EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 51999AC0452

Advies van het Economisch en Sociaal Comité over de "Voorstellen van de Commissie voor de vaststelling van de landbouwprijzen (1999/2000)"

OJ C 169, 16.6.1999, p. 20 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

51999AC0452

Advies van het Economisch en Sociaal Comité over de "Voorstellen van de Commissie voor de vaststelling van de landbouwprijzen (1999/2000)"

Publicatieblad Nr. C 169 van 16/06/1999 blz. 0020


Advies van het Economisch en Sociaal Comité over de "Voorstellen van de Commissie voor de vaststelling van de landbouwprijzen (1999/2000)"(1)

(1999/C 169/09)

De Raad heeft op 23 maart 1999 besloten, overeenkomstig de artikelen 43 en 198 van het EG-Verdrag het Economisch en Sociaal Comité te raadplegen over de voornoemde voorstellen.

De Afdeling "Landbouw, plattelandsontwikkeling, milieu", die met de voorbereiding van de werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 8 april 1999 goedgekeurd. Rapporteur was de heer Strasser.

Het Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn op 28 en 29 april 1999 gehouden 363e zitting (vergadering van 28 april) het volgende advies uitgebracht, dat met 90 stemmen vóór en 2 stemmen tegen, bij 4 onthoudingen, is goedgekeurd.

1. Inhoud van het Commissievoorstel

1.1. Economische situatie in de landbouw in 1998

1.1.1. Het landbouwjaar 1998 werd gekenmerkt door een duidelijke verslechtering van de situatie op de landbouwmarkten in bepaalde productiesectoren. Vooral de varkensvlees- en de rundvleessector hebben te lijden gehad onder de economische en financiële crisis in enkele derde landen.

1.1.2. Ten gevolge van twee opeenvolgende recordoogsten daalden de wereldmarktprijzen van granen tot het laagste peil sedert vijf jaar. De groei van de wereldvraag is vertraagd. De interventievoorraden, vooral die van gerst en rogge, zijn tegen het eind van 1998 tot 16 miljoen ton aangegroeid, wat een daling van de marktprijzen tot gevolg had.

1.1.3. De prijzen van de meeste producten zijn gedaald. Alleen in de sectoren fruit (met uitzondering van citrusvruchten), wijn, aardappelen en rundvlees werden hogere producentenprijzen dan in het jaar daarvoor genoteerd.

1.2. Ontwikkeling van de landbouwproductie

1.2.1. Met een oogst van ongeveer 208 miljoen ton (+ 2,1 % t.o.v. 1997) heeft de productie van granen in 1998 een nieuw record bereikt, en wel door een stijging van de fysieke opbrengst met 4,2 %. Ook de productie van oliehoudende zaden was in 1998 hoger dan het jaar daarvoor: 15,5 miljoen ton (+ 6,5 %), waarvan 14,2 miljoen ton voor voedingsdoeleinden.

1.2.2. De productie van zowel suikerbieten (inkrimping van het areaal met 7,5 % en daling van de opbrengst met 5 %) als olijfolie (- 500 000 ton) is sterk gedaald.

1.2.3. De melkproductie zou licht zijn gedaald (tot 120 miljoen ton), terwijl de rundvleesproductie (7,5 miljoen ton) met 4,2 % afgenomen zou zijn.

1.2.4. Daarentegen wordt ervan uitgegaan dat de varkensvleesproductie met 6,5 %, de productie van slachtpluimvee met 2,1 % en de productie van schapen- en geitenvlees met 2,9 % zijn gestegen.

1.3. Ontwikkeling van de landbouwinkomens in 1998

1.3.1. Volgens de eerste ramingen van Eurostat zouden de landbouwinkomens (1998) in de EU gemiddeld - per persoon die in de landbouw werkzaam is - reëel met 3,9 % zijn gedaald. De Commissie schrijft deze daling toe aan de volgende factoren:

- daling van de vleesprijzen (met name de varkensvleesprijzen: - 26,1 %);

- daling van de subsidies voor de landbouwsector (- 6,2 %);

- duidelijke vertraging bij de inkrimping van de arbeidsbezetting in de landbouw.

