EUR-Lex Access to European Union law
This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52001AR0204
Opinion of the Committee of the Regions on the "Report from the Commission to the Council, the European Parliament, the Economic and Social Committee and the Committee of the Regions: Annual Report on Equal Opportunities for Women and Men in the European Union 2000"
Advies van het Comité van de Regio's over het "Verslag van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's — Jaarverslag over gelijke kansen voor vrouwen en mannen in de Europese Unie 2000"
Advies van het Comité van de Regio's over het "Verslag van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's — Jaarverslag over gelijke kansen voor vrouwen en mannen in de Europese Unie 2000"
OJ C 107, 3.5.2002, p. 82–84
(ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)
Advies van het Comité van de Regio's over het "Verslag van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's — Jaarverslag over gelijke kansen voor vrouwen en mannen in de Europese Unie 2000"
Publicatieblad Nr. C 107 van 03/05/2002 blz. 0082 - 0084
Advies van het Comité van de Regio's over het "Verslag van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's - Jaarverslag over gelijke kansen voor vrouwen en mannen in de Europese Unie 2000" (2002/C 107/25) HET COMITÉ VAN DE REGIO'S, gelet op het verslag van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's - Jaarverslag over gelijke kansen voor vrouwen en mannen in de Europese Unie 2000 (COM(2001) 179 def.); gelet op het besluit van de Europese Commissie op 2 april 2001 om het Comité van de Regio's, overeenkomstig de bepalingen van artikel 265, eerste alinea, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, over bovenstaand jaarverslag te raadplegen; gelet op het op 2 mei 2001 door de voorzitter van het Comité van de Regio's genomen besluit om commissie 5 "Sociaal beleid, gezondheidszorg, consumentenbescherming, onderzoek, toerisme" met de voorbereiding van de desbetreffende werkzaamheden te belasten; gelet op het advies van het Comité van de Regio's over "Gelijke kansen voor mannen en vrouwen" (CDR 161/96)(1); gelet op de resolutie van het Comité van de Regio's betreffende gelijke kansen voor mannen en vrouwen bij de voordracht van leden door de lidstaten (CDR 237/97)(2); gelet op de analyse van de deelname van vrouwen aan de werkzaamheden van het Comité van de Regio's (CDR 242/97); gelet op het document van het Comité van de Regio's "Leidraad voor de rapporteurs voor het opnemen van een impactanalyse inzake gelijke kansen in de adviezen van het CvdR" (CDR 243/97); gelet op de brochure van het Comité van de Regio's over gelijke kansen/bijdrage van het Comité van de Regio's aan de opbouw van Europa (juli 1998); gelet op het advies van het Comité van de Regio's over de Mededeling van de Commissie "Naar een communautaire raamstrategie inzake de gelijkheid van mannen en vrouwen (2001-2005)" (CDR 233/2000)(3); gelet op het verslag van de Commissie over de tenuitvoerlegging van de aanbeveling van de Raad 96/694 van 2 december 1996 voor een evenwichtige deelname van vrouwen en mannen aan het besluitvormingsproces (COM(2000) 120 def.); gelet op de Mededeling van de Commissie over het werkprogramma voor 2001 (COM(2001) 119 def.); gelet op het werkdocument van de diensten van de Commissie "Vrouwen en wetenschap: de genderdimensie als drijfkracht voor de hervorming van de wetenschap" (SEC(2001) 771 def.); gelet op de beschikking van de Raad betreffende het programma in verband met de communautaire raamstrategie inzake de gelijkheid van mannen en vrouwen (2001-2005)(4); gelet op de resolutie van het Europees Parlement inzake gelijke kansen voor vrouwen