EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document C2007/117/17

Zaak C-132/07: Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Rechtbank van koophandel Brussel (België) op 5 maart 2007 — Beecham Group plc, SmithKline Beecham plc, Glaxo Group Ltd, Stafford-Miller Ltd, GlaxoSmithKline Consumer Healthcare NV, GlaxoSmithKline Consumer Healthcare BV tegen Andacon NV

OJ C 117, 26.5.2007, p. 10–11 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
OJ C 117, 26.5.2007, p. 9–10 (MT)

26.5.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 117/10


Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Rechtbank van koophandel Brussel (België) op 5 maart 2007 — Beecham Group plc, SmithKline Beecham plc, Glaxo Group Ltd, Stafford-Miller Ltd, GlaxoSmithKline Consumer Healthcare NV, GlaxoSmithKline Consumer Healthcare BV tegen Andacon NV

(Zaak C-132/07)

(2007/C 117/17)

Procestaal: Nederlands

Verwijzende rechter

Rechtbank van koophandel Brussel

Partijen in het hoofdgeding

Verzoeksters: Beecham Group plc, SmithKline Beecham plc, Glaxo Group Ltd, Stafford-Miller Ltd, GlaxoSmithKline Consumer Healthcare NV, GlaxoSmithKline Consumer Healthcare BV

Verweerster: Andacon NV

Prejudiciële vragen

1)

Moet artikel 9, eerste lid Verordening 1891/04 (1) zo worden uitgelegd dat het verboden is voor de bevoegde douanedienst of het bevoegde douanekantoor om een kennisgeving, bedoeld in het artikel 9, onder 2, Verordening 1383/03 (2), of een inspectie, bedoeld in het artikel 9, onder 3, tweede lid, Verordening 1383/03, te (laten) verrichten, zolang het voor 1 juli 2004 ingediende verzoek om optreden niet is vervolledigd door de in artikel 6Verordening 1383/03 bedoelde verklaring? Maakt de desbetreffende verklaring m.a.w. een formele vereiste uit opdat het verzoek om optreden effect zou blijven sorteren?

2)

Moet het artikel 4, onder 2, Verordening 1383/03 zo worden uitgelegd dat het de Antwerpse douane de mogelijkheid bood om zes stalen van de goederen voor te leggen aan de merkhouder om te kunnen bepalen of het al dan niet om namaakgoederen ging, met dien verstande dat de dergelijke kennisgeving van het staal niet gelijk te stellen is met de grondige inspectie in de zin van het artikel 9, onder 3, tweede lid, Verordening 1383/03? Zo ja, diende deze voorlegging te geschieden binnen de in het artikel 4, onder 1, van de verordening bedoelde termijn van drie werkdagen?

3)

Verzet de Verordening 1383/03 er zich tegen dat de Belgische douaneambtenaren informatie, verworven in het kader van de uitvoering van de verordening, verstrekken buiten de door de verordening voorziene kanalen — er weze onder meer gedacht aan het artikel 9, onder 2 en 9, onder 3, eerste lid van de verordening — om, bijvoorbeeld in het kader van een door Belgische rechtbanken bevolen getuigenverhoor of overlegging van stukken?

4)

Verzet de Verordening 1383/03 er zich tegen dat informatie, verkregen ten gevolge van de toepassing van de artikelen 4, onder 2 (zie vraag nr. 2), en 9, onder 2 en 3, andere dan deze bedoeld in het artikel 9, onder 3, eerste lid, of in uitvoering van een door de Belgische rechter bevolen getuigenverhoor of overlegging van stukken (zie vraag nr. 3), wordt gebruikt in het kader van een procedure die er niet toe strekt om namaak van goederen te doen vaststellen, bijvoorbeeld in het kader van een procedure ter bestrijding van parallelinvoer?


(1)  Verordening (EG) nr. 1891/2004 van de Commissie, van 21 oktober 2004, tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1383/03 van de Raad inzake het optreden van douaneautoriteiten ten aanzien van goederen waarvan wordt vermoed dat zij inbreuk maken op bepaalde intellectuele-eigendomsrechten en inzake de maatregelen ten aanzien van goederen waarvan is vastgesteld dat zij inbreuk maken op dergelijke rechten (PB L 328, blz. 16).

(2)  PB L 196, van 2.8.2003, blz. 7.


Top