1.3.2. Het landbouwinkomen in de EU bestaat nu voor gemiddeld 29 % uit subsidies. Dat komt doordat de steunverlening gedeeltelijk is verschoven van marktprijsondersteuning naar meer directe inkomenssteun.

1.4. Begrotingssituatie

1.4.1. De Commissie heeft de voor de afdeling Garantie van het EOGFL benodigde middelen op 40,953 miljard euro geraamd, een bedrag dat duidelijk beneden het landbouwrichtsnoer van 45,188 miljard euro ligt.

1.5. Prijsvoorstellen van de Commissie

1.5.1. De Commissie wijst erop dat er, als gevolg van de doorgevoerde hervormingen, voor het beheer van de markten nog slechts enkele parameters op jaarbasis hoeven te worden vastgesteld. Daarnaast wijst zij op de discussie over de voorgestelde hervormingsmaatregelen in het kader van Agenda 2000. Op een paar uitzonderingen na stelt de Commissie daarom voor om daar waar nog steeds een besluit nodig is, de huidige bedragen te handhaven; het gaat daarbij om institutionele prijzen, subsidies en de maandelijkse verhogingen voor granen en rijst.

1.5.2. De enige wijziging t.o.v. de bestaande regelingen voor granen heeft betrekking op de maximumoppervlakte bevloeid areaal: overeenkomstig Agenda 2000 stelt de Commissie voor om bij overschrijding van deze maximumoppervlakte in 1999/2000 de compensatiebetalingen proportioneel (1:1) te verlagen, en dus geen korting toe te passen van 1,5 maal het overschrijdingspercentage, zoals bepaald in Verordening (EEG) nr. 1765/92.

1.5.3. Voor suiker stelt de Commissie voor, de maandelijkse vergoeding van de opslagkosten te verlagen van 0,38 tot 0,33 euro per 100 kg, om rekening te houden met de dalende rentevoeten. Verder wordt er voor Italië geen afgeleide (hogere) interventieprijs voor witte suiker voorgesteld, omdat Italië geen tekortgebied is.

1.5.4. Volgens de Commissie had de maandelijkse verhoging voor rijst overeenkomstig de verlaging van de interventieprijs kunnen worden verlaagd, maar vanwege de moeilijke marktsituatie voor rijst werd daarvan afgezien.

1.5.5. Bij wijn gaat het om een pakket overgangsmaatregelen ter overbrugging van de periode tot 1 augustus 2000, wanneer de hervormde gemeenschappelijke marktordening voor de wijnsector in werking zou moeten treden.

1.5.6. Wat tabak betreft, heeft de Commissie op 6 november 1998 een voorstel ingediend waarin de garantiedrempels (quota) en de premies voor de jaren 1999 t/m 2001 worden vastgesteld, zodat er in het kader van het prijspakket 1999/2000 geen voorstel nodig is.

1.5.7. Met betrekking tot zaaizaad worden enkele wijzigingen op de basisverordening voorgesteld. In het geval van rijst en hennep wordt daarmee beoogd, de regelgeving inzake zaaizaad in overeenstemming te brengen met de regelgeving voor de corresponderende producten.

2. Algemene opmerkingen

2.1. Het Economisch en Sociaal Comité heeft zich reeds uitvoerig uitgesproken over de GLB-hervormingen die de Commissie in het kader van Agenda 2000 heeft voorgesteld. Daarom ziet het ervan af om in onderhavig advies over de landbouwprijzen opnieuw op de afzonderlijke punten van de GLB-hervorming in te gaan. Wel vindt het Comité het jammer dat de Commissie op enkele uitzonderingen na nauwelijks bereid is gebleken om rekening te houden met argumenten en voorstellen voor een andere GLB-hervorming, zoals die door o.a. het Comité waren geformuleerd. Positief is dat zowel de ministers van landbouw als de staatshoofden en regeringsleiders de noodzaak van wijzigingen op de Commissievoorstellen hebben ingezien; sommige van deze wijzigingen komen overeen met die welke het Comité in zijn advies over de wetgevingsvoorstellen voor de GLB-hervorming als noodzakelijk had bestempeld.

