EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 51996AC1083

Advies van het Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een verordening (EG) van de Raad tot vaststelling van de voorwaarden waaronder vervoersondernemers worden toegelaten tot binnenlands personenvervoer over de weg in een lid-staat waar zij niet gevestigd @ijn"

OJ C 30, 30.1.1997, p. 40–43 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

51996AC1083

Advies van het Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een verordening (EG) van de Raad tot vaststelling van de voorwaarden waaronder vervoersondernemers worden toegelaten tot binnenlands personenvervoer over de weg in een lid-staat waar zij niet gevestigd @ijn"

Publicatieblad Nr. C 030 van 30/01/1997 blz. 0040


Advies van het Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een verordening (EG) van de Raad tot vaststelling van de voorwaarden waaronder vervoersondernemers worden toegelaten tot binnenlands personenvervoer over de weg in een lid-staat waar zij niet gevestigd zijn" () (97/C 30/16)

De Raad heeft op 7 februari 1996 besloten, overeenkomstig artikel 75 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap het Economisch en Sociaal Comité te raadplegen over voornoemd voorstel.

De Afdeling voor vervoer en communicatie, die met de voorbereiding van de desbetreffende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 24 juli 1996 goedgekeurd. Rapporteur was de heer Ghigonis.

Het Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn op 25 en 26 september 1996 gehouden 338e Zitting (vergadering van 25 september 1996) het volgende advies uitgebracht, dat met 77 stemmen vóór en 8 stemmen tegen, bij 6 onthoudingen, is goedgekeurd.

1. Hoofdpunten van het nieuwe voorstel

1.1. Het onderhavige voorstel bestaat uit de tekst van de door het Hof van Justitie () nietigverklaarde Verordening nr. 2454/92 (), waaraan een aantal nieuwe bepalingen is toegevoegd. De belangrijkste daarvan zijn:

- d.m.v. een extra bepaling wordt er nadrukkelijker op gewezen dat discriminatie op grond van nationaliteit niet is toegestaan;

- er wordt onderscheid gemaakt tussen "geregeld vervoer" en "internationaal geregeld vervoer"; in de tekst is een definitie van "internationaal geregeld vervoer" opgenomen, die ontleend is aan Verordening nr. 684/92 ();

- er wordt een definitie gegeven van "ongeregeld vervoer", die ten dele is overgenomen uit Verordening nr. 684/92; de categorie "pendeldiensten" is geschrapt omdat deze in de nationale wetgevingen van de lid-staten niet voorkomt; pendeldiensten worden naar gelang van de aard ervan tot "geregeld vervoer" of "ongeregeld vervoer" gerekend;

- het toepassingsgebied is uitgebreid tot geregeld vervoer en alle bijzondere vormen van geregeld vervoer.

1.2. Volgens dit nieuwe voorstel worden de volgende vormen van cabotage toegelaten:

- alle soorten ongeregeld vervoer: vanaf 1 januari 1996 met het reisblad als controleformulier;

- alle bijzondere vormen van geregeld vervoer: vanaf 1 januari 1996 met het contract tussen de vervoersondernemer en degene die het vervoer organiseert, alsmede het reisblad als controleformulieren;

- vervoer in het kader van een internationale geregelde dienst die wordt verricht door een niet-ingezeten vervoersondernemer: vanaf 1 januari 1996, waarvoor een vergunning van de lid-staat van ontvangst vereist is;

- alle andere geregelde diensten: vanaf 1 januari 1996, onder voorbehoud van de in artikel 5, lid 2, opgenomen voorwaarden.

1.3. De hoofdpunten van de vergunningsprocedure voor cabotage in het kader van een internationale geregelde dienst zijn overgenomen uit Verordening nr. 684/92. De gronden waarop een vergunning mag worden geweigerd, zijn echter gewijzigd: de in Verordening nr. 684/92 opgenomen bepaling dat een vergunningsaanvraag kan worden afgewezen indien wordt vastgesteld dat het betrokken vervoer ingrijpende gevolgen zou hebben voor de levensvatbaarheid van een vergelijkbaar vervoer per spoor op de betrokken rechtstreekse baanvakken, is niet in het voorstel overgenomen.

