EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document C2006/133E/02

NOTULEN
Donderdag, 23 juni 2005

OJ C 133E, 8.6.2006, p. 14–144 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

8.6.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 133/14


NOTULEN

(2006/C 133 E/02)

VERLOOP VAN DE VERGADERING

VOORZITTER: Josep BORRELL FONTELLES

Voorzitter

1.   Opening van de vergadering

De vergadering wordt om 09.05 uur geopend.

2.   Welkomstwoord

De Voorzitter verwelkomt namens het Parlement een door Lee Sang-deuk geleide delegatie van het parlement van de Republiek Korea, die op de officiële tribune heeft plaatsgenomen.

3.   Ingekomen stukken

De volgende stukken zijn ontvangen:

1)

Raad en Commissie:

Voorstel voor een besluit betreffende de aanvaarding door de Gemeenschap van Reglement nr. 94 van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties inzake voorschriften voor de goedkeuring van voertuigen met betrekking tot de bescherming van de inzittenden bij frontale botsingen en Reglement nr. 95 van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties inzake voorschriften voor de goedkeuring van voertuigen met betrekking tot de bescherming van de inzittenden bij zijdelingse botsingen (Voor de EER relevante tekst) (07590/2005 — C6-0209/2005 — 2004/0243(AVC)).

verwezen naar:

ten principale: INTA

 

advies: TRAN

2)

parlementaire commissies

2.1)

verslagen:

* Verslag over het voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 382/2001 wat betreft de vervaldatum en enkele bepalingen inzake de uitvoering van de begroting (COM(2004)0840 — C6-0044/2005 — 2004/0288(CNS)) — Commissie internationale handel

Rapporteur: Martin David (A6-0154/2005).

Verslag over de industriële visserij en de vervaardiging van vismeel en visolie (2004/2262(INI)) — Commissie visserij

Rapporteur: Stevenson Struan (A6-0155/2005).

*** I Verslag over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende wederzijdse administratieve bijstand ter bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap tegen fraude en andere onwettige activiteiten (COM(2004)0509 — C6-0125/2004 — 2004/0172(COD)) — Commissie begrotingscontrole

Rapporteur: Duchoň Petr (A6-0156/2005).

*** I Verslag over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot negenentwintigste wijziging van Richtlijn 76/769/EEG van de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake de beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten (stoffen die als kankerverwekkend, mutageen of vergiftig voor de voortplanting zijn ingedeeld — c/m/r) (COM(2004)0638 — C6-0136/2004 — 2004/0225(COD)) — Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid

Rapporteur: Florenz Karl-Heinz (A6-0163/2005).

*** I Verslag over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de instelling van een Europees register inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen en tot wijziging van de Richtlijnen 91/689/EEG en 96/61/EG van de Raad (COM(2004)0634 — C6-0130/2004 — 2004/0231(COD)) — Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid

Rapporteur: Blokland Johannes (A6-0169/2005).

* Verslag over het voorstel voor een besluit van de Raad inzake de sluiting, namens de Europese Gemeenschap, van het VN-ECE-Protocol betreffende registers inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen (COM(2004)0635 — C6-0062/2005 — 2004/0232(CNS)) — Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid

Rapporteur: Blokland Johannes (A6-0170/2005).

Verslag over de informatiemaatschappij (2004/2204(INI)) — Commissie industrie, onderzoek en energie

Rapporteur: Trautmann Catherine (A6-0172/2005).

Verslag over toerisme en ontwikkeling (2004/2212(INI)) — Commissie ontwikkelingssamenwerking

Rapporteur: Cornillet Thierry (A6-0173/2005).

* Verslag over het voorstel voor een verordening van de Raad tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen sommige personen die het vredesproces belemmeren en het internationaal recht overtreden in de Sudanese regio Darfur (COM(2005)0180 — C6-0138/2005 — 2005/0068(CNS)) — Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken

Rapporteur: Cavada Jean-Marie (A6-0186/2005).

*** I Verslag over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen (COM(2004)0391 — C6-0080/2004 — 2004/0127(COD)) — Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken

Rapporteur: Cashman Michael (A6-0188/2005).

Verslag over de wijziging van het besluit van 4 juni 2003 houdende aanneming van het Statuut van de leden van het Europees Parlement (2005/2124(INI)) — Commissie juridische zaken

Rapporteur: Gargani Giuseppe (A6-0189/2005).

Verslag over het ontwerp van gewijzigde begroting nr. 2/2005 van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2005 — Salarisaanpassing; Afdeling I — Europees Parlement; Afdeling II — Raad; Afdeling III — Commissie; Afdeling IV — Hof van Justitie; Afdeling V — Rekenkamer; Afdeling VI — Europees Economisch en Sociaal Comité; Afdeling VII — Comité van de regio's; Afdeling VIII (A) — Europese Ombudsman; Afdeling VIII (B) — Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming (09491/2005 — C6-0172/2005 — 2005/2045(BUD)) — Begrotingscommissie — Rapporteurs: Garriga Polledo Salvador, Jensen Anne E. (A6-0190/2005).

* Verslag over het voorstel voor een verordening van de raad tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen die handelen in strijd met het wapenembargo tegen de democratische republiek Congo (COM(2005)0227 — C6-0185/2005 — 2005/0101(CNS)) — Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken

Rapporteur: Cavada Jean-Marie (A6-0194/2005).

4.   Werkprogramma van het Brits voorzitterschap (debat)

Verklaring van de Raad: Werkprogramma van het Brits voorzitterschap.

Tony Blair (minister-president van het Verenigd Koninkrijk en komend fungerend voorzitter van de Raad) zet het programma van werkzaamheden van het Britse voorzitterschap uiteen.

Het woord wordt gevoerd door José Manuel Barroso (voorzitter van de Commissie).

Het woord wordt gevoerd door Hans-Gert Poettering, namens de PPE-DE-Fractie, Martin Schulz, namens de PSE-Fractie, Graham Watson, namens de ALDE-Fractie, Daniel Marc Cohn-Bendit, namens de Verts/ALEFractie, Francis Wurtz, namens de GUE/NGL-Fractie, Nigel Farage, namens de IND/DEM-Fractie, Brian Crowley, namens de UEN-Fractie, Roger Helmer, niet-ingeschrevene, Timothy Kirkhope, Gary Titley en Karin Riis-Jørgensen.

VOORZITTER: Edward McMILLAN-SCOTT

Ondervoorzitter

Het woord wordt gevoerd door Caroline Lucas, Roberto Musacchio, Mirosław Mariusz Piotrowski, Mogens N.J. Camre, Ashley Mote, Françoise Grossetête, Hannes Swoboda, Chris Davies, Jillian Evans, Eoin Ryan, James Hugh Allister en József Szájer.

5.   Welkomstwoord

De Voorzitter verwelkomt namens het Parlement de door Dr Nasser Jasem Al-Sane geleide delegatie van het parlement van Koeweit, die op de officiële tribune heeft plaatsgenomen.

6.   Werkprogramma van het Brits voorzitterschap (voortzetting van het debat)

Het woord wordt gevoerd door Poul Nyrup Rasmussen, Lena Ek, Ian Hudghton, Ryszard Czarnecki, Elmar Brok, Pasqualina Napoletano, Jean-Louis Bourlanges, Jana Bobošíková, Jaime Mayor Oreja en Bernard Poignant.

VOORZITTER: Josep BORRELL FONTELLES

Voorzitter

Het woord wordt gevoerd door Jorgo Chatzimarkakis, Jacek Emil Saryusz-Wolski, Enrique Barón Crespo, Andrew Duff, Antonio Tajani, Martine Roure, Sajjad Karim, Gunnar Hökmark, Jan Andersson, Nicholson of Winterbourne, Ursula Stenzel, Miguel Angel Martínez Martínez, Bill Newton Dunn, Avril Doyle, Charles Tannock, Karl von Wogau, Nikolaos Vakalis, José Ignacio Salafranca Sánchez-Neyra, Margie Sudre, Tony Blair en José Manuel Barroso.

Het debat wordt gesloten.

7.   Stemmingen

Nadere bijzonderheden betreffende de uitslagen van de stemmingen (amendementen, aparte stemmingen, stemmingen in onderdelen) zijn opgenomen in bijlage 1 bij de notulen.

7.1.   Statuut van de leden: Wijziging van het besluit van 4 juni 2003(stemming)

Verslag over de wijziging van het besluit van 4 juni 2003 houdende aanneming van het statuut van de leden van het Europees Parlement [2005/2124(INI)] — Commissie juridische zaken.

Rapporteur: Giuseppe Gargani (A6-0189/2005).

(Gewone meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 1)

ONTWERPRESOLUTIE (waaronder het besluit houdende aanneming van het statuut)

Aangenomen (P6_TA(2005)0245)

Opmerkingen in het kader van de stemming:

Vóór de stemming wees Carl Schlyter op een fout in de Zweedse versie;

Edith Mastenbroek preciseerde de inhoud van amendement 13;

Giuseppe Gargani (rapporteur) voerde het woord na de stemming.

VOORZITTER: Alejo VIDAL-QUADRAS ROCA

Ondervoorzitter

8.   Samenstelling Parlement

Antonio De Poli deelt mede dat hij in de regionale raad van de regio Veneto is gekozen.

Daar deze functie overeenkomstig artikel 7, lid 3 van de Akte betreffende de verkiezing van de vertegenwoordigers in het Europees Parlement door middel van rechtstreekse algemene verkiezingen, niet verenigbaar is met de hoedanigheid van lid van het Europees Parlement, constateert het Parlement op grond van artikel 4, lid 4 van zijn Reglement dat deze zetel vacant is met ingang van 16.05.2005 en stelt de betrokken lidstaat hiervan op de hoogte.

9.   Mededeling van gemeenschappelijke standpunten van de Raad

De Voorzitter deelt op grond van artikel 57, lid 1 van het Reglement mede het volgende gemeenschappelijk standpunt van de Raad te hebben ontvangen, alsmede de redenen die de Raad hebben geleid tot het vaststellen van dit gemeenschappelijk standpunt, en het standpunt van de Commissie inzake:

Gemeenschappelijk standpunt door de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (09817/2005 — COM(2005)0272 — C6-0192/2005 — 2005/0064(SYN))

verwezen naar:

ten principale: ECON

De termijn van drie maanden waarover het Parlement beschikt om zich uit te spreken, gaat bijgevolg morgen, 24.06.2005, in.

10.   Goedkeuring van de notulen van de vorige vergadering

De notulen van de vorige vergadering worden goedgekeurd.

11.   Rectificaties stemgedrag voorgaande vergaderingen

Het volgende lid heeft haar stemgedrag als volgt gererectificeerd:

Vergadering van 08.06.2005

Verslag Reimer Böge — A6-0153/2005

paragraaf 50, eerste deel

tegen: Bernadette Bourzai

amendement 33

tegen: Bernadette Bourzai

12.   Stemmingen (voortzetting)

12.1.   Het op de markt brengen en het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten (CMR) *** I (artikel 131 van het Reglement) (stemming)

Verslag over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot negenentwintigste wijziging van Richtlijn 76/769/EEG van de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake de beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten (stoffen die als kankerverwekkend, mutageen of vergiftig voor de voortplanting zijn ingedeeld — CMR) [COM(2004)0638 — C6-0136/2004 — 2004/0225(COD)] — Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid.

Rapporteur: Karl-Heinz Florenz (A6-0163/2005).

(Gewone meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 2)

VOORSTEL VAN DE COMMISSIE en ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE

Aangenomen bij één enkele stemming (P6_TA(2005)0246)

12.2.   Communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen *** I (artikel 131 van het Reglement) (stemming)

Verslag over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen [COM(2004)0391 — C6-0080/2004 — 2004/0127(COD)] — Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken.

Rapporteur: Michael Cashman (A6-0188/2005).

(Gewone meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 3)

VOORSTEL VAN DE COMMISSIE en ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE

Aangenomen bij één enkele stemming (P6_TA(2005)0247)

12.3.   Bepalingen inzake de begroting * (artikel 131 van het Reglement) (stemming)

Verslag over het voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 382/2001 wat betreft de vervaldatum en enkele bepalingen inzake de uitvoering van de begroting [COM(2004)0840 — C6-0044/2005 — 2004/0288(CNS)] — Commissie internationale handel.

Rapporteur: David Martin (A6-0154/2005)

(Gewone meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 4)

VOORSTEL VAN DE COMMISSIE, AMENDEMENTEN en ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE

Aangenomen bij één enkele stemming (P6_TA(2005)0248)

12.4.   Kwaliteit statistische gegevens buitensporige tekorten * (artikel 131 van het Reglement) (stemming)

Verslag over het voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 3605/93, wat de kwaliteit van de statistische gegevens in het kader van de procedure bij buitensporige tekorten betreft [COM(2005)0071 — C6-0108/2005 — 2005/0013(CNS)] — Commissie economische en monetaire zaken.

Rapporteur: Jean-Paul Gauzès (A6-0181/2005).

(Gewone meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 5)

VOORSTEL VAN DE COMMISSIE, AMENDEMENTEN en ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE

Aangenomen bij één enkele stemming (P6_TA(2005)0249)

12.5.   Specifieke beperkende maatregelen tegen personen: Soedanese regio Darfur * (artikel 131 van het Reglement) (stemming)

Verslag over het voorstel voor een verordening van de Raad tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen sommige personen die het vredesproces belemmeren en het internationaal recht overtreden in het conflict in de Sudanese regio Darfur [COM(2005)0180 — C6-0138/2005 — 2005/0068(CNS)] — Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken.

Rapporteur: Jean-Marie Cavada (A6-0186/2005).

(Gewone meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 6)

VOORSTEL VAN DE COMMISSIE, AMENDEMENTEN en ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE

Aangenomen bij één enkele stemming (P6_TA(2005)0250)

12.6.   Specifieke beperkende maatregelen tegen personen: Democratische Republiek Congo * (artikel 131 van het Reglement) (stemming)

Verslag over het voorstel voor een verordening van de Raad tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen die handelen in strijd met het wapenembargo tegen de Democratische Republiek Congo [COM(2005)0227 — C6-0185/2005 — 2005/0101(CNS)] — Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken.

Rapporteur: Jean-Marie Cavada (A6-0194/2005)

(Gewone meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 7)

VOORSTEL VAN DE COMMISSIE, AMENDEMENTEN en ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE

Aangenomen bij één enkele stemming (P6_TA(2005)0251)

12.7.   Amendementen op het ontwerp van gewijzigde begroting nr. 2/2005 (stemming)

(Gekwalificeerde meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 8)

AMENDEMENTEN

Aangenomens (P6_TA(2005)0252)

12.8.   Ontwerp van gewijzigde begroting nr. 2/2005 (stemming)

Verslag over het ontwerp van gewijzigde begroting nr. 2/2005 van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2005 — Salarisaanpassing

Afdeling I — Europees Parlement, Afdeling II — Raad, Afdeling III — Commissie, Afdeling IV — Hof van Justitie, Afdeling V — Rekenkamer, Afdeling VI — Europees sociaal en economisch comité, Afdeling VII — Comité van de regio's, Afdeling VIII (A) — Europese Ombudsman, Afdeling VIII (B) — Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming [09491/2005 — C6-0172/2005 — 2005/2045(BUD)] — Begrotingscommissie.

Co-rapporteurs: Salvador Garriga Polledo en Anne E. Jensen (A6-0190/2005).

(Gewone meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 9)

ONTWERPRESOLUTIE

Aangenomen (P6_TA(2005)0253)

12.9.   Toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid ** II (stemming)

Aanbeveling voor de tweede lezing betreffende het gemeenschappelijk standpunt, door de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1466/97 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid [9817/2005 — C6-0192/2005 — 2005/0064(SYN)] — Commissie economische en monetaire zaken.

Rapporteur: Othmar Karas (A6-0204/2005)

(Gekwalificeerde meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 10)

GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT VAN DE RAAD

Goedgekeurd (P6_TA(2005)0254)

12.10.   Bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap *** I (stemming)

Verslag over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende wederzijdse administratieve bijstand ter bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap tegen fraude en andere onwettige activiteiten [COM(2004)0509 — C6-0125/2004 — 2004/0172(COD)] — Commissie begrotingscontrole.

Rapporteur: Petr Duchoň (A6-0156/2005).

(Gewone meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 11)

VOORSTEL VAN DE COMMISSIE

Als geamendeerd goedgekeurd (P6_TA(2005)0255)

ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE

Aangenomen (P6_TA(2005)0255)

12.11.   Toegang tot buitenlandse hulp *** I (stemming)

Verslag over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake de toegang tot buitenlandse hulp [COM(2004)0313 — C6-0032/2004 — 2004/0099(COD)] — Commissie ontwikkelingssamenwerking.

Rapporteur: Michael Gahler (A6-0182/2005).

(Gewone meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 12)

VOORSTEL VAN DE COMMISSIE

Als geamendeerd goedgekeurd (P6_TA(2005)0256)

ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE

Aangenomen (P6_TA(2005)0256)

12.12.   Herstelplan voor zwarte heilbot * (stemming)

Verslag over het voorstel voor een verordening van de Raad tot vaststelling van een herstelplan voor zwarte heilbot in het kader van de visserijorganisatie in het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan [COM(2004)0640 — C6-0197/2004 — 2004/0229(CNS)] — Commissie visserij.

Rapporteur: Henrik Dam Kristensen (A6-0116/2005).

(Gewone meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 13)

VOORSTEL VAN DE COMMISSIE

Als geamendeerd goedgekeurd (P6_TA(2005)0257)

ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE

Aangenomen (P6_TA(2005)0257)

12.13.   Vergadering van de Europese Raad (Brussel, 16/17 juni 2005) (stemming)

Ontwerpresoluties B6-0386/2005, B6-0387/2005, B6-0388/2005, B6-0389/2005, B6-0390/2005 en B6-0391/2005

(Gewone meerderheid)

ONTWERPRESOLUTIE RC-B6-0386/2005

(ter vervanging van B6-0386/2005, B6-0388/2005, B6-0389/2005 en B6-0391/2005):

ingediend door de volgende leden:

Hans-Gert Poettering, namens de PPE-DE-Fractie,

Martin Schulz en Hannes Swoboda, namens de PSE-Fractie,

Graham Watson, Jules Maaten en Cecilia Malmström, namens de ALDE-Fractie,

Monica Frassoni, Daniel Marc Cohn-Bendit en Johannes Voggenhuber, namens de Verts/ALE-Fractie,

Brian Crowley, Cristiana Muscardini, Guntars Krasts en Roberta Angelilli, namens de UEN-Fractie.

Hannes Swoboda, namens de PSE-Fractie verzoekt om uitstel van de stemming overeenkomstig artikel 170, lid 1 van het Reglement.

Het Parlement willigt het verzoek in.

12.14.   Zaak Lloyd's (stemming)

Ontwerpresolutie B6-0385/2005

(Gewone meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 14)

ONTWERPRESOLUTIE

Aangenomen (P6_TA(2005)0258)

12.15.   Veiligheidsonderzoek (stemming)

Verslag over veiligheidsonderzoek: de volgende stappen [2004/2171(INI)] — Commissie buitenlandse zaken.

Rapporteur: Bogdan Klich (A6-0103/2005).

(Gewone meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 15)

ONTWERPRESOLUTIE

Aangenomen (P6_TA(2005)0259)

Opmerkingen in het kader van de stemming:

Vóór de stemming stelde Hannes Swoboda, namens de PSE-Fractie, voor om alle amendementen en bloc in stemming te brengen. Tobias Pflüger, namens de GUE/NGL-Fractie, stemde met dit voorstel in, maar verzocht om de amendementen 22 t/m 25 toch afzonderlijk in stemming te brengen.

De Voorzitter stemde in met dit verzoek.

12.16.   Informatiemaatschappij (stemming)

Verslag over de informatiemaatschappij [2004/2204(INI)] — Commissie industrie, onderzoek en energie.

Rapporteur: Catherine Trautmann (A6-0172/2005).

(Gewone meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 16)

ONTWERPRESOLUTIE

Aangenomen (P6_TA(2005)0260)

13.   Stemverklaringen

Schriftelijke stemverklaringen:

De schriftelijke stemverklaringen in de zin van artikel 163, lid 3 van het Reglement zijn opgenomen in het volledig verslag van deze vergadering.

Mondelinge stemverklaringen:

Verslag Giuseppe Gargani — A6-0189/2005

Michl Ebner, Hiltrud Breyer, Frank Vanhecke, Christoph Konrad en Othmar Karas

14.   Rectificaties stemgedrag

De volgende leden hebben hun stemgedrag als volgt gerectificeerd:

Verslag Giuseppe Gargani — A6-0189/2005

artikel 12, paragraaf 1

vóór: Rainer Wieland, Anders Wijkman

artikel 14, paragraaf 1

tegen: Hiltrud Breyer

amendement 1

tegen: Avril Doyle

artikel 27, paragraaf 1

vóór: Philip Bushill-Matthews

tegen: Bart Staes

amendement 2

tegen: Glyn Ford

onthouding: Christa Prets

artikel 27, paragraaf 2

vóór: Charlotte Cederschiöld, Avril Doyle, Claude Turmes

tegen: Michael Cramer

resolutie (als geheel)

vóór: Patrick Gaubert, Karin Jöns, Lambert van Nistelrooij, Anders Wijkman

Verslag Henrik Dam Kristensen — A6-0116/2005

wetgevingsresolutie

vóór: Hans-Peter Martin

Verslag Bogdan Klich — A6-0103/2005

resolutie (als geheel)

vóór: Antoine Duquesne

tegen: Jens-Peter Bonde

Reinhard Rack was weliswaar aanwezig, maar heeft niet aan de stemming deelgenomen.

Karl-Heinz Florenz was weliswaar aanwezig, maar heeft niet aan alle stemmingen deelgenomen.

15.   Verzending van de tijdens deze vergadering aangenomen teksten

Overeenkomstig artikel 172, lid 2 van het Reglement zullen de notulen van de huidige vergadering aan het begin van de volgende vergadering aan het Parlement ter goedkeuring worden voorgelegd.

Met instemming van het Parlement zullen de aangenomen teksten reeds thans worden toegezonden aan degenen voor wie zij bestemd zijn.

16.   Rooster van de volgende vergaderingen

De volgende vergaderingen vinden plaats van 04.07.2005 t/m 07.07.2005.

17.   Onderbreking van de zitting

De zitting van het Europees Parlement wordt onderbroken.

De vergadering wordt om 13.10 uur gesloten.

Julian Priestley

Secretaris-generaal

Josep Borrell Fontelles

Voorzitter


PRESENTIELIJST

Ondertekend door:

Adamou, Agnoletto, Albertini, Allister, Alvaro, Andersson, Andria, Andrikienė, Antoniozzi, Arif, Arnaoutakis, Ashworth, Assis, Atkins, Attard-Montalto, Attwooll, Aubert, Audy, Auken, Aylward, Ayuso González, Bachelot-Narquin, Baco, Badía i Cutchet, Barón Crespo, Barsi-Pataky, Batten, Battilocchio, Batzeli, Bauer, Beaupuy, Beazley, Becsey, Beer, Beglitis, Belder, Belet, Belohorská, Bennahmias, Beňová, Berend, Berès, van den Berg, Berger, Berlato, Berlinguer, Berman, Birutis, Blokland, Bloom, Bobošíková, Böge, Bösch, Bonde, Bonino, Bono, Bonsignore, Booth, Borghezio, Borrell Fontelles, Bourlanges, Bourzai, Bowis, Bowles, Bozkurt, Bradbourn, Brepoels, Breyer, Březina, Brok, Brunetta, Budreikaitė, Bullmann, van den Burg, Bushill-Matthews, Busk, Busquin, Buzek, Cabrnoch, Calabuig Rull, Camre, Capoulas Santos, Carlotti, Carnero González, Carollo, Casa, Casaca, Cashman, Caspary, Castex, Castiglione, del Castillo Vera, Cavada, Cederschiöld, Cercas, Cesa, Chatzimarkakis, Chichester, Chmielewski, Christensen, Chruszcz, Cirino Pomicino, Claeys, Clark, Cocilovo, Coelho, Cohn-Bendit, Corbett, Corbey, Cornillet, Correia, Costa, Cottigny, Coûteaux, Cramer, Crowley, Marek Aleksander Czarnecki, Daul, Davies, de Brún, Degutis, Dehaene, De Keyser, Demetriou, De Michelis, Deprez, De Rossa, Descamps, Désir, Deß, Deva, De Veyrac, De Vits, Díaz de Mera García Consuegra, Didžiokas, Díez González, Dillen, Dimitrakopoulos, Dionisi, Dobolyi, Doorn, Douay, Dover, Doyle, Drčar Murko, Duchoň, Dührkop Dührkop, Duff, Duin, Duka-Zólyomi, Duquesne, Ebner, Ehler, Ek, El Khadraoui, Elles, Esteves, Estrela, Ettl, Eurlings, Jillian Evans, Robert Evans, Fajmon, Falbr, Farage, Fatuzzo, Fava, Fazakas, Fernandes, Fernández Martín, Anne Ferreira, Elisa Ferreira, Figueiredo, Fjellner, Flasarová, Flautre, Florenz, Fontaine, Ford, Fotyga, Fourtou, Fraga Estévez, Frassoni, Freitas, Friedrich, Fruteau, Gahler, Gál, Gaľa, Galeote Quecedo, García-Margallo y Marfil, García Pérez, Gargani, Garriga Polledo, Gaubert, Gauzès, Gawronski, Gebhardt, Gentvilas, Geremek, Geringer de Oedenberg, Gibault, Gierek, Giertych, Gill, Gklavakis, Glante, Glattfelder, Goebbels, Goepel, Golik, Gomolka, Goudin, Genowefa Grabowska, Grabowski, Graça Moura, Graefe zu Baringdorf, Gräßle, de Grandes Pascual, Grech, Gröner, de Groen-Kouwenhoven, Grosch, Grossetête, Guellec, Guerreiro, Guidoni, Gurmai, Gutiérrez-Cortines, Guy-Quint, Gyürk, Hänsch, Hall, Hammerstein Mintz, Handzlik, Hannan, Harangozó, Harbour, Harkin, Hasse Ferreira, Hassi, Hatzidakis, Haug, Hazan, Heaton-Harris, Hedh, Hedkvist Petersen, Hegyi, Helmer, Hennicot-Schoepges, Hennis-Plasschaert, Herczog, Herranz García, Hieronymi, Higgins, Hökmark, Honeyball, Hoppenstedt, Horáček, Howitt, Hudacký, Hudghton, Hughes, Hutchinson, Ibrisagic, in 't Veld, Isler Béguin, Itälä, Iturgaiz Angulo, Jackson, Jałowiecki, Janowski, Járóka, Jarzembowski, Jeggle, Jensen, Joan i Marí, Jöns, Jørgensen, Jonckheer, Jordan Cizelj, Kaczmarek, Kallenbach, Kamall, Kamiński, Karas, Karatzaferis, Karim, Kasoulides, Kaufmann, Kauppi, Kindermann, Kinnock, Kirkhope, Klamt, Klich, Klinz, Knapman, Koch, Kohlíček, Konrad, Korhola, Kósáné Kovács, Koterec, Kozlík, Krahmer, Krarup, Kratsa-Tsagaropoulou, Krehl, Kreissl-Dörfler, Krupa, Kuc, Kudrycka, Kuhne, Kułakowski, Kušķis, Kusstatscher, Kuźmiuk, Lagendijk, Lamassoure, Lambert, Landsbergis, Lang, Langen, Langendries, Laperrouze, La Russa, Laschet, Lauk, Lax, Lechner, Le Foll, Lehne, Lehtinen, Leichtfried, Leinen, Fernand Le Rachinel, Letta, Liberadzki, Lichtenberger, Lienemann, Liotard, Lipietz, Locatelli, Lombardo, López-Istúriz White, Louis, Lucas, Ludford, Lulling, Lundgren, Maat, Maaten, McAvan, McCarthy, McDonald, McGuinness, McMillan-Scott, Madeira, Malmström, Manders, Maňka, Erika Mann, Thomas Mann, Manolakou, Mantovani, Markov, Marques, Martens, David Martin, Hans-Peter Martin, Martinez, Martínez Martínez, Masiel, Masip Hidalgo, Maštálka, Mastenbroek, Mathieu, Mato Adrover, Matsakis, Matsouka, Mauro, Mavrommatis, Mayer, Medina Ortega, Meijer, Méndez de Vigo, Menéndez del Valle, Miguélez Ramos, Mikko, Mikolášik, Millán Mon, Montoro Romero, Moraes, Moreno Sánchez, Morgan, Morillon, Moscovici, Mote, Mulder, Musacchio, Muscardini, Muscat, Mussolini, Musumeci, Myller, Napoletano, Nassauer, Nattrass, Newton Dunn, Annemie Neyts-Uyttebroeck, Nicholson, Nicholson of Winterbourne, Niebler, Novak, Obiols i Germà, Öger, Özdemir, Olajos, Olbrycht, Ó Neachtain, Onesta, Onyszkiewicz, Oomen-Ruijten, Ortuondo Larrea, Őry, Oviir, Paasilinna, Pack, Pafilis, Borut Pahor, Paleckis, Pálfi, Panayotopoulos-Cassiotou, Pannella, Panzeri, Papadimoulis, Papastamkos, Parish, Patrie, Pavilionis, Peillon, Pęk, Pflüger, Piecyk, Pieper, Pinheiro, Piotrowski, Pirilli, Piskorski, Pistelli, Pittella, Pleguezuelos Aguilar, Pleštinská, Podkański, Poettering, Poignant, Pomés Ruiz, Portas, Posselt, Prets, Prodi, Protasiewicz, Purvis, Queiró, Quisthoudt-Rowohl, Rack, Radwan, Ransdorf, Rapkay, Rasmussen, Remek, Resetarits, Reul, Reynaud, Ribeiro e Castro, Riera Madurell, Ries, Riis-Jørgensen, Rivera, Rizzo, Rogalski, Roithová, Romagnoli, Romeva i Rueda, Rosati, Roszkowski, Roth-Behrendt, Rothe, Rouček, Roure, Rudi Ubeda, Rübig, Rühle, Rutowicz, Ryan, Sacconi, Saïfi, Sakalas, Salafranca Sánchez-Neyra, Salinas García, Salvini, Samaras, Samuelsen, Sánchez Presedo, Santoro, dos Santos, Sartori, Saryusz-Wolski, Savary, Schapira, Scheele, Schenardi, Schierhuber, Schlyter, Schmidt, Ingo Schmitt, Pál Schmitt, Schnellhardt, Schöpflin, Schröder, Schroedter, Schulz, Schuth, Schwab, Seeber, Seeberg, Segelström, Seppänen, Siekierski, Sifunakis, Silva Peneda, Sinnott, Siwiec, Skinner, Škottová, Smith, Sommer, Sonik, Sornosa Martínez, Speroni, Staes, Staniszewska, Starkevičiūtė, Šťastný, Stenzel, Sterckx, Stevenson, Stihler, Stockmann, Strejček, Strož, Stubb, Sturdy, Sudre, Sumberg, Surján, Svensson, Swoboda, Szájer, Szejna, Szent-Iványi, Szymański, Tabajdi, Tajani, Takkula, Tannock, Tarabella, Tarand, Tatarella, Thyssen, Titford, Titley, Toia, Tomczak, Toubon, Toussas, Trakatellis, Trautmann, Triantaphyllides, Trüpel, Turmes, Tzampazi, Uca, Ulmer, Väyrynen, Vakalis, Valenciano Martínez-Orozco, Vanhecke, Van Hecke, Van Lancker, Varvitsiotis, Vatanen, Vaugrenard, Ventre, Verges, Vergnaud, Vernola, Vidal-Quadras Roca, Vincenzi, Virrankoski, Vlasák, Vlasto, Voggenhuber, Wallis, Walter, Watson, Henri Weber, Manfred Weber, Weiler, Weisgerber, Westlund, Whitehead, Whittaker, Wieland, Wiersma, Wijkman, Wise, von Wogau, Wojciechowski, Wortmann-Kool, Wuermeling, Wurtz, Wynn, Zahradil, Zaleski, Zani, Zappalà, Zatloukal, Ždanoka, Zieleniec, Zimmer, Zvěřina, Zwiefka


BIJLAGE 1

STEMMINGSUITSLAGEN

Afkortingen en tekens

+

aangenomen

-

verworpen

vervallen

Ing.

Ing.

HS (..., ..., ...)

hoofdelijke stemming (aantal stemmen vóór, aantal stemmen tegen, onthoudingen)

ES (..., ..., ...)

elektronische stemming (aantal stemmen vóór, aantal stemmen tegen, onthoudingen)

so

stemming in onderdelen

as

aparte stemming

am

amendement

CA

compromisamendement

DD

desbetreffend deel

S

amendement tot schrapping

=

gelijkluidende amendementen

§

paragraaf

art

artikel

overw

overweging

OR

ontwerpresolutie

GOR

gezamenlijke ontwerpresolutie

Geh. S

geheime stemming

1.   Statuut van de leden: Wijziging van het besluit van 4 juni 2003

Verslag: GARGANI (A6-0189/2005)

Betreft:

Am. nr.

van

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

Besluit

Artikel 3, na § 2

4

UEN

 

-

 

5

UEN

 

-

 

Artikel 6, § 1

6

UEN

 

-

 

Artikel 7, § 1

7

UEN

 

-

 

Artikel 7, na § 3

8

UEN

 

-

 

Na artikel 7

9

UEN

 

-

 

Artikel 9, § 1

10

UEN

 

Ing.

 

Artikel 12, § 1

§

oorspronkelijke tekst

HS

+

490, 55, 42

Artikel 12, § 2

12S

PPE-DE

 

Ing.

 

Artikel 14, § 1

§

oorspronkelijke tekst

HS

+

499, 33, 65

Artikel 17, § 9

11

UEN

 

-

 

Na artikel 17

1

Verts/ALE

HS

-

99, 440, 57

Artikel 20, § 3

§

oorspronkelijke tekst

HS

+

516, 33, 44

Artikel 23, § 2

§

oorspronkelijke tekst

so

 

 

1

+

 

2/ES

+

362, 178, 54

Artikel 27, § 1

§

oorspronkelijke tekst

HS

+

502, 22, 71

Artikel 27, § 2

2

Verts/ALE

HS

-

100, 434, 62

§

oorspronkelijke tekst

HS

+

465, 74, 58

overw 12

§

oorspronkelijke tekst

as / ES

-

190, 351, 51

Resolutie:

na § 3

13

MASTEN-BROEK e.a.

 

-

 

na § 4

14

MASTEN-BROEK e.a.

ES

-

263, 276, 51

na overw. E

3

UEN

 

-

 

stemming: resolutie (als geheel)

HS

+

403, 89, 92

Verzoeken om aparte stemming

PSE: overweging 12

ALDE: overweging 12

Verts/ALE: overweging 12

Verzoeken om hoofdelijke stemming

Verts/ALE: ams 1 en 2

PPE-DE eindstemming

IND/DEM: art. 12 § 1, art. 14 § 1, art. 20 § 3, art 27 §§ 1 en 2 en eindstemming

Verzoeken om stemming in onderdelen

PSE:

art 23, § 2

1ste deel:„De uitbetalingen... maandelijk in euro”

2de deel:„of — naar keuze van het lid- ... voorwaarden voor de betalingen vast.”

Diversen

De PPE-DE-Fractie heeft amendement 12 ingetrokken.

2.   Het op de markt brengen en het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten (CMR) *** I

Verslag: FLORENZ (A6-0163/2005)

Betreft

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

één enkele stemming

 

+

 

3.   Communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen *** I

Verslag: CASHMAN (A6-0188/2005)

Betreft

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

één enkele stemming

 

+

 

4.   Bepalingen inzake de begroting *

Verslag: DAVID MARTIN (A6-0154/2005)

Betreft

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

één enkele stemming

 

+

 

5.   Kwaliteit statistische gegevens buitensporige tekorten *

Verslag: GAUZÈS (A6-0181/2005)

Betreft

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

één enkele stemming

 

+

 

6.   Specifieke beperkende maatregelen tegen personen: Soedanese regio Darfur *

Verslag: CAVADA (A6-0186/2005)

Betreft

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

één enkele stemming

 

+

 

7.   Specifieke beperkende maatregelen tegen personen: Democratische Republiek Congo *

Verslag: CAVADA (A6-0194/2005)

Betreft

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

één enkele stemming

 

+

 

8.   Amendementen op het ontwerp van gewijzigde begroting nr. 2/2005

Verslag: BUDGET Amendementen

Betreft:

Am. nr.

van

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

AB Nr. 2/2005

1-3

commissie

 

+

Gekwalificeerde meerderheid

9.   Ontwerp van gewijzigde begroting nr. 2/2005

Verslag: GARRIGA POLLEDO/JENSEN (A6-0190/2005)

Betreft:

Am. nr.

van

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

stemming: resolutie (als geheel)

 

+

 

10.   Toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid ** II

Verslag: KARAS (A6-0204/2005)

Betreft

Am. nr.

van

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

Amendementen van de commissie ten principale — stemming en bloc

1-6

commissie

ES

-

Gekwalificeerde meerderheid

257, 309, 1

11.   Bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap *** I

Verslag: DUCHON (A6-0156/2005)

Betreft:

Am. nr.

van

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

Amendementen van de commissie ten principale — stemming en bloc

1-5

7-8

10-12

commissie

 

+

 

Amendementen van de commissie ten principale — aparte stemming

6

commissie

so

+

 

9

commissie

so

+

 

stemming: voorgestelde amendementen

 

+

 

stemming: wetgevingsresolutie

 

+

 

Verzoeken om aparte stemming

PPE-DE: amendement 6 en 9

12.   Toegang tot buitenlandse hulp *** I

Verslag: GAHLER (A6-0182/2005)

Betreft

Am. nr.

van

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

Amendementen van de commissie ten principale — stemming en bloc

1-31

commissie

 

+

 

stemming: gewijzigd voorstel

 

+

 

stemming: wetgevingsresolutie

 

+

 

13.   Herstelplan voor zwarte heilbot *

Verslag: KRISTENSEN (A6-0116/2005)

Betreft

Am. nr.

van

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

Amendementen van de commissie ten principale — stemming en bloc

1-10

commissie

 

+

 

stemming: gewijzigd voorstel

 

+

 

stemming: wetgevingsresolutie

HS

+

540, 12, 12

Verzoek om hoofdelijke stemming:

PPE-DE: eindstemming

14.   Lloyd's

Ontwerpresolutie: B6-0385/2005

Betreft

Am. nr.

van

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

Resolutie van de Commissie verzoekschriften(B6-0385/2005)

overw. B

1

PPE-DE

 

+

 

stemming: resolutie (als geheel)

 

+

 

15.   Veiligheidsonderzoek

Verslag: KLICH (A6-0103/2005)

Betreft

Am. nr.

van

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

 

1-21

IND/DEM

 

-

 

§ 35

22S

IND/DEM

 

-

 

§ 38

23S

IND/DEM

 

-

 

§ 39

24

IND/DEM

 

-

 

§ 42

25

IND/DEM

 

-

 

stemming: resolutie (als geheel)

HS

+

393, 97, 29

Verzoeken om hoofdelijke stemming

GUE/NGL: eindstemming

Diversen:

Over de amendementen 1 tot 21 werd en bloc gestemd.

16.   Informatiemaatschappij

Verslag: TRAUTMANN (A6-0172/2005)

Betreft

Am. nr.

van

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

§ 5, na streepje 5

1

GUE/NGL:

ES

-

178, 219, 8

§ 8, na streepje 6

2

GUE/NGL:

 

+

 

stemming: resolutie (als geheel)

 

+

 


BIJLAGE II

UITSLAG VAN DE HOOFDELIJKE STEMMINGEN

1.   Verslag Gargani A6-0189/2005

Voor: 490

ALDE: Alvaro, Andria, Attwooll, Beaupuy, Birutis, Bonino, Bourlanges, Bowles, Budreikaitė, Busk, Chatzimarkakis, Cocilovo, Cornillet, Davies, Degutis, Deprez, Drčar Murko, Duff, Duquesne, Ek, Fourtou, Gentvilas, Geremek, Gibault, Hall, Hennis-Plasschaert, in 't Veld, Jensen, Juknevičienė, Karim, Klinz, Krahmer, Kułakowski, Lax, Letta, Lynne, Maaten, Malmström, Manders, Matsakis, Mulder, Newton Dunn, Neyts-Uyttebroeck, Onyszkiewicz, Ortuondo Larrea, Pistelli, Prodi, Resetarits, Ries, Riis-Jørgensen, Samuelsen, Schuth, Staniszewska, Starkevičiūtė, Sterckx, Szent-Iványi, Takkula, Toia, Väyrynen, Virrankoski, Wallis, Watson

GUE/NGL: Adamou, Agnoletto, Guidoni, Kaufmann, Markov, Maštálka, Musacchio, Papadimoulis, Pflüger, Ransdorf, Rizzo, Seppänen, Triantaphyllides, Uca, Verges, Wurtz, Zimmer

IND/DEM: Belder, Blokland

NI: Battilocchio, Czarnecki Marek Aleksander, Czarnecki Ryszard, De Michelis, Helmer, Masiel, Mussolini, Rivera, Romagnoli, Rutowicz

PPE-DE: Albertini, Andrikienė, Antoniozzi, Ashworth, Atkins, Audy, Ayuso González, Bachelot-Narquin, Barsi-Pataky, Bauer, Beazley, Becsey, Belet, Berend, Böge, Bowis, Bradbourn, Brepoels, Březina, Brok, Bushill-Matthews, Buzek, Cabrnoch, Callanan, Carollo, Casa, Caspary, Castiglione, del Castillo Vera, Cederschiöld, Cesa, Chichester, Chmielewski, Coelho, Daul, Demetriou, Deva, De Veyrac, Díaz de Mera García Consuegra, Dimitrakopoulos, Dionisi, Doorn, Dover, Doyle, Duchoň, Duka-Zólyomi, Ehler, Elles, Esteves, Eurlings, Fajmon, Fatuzzo, Fernández Martín, Fjellner, Fontaine, Fraga Estévez, Gahler, Gál, Gaľa, Galeote Quecedo, García-Margallo y Marfil, Gargani, Garriga Polledo, Gaubert, Gauzès, Gawronski, Gklavakis, Glattfelder, Goepel, Graça Moura, de Grandes Pascual, Grosch, Grossetête, Gutiérrez-Cortines, Gyürk, Handzlik, Harbour, Heaton-Harris, Hennicot-Schoepges, Herranz García, Hieronymi, Higgins, Hökmark, Hudacký, Hybášková, Ibrisagic, Itälä, Iturgaiz Angulo, Jackson, Jałowiecki, Járóka, Jeggle, Jordan Cizelj, Kaczmarek, Kamall, Karas, Kasoulides, Kauppi, Kirkhope, Klamt, Klich, Koch, Korhola, Kratsa-Tsagaropoulou, Kudrycka, Kušķis, Kuźmiuk, Lamassoure, Langen, Langendries, Lauk, Lehne, Lombardo, López-Istúriz White, Lulling, Maat, McGuinness, McMillan-Scott, Mann Thomas, Martens, Mato Adrover, Mauro, Mavrommatis, Mayor Oreja, Méndez de Vigo, Mikolášik, Millán Mon, Mitchell, Montoro Romero, Nassauer, Niebler, van Nistelrooij, Novak, Olajos, Olbrycht, Oomen-Ruijten, Őry, Pack, Pálfi, Panayotopoulos-Cassiotou, Papastamkos, Parish, Pinheiro, Piskorski, Pleštinská, Podkański, Poettering, Pomés Ruiz, Protasiewicz, Purvis, Queiró, Quisthoudt-Rowohl, Radwan, Roithová, Rudi Ubeda, Rübig, Saïfi, Salafranca Sánchez-Neyra, Samaras, Sartori, Saryusz-Wolski, Schierhuber, Schmitt Pál, Schnellhardt, Schöpflin, Schröder, Schwab, Seeber, Seeberg, Siekierski, Silva Peneda, Škottová, Šťastný, Stenzel, Strejček, Stubb, Sturdy, Sudre, Sumberg, Surján, Szájer, Tajani, Tannock, Thyssen, Toubon, Trakatellis, Ulmer, Vakalis, Varvitsiotis, Vatanen, Ventre, Vernola, Vidal-Quadras Roca, Vlasák, Weber Manfred, Weisgerber, Wojciechowski, Wortmann-Kool, Wuermeling, Zahradil, Zaleski, Zappalà, Zvěřina, Zwiefka

PSE: Arif, Arnaoutakis, Assis, Attard-Montalto, Badía i Cutchet, Barón Crespo, Batzeli, Beglitis, Berès, van den Berg, Berger, Berlinguer, Berman, Bösch, Bourzai, Bozkurt, van den Burg, Busquin, Calabuig Rull, Capoulas Santos, Carlotti, Carnero González, Casaca, Cashman, Cercas, Christensen, Corbett, Corbey, Correia, De Keyser, De Rossa, Désir, De Vits, Díez González, Dobolyi, Douay, El Khadraoui, Estrela, Ettl, Evans Robert, Falbr, Fava, Fazakas, Fernandes, Ferreira Elisa, Ford, García Pérez, Gebhardt, Geringer de Oedenberg, Gierek, Gill, Goebbels, Golik, Grabowska, Grech, Gröner, Gurmai, Guy-Quint, Hänsch, Harangozó, Hasse Ferreira, Hazan, Hedh, Hedkvist Petersen, Hegyi, Herczog, Honeyball, Howitt, Hughes, Jørgensen, Kindermann, Kinnock, Kósáné Kovács, Koterec, Krehl, Kreissl-Dörfler, Lehtinen, Leichtfried, Leinen, Liberadzki, Locatelli, McAvan, McCarthy, Madeira, Maňka, Mann Erika, Martin David, Martínez Martínez, Masip Hidalgo, Mastenbroek, Matsouka, Medina Ortega, Menéndez del Valle, Miguélez Ramos, Mikko, Moraes, Moreno Sánchez, Morgan, Moscovici, Muscat, Myller, Napoletano, Obiols i Germà, Paasilinna, Paleckis, Panzeri, Patrie, Peillon, Pittella, Pleguezuelos Aguilar, Poignant, Prets, Rasmussen, Reynaud, Rosati, Rothe, Rouček, Roure, Sacconi, Sakalas, Salinas García, Sánchez Presedo, dos Santos, Schapira, Scheele, Schulz, Segelström, Sifunakis, Siwiec, Skinner, Sornosa Martínez, Stihler, Swoboda, Szejna, Tabajdi, Tarabella, Titley, Tzampazi, Valenciano Martínez-Orozco, Van Lancker, Vincenzi, Walter, Weiler, Westlund, Whitehead, Wiersma, Wynn, Yañez-Barnuevo García, Zani

