EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52011AP0469

Erkenning van onderdanen van derde landen en staatlozen als personen die internationale bescherming genieten ***I Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 27 oktober 2011 over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake minimumnormen voor de erkenning van onderdanen van derde landen en staatlozen als personen die internationale bescherming genieten, en de inhoud van de verleende bescherming (herschikking) (COM(2009)0551 – C7-0250/2009 – 2009/0164(COD))
P7_TC1-COD(2009)0164 Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 27 oktober 2011 met het oog op de vaststelling van Richtlijn 2011/…/EU van het Europees Parlement en de Raad inzake normen voor de erkenning van onderdanen van derde landen of staatlozen als personen die internationale bescherming genieten, voor een uniforme status voor vluchtelingen of voor personen die in aanmerking komen voor subsidiaire bescherming, en voor de inhoud van de verleende bescherming (herschikking)
BIJLAGE

OJ C 131E, 8.5.2013, p. 271–273 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

8.5.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 131/271


Donderdag 27 oktober 2011
Erkenning van onderdanen van derde landen en staatlozen als personen die internationale bescherming genieten ***I

P7_TA(2011)0469

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 27 oktober 2011 over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake minimumnormen voor de erkenning van onderdanen van derde landen en staatlozen als personen die internationale bescherming genieten, en de inhoud van de verleende bescherming (herschikking) (COM(2009)0551 – C7-0250/2009 – 2009/0164(COD))

2013/C 131 E/28

(Gewone wetgevingsprocedure – herschikking)

Het Europees Parlement,

gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2009)0551),

gezien artikel 251, lid 2, en artikel 63, alinea 1, punt 1, onder c), punt 2, onder a) en punt 3, onder a) van het EG-Verdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C7-0250/2009),

gezien de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de gevolgen van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon voor de lopende interinstitutionele besluitvormingsprocedures (COM(2009)0665),

gezien artikel 294, lid 3, en artikel 78, lid 2, onder a) en b), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 28 april 2010 (1),

gezien de schriftelijke toezegging van de vertegenwoordiger van de Raad van 7 juli 2011 om het standpunt van het Europees Parlement goed te keuren, overeenkomstig artikel 294, lid 4, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 28 november 2001 over een systematischer gebruik van de herschikking van besluiten (2),

gezien de brief d.d. 2 februari 2010 van de Commissie juridische zaken aan de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken overeenkomstig artikel 87, lid 3, van zijn Reglement,

gezien de artikelen 87 en 55 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (A7-0271/2011),

A.

overwegende dat het betreffende voorstel volgens de adviesgroep van de juridische diensten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie geen andere inhoudelijke wijzigingen bevat dan die welke als zodanig in het voorstel worden vermeld en dat met betrekking tot de codificatie van de ongewijzigde bepalingen van de eerdere besluiten met die wijzigingen kan worden geconstateerd dat het voorstel een eenvoudige codificatie van de bestaande besluiten behelst, zonder inhoudelijke wijzigingen;

1.

stelt onderstaand standpunt in eerste lezing vast, rekening houdend met de aanbevelingen van de adviesgroep van de juridische diensten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie;

2.

onderschrijft de aan deze resolutie gehechte gezamenlijke politieke verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over toelichtende stukken;

3.

neemt kennis van de aan deze resolutie gehechte gezamenlijke politieke verklaring van de lidstaten en de Commissie over toelichtende stukken;

4.

verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de nationale parlementen.


(1)  PB C 18 van 19.1.2011, blz. 80.

(2)  PB C 77 van 28.3.2002, blz. 1.


Donderdag 27 oktober 2011
P7_TC1-COD(2009)0164

Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 27 oktober 2011 met het oog op de vaststelling van Richtlijn 2011/…/EU van het Europees Parlement en de Raad inzake normen voor de erkenning van onderdanen van derde landen of staatlozen als personen die internationale bescherming genieten, voor een uniforme status voor vluchtelingen of voor personen die in aanmerking komen voor subsidiaire bescherming, en voor de inhoud van de verleende bescherming (herschikking)

(Aangezien het Parlement en de Raad tot overeenstemming zijn geraakt, komt het standpunt van het Parlement overeen met de definitieve rechtshandeling: Richtlijn 2011/95/EU.)


