangrijk jaar geweest voor de consolidatie van het door Verordening (EG) nr. 1/2003 ingestelde handhavingssysteem en de versterking van de samenwerking, enerzijds tussen de ECN-leden, oftewel tussen de nationale mededingingsautoriteiten en de Commissie, en anderzijds tussen de nationale rechters en de Commissie.

4.2

De samenwerking tussen de ECN-leden is gebaseerd op twee hoofdverplichtingen voor de nationale mededingingsautoriteiten: de Commissie informeren wanneer nieuwe zaken worden ingeleid en daaraan altijd gevolg geven vooraleer een eindbeschikking wordt gegeven. De Commissie werd geïnformeerd over zo'n 150 nieuwe zaken waarin de nationale mededingingsautoriteiten een onderzoek waren begonnen, en de Commissie heeft in 125 zaken adviezen afgegeven.

4.3

Vanwege het belang van de samenwerking binnen de ECN zijn de directeur-generaal van DG Concurrentie en de nationale mededingingsautoriteiten bijeengekomen en hebben zij de ECN-modelclementieregeling goedgekeurd. Bovendien zijn de Commissie en de nationale mededingingsautoriteiten regelmatig bijeengekomen om te spreken over algemene thema's van het antitrustbeleid, sectorale onderzoeken of specifieke sectoren.

4.4   Toepassing van de EU-mededingingsregels door de nationale rechters in de EU

4.4.1

Volgens artikel 15, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1/2003 mogen nationale rechters de Commissie om advies vragen of om de informatie waarover zij beschikt. Hetzelfde artikel schrijft voor dat de lidstaten de Commissie een afschrift bezorgen van alle besluiten van nationale rechters.

4.4.2

De voortdurende bijscholing van nationale rechters is van cruciaal belang om de kennis van het EU-mededingingsrecht te ontwikkelen. In dit verband cofinanciert de Commissie ieder jaar diverse opleidingsprojecten, in alle lidstaten.

5.   Internationale activiteiten

5.1

In de voorbereiding op de toetreding van Roemenië en Bulgarije tot de EU heeft de Commissie deze landen geholpen om de mededingingsregels zoveel mogelijk ingang te doen vinden, zoals zij nu in Kroatië en Turkije doet.

5.2

De bilaterale dialoog tussen de Commissie en talrijke mededingingsautoriteiten is versterkt, evenals de contacten met de VS, Canada en Japan. Verder heeft DG Concurrentie bijstand verleend bij het uitwerken van de mededingingswetgeving in China en Rusland.

5.3

In het kader van de multilaterale samenwerking speelt DG Concurrentie een voortrekkersrol binnen het International Competition Network, en neemt het deel aan de werkzaamheden van het Competition Committee van de OESO.

6.   Interinstitutionele samenwerking

6.1

Het Europees Parlement brengt ieder jaar op eigen initiatief een verslag uit over het jaarlijkse verslag van de Commissie over het mededingingsbeleid. Het voor het mededingingsbeleid verantwoordelijke lid van de Commissie wisselt geregeld van gedachten met de Raad en met de bevoegde Parlementaire commissies.

6.2

Ten slotte zij erop gewezen dat de Commissie het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's over belangrijke beleidsinitiatieven informeert, en dat zij met name haar medewerking verleent aan de goedkeuring van het advies dat het EESC jaarlijks uitbrengt over het verslag van de Commissie over het mededingingsbeleid.

7.   Conclusies en opmerkingen

7.1   Het verband tussen mededingingsbeleid en economisch ontwikkelingsbeleid

Het mededingingsbeleid, waarbij hele economische sectoren weer aan de logica en dynamiek van de markt worden overgelaten, heeft concreet bijgedragen tot de totstandkoming van een samenhangende interne markt, met minder regels en minder wetgeving.

7.1.1

Het mededingingsbeleid speelt een steeds grotere rol in het Europees economisch beleid. In het verleden hebben zowel de Commissie (23) als het EESC (24) benadrukt dat nieuwe instrumenten van economisch beleid moeten worden ingezet om zowel het mededingingsbeleid als het industriebeleid te richten op de doelstelling van een grotere economische en sociale samenhang, behoud van de werkgelegenheid, onder meer door toezicht op staatssteun en bedrijfsverplaatsingen, milieubescherming en de bevordering van ambitieuze O&O-programma's.

Momenteel wordt het mededingingsbeleid nauw gecoördineerd met andere beleidsgebieden, zoals de interne markt en het consumentenbeleid, ten einde beter functionerende markten tot stand te brengen waar de consumenten en het Europese concurrentievermogen bij gebaat zijn.