UEN: Aylward, Berlato, Camre, Crowley, Didžiokas, La Russa, Muscardini, Musumeci, Ó Neachtain, Ryan, Tatarella

Verts/ALE: Aubert, Auken, Bennahmias, Buitenweg, Cramer, Evans Jillian, Flautre, Frassoni, de Groen-Kouwenhoven, Hammerstein Mintz, Harms, Hassi, Horáček, Hudghton, Isler Béguin, Jonckheer, Kallenbach, Kusstatscher, Lagendijk, Lambert, Lichtenberger, Lipietz, Lucas, Özdemir, Onesta, Romeva i Rueda, Rühle, Schmidt, Schroedter, Smith, Staes, Trüpel, Turmes, Voggenhuber, Ždanoka

Tegen: 55

GUE/NGL: Figueiredo, Guerreiro, Liotard, Meijer, Strož, Svensson

IND/DEM: Batten, Bloom, Bonde, Booth, Borghezio, Chruszcz, Clark, Coûteaux, Farage, Giertych, Goudin, Grabowski, Knapman, Krupa, Louis, Lundgren, Nattrass, Pęk, Piotrowski, Rogalski, Salvini, Speroni, Titford, Tomczak, Whittaker, Wise

NI: Claeys, Dillen, Lang, Le Rachinel, Martin Hans-Peter, Martinez, Mote, Schenardi, Vanhecke

PPE-DE: Deß, Friedrich, Gomolka, Gräßle, Lechner, Liese, Mayer, Posselt, Sommer, Wieland

PSE: Cottigny, Kuc

UEN: Szymański

Verts/ALE: Schlyter

Onthoudingen: 42

ALDE: Cavada, Harkin, Morillon, Nicholson of Winterbourne

GUE/NGL: de Brún, Flasarová, Kohlíček, McDonald, Pafilis, Portas, Remek, Toussas

NI: Allister, Bobošíková, Kozlík

PPE-DE: Ebner, Guellec, Hoppenstedt, Konrad, Landsbergis, Laschet, Pieper, Reul, Ribeiro e Castro, Schmitt Ingo, Stevenson, von Wogau, Zatloukal, Zieleniec

PSE: Ferreira Anne, Le Foll, Lienemann, Pahor, Roth-Behrendt, Trautmann, Vaugrenard, Vergnaud

UEN: Fotyga, Janowski, Kamiński, Roszkowski

Verts/ALE: Breyer

2.   Verslag Gargani A6-0189/2005

Voor: 499

ALDE: Alvaro, Andria, Attwooll, Beaupuy, Birutis, Bonino, Bourlanges, Bowles, Budreikaitė, Busk, Chatzimarkakis, Cocilovo, Cornillet, Davies, Degutis, Deprez, Drčar Murko, Duff, Duquesne, Ek, Fourtou, Gentvilas, Geremek, Gibault, Hall, Harkin, Hennis-Plasschaert, in 't Veld, Jensen, Juknevičienė, Karim, Klinz, Krahmer, Kułakowski, Lax, Letta, Lynne, Maaten, Malmström, Manders, Matsakis, Mulder, Newton Dunn, Neyts-Uyttebroeck, Onyszkiewicz, Ortuondo Larrea, Pannella, Pistelli, Prodi, Ries, Riis-Jørgensen, Samuelsen, Schuth, Staniszewska, Starkevičiūtė, Sterckx, Szent-Iványi, Takkula, Toia, Väyrynen, Virrankoski, Wallis, Watson

GUE/NGL: Kaufmann, Pflüger, Rizzo, Zimmer

IND/DEM: Belder, Blokland, Borghezio, Chruszcz, Giertych, Grabowski, Krupa, Pęk, Piotrowski, Salvini, Speroni, Tomczak

NI: Allister, Battilocchio, Czarnecki Marek Aleksander, De Michelis, Helmer, Masiel, Mussolini, Rivera

PPE-DE: Albertini, Andrikienė, Antoniozzi, Ashworth, Atkins, Audy, Ayuso González, Bachelot-Narquin, Barsi-Pataky, Bauer, Beazley, Becsey, Belet, Berend, Böge, Bonsignore, Bowis, Bradbourn, Brepoels, Březina, Brok, Bushill-Matthews, Buzek, Cabrnoch, Callanan, Carollo, Casa, Caspary, Castiglione, del Castillo Vera, Cederschiöld, Cesa, Chichester, Chmielewski, Coelho, Daul, Demetriou, Deß, Deva, De Veyrac, Díaz de Mera García Consuegra, Dimitrakopoulos, Dionisi, Doorn, Dover, Doyle, Duchoň, Duka-Zólyomi, Ehler, Elles, Esteves, Eurlings, Fajmon, Fatuzzo, Fernández Martín, Fjellner, Florenz, Fontaine, Fraga Estévez, Gahler, Gál, Gaľa, Galeote Quecedo, García-Margallo y Marfil, Gargani, Garriga Polledo, Gaubert, Gauzès, Gawronski, Gklavakis, Glattfelder, Goepel, Gomolka, Graça Moura, Gräßle, de Grandes Pascual, Grosch, Grossetête, Guellec, Gutiérrez-Cortines, Gyürk, Handzlik, Harbour, Heaton-Harris, Hennicot-Schoepges, Herranz García, Hieronymi, Higgins, Hökmark, Hudacký, Hybášková, Ibrisagic, Itälä, Iturgaiz Angulo, Jackson, Járóka, Jeggle, Jordan Cizelj, Kaczmarek, Kamall, Karas, Kasoulides, Kauppi, Kirkhope, Klamt, Klich, Koch, Korhola, Kratsa-Tsagaropoulou, Kudrycka, Kušķis, Kuźmiuk, Lamassoure, Langen, Langendries, Lauk, Lechner, Lehne, Liese, Lombardo, López-Istúriz White, Lulling, Maat, McGuinness, McMillan-Scott, Mann Thomas, Martens, Mato Adrover, Mauro, Mavrommatis, Mayer, Mayor Oreja, Méndez de Vigo, Mikolášik, Millán Mon, Mitchell, Montoro Romero, Nassauer, Niebler, van Nistelrooij, Novak, Olajos, Olbrycht, Oomen-Ruijten, Őry, Pack, Pálfi, Panayotopoulos-Cassiotou, Papastamkos, Parish, Pinheiro, Piskorski, Pleštinská, Podkański, Poettering, Pomés Ruiz, Posselt, Protasiewicz, Purvis, Queiró, Quisthoudt-Rowohl, Radwan, Reul, Roithová, Rudi Ubeda, Rübig, Saïfi, Salafranca Sánchez-Neyra, Samaras, Sartori, Saryusz-Wolski, Schierhuber, Schmitt Pál, Schöpflin, Schröder, Schwab, Seeber, Seeberg, Siekierski, Silva Peneda, Škottová, Sommer, Šťastný, Stenzel, Strejček, Stubb, Sturdy, Sudre, Sumberg, Surján, Szájer, Tajani, Tannock, Thyssen, Toubon, Trakatellis, Ulmer, Vakalis, Varvitsiotis, Vatanen, Ventre, Vernola, Vidal-Quadras Roca, Vlasák, Weber Manfred, Weisgerber, Wieland, Wijkman, von Wogau, Wojciechowski, Wortmann-Kool, Wuermeling, Zahradil, Zaleski, Zappalà, Zvěřina, Zwiefka

PSE: Arif, Arnaoutakis, Assis, Attard-Montalto, Badía i Cutchet, Barón Crespo, Batzeli, Beglitis, Berès, van den Berg, Berger, Berlinguer, Berman, Bösch, Bourzai, Bozkurt, van den Burg, Busquin, Calabuig Rull, Capoulas Santos, Carlotti, Carnero González, Casaca, Cashman, Cercas, Christensen, Corbett, Corbey, Correia, De Keyser, De Rossa, Désir, De Vits, Díez González, Dobolyi, Douay, El Khadraoui, Estrela, Ettl, Evans Robert, Falbr, Fava, Fazakas, Fernandes, Ferreira Elisa, Ford, García Pérez, Gebhardt, Geringer de Oedenberg, Gierek, Gill, Goebbels, Golik, Grabowska, Gröner, Gurmai, Guy-Quint, Hänsch, Harangozó, Hasse Ferreira, Hazan, Hedh, Hedkvist Petersen, Hegyi, Herczog, Honeyball, Howitt, Hughes, Jørgensen, Kindermann, Kinnock, Kósáné Kovács, Koterec, Krehl, Kreissl-Dörfler, Kuc, Lehtinen, Leinen, Liberadzki, Locatelli, McAvan, McCarthy, Madeira, Maňka, Mann Erika, Martin David, Martínez Martínez, Masip Hidalgo, Mastenbroek, Matsouka, Medina Ortega, Menéndez del Valle, Miguélez Ramos, Mikko, Moraes, Moreno Sánchez, Morgan, Moscovici, Muscat, Myller, Napoletano, Obiols i Germà, Paasilinna, Paleckis, Panzeri, Patrie, Peillon, Pittella, Pleguezuelos Aguilar, Poignant, Prets, Rasmussen, Reynaud, Riera Madurell, Rosati, Rothe, Rouček, Roure, Sacconi, Sakalas, Salinas García, Sánchez Presedo, Santoro, dos Santos, Schapira, Scheele, Schulz, Segelström, Sifunakis, Siwiec, Skinner, Sornosa Martínez, Stihler, Swoboda, Szejna, Tabajdi, Tarabella, Titley, Tzampazi, Valenciano Martínez-Orozco, Van Lancker, Vincenzi, Walter, Weiler, Westlund, Whitehead, Wiersma, Wynn, Yañez-Barnuevo García, Zani

UEN: Aylward, Berlato, Camre, Crowley, Didžiokas, La Russa, Muscardini, Musumeci, Ó Neachtain, Ryan, Tatarella

Verts/ALE: Aubert, Auken, Bennahmias, Buitenweg, Cohn-Bendit, Cramer, Evans Jillian, Flautre, Frassoni, de Groen-Kouwenhoven, Hammerstein Mintz, Harms, Hassi, Horáček, Hudghton, Isler Béguin, Jonckheer, Kallenbach, Kusstatscher, Lagendijk, Lambert, Lipietz, Lucas, Özdemir, Onesta, Romeva i Rueda, Rühle, Schmidt, Schroedter, Smith, Staes, Trüpel, Voggenhuber, Ždanoka

Tegen: 33

GUE/NGL: Adamou, Agnoletto, de Brún, Figueiredo, Guerreiro, Guidoni, Liotard, McDonald, Markov, Maštálka, Meijer, Musacchio, Papadimoulis, Portas, Ransdorf, Seppänen, Strož, Svensson, Triantaphyllides, Uca, Verges, Wurtz

IND/DEM: Bonde, Goudin, Lundgren

NI: Bobošíková, Martin Hans-Peter, Mote

PPE-DE: Friedrich, Schnellhardt

PSE: Cottigny

UEN: Szymański

Verts/ALE: Schlyter

Onthoudingen: 65

ALDE: Cavada, Morillon, Nicholson of Winterbourne, Resetarits

GUE/NGL: Flasarová, Kohlíček, Pafilis, Remek, Toussas

IND/DEM: Batten, Bloom, Booth, Clark, Coûteaux, Farage, Knapman, Louis, Nattrass, Rogalski, Titford, Whittaker, Wise

NI: Baco, Claeys, Czarnecki Ryszard, Dillen, Kozlík, Lang, Le Rachinel, Martinez, Romagnoli, Rutowicz, Schenardi, Vanhecke

PPE-DE: Ebner, Hoppenstedt, Jałowiecki, Konrad, Landsbergis, Laschet, Pieper, Ribeiro e Castro, Schmitt Ingo, Sonik, Stevenson, Zatloukal, Zieleniec

PSE: Ferreira Anne, Fruteau, Grech, Le Foll, Leichtfried, Lienemann, Pahor, Roth-Behrendt, Trautmann, Vaugrenard, Vergnaud

UEN: Fotyga, Janowski, Kamiński, Roszkowski

Verts/ALE: Breyer, Lichtenberger, Turmes

3.   Verslag Gargani A6-0189/2005

Voor: 99

GUE/NGL: Adamou, Agnoletto, de Brún, Liotard, McDonald, Markov, Maštálka, Meijer, Musacchio, Papadimoulis, Pflüger, Portas, Ransdorf, Seppänen, Triantaphyllides, Uca, Verges, Wurtz, Zimmer

IND/DEM: Borghezio, Chruszcz, Giertych, Grabowski, Krupa, Pęk, Piotrowski, Salvini, Speroni

NI: Claeys, Dillen, Mussolini, Vanhecke

PPE-DE: Brepoels, Doyle, Liese

PSE: van den Berg, Berman, Bozkurt, van den Burg, Corbey, Désir, Gill, McAvan, Mann Erika, Mastenbroek, Mikko, Napoletano, Pleguezuelos Aguilar, Poignant, Rasmussen, Siwiec

UEN: Aylward, Crowley, Didžiokas, Fotyga, Janowski, Kamiński, Ó Neachtain, Roszkowski, Ryan

Verts/ALE: Aubert, Auken, Beer, Bennahmias, Breyer, Buitenweg, Cohn-Bendit, Cramer, Evans Jillian, Flautre, Frassoni, de Groen-Kouwenhoven, Hammerstein Mintz, Harms, Hassi, Horáček, Hudghton, Isler Béguin, Jonckheer, Kallenbach, Kusstatscher, Lagendijk, Lambert, Lichtenberger, Lipietz, Lucas, Özdemir, Onesta, Romeva i Rueda, Rühle, Schlyter, Schmidt, Schroedter, Smith, Staes, Trüpel, Turmes, Voggenhuber, Ždanoka

Tegen: 440

ALDE: Alvaro, Andria, Attwooll, Beaupuy, Birutis, Bonino, Bourlanges, Bowles, Budreikaitė, Busk, Chatzimarkakis, Cocilovo, Cornillet, Degutis, Deprez, Drčar Murko, Duff, Duquesne, Ek, Fourtou, Gentvilas, Geremek, Gibault, Hall, Harkin, Hennis-Plasschaert, in 't Veld, Jensen, Juknevičienė, Karim, Klinz, Krahmer, Kułakowski, Lax, Letta, Lynne, Maaten, Malmström, Manders, Matsakis, Mulder, Newton Dunn, Neyts-Uyttebroeck, Onyszkiewicz, Ortuondo Larrea, Pannella, Pistelli, Prodi, Ries, Riis-Jørgensen, Samuelsen, Schuth, Staniszewska, Starkevičiūtė, Sterckx, Szent-Iványi, Takkula, Toia, Väyrynen, Virrankoski, Wallis, Watson

GUE/NGL: Kohlíček, Strož, Svensson

IND/DEM: Batten, Belder, Blokland, Bloom, Booth, Clark, Farage, Goudin, Knapman, Lundgren, Nattrass, Titford, Tomczak, Whittaker, Wise

NI: Allister, Battilocchio, Czarnecki Marek Aleksander, Czarnecki Ryszard, De Michelis, Lang, Le Rachinel, Martinez, Masiel, Romagnoli, Rutowicz, Schenardi

PPE-DE: Albertini, Andrikienė, Antoniozzi, Ashworth, Atkins, Audy, Ayuso González, Bachelot-Narquin, Barsi-Pataky, Bauer, Beazley, Becsey, Belet, Berend, Böge, Bowis, Bradbourn, Březina, Brok, Bushill-Matthews, Buzek, Cabrnoch, Carollo, Casa, Caspary, Castiglione, del Castillo Vera, Cederschiöld, Cesa, Chichester, Chmielewski, Coelho, Daul, Demetriou, Deß, Deva, De Veyrac, Díaz de Mera García Consuegra, Dimitrakopoulos, Dionisi, Doorn, Dover, Duchoň, Duka-Zólyomi, Ehler, Elles, Esteves, Eurlings, Fajmon, Fatuzzo, Fernández Martín, Fjellner, Florenz, Fontaine, Fraga Estévez, Friedrich, Gahler, Gál, Gaľa, Galeote Quecedo, García-Margallo y Marfil, Gargani, Garriga Polledo, Gaubert, Gauzès, Gklavakis, Glattfelder, Goepel, Gomolka, Graça Moura, Gräßle, de Grandes Pascual, Grossetête, Guellec, Gutiérrez-Cortines, Gyürk, Handzlik, Harbour, Hennicot-Schoepges, Herranz García, Hieronymi, Higgins, Hökmark, Hoppenstedt, Hudacký, Hybášková, Ibrisagic, Itälä, Iturgaiz Angulo, Jackson, Jałowiecki, Járóka, Jeggle, Jordan Cizelj, Kaczmarek, Kamall, Karas, Kasoulides, Kauppi, Kirkhope, Klich, Koch, Korhola, Kratsa-Tsagaropoulou, Kudrycka, Kušķis, Kuźmiuk, Lamassoure, Langen, Langendries, Lauk, Lechner, Lehne, Lombardo, López-Istúriz White, Lulling, Maat, McGuinness, McMillan-Scott, Mann Thomas, Martens, Mato Adrover, Mauro, Mavrommatis, Mayer, Mayor Oreja, Méndez de Vigo, Mikolášik, Millán Mon, Mitchell, Montoro Romero, Nassauer, Niebler, van Nistelrooij, Novak, Olajos, Olbrycht, Oomen-Ruijten, Őry, Pack, Pálfi, Panayotopoulos-Cassiotou, Papastamkos, Parish, Pinheiro, Piskorski, Pleštinská, Podkański, Poettering, Pomés Ruiz, Posselt, Protasiewicz, Purvis, Queiró, Quisthoudt-Rowohl, Radwan, Reul, Roithová, Rudi Ubeda, Rübig, Saïfi, Salafranca Sánchez-Neyra, Samaras, Sartori, Saryusz-Wolski, Schierhuber, Schmitt Pál, Schöpflin, Schröder, Schwab, Seeber, Seeberg, Siekierski, Silva Peneda, Škottová, Šťastný, Stenzel, Strejček, Stubb, Sturdy, Sudre, Sumberg, Surján, Szájer, Tajani, Tannock, Thyssen, Toubon, Trakatellis, Ulmer, Vakalis, Varvitsiotis, Vatanen, Ventre, Vernola, Vidal-Quadras Roca, Vlasák, Weber Manfred, Weisgerber, Wieland, Wijkman, von Wogau, Wojciechowski, Wortmann-Kool, Wuermeling, Zahradil, Zaleski, Zappalà, Zvěřina, Zwiefka

PSE: Arif, Arnaoutakis, Assis, Attard-Montalto, Badía i Cutchet, Barón Crespo, Batzeli, Beglitis, Berès, Berger, Berlinguer, Bösch, Bourzai, Busquin, Calabuig Rull, Capoulas Santos, Carlotti, Carnero González, Casaca, Cashman, Cercas, Christensen, Corbett, Correia, Cottigny, De Keyser, De Rossa, Díez González, Dobolyi, Douay, Estrela, Ettl, Evans Robert, Falbr, Fava, Fazakas, Fernandes, Ferreira Elisa, Ford, Fruteau, García Pérez, Gebhardt, Geringer de Oedenberg, Gierek, Goebbels, Golik, Grabowska, Gröner, Gurmai, Guy-Quint, Hänsch, Harangozó, Hasse Ferreira, Hazan, Hedh, Hedkvist Petersen, Hegyi, Herczog, Honeyball, Howitt, Hughes, Jørgensen, Kindermann, Kinnock, Kósáné Kovács, Koterec, Krehl, Kreissl-Dörfler, Kuc, Lehtinen, Leichtfried, Leinen, Liberadzki, Locatelli, McCarthy, Madeira, Maňka, Martin David, Martínez Martínez, Masip Hidalgo, Matsouka, Medina Ortega, Menéndez del Valle, Miguélez Ramos, Moraes, Moreno Sánchez, Morgan, Moscovici, Myller, Obiols i Germà, Paasilinna, Paleckis, Panzeri, Patrie, Peillon, Pittella, Prets, Riera Madurell, Rosati, Roth-Behrendt, Rothe, Rouček, Sacconi, Sakalas, Salinas García, Sánchez Presedo, Santoro, dos Santos, Schapira, Scheele, Schulz, Segelström, Sifunakis, Skinner, Sornosa Martínez, Stihler, Swoboda, Szejna, Tabajdi, Titley, Tzampazi, Valenciano Martínez-Orozco, Vincenzi, Walter, Weber Henri, Weiler, Westlund, Whitehead, Wynn, Yañez-Barnuevo García, Zani

UEN: Berlato, Camre, La Russa, Muscardini, Musumeci, Szymański, Tatarella

Onthoudingen: 57

ALDE: Cavada, Davies, Morillon, Nicholson of Winterbourne, Resetarits

GUE/NGL: Figueiredo, Flasarová, Guerreiro, Guidoni, Kaufmann, Pafilis, Remek, Rizzo, Toussas

IND/DEM: Bonde, Coûteaux, Louis, Rogalski

NI: Baco, Bobošíková, Helmer, Kozlík, Martin Hans-Peter, Mote, Rivera

PPE-DE: Callanan, Ebner, Gawronski, Grosch, Heaton-Harris, Konrad, Landsbergis, Laschet, Pieper, Ribeiro e Castro, Schmitt Ingo, Sommer, Sonik, Stevenson, Zatloukal, Zieleniec

PSE: De Vits, El Khadraoui, Ferreira Anne, Grech, Le Foll, Lienemann, Muscat, Pahor, Reynaud, Roure, Tarabella, Trautmann, Van Lancker, Vaugrenard, Vergnaud, Wiersma

4.   Verslag Gargani A6-0189/2005

Voor: 516

ALDE: Alvaro, Andria, Attwooll, Beaupuy, Birutis, Bonino, Bourlanges, Bowles, Budreikaitė, Busk, Chatzimarkakis, Cocilovo, Cornillet, Davies, Degutis, Deprez, Drčar Murko, Duff, Duquesne, Ek, Fourtou, Gentvilas, Geremek, Gibault, Hall, Harkin, Hennis-Plasschaert, in 't Veld, Jensen, Juknevičienė, Karim, Klinz, Krahmer, Kułakowski, Lax, Letta, Lynne, Maaten, Malmström, Manders, Matsakis, Mulder, Newton Dunn, Neyts-Uyttebroeck, Onyszkiewicz, Ortuondo Larrea, Pannella, Pistelli, Prodi, Resetarits, Ries, Riis-Jørgensen, Samuelsen, Schuth, Staniszewska, Starkevičiūtė, Sterckx, Szent-Iványi, Takkula, Toia, Väyrynen, Virrankoski, Wallis, Watson

GUE/NGL: Adamou, Agnoletto, de Brún, Figueiredo, Guerreiro, Kaufmann, McDonald, Markov, Maštálka, Musacchio, Pafilis, Papadimoulis, Pflüger, Portas, Ransdorf, Rizzo, Seppänen, Toussas, Triantaphyllides, Uca, Verges, Wurtz, Zimmer

IND/DEM: Belder, Blokland, Borghezio, Chruszcz, Giertych, Grabowski, Pęk, Salvini, Speroni

NI: Allister, Battilocchio, De Michelis, Helmer, Lang, Le Rachinel, Martinez, Mussolini, Rivera, Romagnoli, Schenardi

PPE-DE: Albertini, Andrikienė, Antoniozzi, Ashworth, Atkins, Audy, Ayuso González, Bachelot-Narquin, Barsi-Pataky, Bauer, Beazley, Becsey, Belet, Berend, Böge, Bonsignore, Bowis, Bradbourn, Brepoels, Březina, Brok, Bushill-Matthews, Buzek, Cabrnoch, Callanan, Carollo, Casa, Caspary, Castiglione, del Castillo Vera, Cederschiöld, Cesa, Chichester, Chmielewski, Coelho, Daul, Demetriou, Deß, Deva, De Veyrac, Díaz de Mera García Consuegra, Dimitrakopoulos, Dionisi, Doorn, Dover, Doyle, Duchoň, Duka-Zólyomi, Ehler, Elles, Esteves, Eurlings, Fajmon, Fatuzzo, Fernández Martín, Fjellner, Fontaine, Fraga Estévez, Friedrich, Gahler, Gál, Gaľa, Galeote Quecedo, García-Margallo y Marfil, Gargani, Garriga Polledo, Gaubert, Gauzès, Gawronski, Gklavakis, Glattfelder, Goepel, Gomolka, Graça Moura, Gräßle, de Grandes Pascual, Grosch, Grossetête, Guellec, Gutiérrez-Cortines, Gyürk, Handzlik, Harbour, Heaton-Harris, Hennicot-Schoepges, Herranz García, Hieronymi, Higgins, Hökmark, Hudacký, Hybášková, Ibrisagic, Itälä, Iturgaiz Angulo, Jackson, Jałowiecki, Járóka, Jeggle, Jordan Cizelj, Kaczmarek, Kamall, Karas, Kasoulides, Kauppi, Kirkhope, Klamt, Klich, Koch, Korhola, Kratsa-Tsagaropoulou, Kudrycka, Kušķis, Kuźmiuk, Lamassoure, Langen, Langendries, Lauk, Lechner, Lehne, Liese, Lombardo, López-Istúriz White, Lulling, Maat, McGuinness, McMillan-Scott, Mann Thomas, Martens, Mato Adrover, Mauro, Mavrommatis, Mayer, Mayor Oreja, Méndez de Vigo, Mikolášik, Millán Mon, Mitchell, Montoro Romero, Nassauer, Niebler, van Nistelrooij, Novak, Olajos, Olbrycht, Oomen-Ruijten, Őry, Pack, Pálfi, Panayotopoulos-Cassiotou, Papastamkos, Parish, Pinheiro, Piskorski, Podkański, Poettering, Pomés Ruiz, Posselt, Protasiewicz, Purvis, Queiró, Quisthoudt-Rowohl, Radwan, Roithová, Rudi Ubeda, Rübig, Saïfi, Salafranca Sánchez-Neyra, Samaras, Sartori, Saryusz-Wolski, Schierhuber, Schmitt Ingo, Schmitt Pál, Schnellhardt, Schöpflin, Schröder, Schwab, Seeber, Seeberg, Siekierski, Silva Peneda, Škottová, Sommer, Šťastný, Stenzel, Strejček, Stubb, Sturdy, Sudre, Sumberg, Surján, Szájer, Tajani, Tannock, Thyssen, Toubon, Trakatellis, Ulmer, Vakalis, Varvitsiotis, Vatanen, Ventre, Vernola, Vidal-Quadras Roca, Vlasák, Weber Manfred, Weisgerber, Wijkman, von Wogau, Wojciechowski, Wortmann-Kool, Wuermeling, Zahradil, Zaleski, Zappalà, Zvěřina, Zwiefka

PSE: Arif, Arnaoutakis, Assis, Attard-Montalto, Badía i Cutchet, Barón Crespo, Batzeli, Beglitis, van den Berg, Berger, Berlinguer, Berman, Bösch, Bourzai, Bozkurt, van den Burg, Busquin, Calabuig Rull, Capoulas Santos, Carlotti, Carnero González, Casaca, Cashman, Cercas, Christensen, Corbett, Corbey, Correia, De Keyser, De Rossa, Désir, De Vits, Díez González, Dobolyi, Douay, El Khadraoui, Estrela, Ettl, Evans Robert, Falbr, Fava, Fazakas, Fernandes, Ferreira Elisa, Ford, García Pérez, Gebhardt, Geringer de Oedenberg, Gierek, Gill, Goebbels, Golik, Grabowska, Grech, Gröner, Gurmai, Guy-Quint, Hänsch, Harangozó, Hasse Ferreira, Hedh, Hedkvist Petersen, Hegyi, Herczog, Honeyball, Howitt, Hughes, Jørgensen, Kindermann, Kinnock, Kósáné Kovács, Koterec, Krehl, Kreissl-Dörfler, Kuc, Lehtinen, Locatelli, McAvan, McCarthy, Madeira, Maňka, Mann Erika, Martin David, Martínez Martínez, Masip Hidalgo, Mastenbroek, Matsouka, Medina Ortega, Menéndez del Valle, Miguélez Ramos, Mikko, Moraes, Moreno Sánchez, Morgan, Moscovici, Muscat, Napoletano, Obiols i Germà, Paasilinna, Paleckis, Panzeri, Patrie, Peillon, Pittella, Pleguezuelos Aguilar, Poignant, Prets, Rasmussen, Reynaud, Riera Madurell, Rosati, Roth-Behrendt, Rothe, Rouček, Sacconi, Sakalas, Salinas García, Sánchez Presedo, Santoro, dos Santos, Scheele, Schulz, Segelström, Sifunakis, Siwiec, Skinner, Sornosa Martínez, Stihler, Swoboda, Szejna, Tabajdi, Tarabella, Titley, Tzampazi, Valenciano Martínez-Orozco, Van Lancker, Vincenzi, Walter, Weber Henri, Weiler, Westlund, Whitehead, Wiersma, Wynn, Yañez-Barnuevo García, Zani

UEN: Aylward, Berlato, Camre, Crowley, Didžiokas, La Russa, Muscardini, Musumeci, Ó Neachtain, Ryan, Szymański, Tatarella

Verts/ALE: Aubert, Auken, Bennahmias, Breyer, Buitenweg, Cohn-Bendit, Cramer, Evans Jillian, Flautre, Frassoni, Hammerstein Mintz, Harms, Hassi, Horáček, Hudghton, Isler Béguin, Jonckheer, Kallenbach, Kusstatscher, Lagendijk, Lambert, Lipietz, Lucas, Özdemir, Onesta, Romeva i Rueda, Rühle, Schmidt, Schroedter, Smith, Staes, Trüpel, Turmes, Ždanoka

Tegen: 33

GUE/NGL: Flasarová, Kohlíček, Strož

IND/DEM: Batten, Bloom, Bonde, Booth, Clark, Farage, Goudin, Knapman, Krupa, Lundgren, Nattrass, Piotrowski, Titford, Tomczak, Whittaker, Wise

NI: Bobošíková, Claeys, Czarnecki Marek Aleksander, Czarnecki Ryszard, Dillen, Martin Hans-Peter, Masiel, Mote, Rutowicz, Vanhecke

PPE-DE: Pleštinská

PSE: Cottigny, Leichtfried

Verts/ALE: Schlyter

Onthoudingen: 44

ALDE: Cavada, Morillon, Nicholson of Winterbourne

GUE/NGL: Liotard, Meijer, Remek, Svensson

IND/DEM: Coûteaux, Louis, Rogalski

NI: Baco, Kozlík

PPE-DE: Ebner, Hoppenstedt, Konrad, Landsbergis, Laschet, Pieper, Reul, Ribeiro e Castro, Sonik, Stevenson, Zatloukal, Zieleniec

PSE: Ferreira Anne, Fruteau, Hazan, Le Foll, Liberadzki, Lienemann, Myller, Pahor, Roure, Schapira, Trautmann, Vaugrenard, Vergnaud

UEN: Fotyga, Janowski, Kamiński, Roszkowski

Verts/ALE: de Groen-Kouwenhoven, Lichtenberger, Voggenhuber

5.   Verslag Gargani A6-0189/2005

Voor: 502

ALDE: Alvaro, Andria, Attwooll, Beaupuy, Birutis, Bonino, Bourlanges, Bowles, Budreikaitė, Busk, Chatzimarkakis, Cocilovo, Cornillet, Costa, Degutis, Deprez, Drčar Murko, Duff, Duquesne, Ek, Fourtou, Gentvilas, Geremek, Gibault, Hall, Harkin, Hennis-Plasschaert, in 't Veld, Juknevičienė, Karim, Klinz, Krahmer, Kułakowski, Lax, Letta, Lynne, Maaten, Malmström, Manders, Matsakis, Mulder, Newton Dunn, Neyts-Uyttebroeck, Onyszkiewicz, Ortuondo Larrea, Pannella, Pistelli, Prodi, Ries, Riis-Jørgensen, Samuelsen, Schuth, Staniszewska, Starkevičiūtė, Sterckx, Szent-Iványi, Takkula, Toia, Väyrynen, Virrankoski, Wallis, Watson

GUE/NGL: Adamou, Agnoletto, Guidoni, Maštálka, Musacchio, Papadimoulis, Pflüger, Portas, Ransdorf, Rizzo, Seppänen, Triantaphyllides, Uca, Verges, Zimmer

IND/DEM: Belder, Blokland, Borghezio, Chruszcz, Giertych, Grabowski, Knapman, Louis, Salvini, Speroni, Titford, Tomczak

NI: Czarnecki Marek Aleksander, Czarnecki Ryszard, Helmer, Lang, Le Rachinel, Martinez, Masiel, Mussolini, Rivera, Romagnoli, Rutowicz, Schenardi

PPE-DE: Albertini, Andrikienė, Antoniozzi, Ashworth, Atkins, Audy, Ayuso González, Bachelot-Narquin, Barsi-Pataky, Bauer, Becsey, Belet, Berend, Böge, Bonsignore, Bowis, Bradbourn, Brepoels, Březina, Brok, Buzek, Cabrnoch, Callanan, Carollo, Casa, Caspary, Castiglione, del Castillo Vera, Cederschiöld, Cesa, Chichester, Chmielewski, Coelho, Daul, Demetriou, Deß, De Veyrac, Díaz de Mera García Consuegra, Dimitrakopoulos, Dionisi, Doorn, Dover, Doyle, Duchoň, Duka-Zólyomi, Ehler, Esteves, Eurlings, Fajmon, Fatuzzo, Fernández Martín, Fjellner, Florenz, Fontaine, Fraga Estévez, Friedrich, Gahler, Gál, Gaľa, Galeote Quecedo, García-Margallo y Marfil, Gargani, Garriga Polledo, Gaubert, Gauzès, Gawronski, Gklavakis, Glattfelder, Goepel, Gomolka, Graça Moura, Gräßle, de Grandes Pascual, Grosch, Grossetête, Gutiérrez-Cortines, Gyürk, Handzlik, Heaton-Harris, Hennicot-Schoepges, Herranz García, Hieronymi, Higgins, Hökmark, Hudacký, Hybášková, Ibrisagic, Itälä, Iturgaiz Angulo, Jackson, Jałowiecki, Járóka, Jeggle, Jordan Cizelj, Kaczmarek, Kamall, Karas, Kasoulides, Kauppi, Kirkhope, Klamt, Klich, Koch, Korhola, Kratsa-Tsagaropoulou, Kudrycka, Kušķis, Kuźmiuk, Lamassoure, Lauk, Lechner, Lehne, Liese, Lombardo, López-Istúriz White, Lulling, Maat, McGuinness, McMillan-Scott, Mann Thomas, Martens, Mato Adrover, Mauro, Mavrommatis, Mayer, Mayor Oreja, Méndez de Vigo, Mikolášik, Millán Mon, Mitchell, Montoro Romero, Nassauer, Niebler, van Nistelrooij, Novak, Olajos, Olbrycht, Oomen-Ruijten, Őry, Pack, Pálfi, Panayotopoulos-Cassiotou, Papastamkos, Parish, Pinheiro, Piskorski, Pleštinská, Podkański, Poettering, Pomés Ruiz, Posselt, Protasiewicz, Purvis, Queiró, Radwan, Reul, Roithová, Rudi Ubeda, Rübig, Saïfi, Salafranca Sánchez-Neyra, Samaras, Sartori, Saryusz-Wolski, Schierhuber, Schmitt Pál, Schöpflin, Schröder, Schwab, Seeber, Seeberg, Siekierski, Silva Peneda, Škottová, Sommer, Šťastný, Stenzel, Strejček, Stubb, Sturdy, Sudre, Sumberg, Surján, Szájer, Tajani, Tannock, Thyssen, Toubon, Trakatellis, Ulmer, Vakalis, Varvitsiotis, Vatanen, Ventre, Vernola, Vidal-Quadras Roca, Vlasák, Weber Manfred, Weisgerber, Wieland, Wijkman, von Wogau, Wojciechowski, Wortmann-Kool, Wuermeling, Zahradil, Zaleski, Zappalà, Zvěřina, Zwiefka

PSE: Arif, Arnaoutakis, Assis, Attard-Montalto, Badía i Cutchet, Barón Crespo, Batzeli, Beglitis, van den Berg, Berger, Berlinguer, Berman, Bösch, Bourzai, Bozkurt, van den Burg, Busquin, Calabuig Rull, Capoulas Santos, Carlotti, Carnero González, Casaca, Cashman, Cercas, Christensen, Corbett, Corbey, Correia, De Keyser, De Rossa, Désir, De Vits, Díez González, Dobolyi, Douay, El Khadraoui, Estrela, Ettl, Evans Robert, Falbr, Fava, Fazakas, Fernandes, Ferreira Elisa, Ford, García Pérez, Gebhardt, Geringer de Oedenberg, Gierek, Gill, Goebbels, Golik, Grabowska, Gröner, Gurmai, Guy-Quint, Hänsch, Harangozó, Hasse Ferreira, Hazan, Hedh, Hedkvist Petersen, Hegyi, Herczog, Honeyball, Howitt, Hughes, Jørgensen, Kindermann, Kinnock, Kósáné Kovács, Koterec, Krehl, Kreissl-Dörfler, Kuc, Lehtinen, Leinen, Liberadzki, Locatelli, McAvan, McCarthy, Madeira, Maňka, Mann Erika, Martin David, Martínez Martínez, Masip Hidalgo, Mastenbroek, Matsouka, Medina Ortega, Menéndez del Valle, Miguélez Ramos, Mikko, Moraes, Moreno Sánchez, Morgan, Moscovici, Muscat, Myller, Napoletano, Obiols i Germà, Paasilinna, Paleckis, Panzeri, Patrie, Peillon, Pittella, Pleguezuelos Aguilar, Poignant, Prets, Rasmussen, Reynaud, Riera Madurell, Rosati, Roth-Behrendt, Rothe, Rouček, Roure, Sacconi, Sakalas, Salinas García, Sánchez Presedo, Santoro, dos Santos, Schapira, Scheele, Schulz, Segelström, Sifunakis, Siwiec, Skinner, Sornosa Martínez, Stihler, Swoboda, Szejna, Tabajdi, Tarabella, Titley, Tzampazi, Valenciano Martínez-Orozco, Vincenzi, Weber Henri, Weiler, Whitehead, Wiersma, Wynn, Yañez-Barnuevo García, Zani

UEN: Aylward, Berlato, Camre, Crowley, Didžiokas, La Russa, Muscardini, Musumeci, Ó Neachtain, Ryan, Tatarella

Verts/ALE: Aubert, Auken, Beer, Bennahmias, Cohn-Bendit, Cramer, Evans Jillian, Frassoni, de Groen-Kouwenhoven, Hammerstein Mintz, Harms, Hassi, Horáček, Hudghton, Isler Béguin, Kallenbach, Kusstatscher, Lagendijk, Lambert, Lichtenberger, Lipietz, Lucas, Özdemir, Onesta, Rühle, Schmidt, Schroedter, Staes, Trüpel, Turmes, Voggenhuber, Ždanoka

Tegen: 22

ALDE: Resetarits

GUE/NGL: Kohlíček, Strož

IND/DEM: Bonde, Goudin, Lundgren

NI: Bobošíková, Martin Hans-Peter, Mote

PPE-DE: Beazley, Bushill-Matthews, Deva, Elles, Harbour, Hoppenstedt, Langen

PSE: Cottigny, Van Lancker

Verts/ALE: Breyer, Romeva i Rueda, Schlyter, Smith

Onthoudingen: 71

ALDE: Cavada, Davies, Morillon, Nicholson of Winterbourne

GUE/NGL: de Brún, Figueiredo, Flasarová, Guerreiro, Kaufmann, Liotard, McDonald, Markov, Meijer, Pafilis, Remek, Svensson, Toussas

IND/DEM: Batten, Bloom, Booth, Clark, Coûteaux, Farage, Krupa, Nattrass, Pęk, Piotrowski, Rogalski, Whittaker, Wise

NI: Allister, Baco, Battilocchio, Claeys, De Michelis, Dillen, Kozlík, Vanhecke

PPE-DE: Ebner, Guellec, Konrad, Landsbergis, Laschet, Pieper, Quisthoudt-Rowohl, Ribeiro e Castro, Schmitt Ingo, Schnellhardt, Sonik, Stevenson, Zatloukal, Zieleniec

PSE: Ferreira Anne, Fruteau, Grech, Jöns, Le Foll, Leichtfried, Lienemann, Pahor, Trautmann, Vaugrenard, Vergnaud

UEN: Fotyga, Janowski, Kamiński, Pirilli, Roszkowski, Szymański

Verts/ALE: Flautre, Jonckheer

6.   Verslag Gargani A6-0189/2005

Voor: 100

ALDE: Davies

GUE/NGL: Agnoletto, de Brún, Kaufmann, Liotard, McDonald, Markov, Maštálka, Meijer, Musacchio, Papadimoulis, Pflüger, Portas, Ransdorf, Seppänen, Triantaphyllides, Uca, Verges, Wurtz, Zimmer

IND/DEM: Batten, Bloom, Bonde, Booth, Clark, Farage, Goudin, Knapman, Louis, Lundgren, Nattrass, Titford, Whittaker, Wise

NI: Claeys, Czarnecki Marek Aleksander, Dillen, Martin Hans-Peter, Masiel, Mussolini, Vanhecke

PPE-DE: Brepoels, De Veyrac, Liese, Schmitt Ingo

PSE: van den Berg, Berman, Bozkurt, Bullmann, van den Burg, Corbey, Gill, Kinnock, McAvan, McCarthy, Martin David, Mastenbroek, Mikko, Santoro, Stihler, Van Lancker

Verts/ALE: Aubert, Auken, Beer, Bennahmias, Breyer, Buitenweg, Cohn-Bendit, Cramer, Evans Jillian, Flautre, Frassoni, de Groen-Kouwenhoven, Hammerstein Mintz, Harms, Hassi, Horáček, Hudghton, Isler Béguin, Jonckheer, Kallenbach, Kusstatscher, Lagendijk, Lambert, Lichtenberger, Lipietz, Lucas, Özdemir, Onesta, Romeva i Rueda, Rühle, Schlyter, Schmidt, Schroedter, Smith, Staes, Trüpel, Turmes, Voggenhuber, Ždanoka

Tegen: 434

ALDE: Alvaro, Andria, Attwooll, Beaupuy, Birutis, Bonino, Bourlanges, Bowles, Budreikaitė, Busk, Chatzimarkakis, Cocilovo, Cornillet, Costa, Degutis, Deprez, Drčar Murko, Duff, Duquesne, Ek, Fourtou, Gentvilas, Geremek, Gibault, Hall, Harkin, Hennis-Plasschaert, in 't Veld, Jensen, Juknevičienė, Karim, Klinz, Krahmer, Kułakowski, Lax, Letta, Lynne, Maaten, Malmström, Manders, Matsakis, Mulder, Newton Dunn, Neyts-Uyttebroeck, Onyszkiewicz, Ortuondo Larrea, Pannella, Pistelli, Prodi, Resetarits, Ries, Riis-Jørgensen, Samuelsen, Schuth, Staniszewska, Starkevičiūtė, Sterckx, Szent-Iványi, Takkula, Toia, Väyrynen, Virrankoski, Wallis, Watson

GUE/NGL: Kohlíček, Strož

IND/DEM: Belder, Blokland, Borghezio, Chruszcz, Giertych, Grabowski, Krupa, Pęk, Piotrowski, Rogalski, Salvini, Speroni, Tomczak

NI: Lang, Le Rachinel, Martinez, Romagnoli, Schenardi

PPE-DE: Albertini, Andrikienė, Antoniozzi, Ashworth, Atkins, Audy, Ayuso González, Bachelot-Narquin, Barsi-Pataky, Bauer, Beazley, Becsey, Belet, Berend, Böge, Bonsignore, Bowis, Bradbourn, Březina, Brok, Bushill-Matthews, Buzek, Cabrnoch, Carollo, Casa, Caspary, Castiglione, del Castillo Vera, Cederschiöld, Cesa, Chichester, Chmielewski, Coelho, Daul, Demetriou, Deß, Deva, Díaz de Mera García Consuegra, Dimitrakopoulos, Dionisi, Doorn, Dover, Doyle, Duchoň, Duka-Zólyomi, Ehler, Elles, Esteves, Eurlings, Fajmon, Fatuzzo, Fernández Martín, Fjellner, Florenz, Fontaine, Fraga Estévez, Friedrich, Gahler, Gál, Gaľa, Galeote Quecedo, García-Margallo y Marfil, Gargani, Garriga Polledo, Gaubert, Gauzès, Gklavakis, Glattfelder, Goepel, Gomolka, Graça Moura, Gräßle, de Grandes Pascual, Grosch, Grossetête, Guellec, Gutiérrez-Cortines, Gyürk, Handzlik, Harbour, Hennicot-Schoepges, Herranz García, Hieronymi, Higgins, Hökmark, Hoppenstedt, Hudacký, Hybášková, Ibrisagic, Itälä, Iturgaiz Angulo, Jackson, Jałowiecki, Járóka, Jeggle, Jordan Cizelj, Kaczmarek, Kamall, Karas, Kasoulides, Kauppi, Kirkhope, Klamt, Klich, Koch, Korhola, Kratsa-Tsagaropoulou, Kudrycka, Kušķis, Kuźmiuk, Lamassoure, Langen, Langendries, Lauk, Lechner, Lehne, Lombardo, López-Istúriz White, Lulling, Maat, McGuinness, McMillan-Scott, Mann Thomas, Martens, Mato Adrover, Mauro, Mavrommatis, Mayer, Mayor Oreja, Méndez de Vigo, Mikolášik, Millán Mon, Mitchell, Montoro Romero, Nassauer, Niebler, van Nistelrooij, Novak, Olajos, Olbrycht, Oomen-Ruijten, Őry, Pack, Pálfi, Panayotopoulos-Cassiotou, Papastamkos, Parish, Pinheiro, Piskorski, Pleštinská, Podkański, Poettering, Pomés Ruiz, Posselt, Protasiewicz, Purvis, Queiró, Radwan, Reul, Roithová, Rudi Ubeda, Rübig, Saïfi, Salafranca Sánchez-Neyra, Samaras, Sartori, Saryusz-Wolski, Schierhuber, Schmitt Pál, Schöpflin, Schröder, Schwab, Seeber, Seeberg, Siekierski, Silva Peneda, Škottová, Sommer, Šťastný, Stenzel, Strejček, Stubb, Sturdy, Sudre, Sumberg, Surján, Szájer, Tajani, Tannock, Thyssen, Toubon, Trakatellis, Ulmer, Vakalis, Varvitsiotis, Vatanen, Ventre, Vernola, Vidal-Quadras Roca, Vlasák, Weber Manfred, Weisgerber, Wieland, Wijkman, von Wogau, Wojciechowski, Wortmann-Kool, Wuermeling, Zahradil, Zaleski, Zappalà, Zvěřina, Zwiefka