2.2. Het Comité maakt zich grote zorgen over de ontwikkeling van de landbouwinkomens in de meeste EU-lidstaten; in sommige lidstaten zijn de inkomens bijzonder scherp gedaald. De sterke inkomensterugval is nog verontrustender wanneer men bedenkt dat de landbouwinkomens - gezien de ontwikkeling van de prijzen van belangrijke landbouwproducten - waarschijnlijk ook in 1999 zullen dalen en door de GLB-hervorming extra onder druk zullen komen te staan.

In dit verband zij erop gewezen dat door de invoering van de euro in de meeste lidstaten de - in nationale valuta uitgedrukte - institutionele prijzen zijn gedaald. Slechts in weinig lidstaten worden deze revaluatieverliezen gecompenseerd.

2.3. Eén van de belangrijkste oorzaken van de inkomensdaling is volgens de Commissie de "duidelijke vertraging bij de inkrimping van de arbeidsbezetting in de landbouw".

De toenemende werkloosheid in de EU is nog steeds één van de grootste onopgeloste problemen. Vooral veel landelijke regio's hebben hiermee te kampen. Dit betekent echter ook dat het voor de landbouwers in veel regio's steeds moeilijker wordt of geworden is om buiten de landbouw inkomensgenererende activiteiten te ontwikkelen. Vanzelfsprekend is dit van invloed op de structuurveranderingen in de landbouw. Daarom is het Comité van oordeel dat de zich aftekenende verscherping van het inkomensprobleem niet door afvloeiing van een groot aantal arbeidskrachten uit de landbouw moet worden aangepakt. De hoofdoorzaak voor de inkomensterugval in de voorbije jaren ligt hoe dan ook in de negatieve ontwikkeling van de prijzen voor belangrijke landbouwproducten.

Het Comité memoreert dat het in zijn advies over de landbouwprijzen voor 1997/1998 had voorgesteld, de algemene effecten van de landbouwinkomensontwikkeling op de werkgelegenheid te onderzoeken.

2.4. Het Comité is het niet eens met het standpunt van de Commissie dat de gedeeltelijke verschuiving van marktprijsondersteuning naar meer directe inkomenssteun "algemeen gezien (heeft) bijgedragen tot de consolidatie van het landbouwinkomen en de vermindering van de schommelingen van dat inkomen." Dit strookt namelijk niet met de ernstige inkomensachteruitgang die zich in sommige lidstaten heeft voorgedaan. Het blijkt dat zelfs hogere directe-steunbedragen inkomensverlies als gevolg van marktschommelingen niet kunnen compenseren. Daarom is een consequent gebruik van de voorhanden zijnde marktreguleringsinstrumenten absoluut noodzakelijk.

2.5. Het Comité is zich ervan bewust dat onvoorzienbare gebeurtenissen, zoals de financiële crisis in Zuid-oost-Azië en de crisis in Rusland, grote gevolgen hebben gehad voor de afzet en daarmee ook voor de prijs van belangrijke landbouwproducten. Deze ontwikkeling is in tegenspraak met de veronderstellingen die de Commissie in haar "Long Term Prospects" als één van de grondbeginselen van het GLB had geformuleerd. Bovendien blijkt uit de gebeurtenissen van vorig jaar dat marktordeningsinstrumenten in zekere mate altijd noodzakelijk blijven:

- enerzijds om de productie op gepaste wijze te reguleren;

- anderzijds om de landbouwers in de EU niet volledig te laten opdraaien voor de gevolgen van de grillen van de wereldmarkt.