1.4. Cabotagediensten blijven onderworpen aan de wettelijke en bestuursrechtelijke voorschriften van de lid-staat van ontvangst.

1.4.1. In het voorstel is echter een specifieke bepaling opgenomen inzake geregelde cabotagediensten die niet worden verricht in het kader van een internationale geregelde dienst (art. 5, lid 2). Krachtens deze bepaling zijn dergelijke diensten, behoudens toepassing van de EU-wetten en voorschriften, onderworpen aan de in de lid-staat van ontvangst geldende wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de eisen inzake te verzorgen verbindingen, regelmaat, continuïteit, frequentie en routes.

1.4.2. Het attest voor vervoersondernemers die cabotagediensten willen verrichten, is gehandhaafd (art. 6).

2. Algemene opmerkingen

2.1. Het Comité heeft met grote belangstelling kennis genomen van dit nieuwe voorstel inzake cabotage op het gebied van het passagiersvervoer over de weg. Tot zijn voldoening wordt het beginsel van liberalisering van de dienstverlening in het nieuwe voorstel, vergeleken met de huidige Verordening nr. 2454/92, op ruimere schaal toegepast.

2.1.1. Aangezien geregelde diensten niet onder het toepassingsgebied van bovengenoemde verordening vielen, is het Comité verrast over de snelle liberalisering van deze diensten.

2.1.2. Het Comité vraagt zich af of een geleidelijke liberalisering van de geregelde diensten niet te verkiezen was geweest.

2.1.3. Een liberalisering zoals in dit voorstel wordt voorgelegd, zal enorme veranderingen teweegbrengen en ongetwijfeld van invloed zijn op de intracommunautaire en binnenlandse markten voor passagiersvervoer over de weg in de lid-staten. Het Comité betreurt dan ook dat de Commissie niet eerst een verslag over de cabotagesituatie heeft uitgebracht, zoals vermeld in artikel 12 van Verordening nr. 2454/92, alvorens dit voorstel in te dienen en dat zij geen overleg met de beroepsorganisaties heeft gepleegd.

2.1.4. Onlangs is een nieuw voorstel tot wijziging van Verordening nr. 684/92 uitgebracht, dat als basis voor meerdere bepalingen van het cabotagevoorstel dient. Het Comité vindt dat deze twee voorstellen tegelijkertijd hadden moeten worden behandeld, zodat de verschillende onderdelen van de wetgeving inzake het passagiersvervoer over de weg op elkaar hadden kunnen worden afgestemd.

2.1.5. In het voorstel tot wijziging van Verordening nr. 684/92 worden nieuwe bepalingen geïntroduceerd - zoals het schrappen van pendeldiensten - inzake de definitie van "diensten", de vergunningsprocedure voor geregelde diensten en invoering van een communautaire vergunning voor passagiersvervoer over de weg ter vervanging van de nationale certificaten die door de bevoegde autoriteiten van de lid-staat van vestiging worden afgegeven aan vervoerdersondernemers welke tot de markt voor internationaal passagiersvervoer over de weg worden toegelaten.

2.1.6. Deze nieuwe bepalingen hebben dusdanige gevolgen voor de tekst van het cabotagevoorstel dat zij in overweging genomen zouden moeten worden.

2.2. Niettemin wenst het Comité een aantal opmerkingen over het cabotagevoorstel naar voren te brengen.

2.2.1. Wat de definitie van cabotage betreft, wordt er tot genoegen van het Comité thans nadrukkelijker op gewezen dat discriminatie op grond van nationaliteit of vestigingsplaats niet is toegestaan. Wel pleit het voor verduidelijking van de term "zetel of andere vestiging", aangezien één vervoersondernemer meerdere zetels in de verschillende lid-staten kan hebben.

2.2.2. Het Comité merkt tevens op dat er een onderscheid wordt gemaakt tussen cabotage in het kader van een nationale geregelde dienst en cabotage in het kader van een internationale geregelde dienst, en dat cabotagevervoer voor bijzondere geregelde diensten nu ook buiten grensgebieden is toegestaan.

2.2.3. Het Comité meent dat de voorwaarden voor toegang tot de markt van nationale geregelde diensten en bijzondere geregelde diensten per lid-staat verschillen.