en mannen (A5-0198/2000 van 5 oktober 2000); gelet op de resolutie van het Europees Parlement betreffende de evenwichtige deelneming van vrouwen en mannen aan het besluitvormingsproces (R5-0034/2001 van 18 januari 2001); gelet op de resolutie van het Europees Parlement over het werkprogramma inzake de gelijkheid van mannen en vrouwen (A5-0224/2001 van 3 juli 2001); gelet op de aanbevelingen van het Comité van Ministers van de Raad van Europa R(85)2 inzake wettelijke bescherming tegen sekse-discriminatie, R(96)5 inzake het combineren van beroeps- en gezinstaken, en R(98)14 inzake gender mainstreaming; de aanbevelingen van de Parlementaire Assemblée van de Raad van Europa: 1229 (1994) voor gelijke rechten van vrouwen en mannen, 1269 (1995) voor bewerkstelliging van daadwerkelijke vooruitgang op het gebied van de rechten van vrouwen, 1413 (1999) voor gelijke politieke vertegenwoordiging; gelet op het door commissie 5 op 10 september 2001 goedgekeurde ontwerpadvies (CDR 204/2001 rev.) (rapporteur: mevrouw Dunyan (VK/PSE), lid van de Bristol Unitary Authority); overwegende - dat gelijkheid van kansen, met inbegrip van sekse-gelijkheid, een beleidsprioriteit van het Comité van de Regio's is; - dat er steeds minder belangstelling is om een actieve rol te spelen in lokaal en regionaal beleid, vooral bij vrouwen en andere toch al ondervertegenwoordigde groeperingen die daardoor ook te weinig kandidaten voordragen als er plaatsen vrijkomen; - dat vrouwen en personen uit andere ondervertegenwoordigde groeperingen - zoals uit onderzoek is gebleken -, als ze zich kandidaat stellen, grotere moeilijkheden moeten overwinnen om voor "zekere" zetels te worden ingezet of op verkiesbare plaatsen op de partijlijsten te worden geplaatst; personen uit ondervertegenwoordigde groeperingen zijn in het Comité ook vaker plaatsvervangende dan volwaardige leden; - dat de helft van de bevolking en van de kiesgerechtigden vrouwen zijn, maar dat vrouwen ondervertegenwoordigd zijn bij het uitstippelen van beleid en de besluitvorming daarover (volgens de definitie van de Raad van Europa zijn posities waarin besluiten worden genomen en waarvoor personen in een democratie kunnen worden uitverkozen, bestuursfuncties op lokaal, regionaal, nationaal en Europees/supranationaal niveau, ministersfuncties en andere bestuursfuncties en politieke partijen en de posten van topambtenaren en -functionarissen); - dat volgens onderzoek het grootste struikelblok voor vrouwen om een actieve rol in de politiek te spelen de daaraan verbonden steeds grotere werklast is, waarbij de werkzaamheden als verkozen politica moeten worden gecombineerd met beroeps- en gezinstaken; - dat het percentage in de lokale of regionale politiek actieve vrouwen bedroevend laag is en dat daarin nog veel te langzaam verbetering komt; - dat het percentage vrouwen dat in de kandidaat-lidstaten een politieke rol speelt, reden tot grote zorg is en dat hieraan tijdens de toetredingsonderhandelingen niet mag worden voorbijgegaan; - dat wel steeds meer vrouwen hun intrede doen op de arbeidsmarkt, maar dan vooral in slechter betaalde segmenten of in activiteiten waar vrouwen werken met minder zekere contracten (bv. deeltijdwerk), en dat de situatie bij het Comité in al die opzichten tekenend is, heeft tijdens zijn 41e zitting op 14 en 15 november 2001 (vergadering van 15 november) het volgende advies uitgebracht. Het Comité van de Regio's 1. bevestigt nogmaals zich in te zetten voor gelijke behandeling van mannen en vrouwen en bestrijding van iedere vorm van discriminatie, getuige ook zijn eerdere advies over artikel 13 van het Verdrag(5); 2. dringt er nogmaals op aan dat daarmee verband houdende vraagstukken, in overeenstemming