Donderdag 27 oktober 2011
BIJLAGE

Gezamenlijke politieke verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over toelichtende stukken

De instellingen onderkennen dat de inlichtingen die de lidstaten aan de Commissie verstrekken met betrekking tot de omzetting van richtlijnen in nationaal recht "duidelijk en nauwkeurig dienen te zijn" (1), teneinde de vervulling door de Commissie van haar taak inzake toezicht op de toepassing van het recht van de Unie te vergemakkelijken.

Derhalve zijn het Europees Parlement en de Raad ingenomen met de gezamenlijke politieke verklaring van de lidstaten en de Commissie over toelichtende stukken.

Bijgevolg komen de instellingen overeen om, als de noodzaak en de proportionaliteit van de toezending van dergelijke stukken gerechtvaardigd is overeenkomstig de gezamenlijke politieke verklaring van de lidstaten en de Commissie over toelichtende stukken, de volgende overweging in de betrokken richtlijn op te nemen:

"Overeenkomstig de gezamenlijke politieke verklaring van de lidstaten en de Commissie over toelichtende stukken van [datum], hebben de lidstaten zich ertoe verbonden om in gerechtvaardigde gevallen de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van één of meer stukken waarin het verband tussen de onderdelen van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht. Met betrekking tot deze richtlijn acht de wetgever de toezending van dergelijke stukken gerechtvaardigd."

Uiterlijk 1 november 2013 zal de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad verslag uitbrengen over de uitvoering van de twee gezamenlijke politieke verklaringen over toelichtende stukken.

De instellingen verbinden zich ertoe deze beginselen met ingang van 1 november 2011 toe te passen op nieuwe en hangende richtlijnvoorstellen, met uitzondering van voorstellen waarover het Europees Parlement en de Raad reeds een akkoord hebben bereikt.

Gezamenlijke politieke verklaring van de lidstaten en de Commissie

Artikel 288 VWEU luidt: "Een richtlijn is verbindend ten aanzien van het te bereiken resultaat voor elke lidstaat waarvoor zij bestemd is, doch aan de nationale instanties wordt de bevoegdheid gelaten vorm en middelen te kiezen".

De lidstaten en de Commissie onderkennen dat de doeltreffende uitvoering van het recht van de Unie een absolute voorwaarde is voor het verwezenlijken van de beleidsdoelstellingen van de Unie en, hoewel de verantwoordelijkheid ter zake in de eerste plaats bij de lidstaten berust, tegelijk een zaak van gemeenschappelijk belang, aangezien ze er onder meer toe strekt in alle lidstaten gelijke spelregels te creëren.

De lidstaten en de Commissie onderkennen dat een correcte en tijdige omzetting van richtlijnen van de Unie een juridische verplichting vormt. Zij nemen er nota van dat de Commissie krachtens de Verdragen toezicht op de toepassing van het recht van de Unie moet houden, onder supervisie van het Hof van Justitie, en zijn het erover eens dat de kennisgeving van omzettingsmaatregelen de vervulling van deze taak door de Commissie moet vergemakkelijken.

In dit verband onderkennen de lidstaten dat de inlichtingen die zij aan de Commissie verstrekken met betrekking tot de omzetting van richtlijnen in nationaal recht "duidelijk en nauwkeurig dienen te zijn" en "ondubbelzinnig moeten aangeven, met welke wettelijke en bestuursrechtelijke maatregelen" of andere maatregelen van nationaal recht, alsook, waar van toepassing, met welke jurisprudentie van de nationale rechtbanken, de lidstaten menen aan de verschillende uit de richtlijn voortvloeiende verplichtingen te hebben voldaan (2).

Teneinde de kwaliteit van de informatie over de omzetting van richtlijnen van de Unie te verbeteren, rechtvaardigt de Commissie, wanneer zij van oordeel is dat het verband tussen de onderdelen van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten moet worden toegelicht, bij de indiening van de betreffende voorstellen per geval de noodzaak en de proportionaliteit van het verstrekken van toelichtende stukken, rekening houdend met, met name en respectievelijk, de complexiteit van de richtlijn en van de omzetting ervan, alsook de mogelijke extra administratieve lasten.

In gerechtvaardigde gevallen verbinden de lidstaten zich ertoe de kennisgeving van omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van één of meer toelichtende stukken, die de vorm kunnen aannemen van concordantietabellen of andere stukken met hetzelfde doel.


(1)  Zie het arrest van het Hof van Justitie van 16 juli 2009 (C-427/07, punt 107, en de aangehaalde jurisprudentie).

(2)  Zie het arrest van het Hof van Justitie van 16 juli 2009 (C-427/07, punt 107 en de aangehaalde jurisprudentie).


Top