7.1.2

Op basis van de jongste gegevens over de zeven grootste lidstaten van de Unie voorspelde de Commissie dat de economische groei in de EU in 2007 op 2,8 % zou liggen en in de eurozone op 2,5 % (25). Hoewel het IMF deze voorspellingen naar beneden heeft bijgesteld, met een daling van de verwachte groei in de eurozone van 2,1 % naar 1,6 %, is het EESC van mening dat de Europese groei zich zou moeten voortzetten, gesteund door solide basisvoorwaarden en een gunstige mondiale ontwikkeling.

7.1.3

Het EESC acht het van belang dat de EU een evenwichtige economische groei bereikt, gebaseerd op stabiele prijzen, een sociale markteconomie met een groot concurrentievermogen die gericht is op opleiding, volledige werkgelegenheid en sociale vooruitgang, en een hoog niveau van milieubescherming en de verbetering van de kwaliteit van het milieu.

7.1.4

In een markt waarin het mededingingsbeleid een steeds grotere rol zal gaan spelen, zijn de economische, sociale en milieu-indicatoren onmisbare maatstaven van het concurrentievermogen, niet alleen voor de eindgebruikers maar vooral ook voor de ondernemingen.

7.1.5

Het EESC is van mening dat het concurrentievermogen van de Europese ondernemingen en diensten moet worden beschermd met een systeem van duidelijke regels en een correcte toepassing van het mededingingsbeleid, in nauwe samenhang met het handelsbeleid.

De EU vertegenwoordigt tegenwoordig de markt die ter wereld het meeste openstaat voor buitenlandse goederen; de afschaffing van de meest elementaire Europese beschermingsmaatregelen tegen dumping en subsidies zou een zware dobber zijn voor al degenen die in de EU productieactiviteiten ontplooien met inachtneming van de regels inzake mededinging en handel, en van de regels inzake staatssteun.

In dit verband dringt het EESC er bij de Commissie op aan om enerzijds internationale gevallen van oneerlijke concurrentie nog nauwlettender aan te geven bij de WTO, en anderzijds om in bilaterale handelsakkoorden een clausule op te nemen die de handelspartners ertoe verplicht om de mededingingsregels na te leven, inclusief het toezicht op de staatssteun.

7.2   Staatssteuntoezicht

7.2.1

Het EESC is ingenomen met de strategie van de Commissie voor de modernisering van het toezicht op de staatssteun, gebaseerd op gerichte staatssteun, economische analyses, doeltreffende procedures en een gedeelde verantwoordelijkheid voor de Commissie en de lidstaten. Het is het met de Commissie eens dat de staatssteun voor technologieoverdracht, innovatieve activiteiten en de multisectorale kaderregeling voor grote investeringsprojecten, apart van alle andere vormen van staatssteun, met welwillende ogen moet worden bekeken.

7.2.2

Bij de beoordeling van gevallen van staatssteun zou de Commissie de specifieke fiscale regelingen voor coöperaties en ondernemingen met een sterke sociale impact moeten goedkeuren.

7.3   Banken en financiële markt

7.3.1

Het EESC is ingenomen met de maatregelen van de Commissie op het gebied van het toezicht op kruiselingse deelnemingen en het beheer van financiële producten. In een aantal specifieke gevallen is het voorgekomen dat de kredietinstellingen (middels aandeelhoudersovereenkomsten) de belangrijkste aandeelhouders waren van industriële ondernemingen, met als gevolg dat krediet dat was verleend door de banken werd gebruikt voor de aanschaf van aandelen in het kapitaal van diezelfde banken.

7.4   Energie

7.4.1

Het EESC onderstreept dat de energiesector niet alleen voor een markt, maar ook voor ontwikkeling, werkgelegenheid en milieu staat. De EU ziet zich momenteel geconfronteerd met nieuwe concurrenten op de wereldmarkt (26), en de nieuwe marktstructuren moeten worden afgestemd op de krachtverhoudingen.

7.4.2

Volgens het EESC is het zaak om bij de ontbundeling van productie en distributie in de gassector rekening te houden met de bijzondere eigenschappen van deze sector (27).

7.5   Pluralisme in de media en mededingingsrecht

7.5.1

Het EESC beveelt aan dat in de mediasector onderscheid wordt gemaakt tussen specifieke regelgeving ter bescherming van het pluralisme in de media en algemene antitrustregels; het benadrukt dat de mededingingsregels een noodzakelijke voorwaarde zijn om het pluralisme te beschermen, maar dat deze regels alleen niet voldoende zijn.

7.5.2

Als hiermee geen rekening wordt gehouden, dan dreigen de mededingingsregels aan doeltreffendheid in te boeten en het pluralisme te verzwakken.

7.6   Telecommunicatie

7.6.1

Het EESC is van mening dat de functionele scheiding van de telecommunicatienetwerken en de oprichting van een Europees agentschap voor de sector op adequate wijze moeten worden bestudeerd, omdat de investeringen in deze voor het Europese concurrentievermogen zo cruciale sector — met name gezien het snelle tempo van de technologische evolutie — van fundamenteel belang zijn voor de ontwikkeling van het concurrentievermogen.