2.2.4. Het Comité vindt dat deze twee sectoren niet aan risico's moeten worden blootgesteld, aangezien zij in vele lid-staten in een moeilijke positie verkeren, die gepaard gaat met overmatige concurrentie. Een voorzichtigere benadering is hier op zijn plaats.

2.2.5. Het Comité stelt voor, cabotagevervoer voor bijzondere geregelde diensten aan dezelfde voorwaarden te onderwerpen als cabotagevervoer voor nationale geregelde diensten, die in het voorstel met "ander geregeld vervoer" worden aangeduid.

2.2.6. In dit verband pleit het er tevens voor dat de uitbreiding van cabotagevervoer voor ander geregeld vervoer tot een later tijdstip wordt uitgesteld om deze sector in staat te stellen zich beter op concurrentie voor te bereiden.

2.2.6.1. Wil de sector zich op de concurrentie kunnen voorbereiden, dan dienen de b.v. in de artikelen 4 en 5 van de ontwerp-verordening beschreven voorwaarden duidelijker te worden geformuleerd, zodat alle concurrenten gelijke marktkansen worden gegarandeerd.

2.2.6.2. Hiertoe moet ook het begrip "tijdelijkheid" van de cabotagevrijheid (cf. artikel 1 van Verordening nr. 2454/92) worden gerekend, dat in de nieuwe ontwerp-verordening - zij het beter uitgewerkt - dient te worden overgenomen.

2.2.7. Het Comité vindt dat duidelijker moet worden gemaakt onder welke voorwaarden cabotage in het kader van internationale geregelde diensten kan worden verricht om te voorkomen dat de concurrentiedruk op puur nationale geregelde diensten, incl. geregelde stadsdiensten, te veel toeneemt.

2.2.8. Verder stelt het Comité vast dat er twee verschillende vergunningsprocedures zijn ingesteld: één voor cabotage in het kader van internationale diensten en één voor cabotage in het kader van nationale geregelde diensten.

2.2.8.1. Voor laatstgenoemde diensten geldt een strengere procedure. Niettemin laat deze nog aan duidelijkheid te wensen over. Deze procedure brengt dus voor mogelijke belangstellenden op talrijke punten onzekerheid met zich, hetgeen toezicht op een cabotagesysteem moeilijk kan maken.

2.2.8.2. Een dergelijke procedure zal tevens leiden tot 15 verschillende cabotagesystemen en daardoor zeker tot verstoring van de mededinging tussen vervoersondernemers van verschillende nationaliteiten. Het is dan ook wenselijk dat de nationale regels zo spoedig mogelijk geharmoniseerd worden. Daarbij moet tevens rekening worden gehouden met de concurrentievoorwaarden van de binnenlandse vervoersondernemingen.

2.2.9. Ten slotte stelt het Comité vast dat in het cabotagevoorstel ondanks de invoering van een communautaire vergunning voor het passagiersvervoer over de weg wordt vastgehouden aan het certificaat voor vervoersondernemers die cabotage willen verrichten.

2.2.10. Het Comité vindt dat ernaar moet worden gestreefd, het aantal controleformulieren tot een minimum te beperken om de handelingen voor de vervoersondernemers te vergemakkelijken.

2.2.11. De Commissie heeft in januari een groenboek over het thema "Citizens' network" uitgebracht, waarmee zij een discussie over het openbaar vervoer en de kaderwetgeving ter zake op gang wil brengen. Aangezien het openbaar vervoer ook in het nieuwe voorstel wordt behandeld, betreurt het Comité dat de Commissie het resultaat van dit overleg niet heeft kunnen afwachten alvorens met nieuwe regels voor deze sector te komen. Het dringt er bij de Commissie op aan, de nodige aandacht aan zijn advies over het Groenboek te schenken.

3. Wijzigingsvoorstellen

Tekst van het voorstel Door het ESC voorgestelde tekst

>RUIMTE VOOR DE TABEL> >RUIMTE VOOR DE TABEL>

Brussel, 25 september 1996.

De voorzitter van het Economisch en Sociaal Comité

C. FERRER

() PB nr. C 60 van 29. 2. 1996, blz. 10.

() Zaak C-388/92.

() PB nr. L 251 van 29. 8. 1992, blz. 1.

() PB nr. L 74 van 20. 3. 1992, blz. 1.

Top