PSE: Arif, Arnaoutakis, Assis, Attard-Montalto, Badía i Cutchet, Barón Crespo, Batzeli, Beglitis, Berlinguer, Bourzai, Busquin, Calabuig Rull, Capoulas Santos, Carlotti, Carnero González, Casaca, Cashman, Cercas, Christensen, Corbett, Correia, Cottigny, De Keyser, De Rossa, Désir, De Vits, Díez González, Dobolyi, Douay, El Khadraoui, Estrela, Evans Robert, Falbr, Fava, Fazakas, Fernandes, Ferreira Elisa, Fruteau, García Pérez, Gebhardt, Geringer de Oedenberg, Gierek, Goebbels, Golik, Grabowska, Gröner, Gurmai, Guy-Quint, Hänsch, Harangozó, Hasse Ferreira, Hazan, Hedh, Hedkvist Petersen, Hegyi, Herczog, Honeyball, Howitt, Hughes, Jørgensen, Kindermann, Kósáné Kovács, Koterec, Krehl, Kuc, Le Foll, Lehtinen, Leinen, Liberadzki, Locatelli, Madeira, Maňka, Mann Erika, Martínez Martínez, Masip Hidalgo, Matsouka, Medina Ortega, Menéndez del Valle, Miguélez Ramos, Moraes, Moreno Sánchez, Morgan, Moscovici, Myller, Obiols i Germà, Paasilinna, Paleckis, Panzeri, Patrie, Peillon, Pittella, Pleguezuelos Aguilar, Poignant, Prets, Rasmussen, Riera Madurell, Rosati, Roth-Behrendt, Rothe, Rouček, Roure, Sacconi, Sakalas, Salinas García, Sánchez Presedo, dos Santos, Schapira, Scheele, Segelström, Sifunakis, Siwiec, Skinner, Sornosa Martínez, Szejna, Tabajdi, Titley, Tzampazi, Valenciano Martínez-Orozco, Vincenzi, Weber Henri, Weiler, Westlund, Whitehead, Wynn, Yañez-Barnuevo García, Zani

UEN: Aylward, Berlato, Camre, Crowley, Didžiokas, La Russa, Muscardini, Musumeci, Ó Neachtain, Ryan, Tatarella

Onthoudingen: 62

ALDE: Cavada, Morillon, Nicholson of Winterbourne

GUE/NGL: Adamou, Figueiredo, Flasarová, Guerreiro, Guidoni, Pafilis, Remek, Rizzo, Svensson, Toussas

NI: Allister, Baco, Battilocchio, Bobošíková, Czarnecki Ryszard, De Michelis, Helmer, Kozlík, Mote, Rivera, Rutowicz

PPE-DE: Callanan, Ebner, Gawronski, Heaton-Harris, Konrad, Landsbergis, Laschet, Pieper, Quisthoudt-Rowohl, Ribeiro e Castro, Sonik, Stevenson, Zatloukal, Zieleniec

PSE: Berger, Bösch, Ettl, Ferreira Anne, Grech, Kreissl-Dörfler, Leichtfried, Lienemann, Muscat, Napoletano, Pahor, Reynaud, Swoboda, Tarabella, Trautmann, Vaugrenard, Vergnaud, Wiersma

UEN: Fotyga, Janowski, Kamiński, Pirilli, Roszkowski, Szymański

7.   Verslag Gargani A6-0189/2005

Voor: 465

ALDE: Alvaro, Andria, Attwooll, Beaupuy, Birutis, Bonino, Bourlanges, Bowles, Budreikaitė, Busk, Chatzimarkakis, Cocilovo, Cornillet, Costa, Davies, Degutis, Deprez, Drčar Murko, Duff, Duquesne, Ek, Fourtou, Gentvilas, Geremek, Gibault, Hall, Harkin, Hennis-Plasschaert, in 't Veld, Jensen, Juknevičienė, Karim, Klinz, Krahmer, Kułakowski, Lax, Letta, Lynne, Maaten, Malmström, Manders, Matsakis, Mulder, Newton Dunn, Neyts-Uyttebroeck, Onyszkiewicz, Ortuondo Larrea, Pannella, Pistelli, Prodi, Ries, Riis-Jørgensen, Schuth, Staniszewska, Starkevičiūtė, Sterckx, Takkula, Toia, Väyrynen, Virrankoski, Wallis, Watson

GUE/NGL: Adamou, Agnoletto, de Brún, Guidoni, Kohlíček, Liotard, McDonald, Maštálka, Meijer, Musacchio, Papadimoulis, Pflüger, Portas, Ransdorf, Rizzo, Seppänen, Svensson, Triantaphyllides, Uca, Verges, Wurtz, Zimmer

IND/DEM: Belder, Blokland, Borghezio, Chruszcz, Giertych, Grabowski, Krupa, Louis, Pęk, Salvini, Speroni

NI: Allister, Czarnecki Marek Aleksander, Czarnecki Ryszard, Helmer, Lang, Le Rachinel, Martinez, Masiel, Rivera, Schenardi

PPE-DE: Albertini, Andrikienė, Antoniozzi, Ashworth, Atkins, Audy, Ayuso González, Bachelot-Narquin, Barsi-Pataky, Bauer, Beazley, Becsey, Belet, Berend, Böge, Bowis, Bradbourn, Březina, Brok, Bushill-Matthews, Buzek, Cabrnoch, Callanan, Carollo, Casa, Castiglione, del Castillo Vera, Cesa, Chichester, Coelho, Daul, Demetriou, Deß, Deva, De Veyrac, Dimitrakopoulos, Dionisi, Doorn, Dover, Duchoň, Duka-Zólyomi, Ehler, Elles, Esteves, Eurlings, Fajmon, Fatuzzo, Fernández Martín, Fjellner, Florenz, Fontaine, Fraga Estévez, Friedrich, Gahler, Gál, Gaľa, Galeote Quecedo, García-Margallo y Marfil, Gargani, Garriga Polledo, Gaubert, Gauzès, Gawronski, Gklavakis, Glattfelder, Goepel, Gomolka, Graça Moura, Gräßle, de Grandes Pascual, Grosch, Grossetête, Guellec, Gutiérrez-Cortines, Gyürk, Handzlik, Harbour, Heaton-Harris, Hennicot-Schoepges, Herranz García, Hieronymi, Higgins, Hudacký, Hybášková, Ibrisagic, Itälä, Iturgaiz Angulo, Jackson, Jałowiecki, Járóka, Jeggle, Jordan Cizelj, Kaczmarek, Kamall, Karas, Kasoulides, Kauppi, Kirkhope, Klamt, Klich, Koch, Korhola, Kratsa-Tsagaropoulou, Kudrycka, Kušķis, Kuźmiuk, Lamassoure, Langen, Langendries, Lauk, Lechner, Lehne, Liese, Lombardo, López-Istúriz White, Lulling, Maat, McGuinness, McMillan-Scott, Mann Thomas, Martens, Mato Adrover, Mauro, Mavrommatis, Mayer, Mayor Oreja, Méndez de Vigo, Mikolášik, Millán Mon, Mitchell, Montoro Romero, Nassauer, Niebler, van Nistelrooij, Novak, Olajos, Olbrycht, Oomen-Ruijten, Őry, Pack, Pálfi, Panayotopoulos-Cassiotou, Papastamkos, Parish, Pinheiro, Piskorski, Pleštinská, Podkański, Poettering, Pomés Ruiz, Posselt, Protasiewicz, Purvis, Queiró, Radwan, Reul, Roithová, Rudi Ubeda, Rübig, Saïfi, Salafranca Sánchez-Neyra, Samaras, Sartori, Saryusz-Wolski, Schierhuber, Schmitt Ingo, Schmitt Pál, Schnellhardt, Schöpflin, Schröder, Schwab, Seeber, Seeberg, Siekierski, Škottová, Sommer, Šťastný, Stenzel, Strejček, Stubb, Sturdy, Sudre, Sumberg, Surján, Szájer, Tajani, Tannock, Thyssen, Toubon, Trakatellis, Ulmer, Vakalis, Varvitsiotis, Vatanen, Ventre, Vernola, Vidal-Quadras Roca, Vlasák, Weber Manfred, Weisgerber, Wieland, Wijkman, von Wogau, Wojciechowski, Wortmann-Kool, Wuermeling, Zahradil, Zaleski, Zappalà, Zvěřina, Zwiefka

PSE: Arnaoutakis, Assis, Attard-Montalto, Badía i Cutchet, Barón Crespo, Batzeli, Beglitis, Berger, Berlinguer, Bösch, Bourzai, Busquin, Calabuig Rull, Capoulas Santos, Carlotti, Carnero González, Casaca, Cashman, Cercas, Christensen, Corbett, Correia, De Keyser, De Rossa, Désir, De Vits, Díez González, Dobolyi, Douay, El Khadraoui, Estrela, Ettl, Evans Robert, Falbr, Fava, Fazakas, Fernandes, Ferreira Elisa, Ford, García Pérez, Gebhardt, Geringer de Oedenberg, Gierek, Goebbels, Golik, Grabowska, Gröner, Gurmai, Guy-Quint, Hänsch, Harangozó, Hasse Ferreira, Hedh, Hedkvist Petersen, Hegyi, Herczog, Honeyball, Howitt, Hughes, Jöns, Jørgensen, Kindermann, Kinnock, Krehl, Kreissl-Dörfler, Kuc, Leinen, Locatelli, McAvan, McCarthy, Madeira, Maňka, Mann Erika, Martin David, Martínez Martínez, Masip Hidalgo, Matsouka, Medina Ortega, Menéndez del Valle, Miguélez Ramos, Mikko, Moraes, Moreno Sánchez, Morgan, Moscovici, Muscat, Myller, Napoletano, Obiols i Germà, Paasilinna, Paleckis, Panzeri, Patrie, Peillon, Pittella, Pleguezuelos Aguilar, Poignant, Prets, Reynaud, Riera Madurell, Rosati, Roth-Behrendt, Rothe, Rouček, Sacconi, Sakalas, Salinas García, Sánchez Presedo, Santoro, dos Santos, Schapira, Scheele, Segelström, Sifunakis, Siwiec, Skinner, Sornosa Martínez, Stihler, Swoboda, Szejna, Tabajdi, Tarabella, Titley, Tzampazi, Valenciano Martínez-Orozco, Vincenzi, Walter, Weber Henri, Weiler, Westlund, Whitehead, Wynn, Yañez-Barnuevo García, Zani

UEN: Aylward, Berlato, Camre, Crowley, Didžiokas, La Russa, Musumeci, Ó Neachtain, Ryan, Tatarella

Verts/ALE: Cramer, Flautre, Horáček, Lipietz, Turmes

Tegen: 74

ALDE: Resetarits, Samuelsen, Szent-Iványi

GUE/NGL: Strož

IND/DEM: Batten, Bloom, Bonde, Booth, Clark, Farage, Goudin, Knapman, Lundgren, Nattrass, Titford, Whittaker, Wise

NI: Bobošíková, Martin Hans-Peter, Mote, Mussolini, Romagnoli, Rutowicz

PPE-DE: Cederschiöld, Chmielewski, Doyle, Hökmark, Silva Peneda

PSE: van den Berg, Berman, Bozkurt, Corbey, Cottigny, Gill, Kósáné Kovács, Koterec, Lehtinen, Mastenbroek, Rasmussen

UEN: Muscardini

Verts/ALE: Aubert, Auken, Beer, Bennahmias, Breyer, Buitenweg, Cohn-Bendit, Evans Jillian, Frassoni, de Groen-Kouwenhoven, Hammerstein Mintz, Harms, Hassi, Hudghton, Isler Béguin, Jonckheer, Kallenbach, Kusstatscher, Lagendijk, Lambert, Lichtenberger, Lucas, Özdemir, Onesta, Romeva i Rueda, Rühle, Schlyter, Schmidt, Schroedter, Smith, Staes, Trüpel, Voggenhuber, Ždanoka

Onthoudingen: 58

ALDE: Cavada, Morillon, Nicholson of Winterbourne

GUE/NGL: Figueiredo, Flasarová, Guerreiro, Markov, Pafilis, Remek, Toussas

IND/DEM: Coûteaux, Piotrowski, Rogalski, Tomczak

NI: Baco, Battilocchio, Claeys, De Michelis, Dillen, Kozlík, Vanhecke

PPE-DE: Brepoels, Caspary, Ebner, Hoppenstedt, Konrad, Landsbergis, Laschet, Pieper, Quisthoudt-Rowohl, Ribeiro e Castro, Sonik, Stevenson, Zatloukal, Zieleniec

PSE: van den Burg, Ferreira Anne, Fruteau, Grech, Hazan, Le Foll, Leichtfried, Liberadzki, Lienemann, Pahor, Roure, Schulz, Trautmann, Van Lancker, Vaugrenard, Vergnaud, Wiersma

UEN: Fotyga, Janowski, Kamiński, Pirilli, Roszkowski, Szymański

8.   Verslag Gargani A6-0189/2005

Voor: 403

ALDE: Alvaro, Andria, Attwooll, Beaupuy, Birutis, Bonino, Bourlanges, Bowles, Busk, Chatzimarkakis, Cocilovo, Cornillet, Costa, Davies, Degutis, Deprez, Drčar Murko, Duff, Duquesne, Ek, Fourtou, Gentvilas, Gibault, Hall, Harkin, Hennis-Plasschaert, in 't Veld, Jensen, Juknevičienė, Karim, Klinz, Krahmer, Lax, Letta, Lynne, Maaten, Malmström, Manders, Matsakis, Mulder, Newton Dunn, Neyts-Uyttebroeck, Onyszkiewicz, Ortuondo Larrea, Pannella, Pistelli, Prodi, Resetarits, Ries, Riis-Jørgensen, Samuelsen, Schuth, Staniszewska, Starkevičiūtė, Sterckx, Szent-Iványi, Takkula, Toia, Väyrynen, Virrankoski, Wallis, Watson

GUE/NGL: Adamou, Agnoletto, de Brún, Guidoni, Kaufmann, Liotard, McDonald, Markov, Meijer, Musacchio, Papadimoulis, Pflüger, Rizzo, Seppänen, Uca, Verges, Wurtz, Zimmer

IND/DEM: Belder, Blokland, Bonde

NI: Allister, Battilocchio, De Michelis, Helmer, Mussolini, Rivera

PPE-DE: Albertini, Andrikienė, Antoniozzi, Ashworth, Atkins, Audy, Bachelot-Narquin, Barsi-Pataky, Bauer, Beazley, Becsey, Belet, Bonsignore, Bowis, Bradbourn, Brepoels, Březina, Brok, Bushill-Matthews, Buzek, Cabrnoch, Callanan, Carollo, Casa, Castiglione, Cederschiöld, Cesa, Chmielewski, Coelho, Daul, Demetriou, Dimitrakopoulos, Dionisi, Doorn, Dover, Doyle, Duchoň, Duka-Zólyomi, Elles, Esteves, Eurlings, Fajmon, Fatuzzo, Fjellner, Fontaine, Gahler, Gál, Gaľa, García-Margallo y Marfil, Gargani, Gaubert, Gauzès, Gawronski, Gklavakis, Glattfelder, Graça Moura, Grossetête, Gyürk, Handzlik, Harbour, Heaton-Harris, Hennicot-Schoepges, Hieronymi, Higgins, Hökmark, Hudacký, Hybášková, Ibrisagic, Itälä, Jackson, Járóka, Jeggle, Jordan Cizelj, Karas, Kasoulides, Kauppi, Kirkhope, Klich, Korhola, Kratsa-Tsagaropoulou, Kudrycka, Kušķis, Lamassoure, Langendries, Lauk, Lechner, Lehne, Liese, Lombardo, Lulling, Maat, McGuinness, McMillan-Scott, Martens, Mauro, Mavrommatis, Mayer, Mikolášik, Mitchell, Novak, Olajos, Olbrycht, Oomen-Ruijten, Őry, Pack, Pálfi, Panayotopoulos-Cassiotou, Papastamkos, Parish, Pinheiro, Poettering, Queiró, Rübig, Saïfi, Samaras, Sartori, Saryusz-Wolski, Schierhuber, Schmitt Pál, Schöpflin, Seeber, Seeberg, Siekierski, Silva Peneda, Škottová, Šťastný, Stenzel, Strejček, Stubb, Sudre, Sumberg, Surján, Szájer, Tajani, Thyssen, Toubon, Trakatellis, Vakalis, Varvitsiotis, Vatanen, Ventre, Vernola, Vidal-Quadras Roca, Vlasák, Wieland, von Wogau, Wortmann-Kool, Zahradil, Zaleski, Zatloukal, Zvěřina, Zwiefka

PSE: Arnaoutakis, Assis, Attard-Montalto, Badía i Cutchet, Barón Crespo, Batzeli, Beglitis, van den Berg, Berger, Berlinguer, Berman, Bösch, Bozkurt, van den Burg, Busquin, Calabuig Rull, Capoulas Santos, Carnero González, Casaca, Cashman, Cercas, Christensen, Corbett, Corbey, Correia, De Keyser, De Rossa, De Vits, Díez González, Dobolyi, El Khadraoui, Estrela, Ettl, Evans Robert, Falbr, Fava, Fazakas, Fernandes, Ferreira Elisa, Ford, García Pérez, Geringer de Oedenberg, Gierek, Gill, Goebbels, Golik, Grabowska, Grech, Gurmai, Guy-Quint, Hänsch, Harangozó, Hasse Ferreira, Hedh, Hedkvist Petersen, Hegyi, Honeyball, Howitt, Hughes, Jørgensen, Kinnock, Kósáné Kovács, Koterec, Kreissl-Dörfler, Kuc, Lehtinen, Leichtfried, Leinen, Liberadzki, Locatelli, McAvan, McCarthy, Madeira, Maňka, Mann Erika, Martin David, Martínez Martínez, Masip Hidalgo, Mastenbroek, Matsouka, Medina Ortega, Menéndez del Valle, Miguélez Ramos, Mikko, Moraes, Moreno Sánchez, Morgan, Moscovici, Muscat, Myller, Napoletano, Obiols i Germà, Paasilinna, Pahor, Paleckis, Panzeri, Patrie, Peillon, Pittella, Pleguezuelos Aguilar, Prets, Rasmussen, Riera Madurell, Rothe, Rouček, Sacconi, Sakalas, Salinas García, Sánchez Presedo, Santoro, dos Santos, Scheele, Schulz, Segelström, Siwiec, Skinner, Sornosa Martínez, Stihler, Swoboda, Szejna, Tabajdi, Tarabella, Titley, Tzampazi, Valenciano Martínez-Orozco, Van Lancker, Vincenzi, Weiler, Westlund, Whitehead, Wiersma, Wynn, Yañez-Barnuevo García, Zani

UEN: Aylward, Berlato, Camre, Crowley, La Russa, Musumeci, Ó Neachtain, Ryan, Tatarella

Verts/ALE: Aubert, Auken, Evans Jillian, Flautre, Frassoni, de Groen-Kouwenhoven, Hammerstein Mintz, Hassi, Horáček, Hudghton, Jonckheer, Kusstatscher, Lambert, Lucas, Onesta, Rühle, Schroedter, Smith, Staes

Tegen: 89

GUE/NGL: Flasarová, Guerreiro, Kohlíček, Maštálka, Pafilis, Ransdorf, Strož, Toussas

IND/DEM: Batten, Bloom, Booth, Chruszcz, Clark, Coûteaux, Farage, Giertych, Goudin, Grabowski, Knapman, Krupa, Louis, Lundgren, Nattrass, Pęk, Piotrowski, Rogalski, Salvini, Titford, Tomczak, Whittaker, Wise

NI: Bobošíková, Claeys, Czarnecki Marek Aleksander, Czarnecki Ryszard, Dillen, Lang, Le Rachinel, Martin Hans-Peter, Martinez, Masiel, Mote, Romagnoli, Rutowicz, Schenardi, Vanhecke

PPE-DE: Böge, Caspary, Chichester, Deß, Ebner, Ehler, Florenz, Gomolka, Gräßle, Hoppenstedt, Klamt, Konrad, Kuźmiuk, Langen, Mann Thomas, Nassauer, Niebler, van Nistelrooij, Pieper, Posselt, Protasiewicz, Purvis, Quisthoudt-Rowohl, Radwan, Reul, Schmitt Ingo, Schwab, Sommer, Sturdy, Ulmer, Weber Manfred, Weisgerber, Wuermeling

PSE: Bullmann, Cottigny

UEN: Fotyga, Janowski, Kamiński, Muscardini, Roszkowski, Szymański

Verts/ALE: Breyer, Schlyter

Onthoudingen: 92

ALDE: Budreikaitė, Cavada, Geremek, Kułakowski, Morillon, Nicholson of Winterbourne

GUE/NGL: Portas, Remek, Svensson, Triantaphyllides

IND/DEM: Borghezio, Speroni

NI: Baco, Kozlík

PPE-DE: Ayuso González, del Castillo Vera, Deva, Díaz de Mera García Consuegra, Fernández Martín, Fraga Estévez, Galeote Quecedo, Garriga Polledo, de Grandes Pascual, Grosch, Guellec, Gutiérrez-Cortines, Herranz García, Iturgaiz Angulo, Jałowiecki, Kaczmarek, Landsbergis, López-Istúriz White, Marques, Mato Adrover, Mayor Oreja, Méndez de Vigo, Millán Mon, Montoro Romero, Piskorski, Pleštinská, Podkański, Pomés Ruiz, Ribeiro e Castro, Roithová, Rudi Ubeda, Salafranca Sánchez-Neyra, Sonik, Stevenson, Tannock, Wojciechowski, Zappalà, Zieleniec

PSE: Berès, Bourzai, Carlotti, Désir, Douay, Fruteau, Gröner, Hazan, Jöns, Kindermann, Le Foll, Lienemann, Reynaud, Rosati, Roure, Schapira, Trautmann, Vaugrenard, Vergnaud, Weber Henri

UEN: Didžiokas, Pirilli

Verts/ALE: Beer, Bennahmias, Buitenweg, Cohn-Bendit, Cramer, Harms, Isler Béguin, Kallenbach, Lagendijk, Lichtenberger, Lipietz, Özdemir, Romeva i Rueda, Schmidt, Trüpel, Turmes, Voggenhuber, Ždanoka

9.   Verslag Kristensen A6-0116/2005

Voor: 540

ALDE: Alvaro, Andria, Attwooll, Beaupuy, Birutis, Bonino, Bourlanges, Bowles, Budreikaitė, Busk, Cavada, Chatzimarkakis, Cocilovo, Costa, Davies, Degutis, Deprez, Drčar Murko, Duff, Duquesne, Ek, Fourtou, Gentvilas, Geremek, Gibault, Hall, Harkin, in 't Veld, Jensen, Juknevičienė, Karim, Klinz, Krahmer, Kułakowski, Lax, Letta, Lynne, Manders, Matsakis, Morillon, Mulder, Newton Dunn, Neyts-Uyttebroeck, Nicholson of Winterbourne, Onyszkiewicz, Ortuondo Larrea, Pannella, Pistelli, Prodi, Resetarits, Ries, Riis-Jørgensen, Schuth, Staniszewska, Starkevičiūtė, Sterckx, Szent-Iványi, Takkula, Toia, Väyrynen, Van Hecke, Virrankoski, Wallis

GUE/NGL: Adamou, Agnoletto, de Brún, Figueiredo, Flasarová, Guerreiro, Guidoni, Kaufmann, Kohlíček, Liotard, McDonald, Maštálka, Meijer, Musacchio, Pafilis, Papadimoulis, Pflüger, Portas, Ransdorf, Remek, Rizzo, Seppänen, Strož, Svensson, Toussas, Triantaphyllides, Uca, Verges, Wurtz, Zimmer

IND/DEM: Belder, Blokland, Borghezio, Chruszcz, Giertych, Goudin, Grabowski, Krupa, Lundgren, Pęk, Piotrowski, Rogalski, Salvini, Speroni, Tomczak

NI: Battilocchio, Bobošíková, Claeys, Czarnecki Marek Aleksander, Czarnecki Ryszard, De Michelis, Dillen, Lang, Le Rachinel, Martinez, Masiel, Mussolini, Rivera, Romagnoli, Rutowicz, Schenardi, Vanhecke

PPE-DE: Albertini, Andrikienė, Antoniozzi, Ashworth, Audy, Ayuso González, Bachelot-Narquin, Barsi-Pataky, Bauer, Beazley, Becsey, Belet, Berend, Böge, Bonsignore, Bowis, Brepoels, Březina, Brok, Buzek, Cabrnoch, Carollo, Casa, Caspary, Castiglione, del Castillo Vera, Cederschiöld, Cesa, Chichester, Chmielewski, Coelho, Daul, Demetriou, Deß, Deva, Díaz de Mera García Consuegra, Dimitrakopoulos, Dionisi, Doorn, Dover, Doyle, Duchoň, Duka-Zólyomi, Ebner, Ehler, Elles, Esteves, Eurlings, Fajmon, Fatuzzo, Fernández Martín, Fjellner, Fontaine, Fraga Estévez, Friedrich, Gahler, Gál, Gaľa, Galeote Quecedo, García-Margallo y Marfil, Gargani, Gaubert, Gauzès, Gawronski, Gklavakis, Glattfelder, Gomolka, Graça Moura, Gräßle, de Grandes Pascual, Grosch, Grossetête, Gutiérrez-Cortines, Gyürk, Handzlik, Harbour, Hennicot-Schoepges, Herranz García, Hieronymi, Higgins, Hökmark, Hoppenstedt, Hudacký, Hybášková, Ibrisagic, Itälä, Iturgaiz Angulo, Jackson, Jałowiecki, Járóka, Jeggle, Jordan Cizelj, Kaczmarek, Kamall, Karas, Kasoulides, Kauppi, Kirkhope, Klamt, Klich, Korhola, Kratsa-Tsagaropoulou, Kudrycka, Kušķis, Kuźmiuk, Lamassoure, Landsbergis, Langen, Langendries, Lauk, Lechner, Liese, López-Istúriz White, Lulling, Maat, McGuinness, McMillan-Scott, Mann Thomas, Marques, Martens, Mato Adrover, Mauro, Mavrommatis, Mayer, Mayor Oreja, Méndez de Vigo, Mikolášik, Millán Mon, Mitchell, Montoro Romero, Nassauer, Niebler, van Nistelrooij, Novak, Olajos, Olbrycht, Oomen-Ruijten, Őry, Pálfi, Panayotopoulos-Cassiotou, Papastamkos, Parish, Pieper, Pinheiro, Piskorski, Pleštinská, Podkański, Poettering, Pomés Ruiz, Posselt, Protasiewicz, Purvis, Queiró, Quisthoudt-Rowohl, Radwan, Reul, Ribeiro e Castro, Roithová, Rudi Ubeda, Rübig, Saïfi, Salafranca Sánchez-Neyra, Samaras, Sartori, Saryusz-Wolski, Schierhuber, Schmitt Ingo, Schmitt Pál, Schnellhardt, Schöpflin, Schröder, Schwab, Seeber, Seeberg, Siekierski, Silva Peneda, Škottová, Sonik, Šťastný, Stenzel, Stevenson, Strejček, Stubb, Sturdy, Sudre, Surján, Szájer, Tajani, Tannock, Thyssen, Toubon, Trakatellis, Ulmer, Vakalis, Varvitsiotis, Vatanen, Ventre, Vernola, Vlasák, Weber Manfred, Weisgerber, Wieland, von Wogau, Wojciechowski, Wortmann-Kool, Wuermeling, Zahradil, Zaleski, Zappalà, Zatloukal, Zieleniec, Zvěřina, Zwiefka

PSE: Arif, Arnaoutakis, Assis, Badía i Cutchet, Barón Crespo, Batzeli, Beglitis, Berès, van den Berg, Berger, Berlinguer, Berman, Bösch, Bourzai, Bozkurt, Bullmann, van den Burg, Busquin, Calabuig Rull, Capoulas Santos, Carlotti, Carnero González, Casaca, Cashman, Castex, Cercas, Christensen, Corbett, Corbey, Correia, Cottigny, De Keyser, De Rossa, Désir, De Vits, Díez González, Dobolyi, Douay, El Khadraoui, Estrela, Ettl, Evans Robert, Falbr, Fava, Fazakas, Fernandes, Ferreira Anne, Ferreira Elisa, Ford, Fruteau, García Pérez, Gebhardt, Geringer de Oedenberg, Gierek, Gill, Glante, Golik, Grabowska, Grech, Gröner, Gurmai, Guy-Quint, Hänsch, Harangozó, Hasse Ferreira, Hedh, Hedkvist Petersen, Hegyi, Herczog, Honeyball, Howitt, Hughes, Jöns, Jørgensen, Kindermann, Kinnock, Kósáné Kovács, Koterec, Kreissl-Dörfler, Kuc, Le Foll, Lehtinen, Leichtfried, Leinen, Liberadzki, Lienemann, Locatelli, McAvan, McCarthy, Madeira, Maňka, Mann Erika, Martin David, Martínez Martínez, Masip Hidalgo, Mastenbroek, Matsouka, Medina Ortega, Menéndez del Valle, Miguélez Ramos, Mikko, Moreno Sánchez, Morgan, Moscovici, Muscat, Myller, Napoletano, Obiols i Germà, Paasilinna, Pahor, Paleckis, Panzeri, Patrie, Peillon, Piecyk, Pittella, Pleguezuelos Aguilar, Poignant, Prets, Rasmussen, Reynaud, Riera Madurell, Rosati, Roth-Behrendt, Rothe, Rouček, Roure, Sacconi, Sakalas, Salinas García, Sánchez Presedo, Santoro, dos Santos, Schapira, Segelström, Sifunakis, Siwiec, Sornosa Martínez, Stihler, Swoboda, Tabajdi, Titley, Trautmann, Tzampazi, Valenciano Martínez-Orozco, Van Lancker, Vergnaud, Vincenzi, Walter, Weber Henri, Weiler, Westlund, Whitehead, Wiersma, Wynn, Yañez-Barnuevo García, Zani

UEN: Aylward, Berlato, Camre, Crowley, Didžiokas, La Russa, Muscardini, Pirilli, Tatarella

Verts/ALE: Auken, Beer, Bennahmias, Breyer, Buitenweg, Cohn-Bendit, Cramer, Evans Jillian, Flautre, Frassoni, de Groen-Kouwenhoven, Hammerstein Mintz, Harms, Hassi, Horáček, Isler Béguin, Jonckheer, Kallenbach, Kusstatscher, Lagendijk, Lambert, Lipietz, Lucas, Özdemir, Onesta, Romeva i Rueda, Rühle, Schlyter, Schmidt, Schroedter, Smith, Staes, Trüpel, Turmes, Voggenhuber, Ždanoka

Tegen: 12

ALDE: Maaten, Malmström, Samuelsen

IND/DEM: Batten, Booth, Clark, Titford, Whittaker, Wise

NI: Martin Hans-Peter

PPE-DE: Wijkman

UEN: Ryan

Onthoudingen: 12

IND/DEM: Bonde, Coûteaux, Louis

NI: Kozlík

PPE-DE: Koch, Konrad

UEN: Fotyga, Janowski, Kamiński, Musumeci, Roszkowski, Szymański

10.   Verslag Klich A6-0103/2005

Voor: 393

ALDE: Alvaro, Andria, Attwooll, Beaupuy, Birutis, Bourlanges, Bowles, Budreikaitė, Busk, Cavada, Chatzimarkakis, Cocilovo, Costa, Degutis, Deprez, Drčar Murko, Duff, Ek, Fourtou, Gentvilas, Geremek, Gibault, Hall, Harkin, in 't Veld, Jensen, Juknevičienė, Karim, Klinz, Krahmer, Lax, Letta, Lynne, Maaten, Malmström, Manders, Matsakis, Morillon, Mulder, Newton Dunn, Neyts-Uyttebroeck, Onyszkiewicz, Ortuondo Larrea, Pannella, Pistelli, Prodi, Resetarits, Ries, Riis-Jørgensen, Samuelsen, Schuth, Staniszewska, Starkevičiūtė, Sterckx, Szent-Iványi, Toia, Virrankoski, Wallis

NI: Battilocchio, Czarnecki Marek Aleksander, De Michelis, Masiel, Mussolini, Rivera, Romagnoli

PPE-DE: Antoniozzi, Audy, Ayuso González, Bachelot-Narquin, Barsi-Pataky, Bauer, Beazley, Becsey, Belet, Bonsignore, Brepoels, Březina, Brok, Buzek, Cabrnoch, Carollo, Caspary, Castiglione, del Castillo Vera, Cesa, Chmielewski, Coelho, Daul, Demetriou, Deß, Díaz de Mera García Consuegra, Dimitrakopoulos, Dionisi, Doorn, Doyle, Duka-Zólyomi, Ebner, Ehler, Esteves, Eurlings, Fajmon, Fatuzzo, Fjellner, Florenz, Fontaine, Fraga Estévez, Friedrich, Gahler, Gál, Gaľa, Galeote Quecedo, García-Margallo y Marfil, Gargani, Garriga Polledo, Gaubert, Gauzès, Gawronski, Gklavakis, Glattfelder, Gomolka, Graça Moura, Gräßle, de Grandes Pascual, Grosch, Grossetête, Gutiérrez-Cortines, Gyürk, Handzlik, Hennicot-Schoepges, Herranz García, Hieronymi, Higgins, Hökmark, Hoppenstedt, Hudacký, Hybášková, Ibrisagic, Itälä, Jackson, Jałowiecki, Járóka, Jeggle, Jordan Cizelj, Kaczmarek, Karas, Kasoulides, Kauppi, Klich, Koch, Korhola, Kratsa-Tsagaropoulou, Kudrycka, Kušķis, Kuźmiuk, Lamassoure, Landsbergis, Langen, Langendries, Lauk, Lombardo, López-Istúriz White, Lulling, Maat, McGuinness, McMillan-Scott, Mann Thomas, Marques, Martens, Mato Adrover, Mauro, Mavrommatis, Mayer, Mayor Oreja, Mikolášik, Millán Mon, Mitchell, Montoro Romero, Nassauer, Niebler, van Nistelrooij, Novak, Olajos, Olbrycht, Oomen-Ruijten, Őry, Pálfi, Panayotopoulos-Cassiotou, Papastamkos, Pieper, Pinheiro, Piskorski, Pleštinská, Podkański, Poettering, Posselt, Protasiewicz, Quisthoudt-Rowohl, Radwan, Reul, Roithová, Rudi Ubeda, Rübig, Saïfi, Salafranca Sánchez-Neyra, Samaras, Sartori, Saryusz-Wolski, Schierhuber, Schmitt Ingo, Schmitt Pál, Schnellhardt, Schöpflin, Schröder, Schwab, Seeber, Seeberg, Siekierski, Silva Peneda, Sonik, Šťastný, Stenzel, Stubb, Sudre, Surján, Szájer, Tajani, Thyssen, Toubon, Trakatellis, Ulmer, Vakalis, Varvitsiotis, Vatanen, Weber Manfred, Weisgerber, Wieland, Wijkman, von Wogau, Wojciechowski, Wortmann-Kool, Zahradil, Zaleski, Zappalà, Zatloukal, Zieleniec, Zwiefka

PSE: Arif, Arnaoutakis, Assis, Badía i Cutchet, Barón Crespo, Batzeli, Beglitis, Berès, van den Berg, Berger, Bösch, Bourzai, Bozkurt, Bullmann, van den Burg, Busquin, Calabuig Rull, Capoulas Santos, Carlotti, Carnero González, Casaca, Cashman, Castex, Cercas, Christensen, Corbett, Corbey, Cottigny, De Keyser, De Rossa, Désir, De Vits, Díez González, Dobolyi, Douay, El Khadraoui, Estrela, Evans Robert, Falbr, Fava, Fazakas, Fernandes, Ferreira Anne, Ferreira Elisa, Ford, Fruteau, García Pérez, Gebhardt, Geringer de Oedenberg, Gierek, Gill, Glante, Golik, Grabowska, Gröner, Gurmai, Guy-Quint, Hänsch, Harangozó, Hasse Ferreira, Hedkvist Petersen, Hegyi, Herczog, Honeyball, Howitt, Hughes, Jöns, Jørgensen, Kindermann, Kinnock, Kósáné Kovács, Koterec, Kreissl-Dörfler, Kuc, Le Foll, Lehtinen, Leichtfried, Liberadzki, Lienemann, Locatelli, McAvan, McCarthy, Madeira, Maňka, Mann Erika, Martin David, Martínez Martínez, Masip Hidalgo, Mastenbroek, Matsouka, Medina Ortega, Menéndez del Valle, Miguélez Ramos, Mikko, Moreno Sánchez, Morgan, Moscovici, Napoletano, Obiols i Germà, Paasilinna, Pahor, Paleckis, Piecyk, Pittella, Rasmussen, Reynaud, Riera Madurell, Rosati, Rothe, Rouček, Roure, Sacconi, Sakalas, Salinas García, Sánchez Presedo, Santoro, dos Santos, Schapira, Sifunakis, Siwiec, Stihler, Swoboda, Szejna, Tabajdi, Titley, Trautmann, Tzampazi, Valenciano Martínez-Orozco, Van Lancker, Vergnaud, Vincenzi, Walter, Weber Henri, Weiler, Westlund, Whitehead, Wiersma, Yañez-Barnuevo García, Zani

UEN: Berlato, Fotyga, Janowski, Kamiński, La Russa, Roszkowski, Szymański, Tatarella

Tegen: 97

ALDE: Nicholson of Winterbourne

GUE/NGL: Adamou, Agnoletto, de Brún, Flasarová, Guerreiro, Kohlíček, Liotard, McDonald, Maštálka, Meijer, Musacchio, Pafilis, Papadimoulis, Pflüger, Portas, Ransdorf, Remek, Rizzo, Seppänen, Strož, Svensson, Toussas, Triantaphyllides, Verges, Wurtz, Zimmer

IND/DEM: Batten, Belder, Blokland, Borghezio, Chruszcz, Clark, Coûteaux, Giertych, Goudin, Grabowski, Krupa, Louis, Lundgren, Pęk, Piotrowski, Rogalski, Salvini, Speroni, Titford, Tomczak, Whittaker, Wise

NI: Claeys, Dillen, Martin Hans-Peter, Martinez, Schenardi, Vanhecke

PPE-DE: Andrikienė, Harbour, Méndez de Vigo

PSE: Berman

UEN: Aylward, Crowley, Didžiokas, Musumeci, Pirilli, Ryan

Verts/ALE: Aubert, Auken, Beer, Bennahmias, Breyer, Buitenweg, Cohn-Bendit, Evans Jillian, Flautre, Hammerstein Mintz, Harms, Hassi, Horáček, Isler Béguin, Jonckheer, Kallenbach, Kusstatscher, Lagendijk, Lambert, Lipietz, Lucas, Özdemir, Onesta, Romeva i Rueda, Rühle, Schlyter, Schmidt, Schroedter, Smith, Staes, Trüpel, Ždanoka

Onthoudingen: 29

ALDE: Takkula, Väyrynen

GUE/NGL: Guidoni

IND/DEM: Bonde, Booth

NI: Czarnecki Ryszard, Kozlík, Rutowicz

PPE-DE: Ashworth, Bowis, Chichester, Deva, Dover, Duchoň, Kamall, Konrad, Parish, Purvis, Škottová, Stevenson, Strejček, Sturdy, Tannock, Zvěřina

PSE: Berlinguer, Grech, Muscat

UEN: Camre, Muscardini


AANGENOMEN TEKSTEN

 

P6_TA(2005)0245

Statuut van de leden: Wijziging van het besluit van 4 juni 2003

Resolutie van het Europees Parlement over de wijziging van het besluit van 4 juni 2003 houdende aanneming van het Statuut van de leden van het Europees Parlement (2005/2124(INI))

Het Europees Parlement,

gelet op artikel 190, lid 5 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en artikel 108, lid 4 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie,

onder verwijzing naar zijn resolutie van 4 juni 2003 houdende aanneming van het Statuut van de leden van het Europees Parlement (1),

gelet op artikel 45 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie juridische zaken (A6-0189/2005),

A.

onder verwijzing naar zijn resolutie van 17 december 2003 over het Statuut van de leden van het Europees Parlement (2),

B.

overwegende dat het wenselijk is de voorgaande besluiten inzake het Statuut van de leden van het Europees Parlement te wijzigen,

C.

overwegende dat de gewijzigde tekst geen fundamentele nieuwe bepalingen bevat die een nieuwe raadpleging van de Commissie noodzakelijk zouden maken,

D.

kennis nemend van de brief van de Raad d.d. 6 juni 2005,

E.

overwegende dat de vertegenwoordigers van de lidstaten, die met de Raad bijeen zijn gekomen, op 3 juni 2005 hebben toegezegd het verzoek van het Europees Parlement te behandelen om de desbetreffende bepalingen van het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen van 1965 te herzien voor wat betreft het deel inzake de leden van het Europees Parlement ten einde zo spoedig mogelijk tot een akkoord te komen,

1.

wijzigt zijn besluit van 4 juni 2003 houdende aanneming van het Statuut van de leden van het Europees Parlement, zoals blijkt uit de tekst in de bijlage;

2.

verzoekt de Raad de aldus gewijzigde tekst goed te keuren;

3.

verzoekt het Bureau ervoor te zorgen dat de nieuwe regels inzake de kosten en vergoedingen van de leden tegelijk met de inwerkingtreding van het Statuut van kracht worden;

4.

onderstreept dat het globaal compromis ten aanzien van het Statuut van de leden van het Europees Parlement de volgende elementen bevat:

a)

gescheiden en afzonderlijke behandeling van het deel van het Statuut van de leden dat onder het secundaire recht valt en het deel dat onder het primaire recht valt, en goedkeuring van beide delen volgens de institutionele bepalingen die op elk van beide delen van toepassing zijn;

b)

ten aanzien van het deel dat onder het primaire recht ressorteert, worden de lidstaten verzocht die delen van het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen van 8 april 1965 te herzien die betrekking hebben op de leden van het Europees Parlement, en daarbij het op 3 en 4 juni 2003 goedgekeurde Statuut als model te nemen;

5.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de parlementen van de lidstaten en de toetredingslanden.


(1)  PB C 68 E van 18.3.2004, blz. 210.

(2)  PB C 91 E van 15.4.2004, blz. 230.

BIJLAGE

BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT HOUDENDE AANNEMING VAN HET STATUUT VAN DE LEDEN VAN HET EUROPEES PARLEMENT

HET EUROPEES PARLEMENT,

gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid artikel 190, lid 5,

gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, inzonderheid artikel 108, lid 4,

na raadpleging van de Commissie,

met goedkeuring van de Raad,

overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het Europees Parlement bestaat uit „vertegenwoordigers van de volkeren van de staten die in de Gemeenschap zijn verenigd”. Deze vertegenwoordigers zijn, ook volgens artikel 190, lid 1 van het EG-Verdrag, de „vertegenwoordigers van de volkeren van de in de Gemeenschap verenigde staten”. Deze formulering wordt ook in artikel 190, lid 2 van het EG-Verdrag (het aantal in elke lidstaat gekozen vertegenwoordigers) en in artikel 190, lid 3 van het EG-Verdrag („de vertegenwoordigers worden gekozen voor een periode van vijf jaar”) gebruikt. Deze bepalingen, volgens welke de leden de vertegenwoordigers van de volkeren zijn, zijn gerede aanleiding om in het Statuut de term „leden” te gebruiken.

(2)

Het Parlement heeft het recht zijn interne zaken te regelen in zijn reglement van orde, overeenkomstig artikel 199, eerste alinea van het EG-Verdrag en met inachtneming van dit Statuut.

(3)

In artikel 1 van het Statuut wordt het begrip „lid” aan de orde gesteld en duidelijk gemaakt dat het niet om diens rechten en verplichtingen gaat, maar om de voorschriften en algemene voorwaarden voor de uitoefening van diens mandaat.

(4)

De in artikel 2 beschermde vrijheid en onafhankelijkheid van het lid moeten worden geregeld. Zij komen in geen enkele tekst van het primaire recht voor. Verklaringen waarin leden zich ertoe verplichten het mandaat op een bepaald tijdstip te beëindigen of blanco verklaringen over de beëindiging van het mandaat, waarvan een partij naar eigen goeddunken gebruik kan maken, moeten worden beschouwd als zijnde onverenigbaar met de vrijheid en onafhankelijkheid van het lid en kunnen derhalve niet juridisch bindend zijn.

(5)

In artikel 3, lid 1 worden de voorschriften van artikel 6, lid 1 van de Akte van 20 september 1976 betreffende de verkiezing van de leden van het Europees Parlement door middel van rechtstreekse algemene verkiezingen volledig overgenomen.

(6)

Het in artikel 5 bedoelde initiatiefrecht is het belangrijkste recht van elk lid van het Parlement. Dit recht mag niet worden uitgehold door het Reglement van het Parlement.

(7)

Het in artikel 6 geregelde recht op inzage van dossiers is reeds vastgelegd in het Reglement van het Europees Parlement. Het betreft een wezenlijk aspect van de uitoefening van het mandaat en moet derhalve in het Statuut worden verankerd.

(8)

Doel van artikel 7 is te waarborgen dat, elke poging om dat te veranderen ten spijt, de veeltaligheid daadwerkelijk gehandhaafd blijft. Elke discriminatie van welke officiële taal dan ook moet worden uitgesloten. Dit beginsel moet ook na uitbreiding van de Europese Unie van toepassing blijven.