Het Comité vindt het interessant te constateren dat de VS de met de Fair Act ingeslagen nieuwe koers hebben bijgesteld om op de crisis op belangrijke landbouwmarkten te kunnen reageren. In tegenstelling tot de EU heeft de Amerikaanse regering snel gehandeld, waardoor de Amerikaanse landbouw in een gunstigere concurrentiepositie is gekomen.

2.6. Het Comité stelt kritisch vast dat de Commissie hoe dan ook te traag op de crisis op de varkensvleesmarkt heeft gereageerd. Deze kritiek betreft zowel het verlenen van steun voor particuliere opslag als de verhoging van de exportrestituties.

2.6.1. Het Comité rekent erop dat de Commissie de voorhanden zijnde marktreguleringsinstrumenten tijdig inzet om prijsdalingen te voorkomen, aangezien deze voor de meeste landbouwers tot inkomensverliezen zouden leiden.

2.7. Het Comité heeft de Commissie herhaaldelijk verzocht uitvoerig na te gaan wat het effect is van het GLB en van de GLB-hervormingen - met name de verlaging van de producentenprijs voor landbouwproducten - op de consumentenprijzen, de levensmiddelenkwaliteit, de volksgezondheid, het milieu, de werkgelegenheid en het platteland. Het Comité betreurt dat de Commissie zo'n uitvoerig onderzoek, dat het nog steeds noodzakelijk acht, tot op heden niet heeft verricht.

2.8. Het Comité wijst erop dat er ook in 1998 geen aanvullende maatregelen zijn genomen ter stimulering van de teelt van producten die als duurzame energiebronnen of als duurzame grondstoffen voor industriële doeleinden kunnen worden gebruikt. Het is jammer dat in onderhavig prijspakket evenmin initiatieven ter zake worden voorgesteld, sterker nog: ieder jaar worden de voorschriften voor de productie van duurzame grondstoffen veranderd, zodat er geenszins van stabiele voorwaarden voor deze steeds belangrijker wordende branche gesproken kan worden. Bovendien is het aandeel oliehoudende zaden voor niet-voedingsdoeleinden sterk afgenomen.

2.9. Het Comité hoopt dat de lopende werkzaamheden ondanks het collectieve aftreden van de Commissie tot een goed einde zullen worden gebracht en dat er met betrekking tot de toekomst ook op de voor de landbouw en de levensmiddelensector belangrijke rechtsgebieden geen onzekere situatie zal ontstaan.

3. Bijzondere opmerkingen

3.1. Granen

3.1.1. Het Comité neemt er kennis van dat er voor granen geen wijzigingen van de institutionele prijzen of van de premies worden gepland.

3.1.2. Tot tevredenheid van het Comité stelt de Commissie niet voor, de maandelijkse verhogingen te verlagen. Handhaving van deze verhogingen op ten minste het huidige peil is ook voor de toekomst van groot belang.

3.1.3. Wat de sanctieregeling in geval van overschrijding van de "maximumoppervlakte bevloeid areaal" betreft, stemt het Comité in met het voorstel van de Commissie om de compensatiebedragen niet langer onevenredig, maar proportioneel te verlagen, omdat het systeem hierdoor eenvoudiger wordt.

3.1.4. Daar de druk op de graanprijzen verder is toegenomen en de interventiehoeveelheden in het huidige verkoopseizoen verder zijn aangegroeid, pleit het Comité ervoor het braakleggingspercentage voor de oogst van het jaar 2000 op 10 % te handhaven en maatregelen te treffen om de markt te stabiliseren. Wat graaninterventies betreft, is het Comité er voorstander van dat het maximale vochtgehalte op 15 % wordt vastgesteld (en dus op hetzelfde peil blijft).

3.2. Rijst

3.2.1. Het Comité stemt in met het voorstel van de Commissie om, i.v.m. de moeilijke marktsituatie voor rijst, de maandelijkse verhoging niet te verlagen.

