EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52004AE0307

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het „Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende arseen, cadmium, kwik, nikkel en polycyclische aromatische koolwaterstoffen in de lucht” (COM(2003) 423 def. – 2003/0164 (COD))

OJ C 110, 30.4.2004, p. 16–17 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

30.4.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 110/16


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het „Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende arseen, cadmium, kwik, nikkel en polycyclische aromatische koolwaterstoffen in de lucht”

(COM(2003) 423 def. – 2003/0164 (COD))

(2004/C 110/04)

Op 29 augustus 2003 heeft de Raad besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig de artikelen 95 en 251 van het EG-Verdrag te raadplegen over het

De gespecialiseerde afdeling „Landbouw, plattelandsontwikkeling, milieu”, die was belast met de voorbereidende werkzaamheden, heeft haar advies op 5 februari 2004 goedgekeurd. Rapporteur was de heer McDonogh.

Tijdens zijn 406e zitting op 25 en 26 februari 2004 (vergadering van 25 februari 2004) heeft het Europees Economisch en Sociaal Comité het volgende advies uitgebracht, dat met 101 stemmen vóór, bij 2 onthoudingen, werd goedgekeurd.

1.   Inleiding

1.1

Richtlijn 96/62/EG van de Raad inzake de beoordeling en het beheer van de luchtkwaliteit (de Kaderrichtlijn luchtkwaliteit) bepaalt het kader voor toekomstige EG-wetgeving inzake luchtkwaliteit.

1.2

In bijlage 1 van deze Richtlijn is er sprake van het reguleren van de luchtkwaliteit voor arseen, cadmium, kwik, nikkel en polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK) door criteria en technieken voor het beoordelen van de luchtkwaliteit te beschrijven en bepalingen voor het verstrekken van informatie aan de Commissie en de bevolking vast te stellen.

1.3

Met het huidige Commissievoorstel wordt aan de verplichtingen uit de Kaderrichtlijn luchtkwaliteit voldaan, omdat wetgeving wordt voorgesteld voor de in bijlage I genoemde zware metalen, die gelden als bekende of vermoedelijke carcinogenen voor de mens waarvoor geen drempelwaarden voor nadelige gevolgen voor de menselijke gezondheid kunnen worden vastgesteld.

2.   Inhoud van het Commissievoorstel

2.1

In het Commissievoorstel wordt erkend dat er geen kosteneffectieve maatregelen zijn om overal de concentratieniveaus te bereiken die geen schadelijke gevolgen voor de volksgezondheid zouden opleveren. Derhalve wijkt dit voorstel enigszins af van Richtlijn 96/62/EG, waarin sprake is van de vaststelling van bindende grenswaarden.

2.2

Het Commissievoorstel voorziet in verplichte monitoring wanneer de concentraties de volgende beoordelingsdrempels overschrijden:

6 ng arseen /m3,

5 ng cadmium /m3,

20 ng nikkel /m3,

1 ng benzo(a)pyreen (BaP) /m3.

Lagere concentraties dan deze zouden de schadelijke gevolgen voor de volksgezondheid beperkt houden. Daarom is slechts een indicatieve monitoring van de concentratie van deze zware metalen op een beperkt aantal plaatsen vereist wanneer de beoordelingsdrempels niet worden overschreden.

2.3

Met betrekking tot kwik is de Commissie van mening dat de gegevens over de totale blootstelling te zijner tijd moeten worden heroverwogen en hierbij de nadruk in het bijzonder dient te worden gelegd op bron-receptorrelaties en de omzetting van kwik in het milieu.

2.4

Lidstaten zijn verplicht de Commissie en de bevolking op de hoogte te stellen van eventuele overschrijdingen van de streefwaarde, de redenen daarvoor en de getroffen maatregelen.

3.   Algemene opmerkingen

3.1

Het EESC is zeer te spreken over de voorgestelde informatieverplichting (zie par. 2.4), omdat het door het ontbreken van bekende drempelwaarden voor de bepaling van de nadelige gevolgen voor de volksgezondheid erg moeilijk is streefdoelen vast te stellen. De beïnvloeding van de volksgezondheid en het milieu door de hier besproken zware metalen vindt plaats via concentraties in de lucht en via depositie in terrestrische en aquatische milieus. Depositie in het terrestrische milieu kan bovendien van invloed zijn op de kwaliteit en de vruchtbaarheid van de bodem en gevolgen hebben voor de vegetatie. Het EESC kan zich dan ook vinden in het Commissievoorstel.

3.2

Het EESC is het met de Commissie eens dat het voorstel ”zowel ambitieus als haalbaar„ is. Daarom vindt het het ook van essentieel belang dat de doelstellingen te zijner tijd opnieuw worden bekeken, aangezien er nog altijd weinig inzicht is in tal van aspecten van de ontwikkeling en het gedrag van zware metalen en persistente organische verbindingen, met name kwik.