(9)

Volgens de artikelen 9 en 10 ontvangt het lid een bezoldiging voor de uitoefening van zijn taken. Over het bedrag van deze bezoldiging heeft een door het Parlement ingestelde groep van deskundigen in mei 2000 een studie opgesteld op basis waarvan een bezoldiging ten belope van 38,5 % van het basissalaris van een rechter aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen gerechtvaardigd is.

(10)

Daar de bezoldiging, de overbruggingstoelage en het ouderdomspensioen, het invaliditeitspensioen en het overlevingspensioen ten laste van de algemene begroting van de Europese Unie worden gefinancierd, dienen deze aan belastingen ten gunste van de Gemeenschappen te worden onderworpen.

(11)

Als gevolg van de bijzondere situatie van de leden, met name het ontbreken van een verplichting te verblijven in de plaatsen waar de werkzaamheden van het Parlement plaatsvinden, alsook van hun bijzondere banden met het land waarin zij gekozen worden, is het dienstig te bepalen dat de lidstaten hun nationaal belastingrecht kunnen toepassen op de bezoldiging, de overbruggingstoelage, het ouderdomspensioen, het invaliditeitspensioen en het overlevingspensioen.

(12)

Artikel 9, lid 3 is nodig omdat politieke partijen veelal verwachten dat een deel van de in de in artikel 9, leden 1 en 2 genoemde betalingen voor partijdoeleinden wordt besteed. Deze vorm van partijfinanciering moet worden uitgesloten.

(13)

De overbruggingstoelage waarin artikel 9, lid 2, en artikel 13 voorzien, is met name bedoeld om de tijd tussen het einde van het mandaat en het begin van nieuwe beroepsactiviteiten te overbruggen. Wanneer het lid een ander mandaat of een openbaar ambt aanvaardt, vervalt dit doel.

(14)

In het licht van de ontwikkelingen op het gebied van ouderdomspensioenen in de lidstaten, lijkt het passend dat een voormalig lid recht heeft op een ouderdomspensioen bij het bereiken van de 63-jarige leeftijd. De regeling van artikel 14 laat de bevoegdheid van de lidstaten onverlet om het ouderdomspensioen op te nemen in de berekening van de hoogte van ouderdomspensioenen overeenkomstig het nationale recht.

(15)

De bepalingen inzake het overlevingspensioen sluiten in wezen aan bij het vigerende recht in de Europese Gemeenschap. De aanspraak van de hertrouwde overlevende echtgenoot berust op de moderne gedachte, dat deze op een eigen inbreng berust en niet uitsluitend ter „verzorging” dient. De aanspraak is evenmin uitgesloten als de overlevende echtgenoot vanwege eigen inkomen of eigen vermogen reeds „verzorgd” is.

(16)

De regeling van artikel 18 is noodzakelijk omdat met het Statuut de prestaties van de lidstaten, zoals vergoeding van de ziektekosten, steun of subsidie op de ziekteverzekeringsbijdragen komen te vervallen. Deze prestaties worden in de meeste gevallen ook na het einde van het mandaat verstrekt.

(17)

In de bepalingen betreffende de onkostenvergoedingen moeten de beginselen in acht worden genomen die het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen in de zaak Lord Bruce heeft vastgesteld (1). Krachtens dit arrest kan het Parlement kosten naar behoeven volgens een forfaitaire regeling vergoeden ten einde de uitgaven en de administratieve lasten die voortvloeien uit een systeem waarbij elke afzonderlijke uitgave wordt gecontroleerd, te verlichten, hetgeen een kwestie van behoorlijk bestuur is.

(18)

Op 28 mei 2003 heeft het Bureau van het Parlement een aantal nieuwe regels vastgesteld inzake de betalingen van onkosten en vergoedingen van de leden op basis van werkelijke kosten; deze regels zouden tegelijk met dit Statuut in werking moeten treden.

(19)

De lidstaten zouden ervoor moeten zorgen dat regelingen krachtens welke de leden van het Europees Parlement bij het uitoefenen van hun mandaat in hun lidstaat gelijk worden gesteld met de nationale afgevaardigden gehandhaafd blijven. Een Europese oplossing van dit probleem is met het oog op het grote aantal zeer verschillende regelingen in de lidstaten niet mogelijk. De uitoefening van het mandaat van de leden van het Europees Parlement in de lidstaat waarin zij gekozen werden zou zonder dergelijke regelingen zeer moeilijk of zelfs onmogelijk zijn. Een doeltreffende uitoefening van het mandaat is ook in het belang van de lidstaten.

(20)

Artikel 25, lid 1 is noodzakelijk, omdat de zeer verschillende nationale regelingen die tot dusver voor de leden gelden, een Europese oplossing van alle problemen die aan de overgang van een oud naar een nieuw Europees systeem zijn verbonden, onmogelijk maken. Een keuzemogelijkheid voor de leden sluit uit dat rechten of financiële nadelen bij deze overgang worden geschaad. De in lid 2 bedoelde regel is de consequentie van de beslissing overeenkomstig lid 1.

(21)

De diversiteit van de in de verschillende lidstaten bestaande situaties komt aan bod in artikel 29, dat de lidstaten de mogelijkheid biedt om gedurende een overgangstijd een van de bepalingen van dit Statuut afwijkende regeling vast te stellen. Deze diversiteit rechtvaardigt ook dat aan de lidstaten de mogelijkheid wordt geboden om de gelijkheid van behandeling tussen de leden van het Europees Parlement en de leden van het nationale parlement te handhaven,

BESLUIT:

TITEL I

VOORSCHRIFTEN EN ALGEMENE VOORWAARDEN VOOR DE VERVULLING VAN DE TAKEN VAN DE LEDEN VAN HET EUROPEES PARLEMENT

Artikel 1

In dit Statuut worden de voorschriften en algemene voorwaarden voor de vervulling van de taken van de leden van het Europees Parlement vastgesteld.

Artikel 2

1.   De leden zijn vrij en onafhankelijk.

2.   Overeenkomsten over het neerleggen van het mandaat vóór afloop of aan het einde van een zittingsperiode zijn nietig.

Artikel 3

1.   De leden brengen hun stem individueel en persoonlijk uit. Zij mogen niet gebonden zijn door instructies en geen bindend mandaat aanvaarden.

2.   Overeenkomsten over de wijze van uitoefening van het mandaat zijn nietig.

Artikel 4

Door een lid ontvangen, opgestelde of verstuurde documenten of elektronische gegevens worden niet gelijkgesteld met documenten van het Europees Parlement tenzij zij officieel zijn ingediend overeenkomstig het Reglement.

Artikel 5

1.   Ieder lid heeft het recht om in het kader van het initiatiefrecht van het Parlement een voorstel voor een communautair besluit in te dienen.

2.   Het Parlement stelt in zijn Reglement de voorwaarden voor de uitoefening van dit recht vast.

Artikel 6

1.   De leden hebben recht op inzage in alle stukken die zich in het bezit van het Parlement bevinden.

2.   Lid 1 is niet van toepassing op persoonlijke stukken of afrekeningen.

3.   Dit artikel laat besluiten van de Europese Unie en door de instellingen gesloten akkoorden inzake de toegang tot documenten onverlet.

4.   Het Parlement stelt de voorwaarden voor de uitoefening van dit recht vast.

Artikel 7

1.   De documenten van het Parlement worden in alle officiële talen vertaald.

2.   Mondelinge tussenkomsten worden simultaan in alle andere officiële talen vertolkt.

3.   Het Parlement stelt de voorwaarden voor de tenuitvoerlegging van dit artikel vast.

Artikel 8

1.   De leden kunnen fracties oprichten.

2.   Het Parlement stelt in zijn Reglement de voorwaarden voor de uitoefening van dit recht vast.

Artikel 9

1.   De leden hebben recht op een adequate bezoldiging die hun onafhankelijkheid waarborgt.

2.   Zij hebben na beëindiging van hun mandaat recht op een overbruggingstoelage en een pensioen.

3.   Overeenkomsten over de besteding van de bezoldiging, de overbruggingstoelage en het pensioen voor andere dan particuliere doeleinden zijn nietig.

4.   De nabestaanden van een lid of voormalig lid hebben recht op een overlevingspensioen.

Artikel 10

De bezoldiging bedraagt 38,5 % van het basissalaris van een rechter bij het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 11

De bezoldiging die een lid voor de uitoefening van een mandaat in een ander parlement ontvangt, wordt op de bezoldiging in mindering gebracht.

Artikel 12

1.   Op de in artikel 9 bedoelde bezoldiging wordt Gemeenschapsbelasting geheven onder dezelfde voorwaarden als die welke zijn vastgesteld op grond van artikel 13 van het Protocol inzake de voorrechten en immuniteiten van de Gemeenschappen voor de ambtenaren en andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen.

2.   De belastingaftrek voor beroepskosten en persoonlijke uitgaven om gezinsredenen of redenen van sociale aard als bedoeld in artikel 3, leden 2 t/m 4 van Verordening (EEG, EGKS, Euratom) nr. 260/68 van de Raad van 29 februari 1968 tot vaststelling van de voorwaarden en de wijze van heffing van de belasting ten bate van de Europese Gemeenschappen (2), is niet van toepassing.

3.   Lid 1 laat de bevoegdheid van de lidstaten om deze bezoldiging te onderwerpen aan het nationaal belastingrecht, onverlet, mits dubbele belastingheffing wordt vermeden.

4.   De lidstaten hebben het recht om de bezoldiging in aanmerking te nemen bij de vaststelling van het belastingtarief dat op andere inkomsten wordt toegepast.

5.   Dit artikel is eveneens van toepassing op de overbruggingstoelage, alsook op het ouderdomspensioen, het invaliditeitspensioen en het overlevingspensioen als bedoeld in de artikelen 13, 14, 15 en 17.

6.   De uitbetalingen overeenkomstig de artikelen 18, 19 en 20 en de bijdragen aan het pensioenfonds overeenkomstig artikel 27 worden aan geen enkele belasting onderworpen.

Artikel 13

1.   De leden hebben na afloop van het mandaat recht op een overbruggingstoelage ten belope van de bezoldiging als bedoeld in artikel 10.

2.   Dit recht komt overeen met één maand per jaar waarin het mandaat is uitgeoefend, evenwel ten minste zes en ten hoogste 24 maanden.

3.   Dit recht bestaat niet bij aanvaarding van een mandaat in een ander parlement of een openbaar ambt.

4.   Bij overlijden wordt de overbruggingstoelage voor het laatst toegekend in de maand waarin het lid is overleden.

Artikel 14

1.   Voormalige leden hebben bij het bereiken van de 63-jarige leeftijd recht op ouderdomspensioen.

2.   Het ouderdomspensioen bedraagt voor elk vol jaar waarin het mandaat werd uitgeoefend, 3,5% van de bezoldiging als bedoeld in artikel 10, en voor elke verdere volle maand een twaalfde, in totaal evenwel ten hoogste 70 %.

3.   De aanspraak op ouderdomspensioen is niet afhankelijk van enig ander ouderdomspensioen.

4.   Artikel 11 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 15

1.   Bij invaliditeit die tijdens het mandaat is ontstaan, hebben de leden recht op een pensioen.

2.   Artikel 14, lid 2 is van overeenkomstige toepassing. Het pensioen bedraagt evenwel tenminste 35 % van de bezoldiging als bedoeld in artikel 10.

3.   De aanspraak op dit pensioen ontstaat bij neerlegging van het mandaat.

4.   Het Parlement stelt de voorwaarden voor de uitoefening van dit recht vast.

5.   Artikel 11 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 16

Indien een voormalig lid tegelijkertijd recht heeft op een overbruggingstoelage als bedoeld in artikel 13 en op de uitkering van een pensioen als bedoeld in de artikelen 14 of 15, dan wordt de door het voormalig lid gekozen regeling toegepast.

Artikel 17

1.   Bij overlijden van een lid of van een voormalig lid dat op het tijdstip van overlijden recht of aanspraak had op een pensioen als bedoeld in de artikelen 14 of 15, hebben de echtgeno(o)t(e) en de ten laste komende kinderen recht op een pensioen.

2.   Dit pensioen mag in totaal niet hoger zijn dan het pensioen waarop het lid aan het einde van de zittingsperiode aanspraak had kunnen maken of waarop het voormalig lid recht had of zou hebben gehad.

3.   De achtergebleven echtgeno(o)t(e) ontvangt 60 % van het in lid 2 genoemde bedrag, evenwel tenminste 30 % van de bezoldiging als bedoeld in artikel 10. Dit recht komt bij hertrouwen niet te vervallen. Dit recht bestaat niet, indien de omstandigheden in afzonderlijke gevallen geen redelijke twijfel laten bestaan over het feit dat het huwelijk slechts met het oog op verzorging is gesloten.

4.   Een ten laste komend kind ontvangt 20 % van het in lid 2 genoemde bedrag.

5.   Zo nodig wordt het maximumbedrag van het uit te keren pensioen tussen de echtgeno(o)t(e) en de kinderen verdeeld naar rata van de in de leden 3 en 4 genoemde percentages.

6.   Het pensioen wordt uitgekeerd met ingang van de eerste dag van de maand na overlijden.

7.   Bij overlijden van de echtgeno(o)t(e) vervalt zijn/haar recht aan het eind van de maand van overlijden.

8.   Het recht van een kind vervalt aan het eind van de maand waarin het de 21-jarige leeftijd bereikt. Het recht blijft echter voor de duur van de opleiding bestaan, maar komt uiterlijk aan het eind van de maand waarin het kind de 25-jarige leeftijd bereikt, te vervallen. Het recht blijft bestaan zolang het kind wegens ziekte of een gebrek niet in staat is in zijn levensonderhoud te voorzien.

9.   Partners in een leefgemeenschap die in de lidstaten wordt erkend, worden gelijkgesteld met echtgenoten.

10.   Het Parlement stelt de voorwaarden voor de uitoefening van dit recht vast.

Artikel 18

1.   Leden en voormalige leden die een pensioen ontvangen, alsmede pensioengerechtigde nabestaanden, hebben recht op vergoeding van tweederde van de kosten in verband met ziekte, zwangerschap of de geboorte van een kind.

2.   Het Parlement stelt de voorwaarden voor de uitoefening van dit recht vast.

Artikel 19

1.   De leden hebben recht op dekking, uit hoofde van een verzekering, van de risico's die verbonden zijn aan de uitoefening van het mandaat.

2.   Het Parlement stelt de voorwaarden voor de uitoefening van dit recht vast. De leden nemen een derde van de ontstane verzekeringspremies voor hun rekening.

Artikel 20

1.   De leden hebben recht op vergoeding van de kosten die zij in het kader van de vervulling van hun mandaat maken.

2.   Voor reizen van en naar de plaatsen van werkzaamheid en voor overige dienstreizen vergoedt het Parlement de werkelijk gemaakte kosten.

3.   De vergoeding van de overige met het mandaat samenhangende kosten kan met een forfaitair bedrag plaatsvinden.

4.   Het Parlement stelt de voorwaarden voor de uitoefening van dit recht vast.

5.   Artikel 9, lid 3 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 21

1.   De leden hebben recht op assistentie door persoonlijke medewerkers die door hen vrijelijk worden aangewezen.

2.   Het Parlement draagt de werkelijk gemaakte kosten die door hun tewerkstelling ontstaan.

3.   Het Parlement stelt de voorwaarden voor de uitoefening van dit recht vast.

Artikel 22

1.   De leden hebben het recht gebruik te maken van de bureau- en communicatiefaciliteiten, alsmede van de dienstauto's van het Parlement.

2.   Het Parlement stelt de voorwaarden voor de uitoefening van dit recht vast.

Artikel 23

1.   Alle betalingen worden verricht ten laste van de begroting van de Europese Unie.

2.   De uitbetalingen overeenkomstig de artikelen 10, 13, 14, 15 en 17 geschieden maandelijks in euro of — naar keuze van het lid — in de munteenheid van de lidstaat waar hij/zij woonachtig is. Het Parlement stelt de voorwaarden voor de betalingen vast.

Artikel 24

Besluiten ter uitvoering van dit Statuut treden in werking na bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

TITEL II

Overgangsbepalingen

Artikel 25

1.   Leden die vóór de inwerkingtreding van het Statuut reeds in het Parlement zitting hadden en herkozen zijn, kunnen, wat bezoldiging, overbruggingstoelage, ouderdomspensioen en overlevingspensioen betreft, voor de gehele duur van hun mandaat voor de tot dan toe bestaande nationale regeling kiezen.

2.   Deze betalingen worden ten laste van de begroting van de lidstaat verricht.

Artikel 26

1.   De leden die overeenkomstig artikel 25, lid 1 aangesloten willen blijven bij de tot dan toe bestaande nationale regeling, stellen de Voorzitter van het Europees Parlement binnen 30 dagen na de inwerkingtreding van het Statuut hiervan schriftelijk in kennis.

2.   Dit besluit is definitief en niet herroepbaar.

3.   Blijft een dergelijke kennisgeving binnen de genoemde termijn achterwege, dan gelden de bepalingen van dit Statuut.

Artikel 27

1.   Na inwerkingtreding van dit Statuut, blijft het door het Europees Parlement ingestelde vrijwillige pensioenfonds gehandhaafd voor leden of voormalige leden die in dit fonds reeds rechten of aanspraken hebben verworven.

2.   De verworven rechten en aanspraken blijven in volle omvang bestaan. Het Parlement kan vereisten en voorwaarden voor het verwerven van nieuwe rechten of aanspraken vastleggen.

3.   Leden die een bezoldiging uit hoofde van artikel 10 ontvangen, kunnen geen nieuwe rechten of aanspraken in het vrijwillige pensioenfonds verwerven.

4.   Dit fonds staat niet open voor leden die na de inwerkingtreding van dit Statuut voor het eerst tot lid van het Parlement zijn gekozen.

5.   Artikel 9, lid 3 en artikel 14, lid 3 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 28

1.   Een aanspraak op pensioen die een lid op het tijdstip van de toepassing van dit Statuut overeenkomstig nationale regelingen heeft verworven, blijft ten volle gehandhaafd.

2.   Indien de duur van de uitoefening van het mandaat in het Europees Parlement of in een nationaal parlement op grond van de nationale regelingen onvoldoende is voor pensioenaanspraken, wordt met deze perioden bij de berekening van het pensioen op basis van dit Statuut rekening gehouden. Het Parlement kan met de terzake bevoegde instanties van de lidstaten overeenkomsten sluiten betreffende de overdracht van verworven pensioenrechten.

Artikel 29

1.   Iedere lidstaat kan voor de leden die in deze staat werden gekozen een van de bepalingen van dit Statuut afwijkende regeling betreffende de bezoldiging, de overbruggingstoelage, het ouderdomspensioen en het overlevingspensioen vaststellen voor een overgangsperiode die de duur van twee zittingsperioden van het Europees Parlement niet mag overschrijden.

2.   De leden worden door middel van deze regeling tenminste gelijk gesteld met de leden van de desbetreffende nationale parlementen.

3.   Alle betalingen worden ten laste van de begroting van de desbetreffende lidstaat verricht.

4.   De aanspraken van de leden krachtens de artikelen 18 t/m 22 van dit Statuut blijven bij een dergelijke regeling onverlet.

TITEL III

SLOTBEPALING

Artikel 30

Dit Statuut treedt in werking op de eerste dag van de zittingsperiode van het Europees Parlement die in 2009 begint.


(1)  Arrest van 15.9.1981, zaak 208/80, Lord Bruce of Donington/Eric Gordon Aspden — Jurisprudentie 1981, blz. 2205.

(2)  PB L 56 van 4.3.1968, blz. 8. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG, Euratom) nr. 723/2004 (PB L 124 van 27.4.2004, blz. 1).

P6_TA(2005)0246

Het op de markt brengen en het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten (CMR) *** I

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot negenentwintigste wijziging van Richtlijn 76/769/EEG van de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake de beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten (stoffen die als kankerverwekkend, mutageen of vergiftig voor de voortplanting zijn ingedeeld — CMR) (COM(2004)0638 — C6-0136/2004 — 2004/0225(COD))

(Medebeslissingsprocedure: eerste lezing)

Het Europees Parlement,

gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2004)0638) (1),

gelet op artikel 251, lid 2 en artikel 95 van het EG-Verdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C6-0136/2004),

gelet op artikel 51 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (A6-0163/2005),

1.

hecht zijn goedkeuring aan het voorstel van de Commissie;

2.

verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in haar voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;

3.

verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.


(1)  Nog niet in het PB gepubliceerd.

P6_TA(2005)0247

Communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen *** I

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen (COM(2004)0391 — C6-0080/2004 — 2004/0127(COD))

(Medebeslissingsprocedure: eerste lezing)

Het Europees Parlement,

gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2004)0391) (1),

gelet op artikel 251, lid 2 en artikel 62, punt 1 en punt 2, onder a) van het EG-Verdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C6-0080/2004),

gelet op artikel 51 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken en het advies van de Commissie ontwikkelingssamenwerking (A6-0188/2005),

A.

overwegende dat de Raad de intentie heeft alle in het ontwerpstandpunt van het Europees Parlement (A6-0188/2005) opgenomen amendementen te aanvaarden, zoals tot uitdrukking gebracht door het Voorzitterschap tijdens de zitting van het Europees Parlement van 22 juni 2005,

B.

overwegende dat de Commissie de intentie heeft alle in het ontwerpstandpunt van het Europees Parlement (A6-0188/2005) opgenomen amendementen te aanvaarden, zoals tot uitdrukking gebracht tijdens de zitting van het Europees Parlement van 22 juni 2005,

1.

hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement;

2.

verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in dit voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;

3.

verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.


(1)  Nog niet in het PB gepubliceerd.

P6_TC1-COD(2004)0127

Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 23 juni 2005 met het oog op de aanneming van Verordening (EG) nr. .../2005 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 62, punt 1 en punt 2, onder a),

Gezien het voorstel van de Commissie,

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het uitwerken van maatregelen conform artikel 62, punt 1, van het Verdrag om te garanderen dat bij de overschrijding van de binnengrenzen door personen geen grenstoezicht wordt uitgevoerd, maakt deel uit van de in artikel 14 van het Verdrag omschreven doelstelling van de Unie om een ruimte zonder binnengrenzen tot stand te brengen waarin het vrije verkeer van personen is gewaarborgd.

(2)

Overeenkomstig artikel 61 van het Verdrag gaat de totstandbrenging van een ruimte van vrij verkeer van personen gepaard met andere maatregelen. Het gemeenschappelijk beleid inzake het overschrijden van de buitengrenzen, zoals bedoeld in artikel 62, punt 2, van het Verdrag, is één van die maatregelen.

(3)

Bij de goedkeuring van gemeenschappelijke maatregelen inzake de overschrijding van de binnengrenzen door personen en het grenstoezicht aan de buitengrenzen moet rekening worden gehouden met het Schengenacquis, dat in het kader van de Europese Unie is opgenomen, en met name met de desbetreffende bepalingen van de Overeenkomst ter uitvoering van het op 14 juni 1985 te Schengen gesloten Akkoord tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, van de Bondsrepubliek Duitsland en van de Franse Republiek betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen (2) en het Gemeenschappelijk Handboek (3).

(4)

Wat het grenstoezicht aan de buitengrenzen betreft, is de totstandbrenging van een gemeenschappelijk geheel van wetgevingsinstrumenten, met name door consolidatie en ontwikkeling van het acquis, een van de essentiële onderdelen van het gemeenschappelijk beleid inzake het beheer van de buitengrenzen, zoals omschreven in de mededeling van de Commissie van 7 mei 2002 getiteld „Naar een geïntegreerd beheer van de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie”. Deze doelstelling is opgenomen in het „Plan voor het beheer van de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie”, dat op 13 juni 2002 is goedgekeurd door de Raad en dat met instemming is begroet door de Europese Raad van Sevilla van 21-22 juni 2002 en de Europese Raad van Thessaloniki van 19-20 juni 2003.

(5)

De vaststelling van een gemeenschappelijke regeling betreffende de overschrijding van de grenzen door personen doet geen afbreuk aan de rechten inzake vrij verkeer van burgers van de Unie en hun familieleden en is niet van invloed op onderdanen van derde landen en hun familieleden die in het kader van overeenkomsten tussen de Gemeenschap en haar lidstaten enerzijds, en die landen anderzijds, rechten inzake vrij verkeer genieten die gelijkwaardig zijn aan die van de burgers van de Unie.

(6)

Grenstoezicht is in het belang van niet alleen de lidstaat aan de buitengrenzen waarvan het wordt uitgeoefend maar van alle lidstaten die het grenstoezicht aan hun binnengrenzen hebben afgeschaft. Het grenstoezicht moet helpen de illegale immigratie en mensenhandel te bestrijden en bedreigingen van de binnenlandse veiligheid, de openbare orde, de volksgezondheid en de internationale betrekkingen van de lidstaten te voorkomen.

(7)

De grenscontroles moeten zodanig worden uitgevoerd dat de menselijke waardigheid volledig wordt geëerbiedigd. Het grenstoezicht moet professioneel en respectvol worden uitgeoefend en in verhouding staan tot de beoogde doelstellingen.

(8)

Grenstoezicht omvat niet alleen de personencontrole aan de grensdoorlaatposten en de grensbewaking tussen deze grensdoorlaatposten, maar ook een analyse van de gevaren voor de binnenlandse veiligheid en de analyse van de bedreigingen die de veiligheid van de buitengrenzen in het gedrang kunnen brengen. Zowel voor de controle aan de grensdoorlaatposten als voor de grensbewaking moeten dus voorwaarden, criteria en procedures worden vastgesteld.

(9)

Om buitensporig lange wachttijden aan de grenzen te voorkomen, moeten de controles aan de buitengrenzen in uitzonderlijke en onvoorzienbare omstandigheden kunnen worden versoepeld. Het versoepelen van de grenscontroles doet niets af aan de verplichting om systematisch een stempel aan te brengen in de documenten van onderdanen van derde landen. Dankzij afstempeling kan met zekerheid worden vastgesteld wanneer en op welke plaats de grens is overschreden, zonder dat in alle gevallen vaststaat dat de vereiste controlemaatregelen met betrekking tot de reisdocumenten zijn uitgevoerd.

(10)

Ter beperking van de wachttijden voor onder het Gemeenschapsrecht inzake vrij verkeer vallende personen moet aan de doorlaatposten aan de grenzen, voorzover de omstandigheden dit toestaan, worden gezorgd voor gescheiden rijstroken met uniforme aanduidingen in alle lidstaten. Op internationale luchthavens moet voor gescheiden doorgangen worden gezorgd. Voorzover dit opportuun wordt geacht en de plaatselijke omstandigheden dit toelaten, dienen de lidstaten te overwegen aan de zeeen landgrens-doorlaatposten gescheiden doorgangen tot stand te brengen.

(11)

De lidstaten moeten voorkomen dat de controleprocedures een grote belemmering vormen voor het economisch, sociaal en cultureel verkeer aan de buitengrenzen. Daartoe moeten zij voldoende personeel en middelen inzetten.

(12)

De lidstaten moeten een of meer nationale diensten aanwijzen die overeenkomstig de nationale wetgeving met grensbewaking belast zijn. Wanneer in een lidstaat verschillende diensten met grensbewaking belast zijn, moeten zij voortdurend nauw samenwerken.

(13)

De operationele samenwerking en de bijstand tussen de lidstaten op het gebied van grenstoezicht zullen worden beheerd en gecoördineerd door het Europees agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten, dat is ingesteld bij Verordening (EG) nr. 2007/2004 (4).

(14)

Deze verordening doet geen afbreuk aan in het kader van de algemene politiebevoegdheid uitgevoerde controles en op dezelfde manier als bij binnenlandse vluchten uitgevoerde personencontroles, noch aan de mogelijkheid van de lidstaten om overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 3925/91 van de Raad van 19 december 1991 betreffende de afschaffing van de controles en de formaliteiten die van toepassing zijn op de handbagage en de ruimbagage van personen op intracommunautaire vluchten en op de bagage van personen bij intracommunautaire zeereizen (5) uitzonderlijke bagagecontroles uit te voeren, noch aan nationale voorschriften betreffende het bij zich dragen van reis- en identiteitsdocumenten of aan de verplichting om de aanwezigheid op het grondgebied van de betrokken lidstaat te melden.

(15)

In geval van ernstige bedreiging van de openbare orde of de binnenlandse veiligheid van de lidstaten moeten deze tevens de mogelijkheid hebben om tijdelijk opnieuw grenstoezicht aan de binnengrenzen in te voeren. Om het uitzonderlijke karakter van de maatregel tot herinvoering van toezicht en de evenredigheid te kunnen handhaven, moeten daarvoor voorwaarden en procedures worden vastgesteld. De draagwijdte en de duur van elke tijdelijke herinvoering van grenstoezicht aan binnengrenzen moeten worden beperkt tot het strikte minimum dat vereist is om op die bedreiging te reageren.

(16)

In een ruimte van vrij verkeer van personen moet de herinvoering van grenstoezicht aan de binnengrenzen een uitzondering blijven. Grenstoezicht mag niet worden uitgeoefend noch formaliteiten worden opgelegd uitsluitend omdat de grens wordt overschreden.

(17)

Er moet worden gezorgd voor een procedure die de Commissie in staat stelt bepaalde gedetailleerde praktische regels voor het grenstoezicht aan te passen. In dat geval moeten de voor de uitvoering van deze verordening noodzakelijke maatregelen worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (6).

(18)

Er moet ook worden gezorgd voor een procedure waarmee de lidstaten de Commissie in kennis kunnen stellen van wijzigingen van andere gedetailleerde praktische regels voor het grenstoezicht.

(19)

Daar de doelstelling van deze verordening, namelijk de vaststelling van regels betreffende de overschrijding van de grenzen door personen, niet in voldoende mate door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap maatregelen nemen overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om die doelstelling te verwezenlijken.

(20)

Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en de beginselen die met name zijn erkend in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Deze verordening wordt uitgevoerd met inachtneming van de verplichtingen van de lidstaten inzake internationale bescherming en non-refoulement.

(21)

In afwijking van artikel 299 van het Verdrag is deze verordening slechts van toepassing op het Europese grondgebied van Frankrijk en Nederland. Deze verordening is niet van invloed op de specifieke regeling voor Ceuta en Melilla zoals omschreven in de Overeenkomst betreffende de toetreding van het Koninkrijk Spanje tot de Overeenkomst ter uitvoering van het op 14 juni 1985 te Schengen gesloten Akkoord tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen (7).

(22)

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte protocol betreffende de positie van Denemarken neemt Denemarken niet deel aan de aanneming van deze verordening en is deze niet bindend voor, noch van toepassing in deze lidstaat. Aangezien deze verordening evenwel een uitwerking van het Schengenacquis behelst op grond van de bepalingen van het derde deel, titel IV, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, dient Denemarken overeenkomstig artikel 5 van dit Protocol binnen een termijn van zes maanden na de datum van vaststelling van deze verordening, te beslissen of het deze in zijn nationale wetgeving zal omzetten.

(23)

Wat IJsland en Noorwegen betreft, houdt deze verordening een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de tussen de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen gesloten overeenkomst inzake de wijze waarop deze twee staten worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (8); deze ontwikkeling valt onder het gebied dat wordt genoemd in artikel 1, punt A, van Besluit 1999/437/EG van de Raad van 17 mei 1999 (9) inzake bepaalde toepassingsbepalingen van die overeenkomst.

(24)

Er moet een regeling worden getroffen op grond waarvan vertegenwoordigers van IJsland en Noorwegen kunnen worden betrokken bij het werk van de comités die de Commissie bijstaan in de uitoefening van haar uitvoerende taken. Een dergelijke regeling is aan de orde gesteld in de briefwisseling tussen de Gemeenschap en IJsland en Noorwegen over de comités die de Commissie van de Europese Gemeenschappen bijstaan bij de uitoefening van haar uitvoerende taken (10) die aan de bovengenoemde overeenkomst is gehecht.

(25)

Wat Zwitserland betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis; deze ontwikkeling valt onder het gebied dat wordt genoemd in artikel 1, punt A, van Besluit 1999/437/EG van 17 mei 1999, juncto artikel 4, lid 1, van Besluit 2004/849/EG van de Raad (11) en Besluit 2004/860/EG van de Raad (12).

(26)

Er moet een regeling worden getroffen op grond waarvan vertegenwoordigers van Zwitserland kunnen worden betrokken bij het werk van de comités die de Commissie bijstaan in de uitoefening van haar uitvoerende taken. Een dergelijke regeling is aan de orde gesteld in de briefwisseling tussen de Gemeenschap en Zwitserland die aan de bovengenoemde overeenkomst is gehecht.

(27)

Deze verordening houdt een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan het Verenigd Koninkrijk overeenkomstig Besluit 2000/365/EG van de Raad van 29 mei 2000 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis (13), niet deelneemt. Het Verenigd Koninkrijk neemt derhalve niet deel aan de aanneming van deze verordening en deze is niet bindend voor, noch van toepassing in deze lidstaat.

(28)

Deze verordening vormt een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan Ierland overeenkomstig Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan bepalingen van het Schengen-acquis (14), niet deelneemt. Ierland neemt derhalve niet deel aan de aanneming van deze verordening en deze is niet bindend voor, noch van toepassing in deze lidstaat.

(29)

In deze verordening vormen artikel 1, eerste zin, artikel 5, lid 4, punt a), Titel III alsmede de bepalingen van Titel II en de bijbehorende bijlagen met betrekking tot het Schengeninformatiesysteem (SIS), bepalingen die voortbouwen op het Schengenacquis of op een andere wijze daaraan zijn gerelateerd in de zin van artikel 3, lid 2, van de Toetredingsakte van 2003,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

TITEL I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Doel en beginselen

Deze verordening voorziet in de afwezigheid van grenstoezicht ten aanzien van personen die de binnengrenzen tussen de lidstaten van de Europese Unie overschrijden.

Zij stelt de maatregelen vast die van toepassing zijn op het grenstoezicht ten aanzien van personen die de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie overschrijden.

Artikel 2

Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

1)

„binnengrenzen”:

a)

de gemeenschappelijke landgrenzen, daaronder begrepen rivier- en meergrenzen, van de lidstaten;

b)

de luchthavens van de lidstaten voor de interne vluchten;

c)

de zee-, rivier- en meerhavens van de lidstaten voor de regelmatige veerverbindingen;

2)

„buitengrenzen”: de landgrenzen, met inbegrip van de rivier- en meergrenzen, de zeegrenzen alsmede de lucht-, rivier-, zee- en meerhavens van de lidstaten, voorzover zij geen binnengrenzen zijn;

3)

„interne vlucht”: een vlucht met vertrek en bestemming uitsluitend op het grondgebied van de lidstaten zonder tussenlanding op het grondgebied van een derde land;

4)

„regelmatige veerverbinding”: een veerverbinding tussen twee of meer havens op het grondgebied van de lidstaten waarbij geen havens buiten het grondgebied van de lidstaten worden aangedaan en waarbij personen en voertuigen worden vervoerd volgens een gepubliceerde dienstregeling;

5)

„personen die onder het Gemeenschapsrecht inzake vrij verkeer vallen”:

a)

de burgers van de Unie in de zin van artikel 17, lid 1, van het Verdrag en de in Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden (15) bedoelde onderdanen van derde landen die familielid zijn van een burger van de Unie die zijn recht van vrij verkeer uitoefent;

b)

de onderdanen van derde landen en hun familieleden die, ongeacht hun nationaliteit, uit hoofde van overeenkomsten tussen de Gemeenschap en haar lidstaten enerzijds, en die landen anderzijds, rechten inzake vrij verkeer genieten die gelijkwaardig zijn aan die van de burgers van de Unie;

6)

„onderdaan van een derde land”: eenieder die geen burger van de Unie is in de zin van artikel 17, lid 1, van het Verdrag en niet onder de toepassing van punt 5) valt;

7)

„met het oog op weigering van toegang gesignaleerde persoon”: een onderdaan van een derde land die overeenkomstig en voor de doelstellingen van artikel 96 van de Schengenovereenkomst gesignaleerd staat in het Schengeninformatiesysteem;

8)

„grensdoorlaatpost”: een door de bevoegde autoriteiten voor overschrijding van de buitengrenzen aangewezen doorlaatpost;

9)

„grenstoezicht”: de overeenkomstig en voor het doel van deze verordening aan een grens uitgevoerde activiteit die uitsluitend wegens de voorgenomen of daadwerkelijke grensoverschrijding en dus niet om andere redenen wordt verricht, en die bestaat in controle en bewaking van de grens;

10)

„grenscontroles”: de controles die aan de grensdoorlaatposten worden verricht om na te gaan of de betrokken personen, hun vervoermiddelen en de voorwerpen in hun bezit het grondgebied van de lidstaten mogen binnenkomen dan wel verlaten;

11)

„grensbewaking”: de bewaking van de grenzen buiten de grensdoorlaatposten en de bewaking van de grensdoorlaatposten buiten de vastgestelde openingstijden om te voorkomen dat personen zich aan de grenscontroles onttrekken;

12)

„tweedelijnscontrole”: een verdere controle die op een speciale locatie kan worden verricht, apart van de locatie waar iedereen wordt gecontroleerd (eerste lijn);

13)

„grenswachter”: overheidsbeambte die overeenkomstig het nationaal recht werkzaam is bij een grensdoorlaatpost, langs de grens of in de onmiddellijke nabijheid daarvan en die overeenkomstig deze verordening en het nationaal recht het grenstoezicht uitoefent;

14)

„vervoerder”: een natuurlijke of rechtspersoon die beroepsmatig personen vervoert;

15)

„verblijfsvergunning”:

a)

de door de lidstaten overeenkomstig het uniforme model van Verordening (EG) nr. 1030/2002 van de Raad van 13 juni 2002 betreffende de invoering van een uniform model voor verblijfstitels voor onderdanen van derde landen (16) afgegeven verblijfsvergunningen;

b)

de overige door een lidstaat aan onderdanen van derde landen afgegeven documenten die recht geven op verblijf op of terugkeer naar hun grondgebied, met uitzondering van tijdelijke vergunningen die hangende de behandeling van een eerste aanvraag van een verblijfsvergunning als bedoeld in punt a) of van een asielverzoek worden afgegeven;

16)

„cruiseschip”: een vaartuig dat een route volgt volgens een van tevoren vastgesteld programma dat toeristische activiteiten in de verschillende havens omvat en waarbij tijdens de reis in beginsel geen passagiers in- of ontschepen;

17)

„pleziervaart”: het gebruik van pleziervaartuigen voor sport of toerisme;

18)

„kustvisserij”: het voor de visvangst gebruiken van vaartuigen die dagelijks of binnen 36 uur in een op het grondgebied van een lidstaat gelegen haven terugkeren zonder daarbij een in een derde land gelegen haven aan te doen;

19)

„gevaar voor de volksgezondheid”: elke potentieel epidemische ziekte zoals gedefinieerd in de Internationale Gezondheidsregeling van de Wereldgezondheidsorganisatie, en andere infectieziekten of besmettelijke parasitaire ziekten, voorzover het gastland beschermende regelingen treft ten aanzien van de eigen onderdanen.

Artikel 3

Toepassingsgebied

Deze verordening is van toepassing op iedereen die de binnen- of buitengrenzen van de lidstaten overschrijdt, onverminderd:

a)

de rechten van de personen die onder het Gemeenschapsrecht inzake vrij verkeer vallen;

b)

de rechten van vluchtelingen en personen die om internationale bescherming verzoeken, met name wat betreft non-refoulement.

TITEL II

BUITENGRENZEN

Hoofdstuk I

Overschrijden van de buitengrenzen en toegangsvoorwaarden

Artikel 4

Overschrijden van de buitengrenzen

1.   De buitengrenzen mogen slechts via de grensdoorlaatposten en gedurende de vastgestelde openingstijden worden overschreden. Aan de grensdoorlaatposten die niet 24 uur per etmaal open zijn, worden de openingstijden duidelijk aangegeven.

De lidstaten stellen de Commissie overeenkomstig artikel 34 in kennis van de lijst van hun grensdoorlaatposten.

2.   In afwijking van lid 1 kunnen op de verplichting om de buitengrenzen uitsluitend via de grensdoorlaatposten en gedurende de vastgestelde openingstijden te overschrijden, uitzonderingen worden toegestaan:

a)

in het kader van de pleziervaart of de kustvisserij;

b)

voor zeelieden die van boord gaan om in de haven waar hun vaartuig heeft aangelegd of in de aanpalende gemeenten te verblijven;

c)

voor personen of groepen van personen wanneer bijzondere omstandigheden daartoe nopen en mits zij in het bezit zijn van de door de nationale wetgeving voorgeschreven vergunningen en dit niet in strijd is met overwegingen van openbare orde en binnenlandse veiligheid van de lidstaten;

d)

voor personen of groepen van personen in geval van een onvoorziene noodsituatie.

3.   Onverminderd de uitzonderingen in lid 2 en de verplichtingen inzake internationale bescherming, stellen de lidstaten overeenkomstig hun nationaal recht sancties op het onrechtmatig overschrijden van de buitengrenzen buiten de grensdoorlaatposten en de vastgestelde openingstijden. Deze sancties zijn doeltreffend, evenredig en afschrikkend.

Artikel 5

Toegangsvoorwaarden voor onderdanen van derde landen

1.   Voor onderdanen van derde landen gelden de volgende toegangsvoorwaarden voor een verblijf van ten hoogste drie maanden per periode van zes maanden:

a)

in het bezit zijn van één of meer geldige reisdocumenten of documenten die recht geven op grensoverschrijding;

b)

indien vereist op grond van Verordening (EG) nr. 539/2001 van de Raad van 15 maart 2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld (17), in het bezit zijn van een geldig visum, behalve indien zij houder zijn van een geldige verblijfsvergunning;

c)

het doel van het voorgenomen verblijf en de verblijfsomstandigheden kunnen staven, alsmede beschikken over voldoende middelen van bestaan, zowel voor de duur van het voorgenomen verblijf als voor de terugreis naar het land van herkomst of voor de doorreis naar een derde land, waar de toegang is gewaarborgd, dan wel in staat zijn deze middelen rechtmatig te verwerven;

d)

niet met het oog op weigering van toegang in het SIS gesignaleerd zijn;

e)

niet worden beschouwd als een bedreiging van de openbare orde, de binnenlandse veiligheid, de volksgezondheid of de internationale betrekkingen van één van de lidstaten, en met name niet om dezelfde redenen met het oog op weigering van toegang gesignaleerd staan in de nationale databanken van de lidstaten.

2.   In bijlage I gaat een niet-uitputtende lijst van bewijsstukken die de grenswachter van de betrokken onderdaan van een derde land kan verlangen om na te gaan of aan de in lid 1, onder c), vermelde voorwaarden is voldaan.

3.   Bij de beoordeling van de bestaansmiddelen wordt rekening gehouden met de duur en het doel van het verblijf, alsmede met de gemiddelde prijzen voor kost en inwoning in de betrokken lidstaat of lidstaten, bepaald op basis van een goedkoop verblijf, vermenigvuldigd met het aantal verblijfsdagen.

De door elk van de lidstaten vastgestelde richtbedragen worden meegedeeld aan de Commissie, overeenkomstig artikel 34.

De aanwezigheid van voldoende bestaansmiddelen kan worden beoordeeld aan de hand van contant geld, reischeques en creditcards die de onderdaan van een derde land in bezit heeft. Borgstellingen, voorzover de nationale wetgeving daarin voorziet, en garantstellingsverklaringen van de gastheer/-vrouw als gedefinieerd in de nationale wetgeving, ingeval de onderdaan van een derde land bij een gastheer/-vrouw verblijft, kunnen eveneens als bewijs van voldoende middelen van bestaan gelden.

4.   In afwijking van lid 1:

a)

wordt onderdanen van derde landen die niet aan alle in lid 1 bedoelde voorwaarden voor binnenkomst voldoen maar houder zijn van een door een lidstaat afgegeven verblijfstitel of terugkeervisum, dan wel, indien dit vereist is, van deze beide documenten, toegang met het oog op doorreis tot het grondgebied van de overige lidstaten verleend, zodat zij het grondgebied van de lidstaat kunnen bereiken die hun de verblijfstitel of het terugkeervisum heeft verstrekt, tenzij zij op de nationale signaleringslijst staan van de lidstaat waarvan zij de buitengrenzen willen overschrijden, met vermelding van de te nemen maatregelen die de binnenkomst of doorreis verhinderen;

b)

kan onderdanen van derde landen die aan de in lid 1 genoemde voorwaarden, met uitzondering van punt b), voldoen en zich aan de grens aanbieden, toegang tot het grondgebied van de lidstaten worden verleend, indien aan de grens een visum wordt afgegeven overeenkomstig Verordening (EG) nr. 415/2003 van de Raad van 27 februari 2003 betreffende de afgifte van visa aan de grens, inclusief aan transiterende zeelieden (18).

De aan de grens afgegeven visa worden op een lijst geregistreerd.

Indien het niet mogelijk is op het document een visum aan te brengen, wordt het visum, bij wijze van uitzondering, op een apart blad aangebracht dat aan het document wordt gehecht. In dat geval wordt gebruik gemaakt van het bij Verordening (EG) nr. 333/2002 van de Raad van 18 februari 2002 betreffende de invoering van een uniform model voor een blad waarop een visum kan worden aangebracht dat door lidstaten wordt afgegeven aan houders van een reisdocument dat door de lidstaat die het blad opstelt niet wordt erkend (19) vastgestelde uniforme model voor formulieren voor de aanbrenging van het visum;

c)

kan onderdanen van derde landen die niet aan een of meer van de in lid 1 genoemde voorwaarden voldoen, door een lidstaat toegang tot zijn grondgebied worden verleend op grond van humanitaire overwegingen, om redenen van nationaal belang of wegens internationale verplichtingen. Indien de betrokken onderdaan van een derde land gesignaleerd staat als bedoeld in lid 1, punt d), stelt de lidstaat die hem toegang tot zijn grondgebied verleent, de overige lidstaten daarvan in kennis.