3.2.2. Gezien deze moeilijke situatie rekent het Comité erop dat, tot aan de hervorming van de GMO voor rijst, alle instrumenten om de markt te stabiliseren ten volle worden benut.

3.3. Suiker

3.3.1. Het Comité zou graag zien dat de Commissie nog eens bekijkt of er wel voldoende redenen zijn voor de voorgestelde verlaging van de maandelijkse opslagkostenvergoeding. De Commissie motiveert haar voorstel door te verwijzen naar de stabiele rentevoeten, maar daar staat onder meer tegenover dat de bieten- en suikerprijs als gevolg van de invoering van de euro op 1 januari 1999 in nationale valuta met gemiddeld 1,54 % is gedaald. Bovendien moet nauwkeurig worden nagegaan of de situatie in Italië inderdaad zodanig is dat geen afgeleide interventieprijs hoeft te worden vastgesteld.

3.4. Vezelgewassen

3.4.1. Het Comité vindt het een goede zaak dat de premies voor vlas en hennep in tegenstelling tot de voorbije jaren niet worden verlaagd.

3.4.2. Het Comité dringt aan op administratieve vereenvoudiging; zo zou het, om voor premies in aanmerking te komen, niet langer nodig moeten zijn om verschillende formulieren in te vullen. Voorts wordt opgemerkt dat de huidige coëfficiëntenregeling voor vlas zeer veel administratieve rompslomp met zich meebrengt en de concurrentiepositie van sommige EU-regio's benadeelt. Daarom zou ook hier naar vereenvoudiging gestreefd moeten worden door de coëfficiëntenregeling af te schaffen.

3.5. Wijn

3.5.1. Wat wijn betreft, is het Comité het met de Commissie eens dat de thans geldende regelingen van kracht moeten blijven totdat de hervormde gemeenschappelijke marktordening in werking treedt. Bijgevolg dienen ook de in het prijspakket vastgestelde begeleidende maatregelen en uitzonderingsregels voor bepaalde lidstaten van kracht te blijven.

3.6. Groenten en fruit

3.6.1. Het Comité neemt er nota van dat er als gevolg van de in 1997 doorgevoerde hervorming van de GMO voor groenten en fruit geen wijzigingen zijn voorgesteld.

3.6.2. Bij de verlaging van de begrotingsuitgaven voor deze belangrijke sector moeten vraagtekens worden geplaatst, daar onder andere door de aanpassing van het premiestelsel bij citrusvruchten een sterke druk op de prijzen is ontstaan.

3.7. Zaaizaad

3.7.1. Het Comité neemt nota van de Commissievoorstellen tot wijziging van de basisverordening voor zaaizaad. Het wijst erop dat het voorstel inzake de steunbedragen voor Engels raaigras (Lolium perenne L.) een verlaging van de steun voor één bepaalde soortengroep betekent, waardoor een groot aantal zaaizaadvermeerderaars benadeeld wordt.

3.8. Dierlijke producten

3.8.1. Het Comité stelt vast dat er voor melk, rund-, schapen-, geiten- en varkensvlees geen wijzigingen van de premies of institutionele prijzen worden voorgesteld. Gezien het belang van de prijzen van dierlijke producten voor de inkomens van de landbouwers dringt het Comité er bij de Commissie op aan, de beschikbare instrumenten om de markt te ontlasten ten volle te benutten, vooral ook teneinde de situatie op de varkensvleesmarkt te helpen verbeteren.

3.8.2. Het Comité is er voorstander van dat de regeling op grond waarvan de 90 dieren-grens niet van toepassing is op de nieuwe Duitse deelstaten, van kracht blijft.

Brussel, 28 april 1999.

De voorzitter

van het Economisch en Sociaal Comité

B. RANGONI MACHIAVELLI

(1) PB C 59 van 1.3.1999, blz. 1-27.

Top