EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52010IP0148

Herziening van de Verdragen – Overgangsbepalingen in verband met de samenstelling van het Europees Parlement * Resolutie van het Europees Parlement van 6 mei 2010 over het ontwerpprotocol tot wijziging van protocol nr. 36 betreffende de overgangsbepalingen in verband met de samenstelling van het Europees Parlement tot het einde van de zittingsperiode 2009-2014: advies van het Europees Parlement (artikel 48, lid 3, van het EU-Verdrag) (17196/2009 – C7-0001/2010 – 2009/0813(NLE))

OJ C 81E, 15.3.2011, p. 78–80 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

15.3.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 81/78


Donderdag, 6 mei 2010
Herziening van de Verdragen – Overgangsbepalingen in verband met de samenstelling van het Europees Parlement *

P7_TA(2010)0148

Resolutie van het Europees Parlement van 6 mei 2010 over het ontwerpprotocol tot wijziging van protocol nr. 36 betreffende de overgangsbepalingen in verband met de samenstelling van het Europees Parlement tot het einde van de zittingsperiode 2009-2014: advies van het Europees Parlement (artikel 48, lid 3, van het EU-Verdrag) (17196/2009 – C7-0001/2010 – 2009/0813(NLE))

2011/C 81 E/15

Het Europees Parlement,

gezien de brief van de voorzitter van de Europese Raad aan de Voorzitter van het Europees Parlement van 18 december 2009 over de wijziging van protocol nr. 36 betreffende de overgangsbepalingen (17196/2009),

gelet op artikel 48, lid 3, eerste alinea, van het Verdrag betreffende de Europese Unie op grond waarvan het Parlement door de Europese Raad is geraadpleegd (C7-0001/2010),

gelet op protocol nr. 36 betreffende de overgangsbepalingen, gehecht aan het Verdrag van Lissabon,

gelet op artikel 14, lid 2 en lid 3, van het EU-Verdrag,

gelet op de Akte betreffende de verkiezing van de leden van het Europees Parlement door middel van rechtstreekse algemene verkiezingen van 20 september 1976 (hierna „Akte van 1976” genoemd),

onder verwijzing naar zijn resolutie van 11 oktober 2007 over de samenstelling van het Europees Parlement (1),

gezien de conclusies van de bijeenkomsten van de Europese Raad van 11 en 12 december 2008, van 18 en 19 juni 2009, alsmede van 10 en 11 december 2009,

gelet op artikel 11, lid 4, en artikel 74 bis van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie constitutionele zaken (A7-0115/2010),

A.

overwegende dat in artikel 14, lid 2, van het EU-Verdrag, zoals gewijzigd bij het Verdrag van Lissabon, is vastgelegd dat de Europese Raad met eenparigheid van stemmen op initiatief van en na goedkeuring door het Europees Parlement een besluit vaststelt inzake de samenstelling van het Europees Parlement,

B.

overwegende dat het Europees Parlement, in het licht van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon en uit hoofde van protocol nr. 36 bij dit Verdrag, op 11 oktober 2007 middels zijn bovengenoemde resolutie in het verslag-Lamassoure-Severin een ontwerpbesluit van de Europese Raad over de zetelverdeling in het Parlement heeft voorgelegd,

C.

overwegende dat de Europese Raad op het moment van de ondertekening van het Verdrag van Lissabon geen officieel besluit over de samenstelling van het Europees Parlement had aangenomen, maar had ingestemd met het voorstel in bovengenoemde resolutie, na het totale aantal leden van het Europees Parlement van de oorspronkelijk geplande 750 tot 751 te hebben verhoogd,

D.

overwegende dat volgens het aldus in de Europese Raad tot stand gekomen akkoord het totaal aantal leden met 15 werd verhoogd ten opzichte van het Verdrag van Nice (van 736 tot 751), waarbij 18 extra zetels over 12 lidstaten zijn verdeeld en Duitsland uit hoofde van het in het EU-Verdrag vastgelegde maximum 3 zetels minder heeft gekregen,

E.

overwegende dat, aangezien het Verdrag van Lissabon niet vóór de Europese verkiezingen van 2009 in werking is getreden, deze verkiezingen volgens de bepalingen van het Verdrag van Nice zijn gehouden waardoor het Europees Parlement thans 736 leden telt,

F.

overwegende dat, aangezien het Verdrag van Lissabon tenslotte op 1 december 2009 in werking is getreden, het legitiem is dat de 18 extra leden uit de 12 betrokken lidstaten zo spoedig mogelijk in het Parlement zitting kunnen nemen, zodat de lidstaten die zij vertegenwoordigen de invloed kunnen uitoefenen die deze landen toekomt,

G.

overwegende dat het uit hoofde van artikel 5 van de Akte van 1976 ondenkbaar is het mandaat van een lid tijdens de zittingsperiode te onderbreken en dus het aantal leden van de huidige Duitse delegatie in het Europees Parlement met 3 te verlagen,

H.