Hoofdstuk II

Toezicht aan de buitengrenzen en weigering van toegang

Artikel 6

Uitvoering van grenscontroles

1.   De grenswachters oefenen hun taken uit met volledige eerbiediging van de menselijke waardigheid.

De in de uitoefening van hun taken genomen maatregelen staan in verhouding tot de door die maatregelen beoogde doelstellingen.

2.   De grenswachters voeren de grenscontroles uit zonder discriminatie van personen op grond van hun geslacht, ras, etnische oorsprong, godsdienst, overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele gerichtheid.

Artikel 7

Grenscontrole op personen

1.   Het grensoverschrijdend verkeer aan de buitengrenzen wordt gecontroleerd door de grenswachters. De controle wordt verricht overeenkomstig dit hoofdstuk.

De controle kan ook betrekking hebben op de vervoermiddelen en voorwerpen in het bezit van de personen die de grens overschrijden. Op elk onderzoek is de nationale wetgeving van de betrokken lidstaat van toepassing.

2.   Eenieder wordt aan een minimale controle onderworpen tot vaststelling van de identiteit op basis van de overgelegde of getoonde reisdocumenten. Deze minimale controle bestaat in een eenvoudig en snel onderzoek, voorzover opportuun met gebruikmaking van technische voorzieningen en door raadpleging, in de desbetreffende databanken, van informatie die uitsluitend betrekking heeft op gestolen, ontvreemde, verloren of ongeldig gemaakte documenten, naar de geldigheid van het document dat de rechtmatige houder recht van grensoverschrijding geeft en naar eventuele tekenen van namaak of vervalsing.

De in de eerste alinea bedoelde minimale controle is de regel voor personen die onder het Gemeenschapsrecht inzake vrij personenverkeer vallen.

Bij de minimale controle van personen die onder het Gemeenschapsrecht inzake vrij personenverkeer vallen, kunnen de grenswachters evenwel, op niet-systematische basis, nationale en Europese databanken raadplegen om zich ervan te vergewissen dat de betrokkene geen reëel, actueel en voldoende ernstig gevaar voor de binnenlandse veiligheid, de openbare orde, de internationale betrekkingen van de lidstaten dan wel een gevaar voor de volksgezondheid vormt.

Het resultaat van deze raadpleging doet niets af aan het recht van binnenkomst op het grondgebied van de betrokken lidstaat van personen die onder het Gemeenschapsrecht inzake vrij verkeer vallen als bedoeld in Richtlijn 2004/38/EG.

3.   Bij binnenkomst en uitreis worden onderdanen van derde landen aan een grondige controle onderworpen.

a)

De grondige controles bij binnenkomst behelzen de verificatie van de in artikel 5, lid 1, vermelde voorwaarden voor toegang, alsmede, eventueel, van de verblijfs- en werkvergunningen. In dat verband wordt nauwgezet onderzocht:

i)

of de onderdaan van een derde land in het bezit is van een document dat geldig is voor grensoverschrijding en waarvan de geldigheidsduur niet is verstreken en dat, in voorkomend geval, vergezeld gaat van het vereiste visum of de vereiste verblijfsvergunning;

ii)

of het reisdocument eventuele tekenen van namaak of vervalsing vertoont;

iii)

aan de hand van de in- en uitreisstempels in het reisdocument van de betrokken onderdaan van een derde land, en met name door vergelijking van de data van in- en uitreis, of de betrokkene de maximale duur van het toegestane verblijf op het grondgebied van de lidstaten reeds heeft overschreden;

iv)

de plaats van vertrek en de plaats van bestemming van de betrokken onderdaan van een derde land, alsmede het doel van het voorgenomen verblijf, indien nodig met controle van de desbetreffende bewijsstukken;

v)

of de betrokken onderdaan van een derde land voor de geplande duur en het doel van het voorgenomen verblijf en voor de terugreis naar het land van herkomst of voor de doorreis naar een derde land, waar de toegang is gewaarborgd, over voldoende middelen van bestaan beschikt dan wel of hij deze op rechtmatige wijze kan verkrijgen;

vi)

of de betrokken onderdaan van een derde land, diens vervoermiddel en de meegevoerde voorwerpen geen gevaar opleveren voor de openbare orde, de binnenlandse veiligheid of de internationale betrekkingen van een van de lidstaten. Bij die verificatie worden met name gegevens en signaleringen betreffende de betrokken personen en, zo nodig, voorwerpen rechtstreeks bij het Schengen-informatiesysteem (SIS) en de nationale opsporingsregisters opgevraagd en worden, in voorkomend geval, de bij die signalering passende maatregelen genomen.

b)

De grondige controles bij uitreis behelzen:

i)

de verificatie dat de onderdaan van een derde land in het bezit is van een geldig grensoverschrijdingsdocument;

ii)

de verificatie dat het reisdocument geen tekenen van namaak of vervalsing vertoont;

iii)

voorzover mogelijk, de verificatie dat de onderdaan van een derde land niet wordt beschouwd als een bedreiging voor de openbare orde, de binnenlandse veiligheid of de internationale betrekkingen van een van de lidstaten.

c)

Naast de onder b) bedoelde controles, kunnen grondige controles bij uitreis ook behelzen:

i)

de verificatie dat de betrokkene in het bezit is van een geldig visum, indien zulks op grond van Verordening (EG) nr. 539/2001 vereist is, tenzij de betrokkene houder is van een geldige verblijfsvergunning;

ii)

de verificatie dat de betrokkene de maximale duur van het toegestane verblijf op het grondgebied van de lidstaten niet heeft overschreden;

iii)

de raadpleging van signaleringen van personen en voorwerpen in het SIS en in de nationale opsporingsregisters.

4.   Indien de nodige faciliteiten voorhanden zijn en de onderdaan van een derde land daarom verzoekt, vinden de bedoelde grondige controles in een privé-ruimte plaats.

5.   Onderdanen van een derde land die aan een grondige tweedelijnscontrole worden onderworpen, worden op de hoogte gebracht van het doel en het verloop van deze controle.

Deze informatie is beschikbaar in de officiële talen van de Unie en in de taal of talen van het buurland of de buurlanden van de betrokken lidstaat, en vermeldt dat de onderdaan van een derde land kan verzoeken dat hem de naam of het dienstidentificatienummer wordt meegedeeld van de grenswachters die de grondige tweedelijnscontrole uitvoeren, de naam van de plaats waar en de datum waarop de grens werd overschreden.

6.   De controle van personen die onder het Gemeenschapsrecht inzake vrij personenverkeer vallen, wordt uitgevoerd overeenkomstig Richtlijn 2004/38/EG.

7.   In bijlage II staan gedetailleerde voorschriften betreffende de te registreren informatie.

Artikel 8

Versoepeling van de grenscontroles

1.   De grenscontroles aan de buitengrenzen kunnen in buitengewone en onvoorziene omstandigheden worden versoepeld. Buitengewone en onvoorziene omstandigheden doen zich voor wanneer onvoorzienbare gebeurtenissen een zodanige verkeersdrukte veroorzaken dat niettegenstaande volledige benutting van alle personele, facilitaire en organisatorische mogelijkheden, aan de grensdoorlaatposten onredelijk lange wachttijden ontstaan.

2.   Indien de grenscontroles overeenkomstig lid 1 worden versoepeld, hebben de grenscontroles van het binnenkomend verkeer in beginsel voorrang op de grenscontroles van het uitgaand verkeer.

De beslissing tot versoepeling van de controles wordt genomen door de bevelvoerende grenswachter van de betrokken grensdoorlaatpost.

De versoepeling van de grenscontroles is slechts tijdelijk, is aangepast aan de omstandigheden die de versoepeling rechtvaardigen en wordt geleidelijk uitgevoerd.

3.   Zelfs in geval van versoepeling van deze grenscontroles stempelt de grenswachter zowel bij in- als bij uitreis de reisdocumenten van onderdanen van derde landen af, overeenkomstig artikel 10.

4.   Elke lidstaat legt het Europees Parlement en de Commissie jaarlijks een verslag over de toepassing van dit artikel voor.

Artikel 9

Gescheiden doorgangen en bewegwijzering

1.   De lidstaten voorzien met name aan de luchtgrensdoorlaatposten in gescheiden doorgangen voor de uitvoering van de controles op personen overeenkomstig artikel 7. Deze doorgangen worden van elkaar onderscheiden door middel van de bewegwijzering als bedoeld in bijlage III.

De lidstaten kunnen in gescheiden doorgangen voorzien aan hun zee- en landgrensdoorlaatposten en aan de grenzen tussen de lidstaten die artikel 20 aan hun gemeenschappelijke grenzen niet toepassen. Indien de lidstaten aan de die grenzen in gescheiden doorgangen voorzien, wordt de in bijlage III vermelde bewegwijzering gebruikt.

De lidstaten zorgen ervoor dat deze doorgangen duidelijk zijn aangegeven, ook wanneer de regels inzake het gebruik van de verschillende doorgangen worden opgeschort als bedoeld in lid 4, opdat het grensoverschrijdend personenverkeer optimaal kan verlopen.

2.

a)

Personen die onder het Gemeenschapsrecht inzake vrij verkeer vallen, hebben het recht de doorgangen te gebruiken die zijn aangegeven met het bord bedoeld in bijlage III, deel A. Zij mogen ook de doorgangen gebruiken die zijn aangegeven met het bord bedoeld in bijlage III, deel B.

b)

Alle andere personen gebruiken de doorgangen aangegeven met het bord bedoeld in bijlage III, deel B.

De onder a) en b) bedoelde aanduidingen op de borden kunnen worden gesteld in de taal of de talen die elke lidstaat geschikt acht.

3.   Aan de zee- en landgrensdoorlaatposten kunnen de lidstaten het voertuigenverkeer scheiden in aparte rijstroken voor lichte of voor zware voertuigen dan wel voor autobussen, door gebruik te maken van de in bijlage III, deel C, afgebeelde borden.

De lidstaten kunnen de aanduidingen op die borden zo nodig aanpassen aan de lokale omstandigheden.

4.   Wanneer de verkeersstromen aan een bepaalde grensdoorlaatpost tijdelijk verstoord zijn, kunnen de bevoegde autoriteiten de regels inzake het gebruik van de verschillende doorgangen opschorten zolang de normale situatie niet is hersteld.

5.   De bestaande borden worden uiterlijk op 31 mei 2009 in overeenstemming gebracht met de bepalingen van de leden 1, 2 en 3. Indien de lidstaten reeds vóór die datum bestaande borden vervangen of nieuwe borden plaatsen, nemen zij de in deze leden vastgestelde aanduidingen in acht.

Artikel 10

Afstempeling van de reisdocumenten van onderdanen van derde landen

1.   De reisdocumenten van onderdanen van derde landen worden bij inreis en bij uitreis systematisch afgestempeld. Er wordt met name een inreis-, respectievelijk uitreisstempel aangebracht in:

a)

de grensoverschrijdingsdocumenten van onderdanen van derde landen die voorzien zijn van een geldig visum;

b)

de grensoverschrijdingsdocumenten van onderdanen van derde landen aan wie aan de grens een visum wordt afgegeven door een lidstaat;

c)

de grensoverschrijdingsdocumenten van onderdanen van derde landen die niet aan de visumplicht zijn onderworpen.

2.   De reisdocumenten van onderdanen van derde landen die familielid zijn van een burger van de Unie op wie Richtlijn 2004/38/EG van toepassing is, maar niet de in artikel 10 van die richtlijn bedoelde verblijfskaart kunnen overleggen, worden bij inreis of bij uitreis afgestempeld.

De reisdocumenten van onderdanen van derde landen die familielid zijn van onderdanen van derde landen die onder het Gemeenschapsrecht inzake vrij personenverkeer vallen, maar niet de in artikel 10 van Richtlijn 2004/38/EG bedoelde verblijfskaart kunnen overleggen, worden bij inreis of bij uitreis afgestempeld.

3.   Er wordt geen in- of uitreisstempel aangebracht:

a)

in de reisdocumenten van staatshoofden of hoogwaardigheidsbekleders wier aankomst vooraf langs diplomatieke weg officieel is aangekondigd;

b)

in de „crew member licences” of „crew member certificates” van piloten respectievelijk bemanningsleden van vliegtuigen;

c)

in de reisdocumenten van zeelieden die slechts gedurende het afmeren van hun schip in de binnengevaren haven van een lidstaat verblijven;

d)

in de reisdocumenten van bemanningsleden en passagiers van cruiseschepen die overeenkomstig punt 3.2.3. van bijlage VI niet aan grenscontroles zijn onderworpen;

e)

in de grensoverschrijdingsdocumenten van onderdanen van Andorra, Monaco en San Marino.

Op verzoek van een onderdaan van een derde land kan bij wijze van uitzondering worden afgezien van een in- of uitreisstempel, wanneer de afstempeling voor deze onderdaan tot ernstige moeilijkheden zou kunnen leiden. In deze gevallen wordt de in- of uitreis op een afzonderlijk blad geregistreerd met vermelding van de naam en het paspoortnummer. Dat blad wordt de betrokken onderdaan van een derde land ter hand gesteld.

4.   De praktische regelingen voor het afstempelen zijn opgenomen in bijlage IV.

5.   Onderdanen van derde landen worden voorzover mogelijk op de hoogte gebracht van de verplichting voor de grenswachters om hun reisdocument bij inreis en bij uitreis af te stempelen, ook wanneer de controles in overeenstemming met artikel 8 zijn versoepeld.

6.   De Commissie brengt uiterlijk eind 2008 bij het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de werking van de bepalingen betreffende het afstempelen van reisdocumenten.

Artikel 11

Vermoeden betreffende het voldoen aan voorwaarden inzake verblijfsduur

1.   Wanneer in het reisdocument van een onderdaan van een derde land geen inreisstempel is aangebracht, mogen de bevoegde nationale autoriteiten hier het vermoeden aan verbinden dat de houder niet of niet langer voldoet aan de voorwaarden inzake verblijfsduur die in de betrokken lidstaat van toepassing zijn.

2.   Het in lid 1 bedoelde vermoeden kan worden weerlegd wanneer de onderdaan van een derde land op enigerlei wijze geloofwaardige bewijsmiddelen overlegt, zoals vervoerbewijzen of bewijzen van zijn aanwezigheid buiten het grondgebied van de lidstaten, waaruit blijkt dat hij de voorwaarden inzake de duur van een kort verblijf heeft nageleefd.

In dergelijke gevallen geldt het volgende:

a)

indien de onderdaan van een derde land zich bevindt op het grondgebied van één van de lidstaten die het Schengenacquis volledig toepassen, vermelden de bevoegde autoriteiten, overeenkomstig het nationaal recht en de nationale praktijken, in het reisdocument van de onderdaan van een derde land op welke datum en welke plaats hij de buitengrens van één van de lidstaten die het Schengenacquis volledig toepassen, heeft overschreden;

b)

indien de onderdaan van een derde land zich bevindt op het grondgebied van een lidstaat ten aanzien waarvan het besluit als bedoeld in artikel 3, lid 2, van de Toetredingsakte van 2003 niet is genomen, vermelden de bevoegde autoriteiten, overeenkomstig het nationaal recht en de nationale praktijken, in het reisdocument van de onderdaan van een derde land op welke datum en welke plaats hij de buitengrens van die lidstaat heeft overschreden.

Naast de onder a) en b) bedoelde vermeldingen kan de onderdaan van een derde land tevens een formulier als vervat in bijlage VIII worden verstrekt;

De lidstaten brengen hun nationale praktijken met betrekking tot de in dit artikel bedoelde vermelding en ter kennis van de andere lidstaten, de Commissie en het secretariaat van de Raad.

3.   Wanneer het in lid 1 bedoelde vermoeden niet wordt weerlegd, kan de onderdaan van een derde land door de bevoegde autoriteiten van het grondgebied van de betrokken lidstaten worden verwijderd.

Artikel 12

Grensbewaking

1.   De bewaking aan de buitengrenzen is vooral bedoeld om onrechtmatige grensoverschrijding te voorkomen, grensoverschrijdende criminaliteit te bestrijden en de toepassing of het nemen van maatregelen tegen illegaal binnengekomen personen mogelijk te maken.

2.   De grenswachters zetten vaste of mobiele eenheden in voor de bewaking van de buitengrens.

De bewaking wordt op zodanige wijze uitgeoefend dat ontwijking van de controles aan de grensdoorlaatposten wordt voorkomen en ontmoedigd.

3.   De bewaking tussen de grensdoorlaatposten wordt verricht door grenswachters waarvan het aantal en de methoden op de bestaande of voorziene gevaren en bedreigingen zijn toegesneden. Zij gaat gepaard met veelvuldige, niet te voorziene wijzigingen van de bewakingsroosters, zodat onrechtmatige grensoverschrijding steeds een risico inhoudt te worden ontdekt.

4.   De bewaking geschiedt door vaste of mobiele eenheden, die patrouilles verrichten of zich aan onderkende of vermeende zwakke plekken posteren, teneinde tegen illegale grensoverschrijding op te treden. De bewaking kan eveneens met technische, inclusief elektronische, middelen geschieden.

5.   Aanvullende voorschriften inzake de bewaking kunnen overeenkomstig de in artikel 33, lid 2, bedoelde procedure worden vastgesteld.

Artikel 13

Weigering van toegang

1.   Indien een onderdaan van een derde land niet aan alle in artikel 5, lid 1, vermelde toegangsvoorwaarden voldoet, en niet tot de in artikel 5, lid 4, genoemde categorieën personen behoort, wordt hem de toegang tot het grondgebied van de lidstaten geweigerd. Dit laat de toepassing van de bijzondere bepalingen inzake asielrecht en internationale bescherming of inzake afgifte van een visum voor een verblijf van langere duur onverlet.

2.   De toegang kan alleen worden geweigerd in een met redenen omklede beslissing waarin de precieze weigeringsgronden worden genoemd. De beslissing wordt genomen door een naar nationaal recht bevoegde instantie. Zij is onmiddellijk van toepassing.

De met redenen omklede beslissing waarin de precieze weigeringsgronden worden genoemd, wordt meegedeeld door middel van het standaardformulier in bijlage V, deel B, dat wordt ingevuld door de naar nationaal recht voor de weigering van toegang bevoegde autoriteit. Het ingevulde standaardformulier wordt verstrekt aan de betrokken onderdaan van een derde land, die met behulp van dit formulier de ontvangst van de beslissing tot weigering van toegang bevestigt.

3.   Personen die de toegang wordt geweigerd, hebben het recht daartegen beroep in te stellen. Het beroep wordt ingesteld overeenkomstig de nationale wetgeving. De onderdaan van een derde land ontvangt tevens schriftelijke informatie over contactpunten die informatie kunnen verschaffen over wettelijke vertegenwoordigers die namens de betrokkene in overeenstemming met de nationale wetgeving kunnen optreden.

Het instellen van beroep schort de beslissing tot weigering van toegang niet op.

Indien de beroepsprocedure tot de conclusie leidt dat de beslissing tot weigering van toegang ongegrond was, heeft de betrokken onderdaan van een derde land, onverminderd een eventuele naar nationaal recht toegekende schadeloosstelling, recht op herstel van de geannuleerde inreisstempel, en op schrapping van andere annuleringen of toevoegingen, door de lidstaat die de toegang heeft geweigerd.

4.   Ingeval een onderdaan van een derde land de toegang wordt geweigerd, zien de grenswachters erop toe dat die persoon het grondgebied van de betrokken lidstaat niet betreedt.

5.   De lidstaten verzamelen statistieken over het aantal personen die de toegang wordt geweigerd, de weigeringsgronden, de nationaliteit van de geweigerde personen en het soort grens (land, lucht of zee) waar de toegang werd geweigerd. De lidstaten delen deze statistieken eenmaal per jaar mee aan de Commissie. De Commissie maakt om de twee jaar een overzicht van de door de lidstaten verstrekte statistieken bekend.

6.   Gedetailleerde voorschriften inzake weigering van toegang zijn opgenomen in bijlage V, deel A.

Hoofdstuk III

Middelen voor grenstoezicht en samenwerking tussen lidstaten

Artikel 14

Middelen voor grenstoezicht

Voor de uitoefening van het grenstoezicht aan de buitengrenzen overeenkomstig de artikelen 6 tot en met 13 zetten de lidstaten voldoende, gekwalificeerd personeel en voldoende, passende middelen in om een efficiënt, hoog en eenvormig niveau van toezicht aan hun buitengrenzen te waarborgen.

Artikel 15

Uitoefening van het toezicht

1.   Het in de artikelen 6 tot en met 13 bedoelde grenstoezicht wordt uitgeoefend door grenswachters overeenkomstig de bepalingen van deze verordening en de nationale wetgeving.

De uitoefening van dit grenstoezicht doet geen afbreuk aan de in het nationale recht aan grenswachters verleende strafprocesrechtelijke bevoegdheden die buiten de werkingssfeer van deze verordening vallen.

De lidstaten zorgen ervoor dat de grenswachters uit gespecialiseerde en goed opgeleide vakmensen bestaan. De lidstaten moedigen de grenswachters aan talen, en met name de voor de uitoefening van hun taken noodzakelijke talen, te leren.

2.   De lidstaten stellen de Commissie overeenkomstig artikel 34 in kennis van de lijst van nationale diensten die naar nationaal recht met het grenstoezicht zijn belast.

3.   Met het oog op een doelmatige uitoefening van het grenstoezicht zorgt elke lidstaat voor een nauwe en voortdurende samenwerking tussen zijn nationale diensten die met het grenstoezicht zijn belast.

Artikel 16

Samenwerking tussen lidstaten

1.   De lidstaten verlenen elkaar bijstand en zorgen voor een nauwe en voortdurende onderlinge samenwerking met het oog op een doelmatige uitoefening van het grenstoezicht, overeenkomstig de artikelen 6 tot en met 15. Zij wisselen alle relevante informatie uit.

2.   De operationele samenwerking tussen de lidstaten bij het beheer van de buitengrenzen wordt gecoördineerd door het Europees agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten („Agentschap”), opgericht bij Verordening (EG) nr. 2007/2004.

3.   Onverminderd de bevoegdheden van het agentschap mogen de lidstaten hun operationele samenwerking met andere lidstaten en/of derde landen aan de buitengrenzen, met inbegrip van de uitwisseling van verbindingsofficieren, voortzetten wanneer deze een aanvulling vormt op het optreden van het agentschap.

De lidstaten onthouden zich van elke activiteit die de werking van het agentschap of het bereiken van zijn doelen in gevaar kan brengen.

Zij brengen aan het agentschap verslag uit over de in de eerste alinea bedoelde operationele samenwerking.

4.   De lidstaten zorgen voor opleiding op het gebied van de voorschriften inzake grenscontrole alsmede inzake fundamentele rechten. In dit verband wordt rekening gehouden met de gemeenschappelijke opleidingsnormen die door het agentschap zijn vastgesteld en verder ontwikkeld.

Artikel 17

Gezamenlijk toezicht

1.   De lidstaten die aan hun gemeenschappelijke landgrenzen artikel 20 niet toepassen, kunnen tot de datum van toepassing van dit artikel aan deze gemeenschappelijke grenzen gezamenlijk toezicht uitoefenen, in welk geval een persoon slechts eenmaal mag worden staande gehouden ten behoeve van in- en uitreiscontroles, onverminderd de individuele verantwoordelijkheden van de lidstaten die voortvloeien uit de artikelen 6 tot en met 13.

Daartoe kunnen de lidstaten onderling bilaterale overeenkomsten sluiten.

2.   De lidstaten stellen de Commissie in kennis van eventuele overeenkomstig lid 1 gesloten overeenkomsten.

Hoofdstuk IV

Specifieke voorschriften voor de grenscontroles

Artikel 18

Specifieke voorschriften voor de verschillende soorten grenzen en de verschillende vervoermiddelen die worden gebruikt om de buitengrenzen te overschrijden

De specifieke voorschriften in bijlage VI zijn van toepassing op de controles met betrekking tot de verschillende soorten grenzen en de verschillende vervoermiddelen die worden gebruikt om de buitengrenzen te overschrijden.

De bedoelde specifieke voorschriften kunnen afwijken van de bepalingen van de artikelen 5 en 7 tot en met 13.

Artikel 19

Specifieke voorschriften voor controles van bepaalde categorieën personen

1.   De specifieke voorschriften van bijlage VII zijn van toepassing op de volgende categorieën personen:

a)

staatshoofden en hun gevolg;

b)

piloten en andere bemanningsleden van luchtvaartuigen;

c)

zeelieden;

d)

houders van een diplomatiek, een officieel of een dienstpaspoort en leden van internationale organisaties;

e)

grensarbeiders;

f)

minderjarigen.

Deze specifieke voorschriften kunnen afwijken van de bepalingen van de artikelen 5 en 7 tot en met 13.

2.   De lidstaten stellen de Commissie overeenkomstig artikel 34 in kennis van de modellen van de kaarten die door de ministeries van Buitenlandse Zaken van de lidstaten worden afgegeven aan geaccrediteerde leden van diplomatieke en consulaire vertegenwoordigingen, alsmede hun familieleden.

TITEL III

BINNENGRENZEN

Hoofdstuk I

Afschaffing van het toezicht aan de binnengrenzen

Artikel 20

Overschrijding van de binnengrenzen

De binnengrenzen kunnen op iedere plaats worden overschreden zonder dat personen, ongeacht hun nationaliteit, worden gecontroleerd.

Artikel 21

Controles binnen het grondgebied

De afschaffing van het grenstoezicht aan de binnengrenzen doet geen afbreuk aan:

a)

de uitoefening van de politiebevoegdheid door de bevoegde instanties van de lidstaten overeenkomstig de nationale wetgeving, voorzover de uitoefening van die bevoegdheid niet hetzelfde effect heeft als grenscontroles; dit geldt ook in de grensgebieden. Voor de toepassing van de eerste zin kan met name niet worden gesteld dat de uitoefening van de politiebevoegdheid hetzelfde effect heeft als de uitoefening van grenscontroles wanneer de politiële maatregelen:

i)

niet grenstoezicht tot doel hebben,

ii)

gebaseerd zijn op algemene politie-informatie en -ervaring met betrekking tot mogelijke bedreigingen van de openbare veiligheid en met name bedoeld zijn ter bestrijding van grensoverschrijdende criminaliteit,

iii)

worden gepland en uitgevoerd op een manier die duidelijk verschilt van de systematische controles van personen aan de buitengrenzen,

iv)

op basis van controles ter plaatse worden uitgevoerd;

b)

de uitoefening van de veiligheidscontroles bij personen door de overeenkomstig de wetgeving van elke lidstaat bevoegde instanties, de verantwoordelijke instanties in de havens of luchthavens of de vervoersondernemingen, voorzover deze controles ook worden verricht bij personen die binnen de lidstaat reizen;

c)

de mogelijkheid voor de lidstaten om personen wettelijk te verplichten in het bezit te zijn van bepaalde titels of documenten en deze bij zich te dragen;

d)

de verplichting van de onderdanen van derde landen om hun aanwezigheid op het grondgebied van een lidstaat te melden overeenkomstig artikel 22 van de Schengenuitvoeringsovereenkomst.

Artikel 22

Verwijdering van belemmeringen voor het verkeer aan wegdoorlaatposten aan de binnengrenzen

De lidstaten maken alle belemmeringen voor een vlotte verkeersstroom aan de wegdoorlaatposten aan de binnengrenzen ongedaan, en met name snelheidsbeperkingen die niet uitsluitend door verkeersveiligheidsoverwegingen zijn ingegeven.

De lidstaten zijn tegelijkertijd voorbereid om in controlefaciliteiten te voorzien wanneer het grenstoezicht aan de binnengrenzen opnieuw wordt ingevoerd.

Hoofdstuk II

Tijdelijke herinvoering van het grenstoezicht aan de binnengrenzen

Artikel 23

Tijdelijke herinvoering van het grenstoezicht aan de binnengrenzen

1.   In geval van een ernstige bedreiging van de openbare orde of de binnenlandse veiligheid kan een lidstaat bij wijze van uitzondering overeenkomstig de procedure van artikel 24, of, in dringende gevallen, overeenkomstig de procedure van artikel 25, gedurende een periode van ten hoogte 30 dagen dan wel voor de voorziene duur van diebedreiging, indien deze langer is dan 30 dagen, opnieuw grenstoezicht aan zijn binnengrenzen invoeren. De omvang en de duur van dit toezicht blijven beperkt tot hetgeen strikt noodzakelijk is om op de ernstige bedreiging te reageren.

2.   Wanneer in verband met een ernstige bedreiging van de openbare orde of de binnenlandse veiligheid een langere periode dan de in lid 1 genoemde nodig is, kan de lidstaat het grenstoezicht op in lid 1 genoemde gronden en rekening houdend met eventuele nieuwe elementen, steeds met een periode van ten hoogste 30 dagen verlengen overeenkomstig de in artikel 26 vermelde procedure.

Artikel 24

Procedurevoor voorzienbare gebeurtenissen

1.   Wanneer een lidstaat de herinvoering van het grenstoezicht aan de binnengrenzen overweegt op grond van artikel 23, lid 1, stelt hij de andere lidstaten en de Commissie daarvan zo spoedig mogelijk in kennis en verstrekt hij de volgende informatie zodra deze beschikbaar komt:

a)

de redenen voor de voorgenomen herinvoering, waarbij wordt aangegeven welke gebeurtenissen een ernstige bedreiging van de openbare orde of de binnenlandse veiligheid inhouden;

b)

de draagwijdte van de voorgenomen herinvoering, waarbij wordt aangegeven waar de grenscontrole wordt heringevoerd;

c)

de namen van de aangewezen grensdoorlaatposten;

d)

de datum en de duur van de voorgenomen herinvoering;

e)

in voorkomend geval, de maatregelen die de andere lidstaten zouden moeten treffen.

2.   Na de kennisgeving van de betrokken lidstaat kan de Commissie, met het oog op het in lid 3 bedoelde overleg, een advies uitbrengen, onverminderd artikel 64, lid 1, van het Verdrag.

3.   Over de in lid 1 bedoelde informatie en het advies dat de Commissie overeenkomstig lid 2 kan uitbrengen, wordt door de lidstaat die de herinvoering van het grenstoezicht aan de binnengrenzen overweegt, met de overige lidstaten, en de Commissie overleg gepleegd, met name om eventueel de nodige samenwerking tussen de lidstaten te organiseren en na te gaan of de maatregelen evenredig zijn met de gebeurtenissen die aanleiding geven tot de herinvoering van het grenstoezicht, alsmede om de bedreiging van de openbare orde of de binnenlandse veiligheid te onderzoeken.

4.   Het in lid 3 bedoelde overleg vindt ten minste veertien dagen voor de geplande herinvoering van het grenstoezicht plaats.

Artikel 25

Procedure voor gevallen die urgent optreden vereisen

1.   Wanneer de openbare orde of de binnenlandse veiligheid van een lidstaat vereist dat met spoed wordt opgetreden, kan de betrokken lidstaat bij wijze van uitzondering onmiddellijk het grenstoezicht aan de binnengrenzen opnieuw invoeren.

2.   De lidstaat die opnieuw grenstoezicht aan de binnengrenzen invoert, stelt de andere lidstaten en de Commissie hiervan onmiddellijk in kennis en deelt de in artikel 24, lid 1, bedoelde informatie alsmede de redenen voor de toepassing van deze procedure mede.

Artikel 26

Procedure voor de verlenging van het grenstoezicht aan de binnengrenzen

1.   De lidstaten mogen het grenstoezicht aan de binnengrenzen enkel op grond van artikel 23, lid 2, verlengen nadat zij de andere lidstaten in het kader van de Raad en de Commissie daarvan in kennis hebben gesteld.

2.   De lidstaat die overweegt het grenstoezicht te verlengen, verstrekt de andere lidstaten en de Commissie alle relevante informatie betreffende de redenen voor de verlenging van de grenscontrole aan de binnengrenzen, in welk geval artikel 24, lid 2, van toepassing is.

Artikel 27

Informatie aan het Europees Parlement

De betrokken lidstaat of, voorzover opportuun, de Raad stelt het Europees Parlement zo spoedig mogelijk in kennis van de op grond van de artikelen 24, 25 en 26 genomen maatregelen. Vanaf de derde opeenvolgende verlenging op grond van artikel 26 brengt de betrokken lidstaat, indien hij daarom wordt verzocht, verslag uit bij het Europees Parlement over de noodzaak van grenstoezicht aan de binnengrenzen.

Artikel 28

In geval van herinvoering van het grenstoezicht aan de binnengrenzen toe te passen bepalingen

Wanneer het grenstoezicht aan de binnengrenzen wordt heringevoerd, zijn de desbetreffende bepalingen van Titel II mutatis mutandis van toepassing.

Artikel 29

Verslag over de herinvoering van het grenstoezicht aan de binnengrenzen

De lidstaat die overeenkomstig artikel 23 het grenstoezicht aan de binnengrenzen heeft heringevoerd, bevestigt de datum van de opheffing van dat toezicht en dient tegelijkertijd of kort daarna bij de Raad, het Europees Parlement en de Commissie een verslag in over de herinvoering van het grenstoezicht aan de binnengrenzen, waarin met name de werking van de controles en de doeltreffendheid van de herinvoering van het grenstoezicht worden uiteengezet.

Artikel 30

Informatie aan het publiek

De beslissing tot herinvoering van het grenstoezicht aan de binnengrenzen wordt op een transparante manier genomen en het publiek wordt daarvan volledig op de hoogte gebracht, tenzij dwingende veiligheidsredenen zich daartegen verzetten.

Artikel 31

Vertrouwelijkheid

Op verzoek van de betrokken lidstaat respecteren de andere lidstaten evenals het Europees Parlement en de Commissie het vertrouwelijk karakter van de informatie die wordt verstrekt in het kader van de herinvoering en de verlenging van het grenstoezicht en het overeenkomstig artikel 29 opgestelde verslag.

TITEL IV

SLOTBEPALINGEN

Artikel 32

Wijziging van de bijlagen

De bijlagen III, IV en VIII worden volgens de in artikel 33, lid 2, bedoelde procedure gewijzigd.

Artikel 33

Comité

1.   De Commissie wordt bijgestaan door een comité (hierna „het comité” genoemd).

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit en met dien verstande dat de volgens deze procedure vastgestelde uitvoeringsmaatregelen de essentiële bepalingen van deze verordening niet mogen wijzigen.

De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op drie maanden.

3.   Het comité stelt zijn reglement van orde vast.

4.   Onverminderd de reeds vastgestelde uitvoeringsmaatregelen wordt vier jaar na de inwerkingtreding van deze verordening de toepassing van de in deze verordening vervatte bepalingen met betrekking tot de vaststelling van technische voorschriften en besluiten volgens de in lid 2 bedoelde procedure opgeschort. Op voorstel van de Commissie kunnen het Europees Parlement en de Raad besluiten de desbetreffende bepalingen te verlengen volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag, waartoe zij deze vóór het verstrijken van de periode van vier jaar aan een nieuw onderzoek onderwerpen.

Artikel 34

Kennisgeving

1.   De lidstaten stellen de Commissie in kennis van:

a)

de lijst van verblijfsvergunningen,

b)

de lijst van hun grensdoorlaatposten,

c)

de jaarlijks door de nationale autoriteiten vastgestelde referentiebedragen voor de overschrijding van hun buitengrenzen,

d)

de lijst van de voor het grenstoezicht bevoegde nationale diensten,

e)

een specimen van de door hun respectieve ministerie van Buitenlandse Zaken afgegeven modelkaarten.

2.   De Commissie stelt de overeenkomstig lid 1 verstrekte informatie beschikbaar voor de lidstaten en het publiek door deze in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Unie en op enige andere geschikte wijze bekend te maken.

Artikel 35

Klein grensverkeer

Deze verordening laat de communautaire voorschriften inzake klein grensverkeer en de bestaande bilaterale overeenkomsten op het gebied van klein grensverkeer onverlet.

Artikel 36

Ceuta en Melilla

De bepalingen van deze verordening laten de specifieke regeling die van toepassing is op de steden Ceuta en Melilla, zoals beschreven in de Verklaring van het Koninkrijk Spanje betreffende de steden Ceuta en Melilla in de Slotakte van de Overeenkomst betreffende de toetreding van het Koninkrijk Spanje tot de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen van 14 juni 1985 (20) onverlet.

Artikel 37

Informatieverstrekking door de lidstaten

De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk ... (21) in kennis van hun nationale bepalingen met betrekking tot artikel 21, punten c) en d), de in artikel 4, lid 3, bedoelde sancties en de overeenkomstig artikel 17, lid 1, gesloten bilaterale overeenkomsten. Zij delen latere wijzingen aan deze bepalingen mee binnen een termijn van 5 werkdagen.

Deze door de lidstaten verstrekte informatie wordt gepubliceerd in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 38

Verslag over de toepassing van titel III

Uiterlijk ... (22) dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de toepassing van titel III.

De Commissie besteedt daarbij in het bijzonder aandacht aan de moeilijkheden die eventueel voortvloeien uit de herinvoering van het grenstoezicht aan de binnengrenzen. Zij dient in voorkomend geval voorstellen in om dergelijke moeilijkheden te verhelpen.

Artikel 39

Intrekking

1.   De artikelen 2 tot 8 van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen van 14 juni 1985 worden ingetrokken met ingang van ... (23).

2.   Vanaf de in lid 1 bedoelde datum worden ingetrokken:

a)

het Gemeenschappelijk Handboek, inclusief de bijlagen;

b)

de besluiten van het Uitvoerend Comité van Schengen van 26 april 1994 (SCH/Com-ex (94) 1,2e herz.), 22 december 1994 (SCH/Com-ex (94)17, 4e herz.) en 20 december 1995 (SCH/Com-ex (95) 20, 2e herz.);

c)

bijlage 7 van de Gemeenschappelijke Visuminstructies;

d)

Verordening (EG) nr. 790/2001 van de Raad van 24 april 2001 tot verlening van uitvoeringsbevoegdheden aan de Raad met betrekking tot bepaalde gedetailleerde voorschriften en praktische procedures inzake de uitvoering van de controle en de bewaking aan de grenzen (24);

e)

Beschikking van de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van de minimumaanduidingen voor signalisatie aan de buitendoorlaatposten (25);

f)

Beschikking van de Raad van 29 april 2004 tot wijziging van het Gemeenschappelijk Handboek (26);

g)

Verordening (EG) nr. 2133/2004 van de Raad van 13 december 2004 waarbij voor de bevoegde autoriteiten van de lidstaten de verplichting wordt ingevoerd om in de reisdocumenten van onderdanen van derde landen bij het overschrijden van de buitengrenzen van de lidstaten systematisch een stempel aan te brengen, en waarbij de bepalingen van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen en het gemeenschappelijk handboek daartoe worden gewijzigd (27).

3.   Verwijzingen naar de geschrapte artikelen en de ingetrokken besluiten moeten worden beschouwd als verwijzingen naar deze verordening.

Artikel 40

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op ... (28). Artikel 34 treedt evenwel in werking de dag volgende op die van de bekendmaking van de verordening in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.

Gedaan te ..., op ...

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

Voor de Raad

De voorzitter


(1)  Advies van het Europees Parlement van 23 juni 2005.

(2)  PB L 239 van 22.9.2000, blz. 19. Akkoord laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1160/2005 van het Europese Parlement en de Raad (PB L 191 van 22.07.2005, blz. 18).

(3)  PB C 313 van 16.12.2002, blz. 97. Gemeenschappelijk Handboek laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2133/2004 van de Raad (PB L 369 van 16.12.2004, blz. 15).

(4)  Verordening (EG) nr. 2007/2004 van de Raad van 26 oktober 2004 tot oprichting van een Europees agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie (PB L 349 van 25.11.2004, blz. 1.).

(5)  PB L 374 van 31.12.1991, blz. 4. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).

(6)  PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

(7)  PB L 239 van 22.9.2000, blz. 69.

(8)  PB L 176 van 10.7.1999, blz. 36.

(9)  PB L 176 van 10.7.1999, blz. 31.

(10)  PB L 176 van 10.7.1999, blz. 53.

(11)  Besluit 2004/849/EG van de Raad van 25 oktober 2004 betreffende de ondertekening, namens de Europese Gemeenschap, en de voorlopige toepassing van enkele bepalingen van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (PB L 368 van 15.12.2004, blz. 26).

(12)  Besluit 2004/860/EG van de Raad van 25 oktober 2004 betreffende de ondertekening, namens de Europese Gemeenschap, en de voorlopige toepassing van enkele bepalingen van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (PB L 370 van 17.12.2004, blz. 78).

(13)  PB L 131 van 1.6.2000, blz. 43.

(14)  PB L 64 van 7.3.2002, blz. 20.

(15)  PB L 158 van 30.4.2004, blz. 77.

(16)  PB L 157 van 15.6.2002, blz. 1.

(17)  PB L 81 van 21.3.2001, blz. 1. Verordening als laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 851/2005 (PB L 141 van 4.6.2005, blz. 3).

(18)  PB L 64 van 7.3.2003, blz. 1.

(19)  PB L 53 van 23.2.2002, blz. 4.

(20)  PB L 239 van 22.9.2000, blz. 73.

(21)  10 werkdagen na de inwerkingtreding van deze verordening.

(22)  drie jaar na de inwerkingtreding van deze verordening.

(23)  datum van inwerkingtreding van deze verordening.

(24)  PB. L 116 van 26.4.2001 blz. 5. Verordening gewijzigd bij Besluit 2004/927/EG (PB L 396 van 31.12.2004, blz. 45).

(25)  PB L 261 van 6.8.2004, blz. 119.

(26)  PB L 261 van 6.8.2004, blz. 36.

(27)  PB L 369 van 16.12.2004, blz. 5.

(28)  Zes maanden na de datum van bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

BIJLAGE I

DOCUMENTEN TER STAVING VAN TOEGANGSVOORWAARDEN

De in artikel 5, lid 2, bedoelde bewijsstukken kunnen zijn:

a)

bij zakenreizen:

i)

een uitnodiging van een onderneming of een autoriteit om deel te nemen aan besprekingen, conferenties of evenementen van commerciële of industriële aard, of die verband houden met een dienstverrichting;

ii)

andere documenten waaruit handels- of dienstbetrekkingen blijken;

iii)

in geval van deelname aan beurzen of congressen: toegangsbewijzen;

b)

bij reizen in het kader van studies en andere opleidingsvormen:

i)

bewijs van inschrijving bij een onderwijsinrichting teneinde deel te nemen aan praktische of theoretische opleidings- en bijscholingscursussen;

ii)

collegekaarten en studieattesten;

c)

bij toeristische of privé-reizen:

i)

documenten ter staving van logies:

in geval van verblijf bij een gastheer: uitnodiging door deze gastheer;

bewijsstukken van logiesverstrekkende bedrijven, of

enig ander geschikt document waaruit het voorgenomen onderdak blijkt;

ii)

documenten ter staving van de reisroute:

bevestiging van de boeking van een georganiseerde rondreis of enig ander geschikt document waaruit de voorgenomen reisplannen blijken;

iii)

documenten ter staving van de terugkeer:

een retour- of rondreisticket.

d)

bij reizen vanwege politieke, wetenschappelijke, culturele, sport- of religieuze evenementen of om andere redenen:

uitnodigingen, toegangsbewijzen, inschrijvingen of programma's, zo mogelijk met vermelding van de naam van de uitnodigende instantie of de duur van het verblijf dan wel enig ander geschikt document waaruit het doel van het bezoek blijkt.

BIJLAGE II

REGISTRATIE VAN INFORMATIE

Alle grensdoorlaatposten leggen alle dienstgegevens en alle belangrijke informatie handmatig of elektronisch vast. Met name de volgende gegevens worden geregistreerd:

a)

de naam van de grenswachter die de leiding heeft en de namen van de leden van ieder team;

b)

de gevallen waarin de grenscontroles van personen overeenkomstig artikel 7 zijn versoepeld;

c)

de afgifte van paspoortvervangende documenten en visa aan de grens;

d)

verrichte aanhoudingen en klachten (strafbare feiten en administratieve inbreuken);

e)

weigeringen van toegang overeenkomstig artikel 11 (weigeringsgronden en nationaliteit geweigerde personen);

f)

de veiligheidscodes van inreis- en uitreisstempels, de identiteit van de grenswachters die de stempels op een gegeven datum of tijdens een gegeven dienst gebruiken, en informatie over verdwenen of gestolen stempels;

g)

klachten van gecontroleerde personen;

h)

overige zeer belangrijke politiële of justitiële maatregelen;

i)

bijzondere gebeurtenissen.

BIJLAGE III

MODELLEN VAN DE BORDEN BIJ DE DIVERSE DOORGANGEN AAN DE GRENSDOORLAATPOSTEN

Deel A

Image

 (1)

Deel B

Image

Deel C

Image

 (2)

Image

 (2)

Image

 (2)

Image

Image

Image


(1)  Geen logo vereist voor Noorwegen en IJsland.

(2)  Geen logo vereist voor Noorwegen en IJsland.

BIJLAGE IV

AFSTEMPELING

1.   Overeenkomstig artikel 10 worden de reisdocumenten van onderdanen van derde landen bij inreis en uitreis systematisch afgestempeld. Deze stempels worden nader gespecificeerd in Besluit SCH/Com-ex (94) 16, 1e herz. van het Uitvoerend Comité Schengen en in document SCH/Gem-Handb (93) 15 (CONFIDENTIAL).

2.   De veiligheidscodes op de stempels worden met regelmatige tussenpozen van ten hoogste één maand gewijzigd.

3.   In geval van inreis en uitreis van onderdanen van derde landen die aan de visumplicht zijn onderworpen, wordt het stempel, indien mogelijk, op zodanige wijze aangebracht dat de rand van het visum bedekt is zonder dat de gegevens in het visum onleesbaar worden gemaakt of de zichtbare veiligheidskenmerken van de visumsticker worden beschadigd. Wanneer meerdere afstempelingen nodig zijn (bv. bij een visum dat voor meerdere binnenkomsten dient), worden deze op de bladzijde tegenover de visumbladzijde aangebracht.

Als die bladzijde niet bruikbaar is, wordt het stempel op de volgende bladzijde aangebracht. Er mogen geen stempels worden aangebracht in de machineleesbare zone.