7.7   Toepassing van de mededingingsregels en versterking van de nationale rechterlijke instanties in de EU

7.7.1

Voortdurende opleiding en bijscholing van nationale rechters en alle exploitanten in het EU-mededingingsrecht is van groot belang om een daadkrachtige en coherente toepassing van de regels te garanderen.

In dit verband roept het EESC de Commissie op zo snel mogelijk richtsnoeren goed te keuren inzake de toepassing van art. 82 van het EG-verdrag, met name wat betreft misbruik door uitsluiting.

7.7.2

Hoewel het EESC is ingenomen met de door de Commissie uitgewerkte medefinanciering van opleidingsprojecten, is het van mening dat naast de 15 projecten om nationale rechters uit alle 25 EU-lidstaten op te leiden er nog meer kan en moet worden gedaan om de uitdagingen van het mededingingsbeleid aan te gaan en een oplossing te vinden voor de problemen in de betrekkingen tussen de Commissie, het bedrijfsleven, verenigingen en consumenten.

7.7.3

Zo zijn de betrekkingen tussen het EESC en de Commissie onlangs nog versterkt als gevolg van de ondertekening, tijdens de EESC-zitting van 30 en 31 mei 2007 (28), van een addendum bij het samenwerkingsprotocol van november 2005. Deze overeenkomst geeft het EESC een centrale rol in de communicatiefase, dankzij de bevoorrechte positie die het inneemt bij het bevorderen van de dialoog met de burgers.

7.7.4

Het EESC dringt er bij de Commissie en het Europees Parlement op aan een beleid voor interinstitutionele samenwerking te ontwikkelen dat de compatibiliteit van de nationale wetgeving en de Europese wetgeving bevordert.

Het EESC steunt de goedkeuring van een nieuw verdrag (het zgn. verdrag van Lissabon), dat het referentiekader vereenvoudigt en beantwoordt aan de behoeften van een Unie met 27 lidstaten, zodat deze in staat is overeenstemming te bereiken over nieuw beleid en de besluiten kan nemen die nodig zijn om de nieuwe uitdagingen met succes aan te gaan.

7.7.5

Ten slotte onderstreept het EESC dat het mededingingsbeleid geen doel op zich moet worden, maar dat het een volwaardige „activiteit” van de Commissie moet blijven (29).

Om de doorzichtigheid van de werkzaamheden te vergroten, heeft het EESC op 27 en 28 september 2007 in zijn eigen gebouw een druk bezochte conferentie georganiseerd, onder de titel „IGC 2007: standpunten van maatschappelijke organisaties over de toekomst van Europa”.

Brussel, 13 februari 2008

De voorzitter van het

Europees Economisch en Sociaal Comité

D. DIMITRIADIS


(1)  Onderstaande beschikkingen van de Commissie zijn aangevochten voor het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen. Tot op heden is geen enkele definitieve uitspraak gedaan, behalve in de zaak De Beers, waarin het Hof de beschikking van de Commissie nietig heeft verklaard: zaak nr. COMP/38.638 — Synthetisch rubber, beschikking van de Commissie van 29-11-2006; zaak nr. COMP/39.234 — Legeringtoeslag (nieuwe beschikking), beschikking van de Commissie van 20-12-2006; zaak nr. COMP/38.907 — Stalen balken (nieuwe beschikking), beschikking van de Commissie van 8-11-2006; zaak nr. COMP/38.121 — Fittingen, beschikking van de Commissie van 20-9-2006; zaak nr. COMP/38.456 — Bitumen Nederland, beschikking van de Commissie van 13-9-2006; zaak nr. COMP/38.645 — Methacrylaat, beschikking van de Commissie van 31-5-2006; zaak nr. COMP/38.620 — Waterstofperoxide en perboraat, beschikking van de Commissie van 3-5-2006; zaak nr. COMP/38.113 — Prokent/Tomra; zaak nr. COMP/38.348 — Repsol CPP, beschikking van de Commissie van 12-4-2006; zaak nr. COMP/38.381 — De Beers, beschikking van de Commissie van 22-2-2006.

(2)  PB C 321 van 29-12-2006.

(3)  INT/306. Het advies van het EESC is te vinden onder

http://eescopinions.eesc.europa.eu/EESCopinionDocument.aspx?identifier=ces\int\int306\ces1349-2006_ac.doc&language=NL

(4)  Alleen de volgende beschikking van de Commissie is aangevochten voor het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschap: zaak nr. COMP/M.3796 Omya/J. M. Huber PCC.

(5)  Beschikbaar op het adres:

http://ec.europa.eu/comm/competition/mergers/legislation/jn_fr.pdf.