overwegende dat de grote meerderheid van de lidstaten hun extra leden reeds hebben aangewezen volgens hun respectieve kiesstelsels en overeenkomstig de conclusies van de bijeenkomst van de Europese Raad van 18 en 19 juni 2009,

I.

overwegende derhalve dat de komst van de 18 extra leden tijdens de zittingsperiode 2009-2014 het totale aantal leden van het Europees Parlement op 754 zal brengen en dat deze overschrijding van het in het Verdrag van Lissabon vastgelegde aantal van 751 zetels een wijziging van het primaire recht noodzakelijk maakt,

J.

overwegende dat in de conclusies van de bijeenkomst van de Europese Raad van 11 en 12 december 2008 reeds was voorzien in de vaststelling van overgangsmaatregelen om tijdens de huidige zittingsperiode de komst van extra leden mogelijk te maken en overwegende dat in de conclusies van de bijeenkomst van de Europese Raad van 18 en 19 juni 2009 de voorwaarden zijn vastgelegd volgens welke de tijdelijke verhoging van het aantal leden van het Europees Parlement zou moeten plaatsvinden,

K.

overwegende dat het Europees Parlement zelf op 25 november 2009 zijn Reglement zo heeft gewijzigd dat de extra leden als waarnemers in het Parlement zitting kunnen nemen in afwachting van de inwerkingtreding van de maatregelen die hen in staat stellen om als lid in het Parlement zitting te nemen,

L.

overwegende dat een van de voornaamste constitutionele vernieuwingen van het Verdrag van Lissabon de instelling is van een conventie als centraal onderdeel van de normale procedure voor de herziening van de Verdragen,

1.

is van oordeel dat het voorstel tot wijziging van protocol nr. 36 waarop door de Europese Raad wordt aangedrongen rechtstreeks voortvloeit uit de nieuwe bepalingen van het Verdrag van Lissabon en derhalve een overgangsoplossing biedt die alle lidstaten die over extra zetels beschikken, in staat stelt de betrokken leden aan te wijzen; is het erover eens dat 18 extra leden van het Europees Parlement moeten worden gekozen voor de resterende periode van de zittingsperiode 2009-2014; dringt er echter op aan dat alle 18 leden tegelijkertijd zitting nemen om het evenwicht tussen de nationaliteiten in het Parlement niet te verstoren; dringt er bij de lidstaten op aan hun verkiezingsprocedures zo spoedig mogelijk op pragmatische wijze af te ronden;

2.

betreurt het feit dat de Raad niet tijdig de maatregelen heeft goedgekeurd die de extra leden in staat zouden hebben gesteld om vanaf de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon in het Parlement zitting te nemen, en dat één van de in de gevraagde wijziging overwogen oplossingen niet strookt met de geest van de Akte van 1976 waarin is vastgelegd dat de leden van het Europees Parlement middels rechtstreekse verkiezingen worden gekozen en niet op indirecte wijze via een verkiezing in een nationaal parlement;

3.

stemt niettemin in met het bijeenroepen van een intergouvernementele conferentie, met dien verstande dat deze uitsluitend zal worden gewijd aan de duidelijk afgebakende kwestie van de vaststelling van maatregelen in verband met de samenstelling van het Europees Parlement tot het einde van de zittingsperiode 2009-2014, en tevens met dien verstande dat deze overgangsmaatregelen van een uitzonderlijk karakter zijn dat verband houdt met de buitengewone omstandigheden van de ratificatie van het Verdrag van Lissabon en dat zij onder geen beding een precedent voor de toekomst kunnen vormen;

4.

wijst erop dat in de periode tussen de aanneming van de wijziging van protocol nr. 36 en de inwerkingtreding ervan de extra leden, uit hoofde van artikel 11, lid 4, van het Reglement van het Europees Parlement, als waarnemers in het Parlement zitting kunnen nemen;

5.

herinnert er voorts aan dat een besluit over de samenstelling van het Europees Parlement door de Europese Raad in elk geval tijdig vóór het einde van de lopende zittingsperiode moet worden aangenomen en dat het Parlement uit hoofde van artikel 14, lid 2, van het EU-Verdrag een initiatief terzake zal indienen;

6.

stelt de Europese Raad ervan in kennis dat het voornemens is binnenkort met voorstellen te komen tot vaststelling van de bepalingen voor de verkiezing van zijn leden door middel van rechtstreekse algemene verkiezingen volgens een in alle lidstaten eenvormige procedure en volgens beginselen die alle lidstaten gemeen hebben, en dat het Parlement de aldus beoogde hervorming zal initiëren op basis van artikel 48, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie en artikel 223 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie; dringt voorts ter voorbereiding van de herziening van de Verdragen aan op het bijeenroepen van een conventie die zich moet beraden over de hervorming van het Europees Parlement;

7.

roept de nationale parlementen op actie te ondernemen ter handhaving van het gevestigde primaire recht van de Europese Unie waarbij de leden van het Europees Parlement rechtstreeks door middel van vrije en geheime algemene verkiezingen worden gekozen;

8.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Europese Raad, de Raad, de Commissie en de nationale parlementen.


(1)  PB C 227 E van 4.9.2008, blz. 132.


Top