4.   De lidstaten wijzen nationale contactpunten aan die verantwoordelijk zijn voor de uitwisseling van gegevens over de veiligheidscodes van de bij de grensdoorlaatposten gebruikte inreis- en uitreisstempels, en stellen de overige lidstaten, het secretariaat-generaal van de Raad en de Commissie daarvan in kennis. Deze contactpunten hebben onverwijld toegang tot de gegevens betreffende de gemeenschappelijke inreis- en uitreisstempels die bij de buitengrens van de betrokken lidstaat worden gebruikt; het betreft met name gegevens over:

a)

de grensdoorlaatpost die een bepaald stempel gebruikt;

b)

de identiteit van de grenswachters die op een bepaald moment een bepaald stempel gebruiken;

c)

de veiligheidscode waarvan de diverse stempels op een bepaald moment zijn voorzien.

Verzoeken betreffende de gemeenschappelijke inreis- en uitreisstempels worden via de bovengenoemde nationale contactpunten ingediend.

De nationale contactpunten stellen de andere contactpunten, het secretariaat-generaal van de Raad en de Commissie ook onverwijld in kennis van wijzigingen met betrekking tot de contactpunten en van informatie over verdwenen of gestolen stempels.

BIJLAGE V

Deel A

Procedures voor weigering van toegang aan de grens

1.   In geval van weigering van toegang moet de bevoegde grenswachter:

a)

het in deel B afgebeelde standaardformulier voor weigering van toegang invullen. De betrokken onderdaan van een derde land ondertekent het formulier en ontvangt een afschrift van het ondertekende formulier. Indien de onderdaan van een derde land weigert het formulier te ondertekenen, maakt de grenswachter daarvan melding in het vak „opmerkingen” op het formulier;

b)

in het paspoort een inreisstempel aanbrengen en dat met een kruis in zwarte onuitwisbare inkt doorhalen; aan de rechterkant vermeldt hij de redenen voor de weigering van toegang door de dienovereenkomstige letter(s) van het standaardformulier voor weigering van toegang eveneens in onuitwisbare inkt aan te brengen;

c)

in de in punt 2 bedoelde gevallen het visum annuleren door er het stempel „GEANNULEERD” op aan te brengen. In dat geval worden het optisch variabel kenmerk van de visumsticker, het veiligheidskenmerk „latent-beeldeffect” en het woord „visum” ter voorkoming van verder misbruik vernietigd door middel van een doorhaling. De grenswachter stelt de centrale autoriteiten van deze beslissing onverwijld in kennis;

d)

iedere weigering van toegang in een register of in een lijst opnemen, met vermelding van de identiteit en de nationaliteit van de betrokkenen, de referenties van het grensoverschrijdingsdocument, de reden voor en de datum van weigering van toegang.

2.   Het visum wordt in de volgende gevallen geannuleerd:

a)

indien de houder van het visum met het oog op weigering van toegang in het SIS staat gesignaleerd, tenzij de betrokkene houder is van een door een van de lidstaten afgegeven visum of terugkeervisum en hij toegang wenst met het oog op doorreis tot het grondgebied van de lidstaat die het document heeft afgegeven;

b)

indien er ernstige redenen bestaan om aan te nemen dat het visum op onrechtmatige wijze is verkregen.

Het feit dat de onderdaan van een derde land aan de grens niet alle in artikel 5, lid 2, bedoelde bewijsstukken kan overleggen, leidt niet automatisch tot een besluit tot annulering van het visum.

3.   Indien een onderdaan van een derde land aan wie de toegang wordt geweigerd, door een vervoerder naar de grens is gebracht, moet de bevoegde grenswachter:

a)

de vervoerder gelasten de betrokken onderdaan van een derde land onverwijld terug te nemen en naar het derde land te brengen van waaruit hij werd vervoerd of die het grensoverschrijdingsdocument heeft afgegeven, dan wel naar enig ander derde land waar hij zeker zal worden toegelaten, dan wel een vervoermiddel voor de terugreis te vinden overeenkomstig artikel 26 van de Schengenuitvoeringsovereenkomst en Richtlijn 2001/51/EG van de Raad van 28 juni 2001 tot aanvulling van het bepaalde in artikel 26 van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen van 14 juni 1985 (1);

b)

in afwachting van de terugbrenging, overeenkomstig het nationaal recht en met inachtneming van de plaatselijke omstandigheden, passende maatregelen treffen om te verhinderen dat onderdanen van een derde land aan wie de toegang is geweigerd, illegaal de lidstaat binnenkomen.

4.   Indien er redenen bestaan een onderdaan van een derde land zowel de toegang te weigeren als aan te houden, neemt de grenswachter contact op met de bevoegde autoriteiten teneinde te bepalen welke maatregelen overeenkomstig het nationale recht moeten worden genomen.

Deel B

Standaardformulier voor weigering van toegang aan de grens

Image


(1)  PB L 187 van 10.7.2001, blz. 45.

BIJLAGE VI

SPECIFIEKE VOORSCHRIFTEN VOOR DE VERSCHILLENDE SOORTEN GRENZEN EN DE VERSCHILLENDE VERVOERMIDDELEN DIE VOOR DE OVERSCHRIJDING VAN DE BUITENGRENZEN VAN DE LIDSTATEN WORDEN GEBRUIKT

1.   Landgrenzen

1.1.   Controle van het wegverkeer

1.1.1.   Teneinde een efficiënte personencontrole en tevens een vlot en veilig wegverkeer te waarborgen, wordt het verkeer bij de grensdoorlaatposten op passende wijze geregeld. Indien nodig kunnen de lidstaten bilaterale overeenkomsten sluiten om het verkeer te kanaliseren of af te remmen. Zij brengen de Commissie daarvan overeenkomstig artikel 37 op de hoogte.

1.1.2.   De lidstaten kunnen aan de landgrenzen, als zij dat nuttig achten en als de omstandigheden het mogelijk maken, bij bepaalde grensdoorlaatposten overeenkomstig artikel 9 gescheiden rijstroken inrichten of aanleggen.

In uitzonderlijke omstandigheden en wanneer de verkeerssituatie en de toestand van de infrastructuur zulks vereisen, kan het gebruik van aparte rijstroken te allen tijde door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten worden opgeheven.

De lidstaten kunnen met buurlanden samenwerken om aparte rijstroken bij de doorlaatposten aan de buitengrenzen aan te leggen.

1.1.3.   Personen die in motorvoertuigen reizen, kunnen in de regel tijdens de controle in het motorvoertuig blijven. Wanneer de omstandigheden zulks vereisen, kan de personen worden verzocht hun voertuig te verlaten. Grondige controles worden, indien de plaatselijke omstandigheden zulks toestaan, op speciaal daarvoor bestemde plaatsen uitgevoerd. Met het oog op de veiligheid van het personeel worden de controles, waar mogelijk, door twee grenswachters verricht.

1.2.   Controle van het spoorwegverkeer

1.2.1.   De treinpassagiers alsook het treinpersoneel aan boord van treinen die de buitengrenzen overschrijden, met inbegrip van goederentreinen en lege treinen, worden aan controles onderworpen. Deze controles worden op één van de volgende twee manieren verricht:

op het perron in het eerste station van binnenkomst of vertrek op het grondgebied van een lidstaat;

in de trein gedurende de rit.

De lidstaten kunnen bilaterale overeenkomsten sluiten over de wijze van uitvoering van deze controles. Zij brengen de Commissie daarvan overeenkomstig artikel 37 op de hoogte.

1.2.2.   In afwijking van punt 1.2.1. en teneinde het verkeer van hogesnelheidspassagierstreinen te vergemakkelijken, kunnen de lidstaten op het traject van dergelijke, uit derde landen komende treinen in onderling overleg met de betrokken derde landen ook beslissen inreiscontroles van passagiers op treinen uit derde landen uit te voeren:

hetzij in het station in het derde land waar de passagiers instappen,

hetzij in het station op het grondgebied van de lidstaten waar de passagiers uitstappen,

hetzij in de trein tijdens het traject tussen de stations op het grondgebied van de lidstaten, op voorwaarde dat de passagiers in de tussenliggende stations in de trein blijven.

1.2.3.   Wanneer het een hogesnelheidstrein betreft die uit een derde land komt en verschillende stopplaatsen op het grondgebied van de lidstaten heeft, en de spoorwegonderneming passagiers uitsluitend voor het resterende traject op het grondgebied van de lidstaten aan boord kan nemen, worden deze passagiers hetzij in de trein, hetzij in het station van bestemming aan een inreiscontrole onderworpen, tenzij reeds controles zijn uitgevoerd op grond van punt 1.2.1. of punt 1.2.2., eerste streepje.

Personen die uitsluitend voor het resterende traject op het grondgebied van de lidstaten aan boord van de trein wensen te gaan, wordt vóór het vertrek duidelijk medegedeeld dat zij tijdens de reis of in het station van bestemming aan een inreiscontrole zullen worden onderworpen.

1.2.4.   In de tegenovergestelde reisrichting worden de personen aan boord van de trein aan uitreiscontroles onderworpen.

1.2.5.   De grenswachter kan gelasten dat holle ruimten in de rijtuigen worden geïnspecteerd, indien nodig in aanwezigheid van de hoofdconducteur, teneinde na te gaan of er geen personen of voorwerpen verborgen zijn die aan grenscontrole moeten worden onderworpen.

1.2.6.   Wanneer er reden is om aan te nemen dat zich in de trein personen bevinden die gesignaleerd zijn of die ervan worden verdacht een strafbaar feit te hebben begaan, dan wel onderdanen van een derde land die illegaal wensen binnen te reizen, stelt de grenswachter, indien hij overeenkomstig de nationale voorschriften niet zelf mag optreden, de lidstaten waarnaar of waardoor de trein rijdt, daarvan in kennis.

2.   Luchtgrenzen

2.1.   Procedures voor de controles op internationale luchthavens

2.1.1.   De bevoegde autoriteiten van de lidstaten zorgen ervoor dat de luchthavenexploitant de nodige maatregelen neemt met het oog op de fysieke scheiding van passagiersstromen van interne vluchten enerzijds en passagiersstromen van andere vluchten anderzijds. Daartoe worden op alle internationale luchthavens passende voorzieningen aangebracht.

2.1.2.   De plaats waar de grenscontroles worden uitgevoerd, wordt volgens onderstaande procedure bepaald:

a)

passagiers die van een vlucht uit een derde land op een interne vlucht overstappen, worden op de luchthaven van aankomst van de vlucht uit het derde land aan een inreiscontrole onderworpen. Passagiers die van een interne vlucht op een vlucht naar een derde land overstappen (transferpassagiers), worden aan een uitreiscontrole onderworpen op de luchthaven van waar de vlucht naar het derde land vertrekt,

b)

voor vluchten uit of naar een derde land zonder transferpassagiers, en voor vluchten met verschillende tussenlandingen op luchthavens van de lidstaten zonder verandering van luchtvaartuig, geldt het volgende:

i)

passagiers van vluchten uit of naar derde landen zonder voorafgaande of aansluitende transfer op het grondgebied van de lidstaten, worden op de luchthaven van aankomst aan een inreiscontrole en op de luchthaven van vertrek aan een uitreiscontrole onderworpen;

ii)

passagiers van vluchten uit of naar derde landen met verschillende tussenlandingen op het grondgebied van de lidstaten zonder verandering van luchtvaartuig (transitpassagiers), waarbij voor het vluchtgedeelte over het grondgebied van de lidstaten geen nieuwe passagiers aan boord worden genomen, worden op de luchthaven van bestemming aan een inreiscontrole en op de luchthaven van inscheping aan een uitreiscontrole onderworpen;

iii)

wanneer het vluchten uit of naar derde landen met verschillende tussenlandingen op het grondgebied van de lidstaten betreft en de luchtvaartmaatschappij passagiers aan boord kan nemen voor een traject dat uitsluitend op het grondgebied van de lidstaten is gelegen, worden passagiers op de luchthaven van inscheping aan een uitreiscontrole en op de luchthaven van bestemming aan een inreiscontrole onderworpen.

Passagiers die bij deze tussenlandingen reeds aan boord zijn en niet op het grondgebied van de lidstaten zijn ingescheept, worden aan de onder b), ii), genoemde controle onderworpen. De omgekeerde procedure geldt wanneer bij dergelijke vluchten het land van bestemming een derde land is.

2.1.3.   In beginsel worden geen grenscontroles uitgevoerd in het luchtvaartuig of aan de gate, tenzij dit gerechtvaardigd is in het licht van een analyse van de gevaren voor de binnenlandse veiligheid of van het risico van illegale immigratie. Teneinde te garanderen dat personen op luchthavens die als grensdoorlaatpost zijn aangemerkt, worden gecontroleerd overeenkomstig de artikelen 6 tot en met 13, zorgen de lidstaten ervoor dat de luchthavenbeheerder de nodige maatregelen neemt om de passagiersstroom naar de controlevoorzieningen te leiden.

De lidstaten zorgen ervoor dat de luchthavenbeheerder de nodige maatregelen neemt om te voorkomen dat de voorbehouden zones, zoals de transitzones, worden betreden of worden verlaten door personen die daartoe niet bevoegd zijn. In beginsel worden in de transitzone geen controles verricht, tenzij dit gerechtvaardigd is in het licht van een analyse van de gevaren voor de binnenlandse veiligheid of van het risico van illegale immigratie; controles in deze zone kunnen met name worden verricht op personen die aan een luchthaventransitvisumplicht zijn onderworpen, teneinde te controleren of deze personen in het bezit zijn van een dergelijk visum.

2.1.4.   Wanneer een luchtvaartuig dat een verbinding uit een derde land verzorgt, in geval van overmacht, bij dreigend gevaar of op instructie van de bevoegde autoriteiten, op een niet als grensdoorlaatpost aangewezen vliegveld moet landen, kan de vlucht niet worden voortgezet zonder de toestemming van de grenswachters en de douaneautoriteiten. Hetzelfde geldt wanneer een luchtvaartuig dat een verbinding uit een derde land verzorgt, landt zonder dat daarvoor toestemming is gegeven. In ieder geval zijn de artikelen 6 tot en met 13 van toepassing voor de controle van de personen aan boord van deze luchtvaartuigen.

2.2.   Procedures voor controles op secundaire luchthavens

2.2.1.   Er wordt voor gezorgd dat ook op luchthavens die naar nationaal recht niet als verkeersluchthavens zijn aangemerkt („secundaire luchthavens”), maar die officieel voor vluchten uit of naar derde landen zijn opengesteld, personencontroles overeenkomstig de artikelen 6 tot en met 13 worden uitgevoerd.

2.2.2.   Onverminderd Verordening (EG) nr. 2320/2002 van de Raad en het Europese Parlement tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van de beveiliging van de burgerluchtvaart (1), kan, in afwijking van punt 2.2.1, op secundaire luchthavens worden afgezien van de voorzieningen voor de fysieke scheiding van passagiers van interne vluchten en andere vluchten. Voorts hoeven bij een lage intensiteit van het luchtvaartverkeer de grenswachters niet permanent aanwezig te zijn, op voorwaarde dat kan worden gegarandeerd dat zij zo nodig tijdig ter plaatse kunnen zijn.

2.2.3.   Indien de grenswachters niet permanent aanwezig zijn, stelt de luchthavenbeheerder de grenswachters tijdig in kennis van de aankomst en het vertrek van een vliegtuig dat een vlucht uit of naar een derde land verzorgt.

2.3.   Personencontroles op particuliere vluchten

2.3.1.   Bij particuliere vluchten uit of naar derde landen verstrekt de gezagvoerder aan de grenswachters van de lidstaat van bestemming en, in voorkomend geval, van de lidstaat van de eerste binnenkomst, vóór het opstijgen een „algemene verklaring”(general declaration), die met name een vliegplan als bedoeld in bijlage 2 bij het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart en gegevens betreffende de identiteit van de passagiers bevat.

2.3.2.   Wanneer een particuliere vlucht uit een derde land naar een lidstaat een tussenlanding maakt op het grondgebied van een andere lidstaat, verrichten de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van binnenkomst grenscontroles en brengen zij op de in punt 2.3.1. bedoelde algemene verklaring een inreisstempel aan.

2.3.3.   Als niet met zekerheid kan worden bepaald of een vlucht uit of naar het grondgebied van de lidstaten geen tussenlanding op het grondgebied van een derde land maakt, verrichten de bevoegde autoriteiten, zowel op internationale als op secundaire luchthavens, een personencontrole overeenkomstig de punten 2.1 en 2.2.

2.3.4.   Aankomst en vertrek van zweefvliegtuigen, ultralichte vliegtuigen, helikopters, zelfgebouwde luchtvaartuigen waarmee slechts korte afstanden kunnen worden afgelegd, en bestuurbare luchtballonnen, zijn geregeld bij de nationale wetgeving en, in voorkomend geval, bij bilaterale overeenkomsten.

3.   Zeegrenzen

3.1.   Controle op de zeescheepvaart — algemene controleprocedures

3.1.1.   Schepen worden gecontroleerd in de haven van aankomst of van vertrek, aan boord van het vaartuig of in een daartoe ingerichte ruimte in de onmiddellijke nabijheid van het vaartuig. Overeenkomstig de ter zake gesloten akkoorden kan de controle echter ook tijdens de vaart worden verricht, dan wel bij aankomst of vertrek van het vaartuig op het grondgebied van een derde land.

Met deze controle wordt nagegaan of de bemanning en de passagiers aan de in artikel 5 bedoelde voorwaarden voldoen, onverminderd artikel 19, lid 1, onder c).

3.1.2.   De gezagvoerder, of in diens plaats de natuurlijke of rechtspersoon die de reder in al zijn functies als reder vertegenwoordigt (de scheepsagent), stelt een bemanningslijst en, in voorkomend geval, een passagierslijst in tweevoud op. Uiterlijk bij aankomst in de haven geeft hij deze lijst aan de grenswachters. Als deze lijsten in geval van overmacht niet aan de grenswachters kunnen worden overhandigd, wordt een kopie afgegeven bij de grensdoorlaatpost of bij de bevoegde scheepvaartautoriteiten, die deze onverwijld aan de grenswachters doen toekomen.

3.1.3.   Van beide lijsten wordt één exemplaar naar behoren afgetekend door de grenswachter en aan de gezagvoerder teruggegeven, die het tijdens de ligtijd op eenvoudig verzoek overlegt.

3.1.4.   De gezagvoerder, of in diens plaats de scheepsagent, meldt bij de bevoegde autoriteit onverwijld alle wijzigingen met betrekking tot de samenstelling van de bemanning of de passagiers.

Voorts meldt de gezagvoerder onverwijld, en zo mogelijk vóór het binnenlopen van het vaartuig in de haven, de aanwezigheid van verstekelingen bij de bevoegde autoriteiten. De verstekelingen blijven evenwel onder de verantwoordelijkheid van de gezagvoerder.

3.1.5.   De gezagvoerder stelt de grenswachters tijdig in kennis van de afvaart van het vaartuig overeenkomstig de in de betrokken haven geldende voorschriften; is zulks niet mogelijk, dan stelt hij de bevoegde scheepvaartautoriteiten hiervan in kennis. De grenswachters of de bevoegde scheepvaartautoriteiten nemen vervolgens het tweede exemplaar van de vooraf ingevulde en afgetekende lijst of lijsten terug.

3.2.   Specifieke controleprocedures voor bepaalde soorten zeeschepen

Cruiseschepen

3.2.1.   De gezagvoerder van een cruiseschip, of in diens plaats de scheepsagent, verstrekt de vaarroute en het programma van de cruise ten minste 24 uur vóór de afvaart uit de haven van vertrek en vóór de aankomst in de volgende haven op het grondgebied van de lidstaten aan de betrokken grenswachters.

3.2.2.   Indien op de vaarroute van een cruiseschip uitsluitend havens op het grondgebied van de lidstaten liggen, worden in afwijking van de artikelen 4 en 6 geen grenscontroles verricht en mag het cruiseschip aanleggen in havens die niet als grensdoorlaatpost zijn aangemerkt.

Dit belet niet dat, op basis van een beoordeling van het veiligheidsrisico of van het risico van illegale immigratie, controles van de bemanning en de passagiers van deze schepen mogen worden verricht.

3.2.3.   Indien op de vaarroute van een cruiseschip zowel havens op het grondgebied van de lidstaten als havens in derde landen liggen, worden de grenscontroles in afwijking van artikel 6 als volgt uitgevoerd:

a)

indien het cruiseschip uit een in een derde land gelegen haven komt en voor het eerst een haven op het grondgebied van een lidstaat aandoet, worden de bemanning en de passagiers aan inreiscontroles onderworpen op basis van de lijst met de namen van de bemanningsleden en de passagiers als bedoeld in punt 3.2.4.

Passagiers die aan land gaan, worden overeenkomstig artikel 6 aan inreiscontroles onderworpen, tenzij een beoordeling van het veiligheidsrisico of van het risico van illegale immigratie uitwijst dat die controles niet hoeven te worden uitgevoerd.

b)

Indien het cruiseschip uit een in een derde land gelegen haven komt en opnieuw een op het grondgebied van een lidstaat gelegen haven aandoet, worden de bemanning en de passagiers aan inreiscontroles onderworpen op basis van de lijst met de namen van de bemanningsleden en de passagiers als bedoeld in punt 3.2.4, voorzover die lijsten zijn gewijzigd sinds het cruiseschip de vorige haven op het grondgebied van een lidstaat heeft aangedaan.

Passagiers die aan land gaan, worden overeenkomstig artikel 6 aan inreiscontroles onderworpen, tenzij een beoordeling van het veiligheidsrisico of van het risico van illegale immigratie duidelijk maakt dat die controles niet hoeven te worden uitgevoerd.

c)

Indien het cruiseschip uit een in een lidstaat gelegen haven komt en een andere in een lidstaat gelegen haven aandoet, worden de passagiers die aan land gaan overeenkomstig artikel 7 aan inreiscontroles onderworpen indien dit na beoordeling van het veiligheidsrisico of van het risico van illegale immigratie noodzakelijk wordt bevonden.

d)

Indien een cruiseschip een in een lidstaat gelegen haven verlaat met als bestemming een haven in een derde land, worden de bemanning en de passagiers aan uitreiscontroles onderworpen op basis van de lijst met de namen van de bemanningsleden en de passagiers.

Indien dit na beoordeling van het veiligheidsrisico of van het risico van illegale immigratie noodzakelijk wordt bevonden, worden de passagiers die aan boord gaan aan uitreiscontroles onderworpen overeenkomstig artikel 7.

e)

Indien een cruiseschip een in een lidstaat gelegen haven verlaat met als bestemming een in een lidstaat gelegen haven, vinden geen uitreiscontroles plaats.

Dit belet niet dat op basis van een beoordeling van het veiligheidsrisico of van het risico van illegale immigratie controles van de bemanning en de passagiers van dat schip kunnen plaatsvinden.

3.2.4.   Op de lijst met de namen van de bemanningsleden en de passagiers worden vermeld:

a)

familienaam en voornaam

b)

geboortedatum

c)

nationaliteit

d)

nummer en soort reisdocument en, indien van toepassing, nummer van het visum.

De gezagvoerder van het cruiseschip, of in diens plaats de scheepsagent, verstrekt de lijsten met de namen van de bemanningsleden en de passagiers ten minste 24 uur vóór de aankomst in elke haven op het grondgebied van de lidstaten of, indien de excursie naar die haven minder dan 24 uur in beslag neemt, onmiddellijk nadat de instapprocedure in de vorige haven is voltooid, aan de betrokken grenswachters.

De lijst met de namen wordt afgestempeld in de eerste haven van binnenkomst op het grondgebied van de lidstaten en nadien telkens wanneer deze wordt gewijzigd. De lijst met de namen wordt mede in aanmerking genomen bij de beoordeling van het veiligheidsrisico als bedoeld in punt 3.2.3.

Pleziervaart

3.2.5.   In afwijking van de artikelen 4 en 7 worden personen aan boord van pleziervaartuigen die uit een in een lidstaat gelegen haven komen of naar een in een lidstaat gelegen haven afvaren, niet aan grenscontroles onderworpen en mogen zij een haven binnengaan die niet als grensdoorlaatpost is aangemerkt.

Naar gelang van de beoordeling van het risico van illegale immigratie, en met name wanneer de kusten van een derde land in de onmiddellijke nabijheid van het grondgebied van een lidstaat zijn gelegen, worden controles van deze personen en/of een fysiek onderzoek van het vaartuig verricht.

3.2.6.   In afwijking van artikel 4 mag een pleziervaartuig dat uit een derde land komt, bij wijze van uitzondering een haven binnenlopen die niet als grensdoorlaatpost is aangemerkt. In dat geval stellen de personen aan boord van dat vaartuig de havenautoriteiten daarvan in kennis, opdat hun de toestemming kan worden gegeven de bedoelde haven binnen te gaan. De havenautoriteiten melden de aankomst van het vaartuig aan de autoriteiten van de dichtstbijzijnde als grensdoorlaatpost aangemerkte haven. De gegevens betreffende de passagiers worden aan de havenautoriteiten meegedeeld door overlegging van de lijst van opvarenden. Deze lijst wordt uiterlijk bij aankomst ter beschikking gesteld van de grenswachters.

Wanneer een pleziervaartuig dat uit een derde land komt in geval van overmacht verplicht is aan te meren in een haven die niet als grensdoorlaatpost is aangemerkt, melden de havenautoriteiten de aanwezigheid van het vaartuig aan de autoriteiten van de dichtstbijzijnde als grensdoorlaatpost aangemerkte haven.

3.2.7.   Bij die controle wordt een document overhandigd waarop alle technische gegevens en de namen van alle opvarenden zijn vermeld. Eén exemplaar van dit document wordt overhandigd aan de autoriteiten van de inreis- en uitreishavens. Zolang het schip in de territoriale wateren van één van de lidstaten blijft, wordt één exemplaar van dit document bij de scheepspapieren bewaard.

Kustvisserij

3.2.8.   In afwijking van de artikelen 4 en 7 hoeft de bemanning van vaartuigen die kustvisserij bedrijven en die dagelijks dan wel binnen 36 uur terugkeren naar de haven waar het vaartuig is ingeschreven of naar een andere haven op het grondgebied van de lidstaten, zonder dat een haven op het grondgebied van een derde land wordt aangedaan, niet systematisch te worden gecontroleerd. Naar gelang van de beoordeling van het risico van illegale immigratie, en met name wanneer de kusten van een derde land in de onmiddellijke nabijheid van het grondgebied van een lidstaat zijn gelegen, worden regelmatig controles verricht. Naar gelang van het risico wordt tot personencontroles en/of een fysiek onderzoek van het vaartuig overgegaan.

3.2.9.   De bemanning van vaartuigen die kustvisserij bedrijven en die niet ingeschreven staan in een haven op het grondgebied van een lidstaat, wordt gecontroleerd volgens de voor zeelieden geldende voorschriften.

De gezagvoerder geeft de bevoegde autoriteiten, in voorkomend geval, kennis van iedere wijziging van de bemanningslijst en van de eventuele aanwezigheid van passagiers aan boord.

Veerverbindingen

3.2.10.   Personen aan boord van vaartuigen die veerverbindingen met havens in derde landen verzorgen, worden aan controle onderworpen. Hiervoor gelden de volgende voorschriften:

a)

indien mogelijk, voorzien de lidstaten in gescheiden doorgangen, overeenkomstig artikel 9;

b)

voetgangers worden apart gecontroleerd;

c)

passagiers van personenauto's worden bij het voertuig gecontroleerd;

d)

passagiers van reisbussen worden als voetgangers behandeld. Voor controles verlaten deze personen de reisbus;

e)

chauffeurs en begeleiders worden bij het voertuig gecontroleerd. In beginsel wordt deze controle apart van de controle van de overige passagiers verricht;

f)

om een vlotte afwikkeling van de controles te garanderen, wordt in een voldoende aantal controleposten voorzien;

g)

de door de passagiers gebruikte vervoermiddelen en, in voorkomend geval, de lading en andere vervoerde voorwerpen, worden steekproefsgewijs gecontroleerd, met name met het oog op het opsporen van illegale immigranten;

h)

bemanningsleden van veerschepen worden op dezelfde wijze behandeld als bemanningsleden van koopvaardijschepen.

4.   Binnenvaart

4.1.   Met „buitengrensoverschrijdende binnenvaart” wordt het gebruik bedoeld van alle soorten vaartuigen en drijvende installaties, voor beroepsdoeleinden of voor de pleziervaart, op stromen, rivieren, kanalen en meren.

4.2.   Bij voor beroepsdoeleinden gebruikte vaartuigen worden de gezagvoerder, de personen die aan boord werkzaam zijn en op de bemanningslijst voorkomen, en aan boord wonende leden van hun gezin, als leden van de bemanning beschouwd of daarmee gelijkgesteld.

4.3.   De relevante bepalingen van de punten 3.1 en 3.2 zijn mutatis mutandis van toepassing op de controle op de binnenvaart.


(1)  PB L 355 van 30.12.2002, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 849/2004 (PB L 158 van 30.4.2004, blz. 1).

BIJLAGE VII

BIJZONDERE REGELS VOOR BEPAALDE CATEGORIEëN PERSONEN

1.   Staatshoofden

In afwijking van artikel 5 en de artikelen 7 tot en met 131 hoeven staatshoofden en hun gevolg wier aankomst en vertrek langs diplomatieke weg officieel aan de grenswachters is aangekondigd, niet aan grenscontrole te worden onderworpen.

2.   Piloten en andere bemanningsleden van vliegtuigen

2.1.   In afwijking van artikel 5 mogen houders van een „crew member licence” of een „crew member certificate” als bedoeld in bijlage 19 bij het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart van 7 december 1944, op grond van die documenten tijdens de uitoefening van hun functie:

a)

aan en van boord gaan in de luchthaven waar de tussenlanding plaatsvindt of in de luchthaven van bestemming, als deze op het grondgebied van een lidstaat zijn gelegen;

b)

zich op het grondgebied van de gemeente begeven waar deze luchthavens gevestigd zijn;

c)

zich met om het even welk vervoermiddel naar een op het grondgebied van een lidstaat gelegen luchthaven begeven om daar aan boord te gaan van een vliegtuig dat vanuit die luchthaven vertrekt.

In alle andere gevallen moet worden voldaan aan de voorschriften van artikel 5, lid 1.

2.2.   Voor de controle op de bemanningsleden van vliegtuigen gelden de voorschriften van de artikelen 6 tot en met 13. Bemanningsleden van vliegtuigen worden zoveel mogelijk met voorrang gecontroleerd. Dit betekent dat deze controle hetzij plaatsvindt voordat de passagiers worden gecontroleerd, hetzij aan aparte controleposten wordt verricht. In afwijking van artikel 7 mogen de bemanningsleden die bij het dienstdoende grenscontrolepersoneel bekend zijn, steekproefsgewijs worden gecontroleerd.

3.   Zeelieden

3.1.   In afwijking van de artikelen 4 en 7, mogen de lidstaten zeelieden die in het bezit zijn van een identiteitsbewijs voor zeelieden, afgegeven overeenkomstig het Verdrag van Genève van 19 juni 2003 (nr. 185), het Verdrag van Londen van 9 april 1965 en de ter zake strekkende nationale bepalingen, toestaan het grondgebied van de lidstaten binnen te komen door van boord te gaan om in de gemeente waar hun vaartuig heeft aangelegd of in een aangrenzende gemeente te vertoeven, zonder dat zij zich bij een grensdoorlaatpost hoeven te melden, op voorwaarde dat zij voorkomen op de bemanningslijst van het vaartuig waartoe zij behoren en dat die lijst eerder door de bevoegde autoriteiten is gecontroleerd.

Dit belet niet dat, naar gelang van de beoordeling van het veiligheidsrisico of het risico van illegale immigratie, zeelieden door de grenswachters aan een controle overeenkomstig artikel 7 worden onderworpen voordat zij het vaartuig verlaten.

Indien een zeeman een bedreiging voor de openbare orde, de binnenlandse veiligheid of de volksgezondheid vormt, kan hem het recht worden ontzegd het vaartuig te verlaten.

3.2.   Zeelieden die zich buiten de in de nabijheid van de haven gelegen gemeenten wensen te begeven, moeten voldoen aan de voorwaarden voor binnenkomst op het grondgebied van de lidstaten als bedoeld in artikel 5, lid 1.

4.   Houders van een diplomatiek, een officieel of een dienstpaspoort en leden van internationale organisaties

4.1.   Gelet op de bijzondere voorrechten en immuniteiten die voor hen gelden, krijgen houders van een diplomatiek, een officieel of een dienstpaspoort dat is afgegeven door derde landen of hun regeringen die door de lidstaten zijn erkend, en houders van documenten afgegeven door internationale organisaties als bedoeld in punt 4.4 die in dienstverband reizen, bij de grenscontrole voorrang op andere reizigers, in voorkomend geval onverminderd de visumplicht die op hen rust.

In afwijking van artikel 5, lid 1, punt c), zijn de houders van genoemde documenten vrijgesteld van de verplichting om aan te tonen dat zij over voldoende middelen van bestaan beschikken.

4.2.   Wanneer iemand zich op voorrechten, immuniteiten of vrijstellingen beroept, kan de grenswachter verlangen dat deze persoon, door overlegging van passende documenten — met name door de ontvangende staat afgegeven verklaringen of een diplomatiek paspoort — of op enige andere wijze aantoont dat hij of zij de betrokken voorrechten, immuniteiten of vrijstellingen geniet. In geval van twijfel kan de grenswachter zich in spoedeisende gevallen rechtstreeks tot het ministerie van Buitenlandse Zaken richten.

4.3.   Geaccrediteerde leden van diplomatieke en consulaire diensten en hun gezinsleden krijgen toegang tot het grondgebied van de lidstaten na overlegging van de in artikel 19, lid 2, bedoelde kaart, vergezeld van een grensoverschrijdingsdocument. In afwijking van artikel 13 mogen de grenswachters voorts houders van een diplomatiek, een officieel of een dienstpaspoort de toegang tot het grondgebied van de lidstaten niet weigeren zonder vooraf de bevoegde nationale autoriteiten te hebben geraadpleegd. Dit geldt ook wanneer dergelijke betrokkene in het SIS is gesignaleerd.

4.4.   Onder de in punt 4.1 bedoelde door internationale organisaties afgegeven documenten wordt met name verstaan:

laissez-passer van de Verenigde Naties, afgegeven aan personeel van de Verenigde Naties en van de bijbehorende instellingen op grond van het op 21 november 1947 door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties te New York aangenomen Verdrag inzake de voorrechten en de immuniteiten van de gespecialiseerde instellingen;

laissez-passer van de Europese Gemeenschap (EG);

laissez-passer van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (EGA);

legitimatiebewijs afgegeven door de secretaris-generaal van de Raad van Europa;

documenten afgegeven krachtens artikel III, lid 2, van het Verdrag tussen de staten die partij zijn bij het Noord-Atlantisch Verdrag, nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten (militaire identiteitsbewijzen vergezeld van een briefing voor speciale opdracht, marsorder, individueel of collectief marsbevel), alsmede documenten afgegeven in het kader van het Partnerschap voor vrede.

5.   Grensarbeiders

5.1.   Voor de controle van grensarbeiders zijn de algemene bepalingen inzake grenstoezicht van toepassing, en met name de artikelen 7 en 13.

5.2.   In afwijking van artikel 7 worden grensarbeiders die bij de grenswachters goed bekend zijn omdat zij frequent via dezelfde grensdoorlaatpost de grens overschrijden en van wie de grenswachters, op grond van een eerdere controle, weten dat zij noch in het SIS, noch in een nationaal opsporingsregister gesignaleerd zijn, slechts aan steekproefsgewijze controles onderworpen teneinde na te gaan of zij in het bezit zijn van een geldig document waarmee zij de grens mogen overschrijden, en aan de voorwaarden voor binnenkomst voldoen. Deze personen worden nu en dan onverwachts en met onregelmatige tussenpozen aan een grondige controle onderworpen.

5.3.   De voorschriften van punt 5.2 kunnen worden uitgebreid tot andere categorieën personen die regelmatig de grens overschrijden.

6.   Minderjarigen

6.1.   De grenswachters besteden bijzondere aandacht aan al dan niet begeleide minderjarigen. Minderjarigen die een buitengrens overschrijden, worden bij in- en bij uitreis aan dezelfde controles op grond van deze verordening onderworpen als volwassenen.

6.2.   Wanneer het een begeleide minderjarige betreft, gaat de grenswachter na of de begeleidende volwassene het ouderlijk gezag over de minderjarige uitoefent, in het bijzonder wanneer de minderjarige door slechts één volwassene wordt begeleid en er ernstige redenen bestaan om aan te nemen dat de minderjarige onwettig is onttrokken aan het toezicht van de persoon of personen die wettelijk het ouderlijke gezag over hem uitoefenen. In dat geval verricht de grenswachter verder onderzoek, teneinde eventuele onverenigbare of tegenstrijdige elementen in de verstrekte inlichtingen te ontdekken.

6.3.   Wanneer een minderjarige alleen reist, zorgt de grenswachter ervoor, door middel van een grondige controle van de reisdocumenten en de bewijsstukken, dat de minderjarige het grondgebied niet verlaat tegen de wil van de personen die het ouderlijk gezag over hem uitoefenen.

BIJLAGE VIII

Image

P6_TA(2005)0248

Bepalingen inzake de begroting *

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 382/2001 wat betreft de vervaldatum en enkele bepalingen inzake de uitvoering van de begroting (COM(2004)0840 — C6-0044/2005 — 2004/0288(CNS))

(Raadplegingsprocedure)

Het Europees Parlement,

gezien het voorstel van de Commissie aan de Raad (COM(2004)0840) (1),

gelet op de artikelen 133 en 181 van het EG-Verdrag, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C6-0044/2005),

gelet op artikel 51 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie internationale handel en de adviezen van de Commissie buitenlandse zaken, de Begrotingscommissie en de Commissie cultuur en onderwijs (A6-0154/2005),

1.

hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement;

2.

verzoekt de Commissie haar voorstel krachtens artikel 250, lid 2 van het EG-Verdrag dienovereenkomstig te wijzigen;

3.

verzoekt de Raad, wanneer deze voornemens is af te wijken van de door het Parlement goedgekeurde tekst, het Parlement hiervan op de hoogte te stellen;

4.

wenst dat de overlegprocedure als bedoeld in de gemeenschappelijke verklaring van 4 maart 1975 wordt ingeleid ingeval de Raad voornemens is af te wijken van de door het Parlement goedgekeurde tekst;

5.

wenst opnieuw te worden geraadpleegd ingeval de Raad voornemens is ingrijpende wijzigingen aan te brengen in het voorstel van de Commissie;

6.

verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

DOOR DE COMMISSIE VOORGESTELDE TEKST

AMENDEMENTEN VAN HET PARLEMENT

Amendement 1

ARTIKEL 1, PUNT -1 (nieuw)

Overweging 9 bis (nieuw) (Verordening (EG) nr. 382/2001)

 

-1. Na overweging 9 wordt een nieuwe overweging ingevoegd:

„(9 bis)

Het Gateway to Japan-programma en het Executive Training-programma waren zo een succes dat soortgelijke programma's voor andere landen, bijvoorbeeld China, dienen te worden overwogen.”

Amendement 2

ARTIKEL 1, PUNT -1 bis (nieuw)

Artikel 4, letter h bis) (nieuw) (Verordening (EG) nr. 382/2001)

 

-1 bis. In artikel 4 wordt na letter h) een nieuwe letter ingevoegd:

„h bis)

coördinatie van de activiteiten binnen de partnerlanden en tussen de diverse partnerlanden onderling.”

(1)  Nog niet in het PB gepubliceerd.

P6_TA(2005)0249

Kwaliteit statistische gegevens buitensporige tekorten *

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 3605/93, wat de kwaliteit van de statistische gegevens in het kader van de procedure bij buitensporige tekorten betreft (COM(2005)0071 — C6-0108/2005 — 2005/0013(CNS))

(Raadplegingsprocedure)

Het Europees Parlement,

gezien het voorstel van de Commissie aan de Raad (COM(2005)0071) (1),

gelet op artikel 104, lid 4, derde alinea van het EG-Verdrag, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C6-0108/2005),

gelet op artikel 51 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie economische en monetaire zaken (A6-0181/2005),

1.

hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement;

2.

verzoekt de Commissie haar voorstel krachtens artikel 250, lid 2 van het EG-Verdrag dienovereenkomstig te wijzigen;

3.

verzoekt de Raad, wanneer deze voornemens is af te wijken van de door het Parlement goedgekeurde tekst, het Parlement hiervan op de hoogte te stellen;

4.

wenst opnieuw te worden geraadpleegd ingeval de Raad voornemens is ingrijpende wijzigingen aan te brengen in het voorstel van de Commissie;

5.

verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

DOOR DE COMMISSIE VOORGESTELDE TEKST

AMENDEMENTEN VAN HET PARLEMENT

Amendement 1

OVERWEGING 2

(2) De rol van de Commissie in haar hoedanigheid van statistische instantie wordt daarbij vervuld door Eurostat, dat namens de Commissie optreedt. Eurostat is door de Commissie belast met de uitvoering van taken die zij moet vervullen bij de productie van communautaire statistieken en moet als zodanig zijn taken uitvoeren overeenkomstig de beginselen van onpartijdigheid, betrouwbaarheid, relevantie, kosteneffectiviteit, statistische geheimhouding en doorzichtigheid, zoals neergelegd in het besluit van de Commissie van 21 april 1997 inzake de rol van Eurostat bij de productie van communautaire statistieken.

(2) De rol van de Commissie in haar hoedanigheid van statistische instantie wordt daarbij vervuld door Eurostat, dat namens de Commissie optreedt. Eurostat is door de Commissie belast met de uitvoering van taken die zij moet vervullen bij de productie van communautaire statistieken en moet als zodanig zijn taken uitvoeren overeenkomstig de beginselen van onpartijdigheid, betrouwbaarheid, relevantie, kosteneffectiviteit, statistische geheimhouding en doorzichtigheid, zoals neergelegd in het besluit van de Commissie van 21 april 1997 inzake de rol van Eurostat bij de productie van communautaire statistieken. De Europese praktijkcode voor statistiek die door de nationale statistische instituten en Eurostat gezamenlijk wordt opgesteld, moet de beginselen van professionele onafhankelijkheid, geschiktheid van bronnen en kwaliteit van statistische gegevens versterken.

Amendement 2

OVERWEGING 5

(5) Betrouwbare begrotingsstatistieken zijn doorslaggevend voor de geloofwaardigheid van het begrotingstoezicht. Het is van het grootste belang dat de gegevens die de lidstaten overeenkomstig Verordening (EG) nr. 3605/93 indienen en die de Commissie overeenkomstig het protocol aan de Raad verstrekt, van zeer goede kwaliteit zijn.

(5) Betrouwbare begrotingsstatistieken zijn doorslaggevend voor de geloofwaardigheid van het begrotingstoezicht. Het is van het grootste belang dat de gegevens die de lidstaten overeenkomstig Verordening (EG) nr. 3605/93 indienen en die de Commissie overeenkomstig het protocol aan de Raad verstrekt, van zeer goede kwaliteit zijn. In dit verband moeten de punten 1.5, 1.6 en 1.7 van het rapport van de Raad ECOFIN van 20 maart 2005, bekrachtigd door de Europese Raad van Brussel van 22 en 23 maart 2005, en de grondbeginselen van officiële statistiek van de afdeling statistiek van het departement economische en sociale zaken van de Verenigde Naties beschouwd worden als basis waaraan de vereiste hoge kwaliteitsnormen moeten voldoen.

Amendement 3

OVERWEGING 9

(9) De Commissie en de statistische instanties van de lidstaten moeten doorlopend contact met elkaar onderhouden om de kwaliteit van de door de lidstaten ingediende feitelijke gegevens en van de onderliggende overheidsrekeningen te waarborgen. De Commissie kan daartoe regelmatig zowel contact- als inspectiebezoeken afleggen, teneinde het toezicht op de ingediende gegevens te verbeteren en een permanente borging van de kwaliteit van deze gegevens te verzekeren. De lidstaten moeten de Commissie onverwijld toegang tot de informatie verschaffen.

(9) De Commissie en de statistische instanties van de lidstaten moeten doorlopend contact met elkaar onderhouden om de kwaliteit van de door de lidstaten ingediende feitelijke gegevens en van de onderliggende overheidsrekeningen te waarborgen. De Commissie kan daartoe regelmatig zowel contact- als inspectiebezoeken afleggen, teneinde het toezicht op de ingediende gegevens te verbeteren en een permanente borging van de kwaliteit van deze gegevens te verzekeren. De lidstaten moeten de Commissie onverwijld toegang tot de informatie verschaffen. De Commissie dient het Europees Parlement en de Raad regelmatig op de hoogte te stellen van programma en werkzaamheden voor de verbetering van de kwaliteit van de statistieken in de Europese Unie.

Amendement 5

ARTIKEL 1, PUNT 2

Artikel 7, lid 2 bis (nieuw) (verordening (EG) nr. 3605/93)

 

2 bis. Indien voor de prognoses van de overheidstekorten en -schulden of hun herziening geen gebruik wordt gemaakt van de „gemeenschappelijk externe hypotheses”, die door de Commissie worden gepubliceerd in het kader van de coördinatie van het economisch en begrotingsbeleid om vergelijkingen tussen de lidstaten mogelijk te maken, geven de lidstaten een deugdelijke verklaring voor de oorzaak van de afwijking en presenteren een berekening van de verschillen tussen de prognoses.

Amendement 6

ARTIKEL 1, PUNT 3

Artikel 9, lid 1 (verordening (EG) nr. 3605/93)

1. De Commissie (Eurostat) beoordeelt de kwaliteit van de door de lidstaten ingediende feitelijke gegevens en van de onderliggende overheidsrekeningen. Onder kwaliteit van de feitelijke gegevens wordt verstaan de inachtneming van de boekhoudregels en de volledigheid, betrouwbaarheid, tijdigheid en consistentie van de gegevens.

1. De Commissie (Eurostat) beoordeelt regelmatig de kwaliteit van de door de lidstaten ingediende feitelijke gegevens en van de onderliggende overheidsrekeningen. Onder kwaliteit van de feitelijke gegevens wordt verstaan de inachtneming van de normen van het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen (ESR 95) en de volledigheid, betrouwbaarheid , vergelijkbaarheid , tijdigheid en consistentie van de gegevens.