(6)  Verordening (EG) nr. 139/2004

(7)  Verordening (EG) nr. 1628/2006

(8)  PB C 323 van 30-12-2006, blz. 1.

(9)  PB C 194 van 18-8-2006, blz. 2.

(10)  Verordening (EG) nr. 1998/2006

(11)  Bedrag is verdubbeld ten opzichte van de vorige verordening (Verordening EG nr. 69/2001, PB L 10 van 13-1-2001, blz. 30).

(12)  Zie de zaak Northern Rock (IP/07/1859). De Commissie heeft geoordeeld dat de liquiditeitsinjectie, in combinatie met adequate bankgaranties en renten, die de Bank of England op 14 september 2007 heeft toegekend, geen staatssteun is. De op 17 september toegekende garantieregeling van de Schatkist voor de deposito's en de op 9 oktober goedgekeurde maatregelen, die Northern Rock in staat hebben gesteld over extra liquiditeiten en garanties te beschikken, zijn echter wel een vorm van staatssteun. Deze maatregelen kunnen worden toegestaan uit hoofde van de communautaire richtsnoeren voor reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden Op grond van deze richtsnoeren moet deze steun de vorm van leningen of garanties met een maximumlooptijd van zes maanden hebben. Voor de bancaire sector worden wel enkele uitzonderingen gemaakt, mits bepaalde zorgvuldigheidsregels in acht worden genomen, wat in het onderhavige geval zo was. Op grond van diezelfde richtsnoeren heeft de Britse overheid de Commissie toegezegd om uiterlijk op 17 maart 2008 met een herstructureringsplan voor Northern Rock te komen, dat méér om het lijf heeft dan reddingssteun voor de korte termijn. Of dit plan als een vorm van staatssteun zal worden beschouwd, zal afhangen van de kenmerken van dat plan; de Commissie zal in haar besluit bovendien rekening houden met de voorschriften inzake herstructureringssteun.

(13)  COM(2006) 851 final.

(14)  Zaak nr. COMP/M.3868 — DONG/Elsam/Energi E2, beschikking van de Commissie van 14-3-2006.

(15)  Zaak nr. COMP/M.4180 — Gaz de France/Suez, beschikking van de Commissie van 14-11-2006.

(16)  Besluit van de Commissie van 13-6-2005, PB C 144 van 14.6.2005, blz. 13.

(17)  Zaak nr. COMP/M. 4055 — Talanx/Gerling, beschikking van de Commissie van 5-4-2006.

(18)  Aanbeveling van de Commissie van 11 februari 2003 betreffende relevante producten- en dienstenmarkten in de elektronische communicatiesector die overeenkomstig Richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronische communicatienetwerken en -diensten aan regelgeving ex ante kunnen worden onderworpen (PB L 114 van 8 mei 2003, blz. 45). De Commissie heeft op 17 december 2007 een nieuwe aanbeveling goedgekeurd (PB L 344 van 28 december 2007, blz. 65) die op slechts 8 markten betrekking heeft.

(19)  De tekst van de beschikking is beschikbaar op Internet: http://ec.europa.eu/comm/competition/antitrust/cases/decisions/37792/art24_2_decision.pdf

(20)  Zaak T-201/04 (PB C 269 van 10-11-2007, blz. 45).

(21)  Zaak N 478/2004 van 7-6-2006 (PB C 209 van 31-8-2006).

(22)  Steunmaatregel E 15/2005 — Voorstel voor dienstige maatregelen betreffende de onbeperkte staatsgarantie ten behoeve van La Poste (nog niet gepubliceerd).

(23)  De structurele veranderingen begeleiden: Een industriebeleid voor het uitgebreide Europa, COM(2004) 274 final.

(24)  Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over „De structurele veranderingen begeleiden: een industriebeleid voor het uitgebreide Europa” (COM(2004) 274 final), PB C 157 van 28-6-2005.

(25)  Zie IP/07/1295. Voor meer informatie, zie:

http://ec.europa.eu/economy_finance/publications/european_economy/2007/interim_forecast_1107_en.pdf.

(26)  Met name Gazprom en Sonatrach.

(27)  Neelie KROES, More competitive energy markets: building on the findings of the sector inquiry to shape the right policy solution, Brussel, 19 september 2007.

(28)  Voor een samenvatting van de tijdens deze zitting goedgekeurde adviezen, zie:

http://www.eesc.europa.eu/activities/press/summaries_plenaries/2007/grf_ces83-2007_d_nl.pdf

(29)  Voor de tekst van het verdrag van Lissabon, dat tijdens de conferentie van de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten op 3 december 2007 in Brussel is goedgekeurd, zie:

http://www.consilium.europa.eu/uedocs/cmsUpload/cg00014.nl07.pdf


Top