4.   Specifieke opmerkingen

4.1

Het EESC wijst erop dat de in het Commissievoorstel genoemde luchtconcentraties over de gehele EU gezien gemiddelde waarden zijn, waarvan bekend is dat ze per gebied en soms ook per seizoen verschillen. De concentraties van de PAK-verbinding BaP bijvoorbeeld zijn 's winters aanzienlijk hoger dan gemiddeld, omdat er dan meer vraag is naar brandstof voor de verwarming van gebouwen. Dit kan ertoe leiden dat de drempelwaarde gedurende een groot deel van het jaar wordt overschreden, terwijl het jaarlijkse gemiddelde nog altijd daarmee in overeenstemming is.

4.1.1

Daarnaast zullen de voorgestelde beoordelingsdrempels voor de metalen (en de streefwaarde voor BaP) waarschijnlijk 's winters op plaatsen dichtbij industriële installaties en in landelijke gebieden worden overschreden als de vraag naar brandstof groot is. Als gevolg daarvan zullen de inwoners van bepaalde gebieden in de EU voortdurend worden blootgesteld aan concentraties schadelijke stoffen in de lucht die boven de gewenste waarden liggen. Het huidige Commissievoorstel biedt dit soort groepen mensen echter geen adequate bescherming (in ieder geval niet op de korte termijn).

4.2

Aangezien de in het richtlijnvoorstel genoemde emissiegegevens zijn gebaseerd op het referentiejaar 1990, denkt het EESC dat de Commissie er goed aan zou doen meer actuele data te gebruiken, die de ontwikkelingen in ongeveer de laatste tien jaar laten zien. Hiermee zou ook een evt. afname van de voornaamste vervuilingsbronnen kunnen worden vastgesteld.

4.3

De Commissie kiest BaP als indicator voor het carcinogene risico, terwijl er nog vijftien andere belangrijke PAK-verbindingen zijn waarvan de concentraties gewoonlijk worden gemeten. In de VN/ECE-lijst bijvoorbeeld worden nog drie andere verbindingen als indicator aangemerkt. Volgens het EESC moet worden overwogen meer PAK-verbindingen in de richtlijn te noemen, om ervoor te zorgen dat de vierde dochterrichtlijn aansluit op (en te vergelijken is met) andere internationale verdragen (zoals het POP-protocol van de VN/ECE).

4.4

Het EESC is van mening dat diffuse vervuilingsbronnen zoals verwarming van gebouwen (belangrijk voor de concentratie PAK-verbindingen) moeilijker beheersbaar zijn en regelgeving hieromtrent dan ook hogere kosten met zich meebrengt. Met andere, op mobiele bronnen gerichte maatregelen (bijv. verbetering van de brandstofkwaliteit ter vermindering van deeltjesemissie) kunnen concentraties schadelijke stoffen in de lucht eveneens worden teruggebracht. Het lijkt erop dat met optimalisering van huishoudelijke kachels/kooktoestellen ter verlaging van de BaP-uitstoot ervoor kan worden gezorgd dat de inwoners van met name landelijke gebieden aan minder vervuiling worden blootgesteld. Aanpassing van reeds in gebruik zijnde kachels is waarschijnlijk zeer duur, maar voor nieuwe kachels, boilers en verwarmingsinstallaties zou er regelgeving moeten komen waardoor de uitstoot in de toekomst wordt beperkt.

4.5

Voor het EESC staat het vast dat in de tien toetredingslanden verdere beoordeling van potentiële bronnen van vervuiling door de hier besproken stoffen nodig is en dat de uitstoot van schadelijke stoffen in deze landen zeer waarschijnlijk van invloed is op de luchtkwaliteit in heel Europa. Zij moeten daarom worden aangespoord en indien nodig geholpen snel aan de Richtlijn te voldoen en grensoverschrijdende luchtvervuiling zoveel mogelijk tegen te gaan.

4.6

Het is logisch dat volgens de kosten/baten-berekeningen aanpassing van de voornaamste vervuilingsbronnen aanzienlijke investeringen vergt. De kans is groot dat deze zwaar wegen voor het bedrijfsleven met als gevolg verslechtering van de concurrentiepositie. De Commissie moet daarom bij de tenuitvoerlegging van de Richtlijn zorgen voor een evenwicht tussen economische gevolgen en minder luchtvervuiling, zelfs als daardoor lastigere maatregelen nodig zijn om de uitstoot van schadelijke stoffen te verminderen en de luchtkwaliteit en volksgezondheid te verbeteren.

4.7

Ten slotte vindt het EESC dat voorlichting aan de burgers over vraagstukken t.a.v. de luchtkwaliteit op plaatselijk niveau die verband houden met de hier centraal staande schadelijke stoffen, een belangrijk onderdeel moet zijn van de tenuitvoerlegging van de voorgestelde vierde dochterrichtlijn. Het is echter ook zaak de burgers te voorzien van de nodige kennis, zodat ze de aan hen verstrekte informatie kunnen interpreteren en begrijpen.

Brussel, 25 februari 2004

De voorzittervan

het Europees Economisch enSociaal Comité

R. BRIESCH


Top