Amendement 7

ARTIKEL 1, PUNT 3

Artikel 9, lid 2 bis (nieuw) (verordening (EG) nr. 3605/93)

 

2 bis. De Commissie (Eurostat) brengt regelmatig aan de Raad en het Europees Parlement verslag uit over de kwaliteit van de door de lidstaten verstrekte feitelijke gegevens en de ontwikkeling van de Europese minimumnormen voor de kwaliteit van statistieken.

Amendement 8

ARTIKEL 1, PUNT 3

Artikel 12, alinea 1 (verordening (EG) nr. 3605/93)

De Commissie (Eurostat) staat doorlopend in contact met de statistische instanties van de lidstaten. Zij legt daartoe regelmatig in alle lidstaten contact - en inspectiebezoeken af.

De Commissie (Eurostat) staat doorlopend in contact met de statistische instanties van de lidstaten. Zij legt daartoe regelmatig in alle lidstaten contactbezoeken af. Zij kan tevens inspectiebezoeken afleggen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 322/97. De contactbezoeken vinden plaats volgens een door de lidstaten en de Commissie (Eurostat) gezamenlijk overeengekomen kalender. Zo mogelijk vinden deze bezoeken gelijktijdig in alle lidstaten plaats op grond van een jaarverslag over de evaluatie van de aanpassing van de statistische gegevens en de vooruitzichten op dat terrein.

Amendement 9

ARTIKEL 1, PUNT 3

Artikel 12, alinea 2 (verordening (EG) nr. 3605/93)

De contactbezoeken zijn bedoeld om de ingediende gegevens te evalueren, om de methoden te onderzoeken en om na te gaan of de boekhoudregels worden nageleefd. De inspectiebezoeken zijn bedoeld om de processen en rekeningen die tot staving van de ingediende gegevens dienen, grondig te controleren en om gedetailleerde conclusies te trekken over de inachtneming van de boekhoudregels en over de volledigheid, betrouwbaarheid, tijdigheid en consistentie van de ingediende gegevens.

De contactbezoeken zijn bedoeld om de ingediende gegevens te evalueren, om de methoden te onderzoeken en om na te gaan of de boekhoudregels worden nageleefd. Van de resultaten van de contactbezoeken wordt in elk geval verslag uitgebracht aan de nationale statistische instituten. De inspectiebezoeken zijn bedoeld om de processen en rekeningen die tot staving van de ingediende gegevens dienen, grondig te controleren en om gedetailleerde conclusies te trekken over de inachtneming van de boekhoudregels en over de volledigheid, betrouwbaarheid, tijdigheid en consistentie van de ingediende gegevens. Tot deze inspectiebezoeken wordt door de Commissie (Eurostat) besloten ingeval van serieuze twijfel over de betrouwbaarheid en de consistentie van de verstrekte gegevens en zoals voorzien in het programma.

Amendement 10

ARTIKEL 1, PUNT 3

Artikel 13, lid 1 (verordening (EG) nr. 3605/93)

1. Bij de inspectiebezoeken aan de lidstaten kan de Commissie (Eurostat) zich laten bijstaan door deskundigen , met name uit andere lidstaten, van nationale instanties van de bezochte lidstaat die functioneel verantwoordelijk voor de controle van de overheidsrekeningen zijn, en van andere diensten van de Commissie.

1. Bij de inspectiebezoeken aan de lidstaten kan de Commissie (Eurostat) zich laten bijstaan door deskundigen uit andere lidstaten, die ambtenaren zijn van de statistische instituten van de lidstaten, en in speciale gevallen door andere nationale instanties van de bezochte lidstaat die functioneel verantwoordelijk voor de controle van de overheidsrekeningen zijn, of door andere diensten van de Commissie , ingevolge een overeenkomst tussen de bezochte lidstaat en de Commissie (Eurostat) .

Amendement 11

ARTIKEL 1, PUNT 3

Artikel 13, lid 1 bis (nieuw) (verordening (EG) nr. 3605/93)

 

1 bis. Voor Eurostat is voor de inspectie van de kwaliteit van de statistische gegevens onder de communautaire instituten een hoofdrol weggelegd. Eurostat moet echter tijdens de voorbereiding van de inspectie een interne procedure volgen van contacten en communicatie met de andere bevoegde communautaire instituten, en, wanneer de inspectiebezoeken beëindigd zijn, met hen tijdens de besluitvormingsprocedure tot een besluit komen.

Amendement 12

ARTIKEL 1, PUNT 3

Artikel 14 (verordening (EG) nr. 3605/93)

De Commissie (Eurostat) brengt aan het Economisch en Financieel Comité verslag uit over de resultaten van de contact - en inspectie bezoeken. Deze verslagen worden bekendgemaakt.

De Commissie (Eurostat) brengt aan het Economisch en Financieel Comité verslag uit over de resultaten van de contactbezoeken. Zij brengt aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de conclusies van de inspectiebezoeken. Deze verslagen worden bekendgemaakt.

Amendement 13

ARTIKEL 1, PUNT 3

Artikel 16, lid 2 bis (nieuw) (verordening (EG) nr. 3605/93)

 

2 bis. De Commissie (Eurostat) stelt het Europees Parlement en de Raad op de hoogte van de gewijzigde gegevens en van de redenen voor de wijzigingen.


(1)  Nog niet in het PB gepubliceerd.

P6_TA(2005)0250

Specifieke beperkende maatregelen tegen personen: Soedanese regio Darfur *

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een verordening van de Raad tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen sommige personen die het vredesproces belemmeren en het internationaal recht overtreden in het conflict in de Sudanese regio Darfur (COM(2005)0180 — C6-0138/2005 — 2005/0068(CNS))

(Raadplegingsprocedure)

Het Europees Parlement,

gezien het voorstel van de Commissie aan de Raad (COM(2005)0180) (1),

gezien de tekst van de Raad (8910/2005),

gezien het gemeenschappelijk standpunt 2005/411/GBVB van de Raad (2),

gelet op de artikelen 60 en 301 van het EG-Verdrag,

gelet op artikel 308 van het EG-Verdrag, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C6-0138/2005),

gelet op artikel 51 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken en het advies van de Commissie ontwikkelingssamenwerking (A6-0186/2005),

1.

hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement;

2.

verzoekt de Commissie haar voorstel krachtens artikel 250, lid 2 van het EG-Verdrag dienovereenkomstig te wijzigen;

3.

verzoekt de Raad, wanneer deze voornemens is af te wijken van de door het Parlement goedgekeurde tekst, het Parlement hiervan op de hoogte te stellen;

4.

wenst opnieuw te worden geraadpleegd ingeval de Raad voornemens is ingrijpende wijzigingen aan te brengen in het voorstel van de Commissie;

5.

verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

DOOR DE COMMISSIE VOORGESTELDE TEKST

AMENDEMENTEN VAN HET PARLEMENT

Amendement 1

Aanhaling 2 bis (nieuw)

 

gezien het verslag van de Internationale Onderzoekscommissie inzake Darfur (opgesteld ter uitvoering van resolutie 1564 (2004) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties van 18 september 2004),

Amendement 2

Overweging 2

(2) Gemeenschappelijk standpunt 2005/XXX/GBVB voorziet onder meer in de bevriezing van tegoeden en economische middelen van personen die volgens het bevoegde sanctiecomité van de Verenigde Naties het vredesproces belemmeren, de stabiliteit in Darfur en de regio bedreigen, het internationaal humanitair recht of de mensenrechten schenden of andere wreedheden begaan, het wapenembargo schenden of verantwoordelijk zijn voor bepaalde offensieve militaire vluchten. Deze maatregelen vallen binnen het toepassingsgebied van het Verdrag en bijgevolg zijn er ter voorkoming van concurrentievervalsing communautaire maatregelen noodzakelijk voor de tenuitvoerlegging ervan voorzover het de Gemeenschap betreft.

(2) Gemeenschappelijk standpunt 2005/411/GBVB voorziet onder meer in de bevriezing van tegoeden en economische middelen van personen die volgens het bevoegde sanctiecomité van de Verenigde Naties het vredesproces belemmeren, de stabiliteit in Darfur en de regio bedreigen, het internationaal humanitair recht of de mensenrechten schenden of andere wreedheden begaan, het wapenembargo schenden of verantwoordelijk zijn voor bepaalde offensieve militaire vluchten. Deze maatregelen , die een einde moeten maken aan de massale schendingen van de mensenrechten, maar waarvan de doeltreffendheid en het werkelijke effect ter plaatse dienen te worden geëvalueerd door toepassing van nog vast te stellen mechanismen, vallen binnen het toepassingsgebied van het Verdrag en bijgevolg zijn er ter voorkoming van concurrentievervalsing communautaire maatregelen noodzakelijk voor de tenuitvoerlegging ervan voorzover het de Gemeenschap betreft.

Amendement 3

Overweging 3 bis (nieuw)

 

(3 bis) De Gemeenschap ziet erop toe dat bij toepassing van de maatregelen waarin is voorzien in resolutie 1591(2005) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, deze maatregelen worden gecoördineerd met de toepasselijke procedures uit hoofde van de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van Staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000 (3), met name de artikelen 8 en 96.

Amendement 4

Overweging 3 ter (nieuw)

 

(3 ter) De maatregelen waarin is voorzien in deze verordening doen geen afbreuk aan de goedkeuring van andere maatregelen met het oog op de tenuitvoerlegging van de op 8 april 2004 te N'Djamena ondertekende overeenkomst voor een staakt-het-vuren, noch aan de verplichting om, conform de internationale mensenrechtenverdragen, personen die ervan verdacht worden ernstige schendingen van de mensenrechten en het internationale humanitaire recht te hebben begaan, te vervolgen en te berechten, noch aan de voortzetting van het onderzoek door de openbare aanklager van het Internationaal Strafhof naar de in Darfur gepleegde misdaden, op grond van de ad hoc-verwijzing van deze zaak naar het Hof, conform resolutie 1593(2005) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties.

Amendement 5

Artikel 2, lid 1

1. Alle tegoeden en economische middelen die direct of indirect toebehoren aan, eigendom zijn van of in het bezit zijn van de natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten en lichamen die in bijlage I zijn vermeld, worden bevroren.

1. Alle tegoeden en economische middelen die direct of indirect toebehoren aan, eigendom zijn van of in het bezit zijn van de natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten en lichamen die in de door de Commissie conform artikel 10 opgestelde lijst zijn vermeld, worden bevroren.

Amendement 6

Artikel 2, lid 2

2. Aan of ten behoeve van de in bijlage I vermelde natuurlijke personen, rechtspersonen of entiteiten mogen geen tegoeden of economische middelen direct of indirect ter beschikking worden gesteld.

2. Aan of ten behoeve van de in de door de Commissie conform artikel 10 opgestelde lijst opgesomde natuurlijke personen, rechtspersonen of entiteiten mogen geen tegoeden of economische middelen direct of indirect ter beschikking worden gesteld.

Amendement 7

Artikel 4, letter c)

c)

het onderpand of de gerechtelijke uitspraak is niet ten behoeve van een persoon, entiteit of lichaam bedoeld in bijlage I bij deze verordening ;

c)

het onderpand of de gerechtelijke uitspraak is niet ten behoeve van een persoon, entiteit of lichaam bedoeld in de door de Commissie conform artikel 10 opgestelde lijst ;

Amendement 8

Artikel 7, lid 3

3. De overeenkomstig de leden 1 en 2 verstrekte en ontvangen informatie mag uitsluitend worden gebruikt voor de doeleinden waarvoor zij verstrekt of ontvangen is.

3. De overeenkomstig de leden 1 en 2 verstrekte en ontvangen informatie mag uitsluitend worden gebruikt voor de doeleinden waarvoor zij verstrekt of ontvangen is , en alleen gedurende de periode die nodig is voor de bevriezing van tegoeden en economische middelen. Op deze informatie wordt een gegevensbeschermingsregeling toegepast.

Amendement 9

Artikel 8 bis (nieuw)

 

Artikel 8 bis

Natuurlijke en rechtspersonen, entiteiten en lichamen wier tegoeden en economische middelen ten onrechte zijn bevroren, worden schadeloos gesteld voor een bedrag dat in overeenstemming is met de aard en de omvang van de onrechtmatig geleden schade.

Amendement 10

Artikel 10, lid 1

1. De Commissie wordt gemachtigd:

a)

bijlage I te wijzigen op basis van de besluiten van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties of het sanctiecomité; en

b)

bijlage II te wijzigen op basis van door de lidstaten verstrekte informatie.

1. De Commissie wordt gemachtigd na raadpleging van het Europees Parlement :

a)

een lijst van natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten en lichamen als bedoeld in artikel 2 waarvan de tegoeden en economische middelen dienen te worden bevroren, op te stellen en te wijzigen op basis van de besluiten van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties of het sanctiecomité , en deze lijst te corrigeren in geval van aangetoonde vergissing, en

b)

de bijlage te wijzigen op basis van door de lidstaten verstrekte informatie.

De Commissie stelt de commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken en de commissie ontwikkelingssamenwerking van het Europees Parlement vooraf op vertrouwelijke basis in kennis van de opstelling en wijziging van de in letter a) bedoelde lijst.

Amendement 11

Bijlage I

 

Deze bijlage wordt geschrapt.


(1)  Nog niet in het PB gepubliceerd.

(2)  PB L 139 van 2.6.2005, blz. 25.

(3)   PB L 317 van 15.12.2000, blz. 3.

P6_TA(2005)0251

Specifieke beperkende maatregelen tegen personen: Democratische Republiek Congo *

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een verordening van de Raad tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen die handelen in strijd met het wapenembargo tegen de Democratische Republiek Congo (COM(2005)0227 — C6-0185/2005 — 2005/0101(CNS))

(Raadplegingsprocedure)

Het Europees Parlement,

gezien het voorstel van de Commissie aan de Raad (COM(2005)0227) (1),

gezien het gemeenschappelijk standpunt 2005/440/GBVB van de Raad (2),

gelet op de artikelen 60 en 301 van het EG-Verdrag,

gelet op artikel 308 van het EG-Verdrag, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C6-0185/2005),

gelet op artikel 51 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken en het advies van de Commissie ontwikkelingssamenwerking (A6-0194/2005),

1.

hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement;

2.

verzoekt de Commissie haar voorstel krachtens artikel 250, lid 2 van het EG-Verdrag dienovereenkomstig te wijzigen;

3.

verzoekt de Raad, wanneer deze voornemens is af te wijken van de door het Parlement goedgekeurde tekst, het Parlement hiervan op de hoogte te stellen;

4.

wenst opnieuw te worden geraadpleegd ingeval de Raad voornemens is ingrijpende wijzigingen aan te brengen in het voorstel van de Commissie;

5.

verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

DOOR DE COMMISSIE VOORGESTELDE TEKST

AMENDEMENTEN VAN HET PARLEMENT

Amendement 1

Overweging 3 bis (nieuw)

 

(3 bis) De Gemeenschap ziet erop toe dat bij de toepassing van de maatregelen waarin is voorzien in resolutie 1572 (2004) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, deze maatregelen worden gecoördineerd met de procedures van toepassing uit hoofde van de partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend te Cotonou (Benin) op 23 juni 2000 (3), met name de artikelen 8 en 96.

Amendement 2

Overweging 3 ter (nieuw)

 

(3 ter) De maatregelen waarin is voorzien in deze verordening laten onverlet dat andere maatregelen worden goedgekeurd om in overeenstemming met de internationale mensenrechtenverdragen personen te vervolgen en te berechten die verdacht worden van ernstige schendingen van de mensenrechten en het internationale humanitaire recht, met name via het Internationale Strafhof, op basis van de ad hoc-verwijzing naar het Hof door de autoriteiten van de Democratische Republiek Congo op 19 april 2004 krachtens artikel 12 van het Statuut van Rome.

Amendement 3

Artikel 2, lid 1

1. Alle tegoeden en economische middelen die direct of indirect toebehoren aan, eigendom zijn van of in het bezit zijn van de natuurlijke personen, rechtspersonen, organisaties en instanties die in bijlage I zijn vermeld, worden bevroren.

1. Alle tegoeden en economische middelen die direct of indirect toebehoren aan, eigendom zijn van of in het bezit zijn van de natuurlijke personen, rechtspersonen, organisaties en instanties die in de overeenkomstig artikel 9 door de Commissie opgestelde lijst zijn vermeld, worden bevroren.

Amendement 4

Artikel 2, lid 2

2. Aan of ten behoeve van de in bijlage I genoemde natuurlijke of rechtspersonen, organisaties en instanties mogen geen tegoeden of economische middelen direct of indirect ter beschikking worden gesteld.

2. Aan of ten behoeve van de in de overeenkomstig artikel 9 door de Commissie opgestelde lijst genoemde natuurlijke of rechtspersonen, organisaties en instanties mogen geen tegoeden of economische middelen direct of indirect ter beschikking worden gesteld.

Amendement 5

Artikel 4, letter c)

c)

het onderpand of de gerechtelijke uitspraak is niet ten behoeve van een persoon, organisatie of instantie bedoeld in bijlage I bij deze verordening ;

c)

het onderpand of de gerechtelijke uitspraak is niet ten behoeve van een persoon, organisatie of instantie bedoeld in de overeenkomstig artikel 9 door de Commissie opgestelde lijst ;

Amendement 6

Artikel 6, lid 3

3. De overeenkomstig de leden 1 en 2 verstrekte en ontvangen informatie mag uitsluitend worden gebruikt voor de doeleinden waarvoor zij verstrekt of ontvangen is.

3. De overeenkomstig de leden 1 en 2 verstrekte en ontvangen informatie mag uitsluitend worden gebruikt voor de doeleinden waarvoor zij verstrekt of ontvangen is , en alleen gedurende de periode die nodig is voor de bevriezing van de tegoeden en economische middelen. Deze informatie wordt onderworpen aan een regeling waarmee de gegevensbescherming wordt gewaarborgd.

Amendement 7

Artikel 8 bis (nieuw)

 

Artikel 8 bis

Natuurlijke en rechtspersonen, organisaties en instanties wier tegoeden en economische middelen ten onrechte zijn bevroren, wordt een bedrag vergoed dat overeenkomt met de aard en de omvang van de onrechtmatig geleden schade.

Amendement 8

Artikel 9, lid 1

1. De Commissie wordt gemachtigd:

a)

bijlage I te wijzigen op basis van de besluiten van de VN-Veiligheidsraad of de vaststellingen door het sanctiecomité;

b)

bijlage II te wijzigen op basis van door de lidstaten verstrekte informatie.

1. De Commissie wordt na raadpleging van het Europees Parlement gemachtigd:

a)

op basis van de besluiten van de VN-Veiligheidsraad of de vaststellingen door het sanctiecomité een lijst op te stellen en te wijzigen van natuurlijke en rechtspersonen, organisaties en instanties als bedoeld in artikel 2 wier tegoeden en economische middelen moeten worden bevroren, en de lijst in geval van een aangetoonde fout te corrigeren ;

b)

de bijlage te wijzigen op basis van door de lidstaten verstrekte informatie.

De Commissie stelt de commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken en de commissie ontwikkelingssamenwerking van het Europees Parlement vooraf op vertrouwelijke basis in kennis van de opstelling en wijziging van de in letter a) bedoelde lijst.

Amendement 9

Bijlage I

 

Deze bijlage wordt geschrapt.


(1)  Nog niet in het PB gepubliceerd.

(2)  PB L 152 van 15.6.2005, blz. 22.

(3)   PB L 317 van 15.12.2000, blz. 3.

P6_TA(2005)0252

Ontwerp van gewijzigde begroting 2/2005 (Amendementen)

Amendementen bij het ontwerp van gewijzigde begroting nr. 2/2005 van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2005 (9491/2005 — C6-0172/2005 — 2005/2045(BUDG))

Amendement 1

AFDELING III — Commissie

Lijn

Begroting 2005

OGB 2/2005

Amendement

Begroting 2005 + GB 2

(gewijzigd)

Vastleggingen

Vastleggingen

Vastleggingen

Vastleggingen

XX 01 01 01 01

Uitgaven voor personeel in actieve dienst bij de instelling — Salarissen, toelagen en vergoedingen

 (1)1 385 350 900

 (1)1 358 392 190

+4 608 710

 (1)1 363 000 900

XX 01 01 02 01

Uitgaven voor personeel in actieve dienst bij de delegaties van de Commissie — Salarissen, toelagen en vergoedingen

136 916 000

134 478 125

+4 419 875

138 898 000

XX 01 02 01 01

Extern personeel bij de instelling — Hulpfunctionarissen

62 774 936

62 286 643

- 611 707

61 674 936

A2 01 01

Publicatiebureau — Uitgaven voor personeel in actieve dienst

45 623 652

44 917 453

+50 947

44 968 400

A3 01 01

Europees bureau voor fraudebestrijding (OLAF) — Uitgaven voor personeel in actieve dienst

30 442 900

29 873 865

+ 103 135

29 977 000

A4 01 01

Europees Bureau voor personeelsselectie — Uitgaven voor personeel in actieve dienst

7 280 700

7 141 844

+58 856

7 200 700

A5 01 01

Bureau voor het beheer en de afwikkeling van individuele rechten — Uitgaven voor personeel in actieve dienst

18 625 870

18 242 613

+35 387

18 278 000

A6 01 01

Bureau voor infrastructuur en logistiek te Brussel — Uitgaven voor personeel in actieve dienst

31 667 000

31 026 629

+ 127 371

31 154 000

A7 01 01

Bureau voor infrastructuur en logistiek te Luxemburg — Uitgaven voor personeel in actieve dienst

13 490 000

13 235 603

+83 397

13 319 000

MOTIVERING

Herstel van de door de Commissie voorgestelde bedragen in het voorontwerp van gewijzigde begroting.

Amendement 2

BIJLAGE COM-A-II — BIJLAGE II — Publicatiebureau — ONTVANGSTEN

Lijn

Begroting 2005

OGB 2/2005

Amendement

Begroting 2005 + GB 2

(gewijzigd)

Vastleggingen

Vastleggingen

Vastleggingen

Vastleggingen

COM-A-II 4 1

Bijdragen aan de pensioenregelingen

2 536 978

2 497 709

+ 294 291

2 792 000

MOTIVERING

Herstel van de door de Commissie voorgestelde bedragen in het voorontwerp van gewijzigde begroting.

Amendement 3

AFDELING VI: Economisch en Sociaal Comité — ONTVANGSTEN

Lijn

Begroting 2005

OGB 2/2005

Amendement

Begroting 2005 + GB 2

(gewijzigd)

Vastleggingen

Vastleggingen

Vastleggingen

Vastleggingen

Artikel 4 0 4

Opbrengst van de speciale heffing die van toepassing is op de bezoldigingen van de leden van de instellingen, de ambtenaren en de andere personeelsleden in actieve dienst

3 319 072

3 313 336

-2 949 944

363 392

MOTIVERING

Herstel van de door de Commissie voorgestelde bedragen in het voorontwerp van gewijzigde begroting.


(1)  Een krediet van EUR 2 600 000 is opgenomen in artikel 31 01 40.

P6_TA(2005)0253

Ontwerp van gewijzigde begroting nr. 2/2005 *

Resolutie van het Europees Parlement over het ontwerp van gewijzigde begroting nr. 2/2005 van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2005 — Salarisaanpassing (9491/2005 — C6-0172/2005 — 2005/2045(BUD))

Het Europees Parlement,

gelet op artikel 272 van het EG-Verdrag en artikel 177 van het Euratom-Verdrag,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (1), met name de artikelen 37 en 38 daarvan,

gezien de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2005, definitief vastgesteld op 16 december 2004 (2),

gelet op het Interinstitutioneel Akkoord van 6 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure (3),

gezien het voorontwerp van gewijzigde begroting nr. 2/2005 van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2005, ingediend door de Commissie op 30 maart 2005 (SEC(2005)0421),

gezien het ontwerp van gewijzigde begroting nr. 2/2005, opgesteld door de Raad op 30 mei 2005 (9491/2005 — C6-0172/2005),

gelet op artikel 69 en Bijlage IV van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Begrotingscommissie (A6-0190/2005),

A.

overwegende dat de salarisaanpassing voor het personeel in 2004 lager was dan verwacht,

B.

overwegende dat de begrotingsautoriteit de instellingen heeft verzocht een raming op te stellen voor de aanpassing van hun huishoudelijke uitgaven als gevolg van de salarisaanpassing,

C.

overwegende dat de begrotingsautoriteit in haar verklaring van 25 november 2004 (4) heeft verzocht dat deze gewijzigde begroting uitsluitend betrekking zou hebben op de vermindering van de kredieten voor de huishoudelijke uitgaven van de instellingen als gevolg van de jaarlijkse aanpassing van de salarissen en pensioenen,

D.

overwegende dat het Commissievoorstel ook enkele administratieve kwesties bevat die geen betrekking hebben op de salarisaanpassing,

1.

stemt in met de salarisaanpassingen voor het Europees Parlement, de Raad, het Hof van Justitie, de Rekenkamer, het Europees Economisch en Sociaal Comité, het Comité van de Regio's, de Europese Ombudsman en de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming, zoals vastgesteld in het ontwerp van gewijzigde begroting nr. 2/2005 van de Raad;

2.

besluit de salarissen en pensioenen in de begroting van de Commissie aan te passen zoals is voorgesteld in het voorontwerp van gewijzigde begroting nr. 2/2005 en heeft hiertoe een begrotingsamendement ingediend;

3.

stemt in met de wijzigingen van de personeelsformatie (Rekenkamer en Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming) en van de nomenclatuur (Commissie), zoals vastgesteld in het ontwerp van gewijzigde begroting nr. 2/2005 van de Raad;

4.

besluit de berekening van de ontvangsten (Europees Economisch en Sociaal Comité en Publicatiebureau) aan te passen zoals is voorgesteld in het voorontwerp van gewijzigde begroting nr. 2/2005 en heeft hiertoe twee begrotingsamendementen ingediend;

5.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie en de amendementen op het ontwerp van gewijzigde begroting nr. 2/2005 te doen toekomen aan de Raad en de Commissie alsmede aan de overige betrokken instellingen en organen.


(1)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(2)  PB L 60 van 8.3.2005, blz. 1.

(3)  PB C 172 van 18.6.1999, blz. 1, gewijzigd bij Besluit 2003/429/EG (PB L 147 van 14.6.2003, blz. 25).

(4)  Aangenomen teksten van 16.12.2004, P6_TA(2004)0103.

P6_TA(2005)0254

Toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid *** II

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement betreffende het gemeenschappelijk standpunt, door de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van de verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1466/97 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (9817/2005 — C6-0192/2005 — 2005/0064(SYN))

(Samenwerkingsprocedure: tweede lezing)

Het Europees Parlement,

gezien het gemeenschappelijk standpunt van de Raad (9817/2005 — C6-0192/2005),

gezien zijn in eerste lezing geformuleerde standpunt (1) inzake het voorstel van de Commissie aan de Raad (COM(2005)0154) (2),

geraadpleegd door de Raad overeenkomstig artikel 252 en artikel 99, lid 5 van het EG-Verdrag (C6-0192/2005),

gelet op artikel 60 van zijn Reglement,

gezien de aanbeveling voor de tweede lezing van de Commissie economische en monetaire zaken (A6-0204/2005),

1.

hecht zijn goedkeuring aan het gemeenschappelijk standpunt;

2.

verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.


(1)  Aangenomen teksten van 9 juni 2005, P6_TA(2005)0231.

(2)  Nog niet in PB gepubliceerd.MFN2.

P6_TA(2005)0255

Bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap *** I

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende wederzijdse administratieve bijstand ter bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap tegen fraude en andere onwettige activiteiten (COM(2004)0509 — C6-0125/2004 — 2004/0172(COD))

(Medebeslissingsprocedure: eerste lezing)

Het Europees Parlement,

gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2004)0509) (1),

gelet op artikel 251, lid 2 en artikel 280, lid 4 van het EG-Verdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C6-0125/2004),

gelet op artikel 51 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A6-0156/2005),

1.

hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement;

2.

verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in dit voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;

3.

verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.


(1)  Nog niet in het PB gepubliceerd.

P6_TC1-COD(2004)0172

Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 23 juni 2005 met het oog op de aanneming van Verordening (EG) nr. .../2005 van het Europees Parlement en de Raad betreffende wederzijdse administratieve bijstand ter bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap tegen fraude en andere onwettige activiteiten

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 280, lid 4,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van de Rekenkamer,

Gezien het advies van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming (1),

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Gemeenschap en de lidstaten hechten groot belang aan de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap en aan de bestrijding van fraude en andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Gemeenschap worden geschaad.

(2)

Het communautaire kader voor wederzijdse bijstand moet nauwe en geregelde samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten onderling en tussen deze autoriteiten en de Commissie mogelijk maken, teneinde de financiële belangen van de Gemeenschap te beschermen op alle gebieden waar sprake is van communautaire financiële middelen of uitgaven.

(3)

De bepalingen van deze verordening mogen geen negatief effect hebben op de onderzoeken die door het Europees Bureau voor fraudebestrijding worden verricht op grond van de onderzoeksbevoegdheden en met inachtneming van de waarborgen die zijn vervat in Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) (3). De werkingssfeer van deze verordening moet beperkt blijven tot bepaalde vormen van bijstand, informatie-uitwisseling en coördinatie die kunnen voorafgaan aan, volgen op of samenvallen met de onderzoeksactiviteiten van OLAF.

(4)

De invoering van nieuwe communautaire maatregelen moet de toepassing van het nationale strafrecht en van de regels inzake wederzijdse bijstand in strafzaken, alsmede de nationale rechtsbedeling onverlet laten.

(5)

De bestrijding van grensoverschrijdende fraude en andere onwettige activiteiten die de financiële belangen van de Gemeenschap schaden, vereist meer coördinatie op communautair niveau en multidisciplinaire samenwerking met de autoriteiten van de lidstaten op het gebied van fraude en andere onwettige activiteiten, die veelal verband houden met georganiseerde criminaliteit en schadelijk zijn voor de financiële belangen van de Gemeenschap. Deze verordening moet tevens samenwerking tussen alle bevoegde autoriteiten van de lidstaten onderling en tussen deze autoriteiten en de Commissie mogelijk maken.

(6)

De bepalingen van deze verordening mogen geen afbreuk doen aan Gemeenschapswetgeving die meer specifieke of uitvoerige samenwerking tussen de lidstaten onderling en tussen de lidstaten en de Commissie regelt, zoals Verordening (EG) nr. 515/97 van de Raad van 13 maart 1997 betreffende de wederzijdse bijstand tussen de administratieve autoriteiten van de lidstaten en de samenwerking tussen deze autoriteiten en de Commissie met het oog op de juiste toepassing van de douane- en landbouwvoorschriften (4), of Verordening (EG) nr. 1798/2003 van de Raad van 7 oktober 2003 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 218/92 (5).

(7)

Informatie-uitwisseling is een essentiële factor bij de bestrijding van fraude en andere onwettige activiteiten die de financiële belangen van de Gemeenschap schaden. Op basis van de informatie die zij van de lidstaten krijgt, dient de Commissie de lidstaten een algemeen beeld te geven van fraude en andere onwettige activiteiten op Europese schaal.

(8)

Fraude en andere onwettige activiteiten die de financiële belangen van de Gemeenschap schaden, kunnen, met name in grensoverschrijdende gevallen waarbij het vaak om georganiseerde internationale fraudeconstructies in twee of meer lidstaten gaat, het best worden voorkomen en bestreden door operationele, statistische en/of algemene informatie op Gemeenschapsniveau aan analyses en risicobeoordelingen te onderwerpen met behulp van de inlichtingen- en risicoanalysecapaciteit van de Commissie in het algemeen en van OLAF in het bijzonder.

(9)

De bestrijding van fraude en andere onwettige activiteiten die schadelijk zijn voor de financiële belangen van de Gemeenschap vereist ook in een later stadium een coherente aanpak. Informatie die door de Commissie is verzameld of verstrekt, moet derhalve toelaatbaar kunnen zijn als bewijs in administratieve of gerechtelijke procedures.

(10)

Voor een geslaagde samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten en de Commissie is het van belang dat bij de uitwisseling van informatie waarvoor een geheimhoudingsplicht geldt, de vertrouwelijkheidsregels in acht worden genomen en dat op grond van de nieuwe bepalingen verwerkte persoonsgegevens zorgvuldig worden beschermd.

(11)

Er dient rekening te worden gehouden met de regels inzake gegevensbescherming die gelden voor de communautaire instellingen, welke zijn neergelegd in artikel 286 van het Verdrag en Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (6), alsmede met de regels die op de lidstaten van toepassing zijn krachtens Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (7).

(12)

De voor de uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (8).

(13)

Aangezien de doelstellingen van het overwogen optreden, te weten de bestrijding van fraude en andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Gemeenschap worden geschaad, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve wegens de omvang of de gevolgen van het optreden beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(14)

Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn vastgelegd,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Titel I

Algemene bepalingen

Artikel 1

Onderwerp

Deze verordening stelt het wettelijk kader vast voor de onderlinge administratieve samenwerking en de uitwisseling van informatie tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten en tussen die autoriteiten en de Commissie teneinde een gelijkwaardige en doeltreffende bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap tegen fraude en andere onwettige activiteiten te waarborgen.

Artikel 2

Toepassingsgebied

1.   Deze verordening is van toepassing op gevallen van fraude en andere onwettige activiteiten die de financiële belangen van de Gemeenschap schaden en die op communautair niveau van bijzonder belang zijn.

Daartoe behoren ook gevallen waarin de onwettige activiteiten geheel of ten dele in staten buiten de Gemeenschap worden ontplooid.

De bevoegde autoriteiten van de lidstaten kunnen ook in andere situaties informatie uitwisselen en bijstand verlenen overeenkomstig deze verordening, wanneer zij van oordeel zijn dat die informatie-uitwisseling en bijstand op communautair niveau nodig zijn bij de bestrijding van fraude en andere onwettige activiteiten die de financiële belangen van de Gemeenschap schaden.

2.   De bepalingen van deze verordening zijn niet van toepassing wanneer de Gemeenschapswetgeving voorziet in specifiekere samenwerking tussen de lidstaten onderling en tussen de lidstaten en de Commissie, of in een ruimere toegang tot informatie voor de Commissie.

Deze verordening laat met name de toepassing van Verordening (EG) nr. 515/97 en de samenwerking tussen de lidstaten in het kader van Verordening (EG) nr. 1798/2003 onverlet.

3.   Deze verordening laat de toepassing van Verordening (EG) nr. 1073/1999 onverlet.

4.   Deze verordening laat de toepassing van het nationale strafrecht of van de regels inzake wederzijdse bijstand in strafzaken, alsmede de nationale rechtsbedeling onverlet.

5.   De bij deze verordening ingestelde verplichting tot het verlenen van bijstand strekt zich niet uit tot het verstrekken van informatie of documenten die de bevoegde administratieve autoriteiten verkrijgen wanneer zij handelen met toestemming of op verzoek van een rechterlijke instantie.

In geval van een verzoek om bijstand worden deze informatie of documenten echter wel verstrekt indien de rechterlijke instantie die hierover moet worden geraadpleegd, daarmee instemt.

Artikel 3

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1.

„onregelmatigheid”: fraude en andere onwettige activiteiten die op Communautair niveau van bijzonder belang zijn en die de financiële belangen van de Gemeenschap schaden, in het bijzonder:

a)

elke inbreuk op het Gemeenschapsrecht die voortvloeit uit een handeling of een nalaten van een marktdeelnemer, met inbegrip van contractbreuk in de zin van het Gemeenschapsrecht alsmede bij de uitvoering van zowel directe als indirecte communautaire financiering , waardoor de algemene begroting van de Gemeenschap of de door de Gemeenschap beheerde begrotingen worden of zouden kunnen worden benadeeld, hetzij door de vermindering of het achterwege blijven van ontvangsten uit de eigen middelen die rechtstreeks voor rekening van de Gemeenschap worden geïnd, hetzij door een onverschuldigde uitgave;

b)

elke inbreuk op de wetgeving inzake de belasting over de toegevoegde waarde (BTW) zoals bedoeld in Richtlijn 77/388/EEG  (9) , die leidt of zou kunnen leiden tot een vermindering van de eigen middelen van de Gemeenschappen in de zin van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89  (10) ;

c)

het witwassen van geld in de zin van artikel 1, onder c), van Richtlijn 91/308/EEG  (11) , dat is verkregen uit de onder a) en b) bedoelde inbreuken;

2.

„onregelmatigheden die op communautair niveau van bijzonder belang zijn”: onregelmatigheden

a)

die vertakkingen hebben of zouden kunnen hebben in andere lidstaten of waarbij sprake is van een concreet verband met verrichtingen in andere lidstaten of in gevallen van communautaire uitgaven (directe en indirecte) ten aanzien waarvan geen specifieke bepalingen inzake wederzijdse bijstand van toepassing zijn ; en

b)

die het resultaat zijn van verrichtingen- ongeacht de vraag of de constatering enkelvoudige of meervoudige verrichtingen betreft — en waarvan het totale fiscale nadeel voor de betrokken lidstaten wordt geraamd op meer dan 500 000 EUR als het gaat om BTW of, in de andere gevallen waarop deze verordening betrekking heeft, waarvan de schade aan de financiële belangen van de Gemeenschap op meer dan 100 000 EUR wordt geraamd; indien het om het witwassen van geld gaat, heeft de drempelwaarde betrekking op het basisdelict;

3.

„wetgeving inzake de BTW”: de communautaire bepalingen met betrekking tot de BTW en de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die de lidstaten hebben vastgesteld om aan deze communautaire bepalingen te voldoen;

4.

„verzoekende autoriteit”: de bevoegde autoriteit die om bijstand verzoekt;

5.

„aangezochte autoriteit”: de bevoegde autoriteit die om bijstand wordt verzocht;

6.

„administratief onderzoek”: alle controles, verificaties en andere handelingen die door de bevoegde autoriteiten bij de uitoefening van hun functie worden verricht om vast te stellen of er onregelmatigheden zijn begaan, met uitzondering van handelingen die op verzoek of onder rechtstreeks gezag van een rechterlijke instantie worden verricht;

7.

„financiële informatie”: informatie over verdachte transacties die de bevoegde nationale meldpunten hebben ontvangen overeenkomstig Richtlijn 91/308/EEG en andere informatie aan de hand waarvan financiële transacties die verband houden met onregelmatigheden waarop deze verordening betrekking heeft, kunnen worden getraceerd;

8.

„bevoegde autoriteiten”: de in artikel 4, lid 1, bedoelde nationale of communautaire autoriteiten.

De in punt 2, onder b), genoemde drempelwaarden kunnen worden verhoogd volgens de in artikel 25, lid 2, bedoelde procedure.

Artikel 4

Bevoegde autoriteiten

1.   De volgende bevoegde autoriteiten nemen binnen het kader van hun bevoegdheden deel aan de samenwerking op grond van deze verordening:

a)

de autoriteiten van de lidstaten:

i)

die direct verantwoordelijk zijn voor het beheer van financiële middelen uit de Gemeenschapsbegroting en daartoe zijn aangewezen bij de communautaire of de nationale wetgeving;

ii)

die krachtens de geldende nationale bestuursrechtelijke bepalingen verantwoordelijk zijn voor de preventie en de bestrijding van fraude en andere onwettige activiteiten die de financiële belangen van de Gemeenschap schaden;

iii)

die zijn genoemd in Verordening (EG) nr. 1798/2003, de overeenkomstig die verordening aangewezen centrale verbindingsbureaus en verbindingsdiensten, andere autoriteiten voor belastingonderzoek die bevoegd zijn BTW-fraude te onderzoeken, of de in Richtlijn 92/12/EEG  (12) bedoelde autoriteiten, voor zover de verzamelde informatie het bewijs van BTW-fraude kan leveren — dit sluit rechtstreekse contacten, uitwisseling van informatie of samenwerking tussen de ambtenaren van de verschillende lidstaten en de in dit artikel genoemde autoriteiten niet uit — of

iv)

die overeenkomstig Besluit 2000/642/JBZ  (13) door de lidstaten zijn opgezet als „financiële inlichtingeneenheden” om in het kader van Richtlijn 91/308/EEG verkregen informatie te verzamelen en analyseren;

b)

de Commissie, met inbegrip van OLAF.

2.   De lidstaten nemen de maatregelen die nodig zijn om ervoor te zorgen dat zowel tussen hun bevoegde autoriteiten onderling, ongeacht hun bevoegdheden en binnenlandse status, als tussen die autoriteiten en de Commissie informatie wordt uitgewisseld.

3.     De Commissie houdt een register bij van alle aan de samenwerking overeenkomstig deze verordening deelnemende autoriteiten, dat permanent geactualiseerd en via internet toegankelijk gemaakt wordt.

TITEL II

SAMENWERKINGSVERPLICHTINGEN

Hoofdstuk 1

Wederzijdse administratieve bijstand en informatie-uitwisseling

Afdeling I

Bijstand op verzoek

Artikel 5

Bijstand op verzoek

1.   De bevoegde autoriteiten verlenen elkaar op verzoek bijstand bij het voorkomen en opsporen van onregelmatigheden. Op verzoek van de verzoekende autoriteit verstrekt de aangezochte autoriteit, voor zover nodig om aan het verzoek te voldoen en in overeenstemming met de doelstellingen van deze verordening, de verzoekende autoriteit alle informatie die van belang is voor het voorkomen en opsporen van onregelmatigheden. Daarbij gaat het zowel om informatie over de verrichtingen waarin de onregelmatigheid bestaat als om financiële informatie over de onderliggende transacties en de natuurlijke of rechtspersonen die erbij betrokken zijn.

2.   Ter verkrijging van de gevraagde informatie gaat de aangezochte autoriteit of de administratieve autoriteit tot welke zij zich wendt, te werk als handelde zij ten eigen behoeve of op verzoek van een andere autoriteit uit haar eigen lidstaat.

3.   De aangezochte autoriteit stelt alle informatie beschikbaar die zij in haar bezit heeft of verkrijgt met betrekking tot geconstateerde of voorgenomen handelingen of transacties die een onregelmatigheid vormen of de verzoekende autoriteit een onregelmatigheid lijken te vormen, alsook, in voorkomend geval, met betrekking tot de resultaten van het krachtens artikel 6 uitgeoefende bijzondere toezicht.

Zij verstrekt de verzoekende autoriteit alle verklaringen, documenten of voor eensluidend gewaarmerkte kopieën van documenten die zij in haar bezit heeft of verkrijgt. Originele documenten en voorwerpen worden evenwel slechts verstrekt indien dit niet strijdig is met de wetgeving die van kracht is in de lidstaat waar de aangezochte autoriteit is gevestigd.

4.   Verzoeken om bijstand en informatie-uitwisseling gaan vergezegeld van een korte beschrijving van de feiten die de verzoekende autoriteit bekend zijn.

5.   Verzoeken die worden gericht tot een autoriteit die niet bevoegd is de gevraagde bijstand te verlenen, worden door deze autoriteit onverwijld doorgezonden aan de bevoegde autoriteit.

Artikel 6

Bijzonder toezicht

Op verzoek van de verzoekende autoriteit oefent de aangezochte autoriteit binnen haar ambtsgebied voorzover mogelijk bijzonder toezicht uit, of doet zij dit uitoefenen op:

a)

personen ten aanzien van wie redelijkerwijs kan worden aangenomen dat zij onregelmatigheden begaan, in het bijzonder op de bewegingen van deze personen;

b)

plaatsen waar goederen op zodanige wijze zijn opgeslagen dat kan worden verondersteld dat zij bedoeld zijn om te worden gebruikt bij handelingen die een onregelmatigheid vormen;

c)

goederenbewegingen waarvan wordt aangegeven dat zij kunnen plaatsvinden in het kader van mogelijke onregelmatigheden;

d)

vervoermiddelen en financiële transacties ten aanzien waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat zij worden gebruikt om onregelmatigheden te begaan.

Artikel 7

Administratieve onderzoeken op verzoek

1.   Op verzoek van de verzoekende autoriteit verricht de aangezochte autoriteit een administratief onderzoek of doet zij dit verrichten, naar handelingen die een onregelmatigheid vormen of de verzoekende autoriteit een onregelmatigheid lijken te vormen.

Voor dit administratieve onderzoek gaat de aangezochte autoriteit, of de administratieve autoriteit tot welke zij zich wendt, te werk als handelde zij ten eigen behoeve of op verzoek van een andere autoriteit uit haar eigen lidstaat. Zij stelt de verzoekende autoriteit in kennis van de resultaten van het onderzoek.

2.   De verzoekende en de aangezochte autoriteit kunnen overeenkomen dat door de verzoekende autoriteit aangewezen ambtenaren aanwezig mogen zijn bij het in lid 1 bedoelde administratieve onderzoek. De onderzoeken worden te allen tijde uitgevoerd door ambtenaren van de aangezochte autoriteit.

De ambtenaren van de verzoekende autoriteit mogen niet op eigen initiatief de aan ambtenaren van de aangezochte autoriteit toegekende onderzoeksbevoegdheden uitoefenen; zij hebben echter, door tussenkomst van de ambtenaren van de aangezochte lidstaat en alleen ten behoeve van het lopende administratieve onderzoek, wel toegang tot dezelfde plaatsen en documenten als die ambtenaren.

3.   Ambtenaren van de verzoekende autoriteit nemen niet deel aan handelingen die op grond van de nationale bepalingen inzake de strafrechtelijke procedure zijn voorbehouden aan ambtenaren die daartoe specifiek door de nationale wet zijn aangewezen. Zij nemen in geen geval deel aan huiszoekingen of formele verhoren van personen in het kader van het strafrecht.

Artikel 8

Activiteiten van ambtenaren in een andere lidstaat of van ambtenaren op dienstreis in een lidstaat

De verzoekende autoriteit en de aangezochte autoriteit kunnen overeenkomen dat door de verzoekende autoriteit daartoe naar behoren gemachtigde ambtenaren onder de door de aangezochte autoriteit vastgestelde voorwaarden informatie over onregelmatigheden kunnen verzamelen in de kantoren waarin de administratieve autoriteiten van de lidstaat waar de aangezochte autoriteit is gevestigd, hun functie uitoefenen.

Daarbij moet het gaan om informatie die de verzoekende autoriteit nodig heeft en die te vinden is in documenten waartoe de ambtenaren van die kantoren toegang hebben.