met het concept van gender mainstreaming, onderdeel moeten worden van de politieke activiteit van het Comité, met name bij het opstellen van adviezen en resoluties; 3. is ingenomen met de publicatie van jaarverslagen als een onontbeerlijk instrument voor de tenuitvoerlegging van het communautaire actieprogramma en de controle daarop, en omdat de kwestie van gelijke behandeling van mannen en vrouwen daardoor op gezette tijden onder de aandacht wordt gebracht; 4. betreurt dat de Commissie in haar werkprogramma voor 2001 nauwelijks in bijzonderheden treedt; 5. beschouwt een uitgebalanceerde vertegenwoordiging van mannen en vrouwen bij het uitstippelen van beleid en de besluitvorming daarover op lokaal en regionaal niveau als een volstrekte noodzaak uit het oogpunt van mensenrechten en sociale gerechtigheid, en ter verbetering van de democratische werking van de samenleving; 6. uit zijn ongenoegen over het gebrek aan evenwicht tussen het aantal mannelijke en vrouwelijke politici op alle bestuursniveaus en dringt aan op een zorgvuldigere controle op en evaluatie van acties en strategieën voor positieve discriminatie, waardoor lokale en regionale overheden en politieke partijen aangepast beleid kunnen ontwikkelen; 7. ziet het belang in van de activiteiten van het comité van vrouwelijke gekozen leden van de Raad van Europese gemeenten en regio's ter bevordering van een uitgebalanceerde vertegenwoordiging van mannen en vrouwen bij besluitvorming; 8. dringt aan op een grotere inzet om overal in Europa ervaringen en optimale praktijkvoorbeelden bij de bevordering van de politieke participatie van vrouwen uit te wisselen, vooral met betrekking tot de situatie in de kandidaat-lidstaten, en herhaalt in dat verband zijn voorstel om daarvan een vergelijkende studie te maken; 9. vraagt om een evaluatieverslag van de vorderingen die zijn gemaakt met gender mainstreaming in de structuurfondsen; 10. juicht toe dat de - in zijn eerdere advies bepleite - discussie over mannen en gender-gelijkheid op gang is gebracht, met als uitgangspunt dat mannen rechten én plichten hebben; 11. stemt in met de in Resolutie R5-0034/2001 van het Europees Parlement over een uitgebalanceerde deelname van mannen en vrouwen aan besluitvorming, aan de lidstaten gedane oproep om ter gelegenheid van de komende IGC voorstellen te doen voor Verdragswijzigingen ter bevordering van een uitgebalanceerde vertegenwoordiging van mannen en vrouwen in de EU-instellingen en andere organisaties waar beslissingen worden genomen, en vindt dat die oproep ook moet gelden voor andere ondervertegenwoordigde groeperingen (bv. gehandicapten); 12. betreurt dat vrouwen momenteel in zijn midden ondervertegenwoordigd zijn, verzoekt de nationale instanties die met de benoeming van zijn leden zijn belast, om bij de volgende vernieuwing van het Comité voor een evenwichtiger verdeling te zorgen en dringt er bij zijn fracties op aan, te zorgen voor een evenwichtigere verdeling van de partijfuncties aan het begin van het derde mandaat in 2002; 13. is ingenomen met zijn inmiddels gelanceerde actieprogramma voor gelijke kansen en dringt aan op de onverkorte en onmiddellijke tenuitvoerlegging ervan en vindt dat dit programma op den duur moet worden uitgebreid tot andere ondervertegenwoordigde groeperingen, omdat het secretariaat alleen dan een weerspiegeling vormt van de voor de samenleving kenmerkende verscheidenheid aan groeperingen. Brussel, 15 november 2001. De voorzitter van het Comité van de Regio's Jos Chabert (1) PB C 34 van 3.12.1997, blz. 39. (2) PB C 379 van 15.12.1997, blz. 65. (3) PB C 144 van 16.5.2000, blz. 47. (4) PB L 17 van 19.1.2001, blz. 22-29. (5) CDR 513/1999 fin - PB C 226 van 8.8.2000, blz. 1.