De ambtenaren van de verzoekende autoriteit zijn gemachtigd kopieën te maken van deze documenten.

Artikel 9

Schriftelijke machtiging van ambtenaren

De ambtenaren van de verzoekende autoriteit die krachtens de artikelen 7 en 8 aanwezig zijn in een andere lidstaat dan wel op dienstreis zijn in een lidstaat, dienen te allen tijde een schriftelijke machtiging te kunnen overleggen waarin hun naam en hun functie staan vermeld.

Artikel 10

Termijn voor het verlenen van bijstand en het verstrekken van informatie

1.   De aangezochte autoriteit verleent of verstrekt de in de artikelen 5 en 7 bedoelde bijstand of informatie zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk zes weken na ontvangst van het verzoek. Indien de aangezochte autoriteit al in het bezit is van deze informatie, bedraagt de termijn vier weken.

2.   In bijzondere gevallen kunnen de aangezochte en de verzoekende autoriteit andere termijnen dan die van lid 1 overeenkomen.

3.   Wanneer de aangezochte autoriteit niet binnen de gestelde termijn aan het verzoek kan voldoen, deelt zij de verzoekende autoriteit onverwijld mee waarom zij de termijn niet kan nakomen en wanneer zij wel op het verzoek kan ingaan.

Artikel 11

BTW-gegevens

1.   Met het oog op het verlenen van operationele en technische bijstand en waar nodig om de bevoegde autoriteiten van de lidstaten bij te staan bij het opsporen en onderzoeken van onregelmatigheden in de zin van artikel 3, alinea 1, punt 1, onder b), van deze Verordening delen de lidstaten de Commissie onverwijld de navolgende informatie mee uit de gegevens die de lidstaten hebben opgeslagen in de in Verordening (EG) nr. 1798/2003 bedoelde gegevensbanken:

de BTW-identificatienummers die zijn toegekend door de lidstaat die de inlichtingen ontvangt;

de totale waarde van alle intracommunautaire leveringen van goederen aan de personen aan wie die nummers zijn toegekend, door alle in de lidstaat die de inlichtingen verschaft voor BTW-doeleinden geïdentificeerde handelaren.

De nadere regels betreffende deze toegang, waaronder de regels inzake de vertrouwelijkheid, de bescherming en het gebruik van de gegevens uit de gegevensbanken van de lidstaten worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 25, lid 2, bedoelde procedure.

2.   De autoriteiten van de lidstaten verstrekken de Commissie informatie die is verkregen op basis van Richtlijn 92/12/EEG voor zover deze informatie het bewijs van onregelmatigheden in de zin van artikel 3, alinea 1, punt 1, onder b), van deze verordening kan leveren.

Afdeling II

Bijstand zonder voorafgaand verzoek

Artikel 12

Verstrekking van informatie over verrichtingen of transacties

1.   De bevoegde autoriteiten van de lidstaten verstrekken de Commissie zonder voorafgaand verzoek informatie over verrichtingen of transacties die een onregelmatigheid vormen of lijken te vormen.

2.   De Commissie analyseert de verstrekte informatie met behulp van passende technologische middelen en stelt de lidstaten in het kader van de technische en operationele ondersteuning bij het opsporen en onderzoeken van onregelmatigheden in kennis van de resultaten van de analyse. Wanneer de Commissie van oordeel is dat zich in een of meer lidstaten onregelmatigheden hebben voorgedaan, brengt zij de betrokken lidstaten daarvan op de hoogte.

3.   De verplichte uitwisseling van financiële informatie tussen de lidstaten en de Commissie zonder voorafgaand verzoek geldt ongeacht of de transactie plaatsvindt in de vorm van een enkele verrichting of van verschillende verrichtingen die onderling verband lijken te houden.

4.   De regels inzake vertrouwelijkheid en gegevensbescherming worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 25, lid 2, bedoelde procedure.

Artikel 13

Bijzonder toezicht zonder verzoek

Wanneer de bevoegde autoriteiten van de lidstaten zulks voor de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap nuttig achten,

a)

oefenen zij het in artikel 6 bedoelde bijzondere toezicht uit, of doen zij dit uitoefenen;

b)

verstrekken zij de Commissie en, indien van toepassing, de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten alle informatie waarover zij beschikken, met name in de vorm van rapporten en andere documenten of voor eensluidend gewaarmerkte kopieën of uittreksels daarvan, betreffende verrichtingen die de financiële belangen van de Gemeenschap schaden of lijken te schaden.

Artikel 14

Verstrekking van algemene informatie

1.   De bevoegde autoriteiten van de lidstaten verstrekken de Commissie algemene informatie over nieuwe manieren, middelen, methoden en praktijken die worden toegepast bij het begaan van onregelmatigheden en over de preventie en opsporing van onregelmatigheden die kan bijdragen tot de fraudebestendigheid van de wetgeving, zodra zij over dergelijke informatie beschikken.

2.   De Commissie stelt de bevoegde autoriteiten van iedere lidstaat, zodra zij daarover beschikt, in kennis van alle informatie die hen in staat kan stellen onregelmatigheden te voorkomen en de desbetreffende wetgeving te doen naleven.

Hoofdstuk 2

Gebruik van informatie

Artikel 15

Gebruik als bewijs

De vaststellingen, bevindingen, informatie, documenten, voor eensluidend gewaarmerkte kopieën en alle inlichtingen die een bevoegde autoriteit zijn verstrekt in de in de artikelen 5, 6, 7 en 12 bedoelde gevallen van bijstand, zijn in alle lidstaten toelaatbaar als bewijs in administratieve of gerechtelijke procedures op dezelfde wijze als wanneer zij zouden zijn verkregen in de lidstaat waarin de procedure plaatsvindt.

Artikel 16

Uitwisseling van informatie

De Commissie kan informatie die in het kader van deze verordening of van andere communautaire bepalingen is verkregen, overeenkomstig en in het kader van deze verordening aan andere bevoegde autoriteiten verstrekken, voor zover dit niet strijdig is met de communautaire bepalingen op grond waarvan de informatie is verkregen.

Artikel 17

Follow-up

De bevoegde autoriteiten van de lidstaten stellen de Commissie in kennis van iedere relevante actualisering van de in het kader van deze verordening verstrekte informatie en verrichte administratieve onderzoeken, met name van de administratieve of gerechtelijke procedures die worden ingesteld, voor zover dit verenigbaar is met het nationale strafrecht.

Artikel 18

Vertrouwelijkheid en gegevensbescherming

1.   De in enigerlei vorm uit hoofde van deze verordening verstrekte of verkregen informatie valt onder de geheimhoudingsplicht en geniet dezelfde bescherming als die welke op soortgelijke informatie van toepassing is volgens de nationale wetgeving van de ontvangende lidstaat en volgens de overeenkomstige bepalingen die voor de instellingen en organen van de Gemeenschap gelden.

Deze informatie mag uitsluitend worden verstrekt aan personen of autoriteiten binnen de instellingen en organen van de Gemeenschap of in de lidstaten die er ambtshalve kennis van moeten nemen en mag niet worden gebruikt voor enig ander doel dan een doeltreffende bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap.

2.   De Commissie en de lidstaten zien erop toe dat bij de verwerking van persoonsgegevens in het kader van deze verordening de communautaire en nationale voorschriften inzake gegevensbescherming worden nageleefd, met name die welke zijn vervat in Richtlijn 95/46/EG en, indien van toepassing, in Verordening (EG) nr. 45/2001.

De in artikel 11, lid 1, tweede alinea, artikel 12, lid 4, en artikel 24 bedoelde uitvoeringsbepalingen worden vastgesteld na raadpleging van de Europese toezichthouder voor gegevensbescherming.

Artikel 19

Betrekkingen met derde landen

1.   De lidstaten en de Commissie verstrekken informatie die zij van een derde land verkrijgen en die binnen het toepassingsgebied van deze verordening valt aan de bevoegde autoriteiten van een lidstaat of aan de Commissie indien deze daarmee onregelmatigheden kunnen voorkomen of aanpakken.

2.   Mits het betrokken derde land zich er juridisch toe heeft verbonden de nodige bijstand te verlenen bij het verzamelen van bewijsmateriaal inzake het onregelmatige karakter van verrichtingen die een onregelmatigheid lijken te vormen, kan de op grond van deze verordening verkregen informatie aan dat land worden medegedeeld in het kader van een gezamenlijke actie, met toestemming van de bevoegde autoriteiten die deze informatie hebben verstrekt en met inachtneming van de nationale voorschriften inzake de bescherming van persoonsgegevens, de artikelen 25 en 26 van Richtlijn 95/46/EG en, indien van toepassing, artikel 9 van Verordening (EG) nr. 45/2001.

3.     In dit verband speelt OLAF een coördinerende rol.

Artikel 20

Risicoanalyse van de Commissie

De Commissie kan alle algemene of operationele informatie die haar door de lidstaten in het kader van deze verordening wordt verstrekt, gebruiken om strategische en tactische risicoanalyses te verrichten, met behulp van passende informatietechnologie, welke leiden tot de opstelling van op de beschikbare gegevens gebaseerde rapporten en waarschuwingen teneinde het bewustzijn van gesignaleerde gevaren te vergroten en aldus de doeltreffendheid van passende operationele maatregelen van de bevoegde nationale autoriteiten en de Commissie te verbeteren, voor zover dat binnen haar bevoegdheid ligt.

Artikel 21

Wijziging van bestaande wettelijke bepalingen

De Commissie dient de nodige voorstellen in tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1798/2003 en van Besluit 2000/642/JBZ.

TITEL III

INVORDERING

Artikel 22

Uitbreiding van de mogelijkheid om onwettig verkregen voordelen in te vorderen en informatieplicht

1.     Ter vergemakkelijking van de inning van vorderingen die voortvloeien uit onregelmatigheden als gedefinieerd in artikel 3, alinea 1, punt 1, verstrekken instellingen en personen als bedoeld in artikel 2 bis van Richtlijn 91/308/EEG de bevoegde autoriteiten van de lidstaten op een desbetreffend verzoek en overeenkomstig lid 2 alle relevante financiële informatie welke die autoriteiten in staat stelt om de maatregelen als bepaald in artikel 23 toe te passen.

2.     De in lid 1 bedoelde verzoeken gaan vergezeld van een verklaring met een uiteenzetting van de relevante feiten die de verzoekende autoriteit of de Commissie bekend zijn, alsmede de gronden welke bestaan voor ernstige verdenking. De betrokken kredietinstellingen en/of financiële instellingen verzekeren dat deze informatie vertrouwelijk blijft.

Artikel 23

Invorderingsmiddelen

1.     Ter waarborging van een doeltreffende invordering gaan de lidstaten, zonodig na het verkrijgen van toestemming van een gerechtelijke autoriteit, over tot het in beslag nemen en bevriezen van onwettig verkregen voordelen die de financiële belangen van de Gemeenschap schaden. Deze bepaling is van toepassing op de opbrengsten van elke onregelmatigheid waarbij het gaat om bedragen van meer dan 50 000 EUR of om eigendom, als bedoeld in artikel 1, letter D van Richtlijn 91/308/EEG waarvan de waarde met een dergelijke opbrengst correspondeert.

2.     De in lid 1 bedoelde maatregelen kunnen worden opgelegd aan een natuurlijke of een rechtspersoon die de onregelmatigheid heeft begaan of ervan wordt verdacht deze te hebben begaan, of die heeft bijgedragen tot het begaan van de onregelmatigheid of ervan wordt verdacht daartoe te hebben bijgedragen. Deze maatregelen kunnen ook worden toegepast op een natuurlijke of een rechtspersoon die profiteert van de opbrengsten van de onregelmatigheid.

TITEL IV

SLOTBEPALINGEN

Artikel 24

Uitvoeringsbepalingen

Nadere uitvoeringsbepalingen betreffende de in hoofdstuk 1 van titel II geregelde wederzijdse bijstand en uitwisseling van informatie worden vastgesteld volgens de in artikel 25, lid 2, bedoelde procedure.

Naast de in artikel 11, lid 1, tweede alinea, en artikel 12, lid 4, bedoelde aangelegenheden, kunnen deze uitvoeringsbepalingen met name betrekking hebben op:

a)

onregelmatigheden in de zin van artikel 3, alinea 1, punt 1, onder b);

b)

onregelmatigheden in de zin van artikel 3, alinea 1, punt 1, onder c);

c)

onregelmatigheden bij de structuurfondsen.

Artikel 25

Comité

1.   De Commissie wordt bijgestaan door het comité dat is opgericht bij artikel 43 van Verordening (EG) nr. 515/97.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op drie maanden.

Artikel 26

Evaluatieverslag

Om de drie jaar, te rekenen vanaf de datum van inwerkingtreding van deze verordening, dient de Commissie bij het Europees Parlement, de Rekenkamer en de Raad een verslag in over de toepassing van deze verordening.

Artikel 27

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te ..., op ...

Voor het Europees Parlement

De Voorzitter

Voor de Raad

De Voorzitter


(1)  PB C 301 van 7.12.2004, blz. 4.

(2)  Standpunt van het Europees Parlement van 23 juni 2005.

(3)  PB L 136 van 31.5.1999, blz. 1.

(4)  PB L 82 van 22.3.1997, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 807/2003 (PB L 122 van 16.5.2003, blz. 36).

(5)  PB L 264 van 15.10.2003, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 885/2004 (PB L 168 van 1.5.2004, blz. 1).

(6)  PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.

(7)  PB L 281 van 23.11.1995, blz . 31. Richtlijn gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).

(8)  PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

(9)  Zesde Richtlijn 77/388/EEG van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting — Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag (PB L 145 van 13.6.1977, blz. 1). Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/66/EG (PB L 168 van 1.5.2004, blz. 35).

(10)  Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 van de Raad van 29 mei 1989 betreffende de definitieve uniforme regeling voor de inning van de eigen middelen uit de belasting over de toegevoegde waarde (PB L 155 van 7.6.1989, blz. 9). Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 807/2003 (PB L 122 van 16.5.2003, blz. 36).

(11)  Richtlijn 91/308/EEG van de Raad van 10 juni 1991 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld (PB L 166 van 28.6.1991, blz. 77). Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 2001/97/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 344 van 28.12.2001, blz. 76).

(12)  Richtlijn 92/12/EEG van de Raad van 25 februari 1992 betreffende de algemene regeling voor accijnsprodukten, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop (PB L 76 van 23.3.1992, blz. 1). Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/106/EG (PB L 359 van 4.12.2004, blz. 30).

(13)  Besluit 2000/642/JBZ van de Raad van 17 oktober 2000 inzake een regeling voor samenwerking tussen de financiële inlichtingeneenheden van de lidstaten betreffende de uitwisseling van gegevens (PB L 271 van 24.10.2000, blz. 4).

P6_TA(2005)0256

Toegang tot buitenlandse hulp *** I

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake de toegang tot buitenlandse hulp (COM(2004)0313 — C6-0032/2004 — 2004/0099(COD))

(Medebeslissingsprocedure: eerste lezing)

Het Europees Parlement,

gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2004)0313) (1),

gelet op artikel 251, lid 2 en artikel 179 van het EG-Verdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C6-0032/2004),

gelet op artikel 51 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie ontwikkelingssamenwerking en het advies van de Commissie buitenlandse zaken (A6-0182/2005),

1.

hecht zijn goedkeuring aan het voorstel van de Commissie;

2.

verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in haar voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;

3.

verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.


(1)  Nog niet in het PB gepubliceerd.

P6_TC1-COD(2004)0099

Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 23 juni 2005 met het oog op de aanneming van Verordening (EG) nr. .../2005 van het Europees Parlement en de Raad inzake de toegang tot buitenlandse hulp

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met name op artikel, 179 en 181A,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Na raadpleging van het Comité van de Regio's,

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De koppeling van steun, direct of indirect, aan de aankoop van goederen en diensten die met die hulp in het donorland worden verkregen vermindert de doeltreffendheid van die steun en is in strijd met het armoedebestrijdingsbeleid. Ontkoppeling van de hulp is geen doel op zich, maar moet gebruikt worden als kruisbestuiving voor andere onderdelen van de armoedebestrijding, zoals participatie, regionale integratie en capaciteitsopbouw , waarbij de nadruk wordt gelegd op empowerment van plaatselijke en regionale leveranciers van goederen en diensten in ontwikkelingslanden.

(2)

In maart 2001 heeft de Commissie voor Ontwikkelingsbijstand van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO/DAC) haar goedkeuring gehecht aan een „Aanbeveling inzake de ontkoppeling van de officiële ontwikkelingshulp aan de minst ontwikkelde landen” (3). De lidstaten namen deze aanbevelingen over en de Europese Commissie erkende de strekking van de aanbeveling als leidraad voor de communautaire steun.

(3)

Op 14 maart 2002 deed de Raad Algemene Zaken, die tegelijkertijd met de Europese Raad van Barcelona plaatsvond, in zijn conclusies ter voorbereiding op de internationale conferentie inzake ontwikkelingsfinanciering, die van 18 tot 22 maart 2002 in Monterrey plaatsvond, in punt 7 c) de toezegging dat de Europese Gemeenschap (EU) bereid is „de DAC-aanbeveling inzake de ontbinding van hulp voor de minst ontwikkelde landen toe te passen en de besprekingen met het oog op de verdere ontbinding van de bilaterale hulp voort te zetten. De EU zal tevens maatregelen voor de verdere ontbinding van de communautaire hulp bestuderen, met behoud van het bestaande systeem van preferentiële prijzen in het kader van de EU-ACS”.

(4)

Op 18 november 2002keurde de Commissie een mededeling goed aan het Europees Parlement en de Raad inzake „Ontkoppeling van steun: voor doeltreffendere steun”. Hierin zette de Commissie haar ideeën over dit thema uiteen en beschreef verschillende opties met betrekking tot de verwezenlijking van de toezegging die in Barcelona werd gedaan binnen het systeem voor buitenlandse hulp.

(5)

In een conclusie over de ontkoppeling van de hulp van 20 mei 2003 benadrukte de Raad de noodzaak om de communautaire steun verder te ontkoppelen. Hierin werd ingestemd met de in de eerdergenoemde mededeling beschreven methoden en een keuze gemaakt tussen de voorgestelde opties.

(6)

Volgens een resolutie van het Europees Parlement van 4 september 2003 is het noodzakelijk de communautaire steun verder te ontkoppelen. Hierin werd ingestemd met de in de eerdergenoemde mededeling van de Commissie  (4) beschreven methoden en de voorgestelde opties. Benadrukt werd dat verder debat over de ontkoppeling van de hulp nodig is, op basis van aanvullende studies en gedocumenteerde voorstellen en werd met name aangedrongen op „een duidelijke voorkeur voor plaatselijke en regionale samenwerking waarbij — in volgorde van belangrijkheid — prioriteit wordt verleend aan leveranciers uit het ontvangende land, naburige ontwikkelingslanden of andere ontwikkelingslanden”, ter intensivering van de inspanningen van de ontvangende landen om hun eigen voedselproductie op nationaal, regionaal, lokaal en gezinsniveau te verbeteren en van maatregelen die gericht zijn op verbetering van de beschikbaarheid en toegankelijkheid voor het publiek van voedingsmiddelen en basisdiensten, die in overeenstemming zijn met de plaatselijke gebruiken, productiemethoden en handelspraktijken.

(7)

Verschillende punten moeten bekeken worden in verband met de toegankelijkheid van de communautaire buitenlandse hulp. In artikel 3 worden de criteria beschreven op basis waarvan personen in aanmerking kunnen komen voor steun. In artikel 4, respectievelijk artikel 5 worden de oorsprongsregels beschreven die gehanteerd worden bij de aankoop van goederen en materialen en de aanwerving van deskundigen door geselecteerde kandidaten. De definitie en uitvoeringsmodaliteiten van deze wederkerigheid worden vastgesteld in artikel 6. Uitzonderingen en de uitvoering daarvan worden beschreven in artikel 7. Artikel 8 omvat specifieke bepalingen inzake activiteiten die gefinancierd worden door een internationale of regionale organisatie of die gecofinancierd worden door een derde land. In artikel 9 worden specifieke bepalingen vastgesteld inzake humanitaire hulp.

(8)

In de basisverordeningen inzake buitenlandse hulp en Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 over het financieel reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (5) („het financieel reglement”) is de toegang tot communautaire buitenlandse hulp gedefinieerd. De voorgestelde wijzigingen hierin maken wijzigingen van al deze instrumenten noodzakelijk. Alle wijzigingen op alle relevante basisverordeningen zijn vermeld in bijlage I bij deze verordening.

(9)

Bij het gunnen van opdrachten uit hoofde van een communautair instrument wordt speciale aandacht besteed aan de inachtneming van internationaal overeengekomen fundamentele arbeidsnormen van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO), verdragen inzake vrijheid van vereniging en collectieve arbeidsovereenkomsten, de uitbanning van gedwongen en verplichte arbeid, de uitbanning van discriminatie in verband met arbeid en beroep alsmede de afschaffing van kinderarbeid.

(10)

Bij het gunnen van opdrachten uit hoofde van een communautair instrument wordt speciale aandacht besteed aan de inachtneming van de volgende internationaal overeengekomen milieuverdragen: het Verdrag inzake biologische diversiteit van 1992, het Protocol van Cartagena inzake bioveiligheid van 2000, en het Protocol van Kyoto bij het kaderverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering van 1997,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Toepassingsgebied

In deze verordening worden de regels vastgesteld voor de toegang van belanghebbende partijen tot alle communautaire instrumenten voor buitenlandse hulp die gefinancierd worden uit hoofde van de algemene begroting van de Europese Unie (bijlage I).

Artikel 2

Definitie

Voor de interpretatie van de in deze verordening gebruikte termen wordt verwezen naar: het Financieel Reglement en Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 van de Commissie van 23 december 2002 (6) tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften van het Financieel Reglement.

Artikel 3

Criteria

1.   De procedures voor aanbestedingen en subsidies uit hoofde van een communautair instrument staan open voor alle rechtspersonen die gevestigd zijn in een lidstaat van de Europese Gemeenschap, een door de Europese Gemeenschap erkende kandidaat-lidstaat of een lidstaat van de Europese Economische Ruimte.

2.   De procedures voor aanbestedingen en subsidies uit hoofde van een communautair instrument met een specifiek thema, zoals beschreven in bijlage I, deel A, staan open voor alle rechtspersonen die gevestigd zijn in een ontwikkelingsland, op grond van de lijst van de Commissie voor Ontwikkelingsbijstand van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO/DAC) (bijlage II), bijkomstig bij de rechtspersonen die aanmerking komen overeenkomstig het respectievelijk instrument.

3.   De procedures voor aanbestedingen en subsidies uit hoofde van een communautair instrument voor een specifiek gebied, zoals beschreven in bijlage I, deel B, staan open voor alle rechtspersonen die gevestigd zijn in een ontwikkelingsland, op grond van de OESO/DAC- lijst (bijlage II) en waarvoor expliciet vermeld is dat ze in aanmerking komen alsook de in het respectievelijk instrument reeds vermelde rechtspersonen die in aanmerking komen.

4.    De procedures voor aanbestedingen en subsidies uit hoofde van een communautair instrument staan open voor alle rechtspersonen die gevestigd zijn in andere landen als bedoeld onder lid 1 tot en met 3 van dit artikel, mits overeenkomstig artikel 6 wederkerige toegang tot hun buitenlandse hulp is vastgelegd.

5.    De procedures voor aanbestedingen en subsidies uit hoofde van een communautair instrument staan open voor internationale organisaties.

6.   Het bovenstaande geldt onverminderd de categorieën van organisaties die in aanmerking komen voor alle contracten en de in artikel 114, lid 1, van het financieel reglement bedoelde uitzonderingen.

Artikel 4

Deskundigen

Voor deskundigen die in dienst werken van de deelnemers aan een gunningsprocedure als omschreven in artikelen 3 en 8 gelden geen nationaliteitsvereisten. Dit artikel laat de kwalitatieve en financiële vereisten die zijn opgenomen in de communautaire regels voor overheidsopdrachten onverlet.

Artikel 5

Oorsprongsregels

Alle goederen en materialen die aangekocht worden in het kader van een contract dat gefinancierd wordt uit hoofde van een communautair instrument moeten afkomstig zijn uit de Gemeenschap of een op grond van de artikelen 3 en 7 in aanmerking komend land. Voor de toepassing van deze verordening wordt de oorsprong vastgesteld op grond van de relevante communautaire wetgeving inzake oorsprongsregels op douanegebied.

Artikel 6

Wederkerigheid met derde landen

1.   De buitenlandse hulp van de Gemeenschap staat open voor een land waarop artikel 3, lid 4, van toepassing is, mits dat land de lidstaten en het betrokken ontvangende land onder dezelfde voorwaarden toegang biedt.

2.   In verband met deze wederkerige toegang tot de buitenlandse hulp van de Gemeenschap worden de EU en andere donors vergeleken volgens de OESO/DAC-categorieën op sectoraal niveau of op nationaal niveau van donorland of ontvangend land . Of deze wederkerigheid wordt toegepast, wordt besloten afhankelijk van de transparantie, samenhang en evenredigheid van de door die donor verleende steun, zowel in kwalitatieve als kwantitatieve zin.

3.   De wederkerige toegang tot de buitenlandse hulp van de Gemeenschap wordt vastgelegd in een apart besluit voor een bepaald land of regionale groep landen. Een dergelijk besluit wordt overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (7) goedgekeurd volgens de , met het desbetreffende besluit samenhangende comitéprocedures. Het recht van het Europees Parlement om regelmatig geïnformeerd te worden uit hoofde van artikel 7, lid 3 van dat besluit, wordt volledig geëerbiedigd. Een dergelijk besluit geldt voor de duur van minimaal één jaar.

4.    De in bijlage III vermelde derde landen hebben automatisch toegang tot de buitenlandse hulp van de Gemeenschap in de minst ontwikkelde landen, zoals omschreven in bijlage II .

5.   De ontvangende landen worden betrokken bij het onder de leden 1, 2 en 3 beschreven proces.

Artikel 7

Uitzondering op de regels voor toegankelijkheid en oorsprong

1.   In naar behoren gemotiveerde uitzonderlijke gevallen kan de Commissie de toegankelijkheid uitbreiden naar rechtspersonen gevestigd in landen die niet in aanmerking komen op grond van artikel 3.

2.   In naar behoren gemotiveerde uitzonderlijke gevallen kan de Commissie de aankoop toestaan van goederen en materialen uit landen die niet in aanmerking komen op grond van artikel 3.

3.   De in lid 1 en 2 bedoelde uitzonderingen zijn gerechtvaardigd als bijvoorbeeld de producten en diensten niet beschikbaar zijn in de betrokken landen, in extreme noodgevallen of als de criteria de verwezenlijking van een project, programma of activiteit onmogelijk of extreem moeilijk zouden maken.

Artikel 8

Activiteiten in samenwerking met internationale organisaties of co-financiering

1.   Wanneer de communautaire financiering betrekking heeft op een activiteit die uitgevoerd wordt via een internationale organisatie staat deelname aan de desbetreffende contractprocedures open voor alle rechtspersonen die op grond van artikel 3 in aanmerking komen, alsmede voor alle rechtspersonen die in aanmerking komen op grond van de regels van de desbetreffende organisatie, waarbij erop toegezien moet worden dat er sprake is van gelijke toegang voor alle donors. Dezelfde regels gelden voor goederen, materialen en deskundigen .

2.   Wanneer de communautaire financiering betrekking heeft op een activiteit die gecofinancierd wordt met een derde land, op basis van de in artikel 6 beschreven wederkerigheid, of met een regionale organisatie , of een lidstaat staat deelname aan de desbetreffende contractprocedures open voor alle rechtspersonen die op grond van artikel 3 in aanmerking komen, alsmede voor alle rechtspersonen die in aanmerking komen volgens de regels van het betrokken derde land, de regionale organisatie of lidstaat . Dezelfde regels gelden voor goederen, materialen en deskundigen .

3.     Voor wat betreft voedselhulpacties wordt de toepassing van dit artikel beperkt tot noodhulp.

Artikel 9

Humanitaire hulp en NGO's

1.   Artikel 3 geldt niet voor de selectie van kandidaten voor subsidies op het gebied van humanitaire hulp zoals bedoeld in Verordening (EG) nr. 1257/96 van de Raad van 20 juni 1996 betreffende humanitaire hulp (8) en evenmin voor hulp die rechtstreeks verleend wordt via NGO's in de zin van Verordening (EG) nr. 1658/98 van de Raad van 17 juli 1998 betreffende de medefinanciering van acties op gebieden die voor de ontwikkelingslanden van belang zijn, met Europese niet-gouvernementele organisaties (NGO's) voor ontwikkeling (9) .

2.   In dat geval gelden de in deze verordening vastgestelde regels als de uitvoering van de humanitaire hulp en rechtstreeks via NGO's verstrekte hulp zoals bedoeld in Verordening (EG) nr. 1658/98, de gunning van aanbestedingscontracten vereist.

Artikel 10

Eerbiediging van fundamentele beginselen en versterking van lokale markten

1.     Om de uitbanning van de armoede te bespoedigen door middel van het stimuleren van lokale capaciteiten, markten en aankopen wordt in de partnerlanden speciale aandacht gegeven aan de aanschaf ter plaatse en in de regio.

2.     Inschrijvers aan wie opdrachten worden gegund, eerbiedigen internationaal erkende fundamentele arbeidsnormen en milieunormen, zoals de fundamentele normen van de IAO, overeenkomsten inzake vrijheid van vereniging en collectieve onderhandelingen, uitschakeling van gedwongen en verplichte arbeid, uitschakeling van discriminatie bij arbeid en beroep en afschaffing van kinderarbeid.

3.     De toegang tot de communautaire buitenlandse hulp voor de ontwikkelingslanden zal mogelijk worden gemaakt door alle noodzakelijk geachte technische ondersteuning.

Artikel 11

Toepassing van de verordening

Deze verordening dient tot wijziging van en is van toepassing op de relevante delen van alle bestaande communautaire instrumenten die worden vermeld in bijlage I. De Commissie dient bijlagen II tot IV van deze verordening regelmatig overeenkomstig de wijzigingen van de OECD teksten te wijzigen.

Artikel 12

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te ..., op ...

Voor het Europees Parlement

De Voorzitter

Voor de Raad

De Voorzitter


(1)   PB C 157 van 28.6.2005, blz. 99.

(2)  Standpunt van het Europees Parlement van 23 juni 2005.

(3)  OESO/DAC Verslag over 2001, 2002, deel 3, nr. 1, blz. 46.

(4)   PB C 76 E van 25.3.2004, blz. 474.

(5)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(6)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 1 .

(7)  PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

(8)  PB L 163 van 2.7.1996, blz. 1. Verordening gewijzigd door Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).

(9)  PB L 213 van 30.7.1998, blz. 1. Verordening gewijzigd door Verordening (EG) nr. 1882/2003.

BIJLAGE I

De hieronder genoemde communautaire instrumenten worden als volgt gewijzigd:

DEEL A: Communautaire instrumenten met een specifiek thema

(1)

Verordening (EG) nr. 1568/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2003 betreffende steun voor de bestrijding van aan armoede gerelateerde ziekten (HIV/aids, tuberculose en malaria) in ontwikkelingslanden (1):

Aan artikel 5, lid 3, wordt de volgende zin toegevoegd: „Voor deelname aan procedures voor contracten die worden uitgevoerd door een internationale organisatie of gecofinancierd worden met een derde land geldt Verordening (EG) nr. .../2005 van het Europees Parlement en de Raad van ... inzake de toegang tot buitenlandse hulp”.

Artikel 8, lid 1, wordt vervangen door: „Voor de deelname aan aanbestedingsprocedures in het kader van deze verordening gelden de nationaliteitsvereisten en oorsprongsregels en de uitzonderingen daarop zoals vastgelegd in Verordening (EG) nr. .../2005 [inzake de toegang tot buitenlandse hulp]”.

Artikel 8, lid 2, wordt vervangen door: „Voor de oorsprong van goederen en materialen die aankocht worden in het kader van deze verordening gelden de nationaliteitsvereisten en oorsprongsregels en de uitzonderingen daarop zoals vastgelegd in Verordening (EG) nr. .../2005 [inzake de toegang tot buitenlandse hulp]”.

(2)

Verordening (EG) nr. 1567/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2003 betreffende steun voor beleid en maatregelen op het gebied van reproductieve en seksuele gezondheid en rechten in ontwikkelingslanden (2):

Aan artikel 5, lid 3, wordt de volgende zin toegevoegd: „Voor deelname aan procedures voor contracten die worden uitgevoerd door een internationale organisatie of gecofinancierd worden met een derde land geldt Verordening (EG) nr. .../2005 van het Europees Parlement en de Raad van ... inzake de toegang tot buitenlandse hulp”.

Artikel 8, lid 1, wordt vervangen door: „Voor de deelname aan aanbestedingsprocedures in het kader van deze verordening gelden de nationaliteitsvereisten en oorsprongsregels en de uitzonderingen daarop zoals vastgelegd in Verordening (EG) nr. .../2005 [inzake de toegang tot buitenlandse hulp]”.

Artikel 8, lid 2, wordt vervangen door: „Voor de oorsprong van goederen en materialen die aankocht worden in het kader van deze verordening gelden de nationaliteitsvereisten en oorsprongsregels en de uitzonderingen daarop zoals vastgelegd in Verordening (EG) nr. .../2005 [inzake de toegang tot buitenlandse hulp]”.

(3)

Verordening (EG) nr. 1724/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2001 inzake de bestrijding van antipersoneelmijnen in ontwikkelingslanden (3):

Artikel 4, lid 2, wordt vervangen door: „Voor de deelname aan aanbestedingsprocedures in het kader van deze verordening gelden de nationaliteitsvereisten en oorsprongsregels en de uitzonderingen daarop zoals vastgelegd in Verordening (EG) nr. .../2005 van het Europees Parlement en de Raad van ... inzake de toegang tot buitenlandse hulp”.

Aan artikel 8, lid 2, wordt de volgende zin toegevoegd: „Voor deelname aan procedures voor contracten die worden uitgevoerd door een internationale organisatie of gecofinancierd worden met een derde land geldt Verordening (EG) nr. .../2005 [inzake de toegang tot buitenlandse hulp]”.

(4)

Verordening (EG) nr. 1725/2001 van de Raad van 23 juli 2001 inzake de bestrijding van antipersoneelmijnen in andere landen dan ontwikkelingslanden (4):

Aan artikel 4, lid 2, wordt de volgende zin toegevoegd: „Voor de deelname aan aanbestedingsprocedures in het kader van deze verordening gelden de nationaliteitsvereisten en oorsprongsregels en de uitzonderingen daarop zoals vastgelegd in Verordening (EG) nr. .../2005 van het Europees Parlement en de Raad van ... inzake de toegang tot buitenlandse hulp”.

Aan artikel 7, lid 3, wordt de volgende zin toegevoegd: „Voor deelname aan procedures voor contracten die worden uitgevoerd door een internationale organisatie of gecofinancierd worden met een derde land geldt Verordening (EG) nr. .../2005 [inzake de toegang tot buitenlandse hulp]”.

(5)

Verordening (EG) nr. 2493/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 7 november 2000 betreffende maatregelen ter bevordering van de reële integratie van het milieuaspect in het ontwikkelingsproces in de ontwikkelingslanden (5):

Aan artikel 5, lid 3, wordt de volgende zin toegevoegd: „Voor deelname aan procedures voor contracten die worden uitgevoerd door een internationale organisatie of gecofinancierd worden met een derde land geldt Verordening (EG) nr. .../2005 van het Europees Parlement en de Raad van ... inzake de toegang tot buitenlandse hulp”.

Artikel 8, lid 8, wordt vervangen door: „Voor de deelname aan aanbestedingsprocedures in het kader van deze verordening gelden de nationaliteitsvereisten en oorsprongsregels en de uitzonderingen daarop zoals vastgelegd in Verordening (EG) nr. .../2005 [inzake de toegang tot buitenlandse hulp]”.

Artikel 8, lid 9, wordt vervangen door: „Voor de oorsprong van goederen en materialen die aankocht worden in het kader van deze verordening gelden de nationaliteitsvereisten en oorsprongsregels en de uitzonderingen daarop zoals vastgelegd in Verordening (EG) nr. .../2005 [inzake de toegang tot buitenlandse hulp].”

(6)

Verordening (EG) nr. 2494/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 7 november 2000 betreffende maatregelen ter bevordering van het behoud en het duurzaam beheer van tropische bossen en andere bossen in ontwikkelingslanden (6):

Aan artikel 6, lid 3, wordt de volgende zin toegevoegd: „Voor deelname aan procedures voor contracten die worden uitgevoerd door een internationale organisatie of gecofinancierd worden met een derde land geldt Verordening (EG) nr. .../2005 van het Europees Parlement en de Raad van ... inzake de toegang tot buitenlandse hulp”.

Artikel 9, lid 8, wordt vervangen door: „Voor de deelname aan aanbestedingsprocedures in het kader van deze verordening gelden de nationaliteitsvereisten en oorsprongsregels en de uitzonderingen daarop zoals vastgelegd in Verordening (EG) nr. .../2005 [inzake de toegang tot buitenlandse hulp]”.

Artikel 9, lid 9, wordt vervangen door: „Voor de oorsprong van goederen en materialen die aankocht worden in het kader van deze verordening gelden de nationaliteitsvereisten en oorsprongsregels en de uitzonderingen daarop zoals vastgelegd in Verordening (EG) nr. .../2005 [inzake de toegang tot buitenlandse hulp]”.

(7)

Verordening (EG) nr. 975/1999 van de Raad van 29 april 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitvoering van acties op het gebied van de ontwikkelingssamenwerking die een bijdrage leveren tot de verwezenlijking van de algemene doelstelling van ontwikkeling en consolidatie van de democratie en de rechtsstaat, alsmede van de doelstelling van eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden (7):

Artikel 5 wordt vervangen door: „Voor de deelname aan subsidieprocedures gelden de nationaliteitsvereisten en oorsprongsregels en de uitzonderingen daarop zoals vastgelegd in Verordening (EG) nr. .../2005 van het Europees Parlement en de Raad van ... inzake de toegang tot buitenlandse hulp”.

Artikel 8, lid 1, wordt vervangen door: „Voor de deelname aan aanbestedingsprocedures in het kader van deze verordening gelden de nationaliteitsvereisten en oorsprongsregels en de uitzonderingen daarop zoals vastgelegd in Verordening (EG) nr. ..../2005 [inzake de toegang tot buitenlandse hulp]”.

Artikel 8, lid 2, wordt vervangen door: „Voor de oorsprong van goederen en materialen die aankocht worden in het kader van deze verordening gelden de nationaliteitsvereisten en oorsprongsregels en de uitzonderingen daarop zoals vastgelegd in Verordening (EG) nr. .../2005 [inzake de toegang tot buitenlandse hulp]”.

(8)

Verordening (EG) nr. 976/1999 van de Raad van 29 april 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitvoering van niet onder de ontwikkelingssamenwerking vallende communautaire acties die binnen het kader van het communautaire samenwerkingsbeleid een bijdrage leveren tot de algemene doelstelling van ontwikkeling en consolidatie van de democratie en de rechtsstaat, alsmede tot de doelstelling van eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden in derde landen (8):

Aan artikel 5, lid 1, wordt de volgende zin toegevoegd: „de deelname aan subsidieprocedures wordt ook bepaald door de nationaliteitsvereisten en oorsprongsregels en de uitzonderingen daarop zoals vastgelegd in Verordening (EG) nr. .../2005 van het Europees Parlement en de Raad van ... inzake de toegang tot buitenlandse hulp”.

Aan artikel 6 wordt de volgend zin toegevoegd door: „Om in aanmerking te komen voor communautaire steun moeten de in artikel 5, lid 1, bedoelde partners hun hoofdkantoor hebben in een land dat in aanmerking komt voor communautaire steun op grond deze verordening alsmede Verordening (EG) nr. .../2005 [inzake de toegang tot buitenlandse hulp]. Deze vestiging moet het daadwerkelijke besluitvormingscentrum zijn voor alle besluiten inzake alle in het kader van deze verordening gecofinancierde acties. In uitzonderlijke gevallen mag het hoofdkantoor zich in een ander derde land bevinden”.

Aan artikel 9, lid 1, wordt de volgende zin toegevoegd: „Voor de deelname aan aanbestedingsprocedures in het kader van deze verordening gelden de nationaliteitsvereisten en oorsprongsregels en de uitzonderingen daarop vastgelegd in deze verordening alsmede in Verordening (EG) nr. .../2005 [inzake de toegang tot buitenlandse hulp]”.

Aan artikel 9, lid 2, wordt de volgende zin toegevoegd: „Voor de oorsprong van goederen en materialen die aankocht worden in het kader van deze verordening gelden ook de nationaliteitsvereisten en oorsprongsregels en de uitzonderingen daarop zoals vastgelegd in Verordening (EG) nr. .../2005 [inzake de toegang tot buitenlandse hulp]”.

(9)

Verordening (EG) nr. 2836/98 van de Raad van 22 december 1998 betreffende de integratie van de genderproblematiek in de ontwikkelingssamenwerking (9):

Aan artikel 5, lid 4, wordt de volgende zin toegevoegd: „Voor deelname aan procedures voor contracten die worden uitgevoerd door een internationale organisatie of gecofinancierd worden met een derde land geldt Verordening (EG) nr. .../2005 van het Europees Parlement en de Raad van ... inzake de toegang tot buitenlandse hulp”.

Artikel 7, lid 6, wordt vervangen door: „Voor de deelname aan aanbestedingsprocedures in het kader van deze verordening gelden de nationaliteitsvereisten en oorsprongsregels en de uitzonderingen daarop zoals vastgelegd in Verordening (EG) nr. .../2005 [inzake de toegang tot buitenlandse hulp]”.

Artikel 7, lid 7, wordt vervangen door: „Voor de oorsprong van goederen en materialen die aankocht worden in het kader van deze verordening gelden de nationaliteitsvereisten en oorsprongsregels en de uitzonderingen daarop zoals vastgelegd in Verordening (EG) nr. .../2005 [inzake de toegang tot buitenlandse hulp]”.

(10)

Verordening (EG) nr. 1658/98 van de Raad van 17 juli 1998 betreffende de medefinanciering van acties op gebieden die voor de ontwikkelingslanden van belang zijn, met Europese niet-gouvernementele organisaties (NGO's) voor ontwikkeling (10):

Artikel 3, lid 1, tweede streepje, wordt vervangen door: „Zij moeten hun hoofdkantoor hebben in een land dat in aanmerking komt voor communautaire steun en deze vestiging moet het belangrijkste besluitvormingscentrum zijn voor besluiten inzake gecofinancierde acties, zoals beschreven in Verordening (EG) nr. .../2005 van het Europees Parlement en de Raad van ... inzake de toegang tot buitenlandse hulp.”

Artikel 3, lid 1, derde streepje, wordt vervangen door: „Het grootste deel van hun financiering moet afkomstig zijn in een land dat in aanmerking komt voor communautaire steun op grond van Verordening (EG) nr. .../2005 [inzake de toegang tot buitenlandse hulp]”.

Artikel 3, lid 3, wordt toegevoegd: „Voor de oorsprong van goederen en materialen die aankocht worden in het kader van deze verordening gelden de nationaliteitsvereisten en oorsprongsregels en de uitzonderingen daarop zoals vastgelegd in Verordening (EG) nr. .../2005 [inzake de toegang tot buitenlandse hulp].”

(11)

Verordening (EG) nr. 2519/97 van de Commissie van 16 december 1997 tot vaststelling van algemene voorschriften op grond van Verordening (EG) nr. 1292/96 van de Raad voor de beschikbaarstelling van als communautaire voedselhulp te leveren producten (11):

Artikel 2, lid 1, wordt vervangen door: „Voor de deelname aan aanbestedingsprocedures in het kader van deze verordening gelden de nationaliteitsvereisten en oorsprongsregels en de uitzonderingen daarop zoals vastgelegd in Verordening (EG) nr. .../2005 van het Europees Parlement en de Raad van ... inzake de toegang tot buitenlandse hulp.”

Artikel 4, lid 1 en 2, worden vervangen door: „Voor de oorsprong van goederen en materialen die aankocht worden in het kader van deze verordening gelden de nationaliteitsvereisten en oorsprongsregels en de uitzonderingen daarop zoals vastgelegd in Verordening (EG) nr. .../2005 [inzake de toegang tot buitenlandse hulp]”.

Artikel 4, lid 3 en 4, worden geschrapt.

(12)

Verordening (EG) nr. 2046/97 van de Raad van 13 oktober 1997 betreffende de Noord-Zuid-samenwerking op het gebied van de bestrijding van drugs en drugsverslaving (12):

Artikel 5 wordt vervangen door: „Als partners voor financiële steun in het kader van deze verordening komen in aanmerking: regionale en internationale organisaties, met name het UNDCP, niet-gouvernementele organisaties, nationale, provinciale en lokale overheidsinstanties en instellingen, maatschappelijke organisaties en instituten en publieke en particuliere organisaties. Voor de deelname aan subsidieprocedures gelden de nationaliteitsvereisten en oorsprongsregels en de uitzonderingen daarop zoals vastgelegd in Verordening (EG) nr. .../2005 van het Europees Parlement en de Raad van ... inzake de toegang tot buitenlandse hulp”.

Aan artikel 6, lid 5, wordt de volgende zin toegevoegd: „Voor deelname aan procedures voor contracten die worden uitgevoerd door een internationale organisatie of gecofinancierd worden met een derde land geldt Verordening (EG) nr....../2005 [inzake de toegang tot buitenlandse hulp]”.

Artikel 9, lid 7, wordt vervangen door: „Voor de deelname aan aanbestedingsprocedures in het kader van deze verordening gelden de nationaliteitsvereisten en oorsprongsregels en de uitzonderingen daarop zoals vastgelegd in Verordening (EG) nr. .../2005 [inzake de toegang tot buitenlandse hulp]”.

Artikel 9, lid 8, wordt geschrapt en vervangen door: „Voor de oorsprong van goederen en materialen die aankocht worden in het kader van deze verordening gelden de nationaliteitsvereisten en oorsprongsregels en de uitzonderingen daarop zoals vastgelegd in Verordening (EG) nr. .../2005 [inzake de toegang tot buitenlandse hulp]”.

(13)

Verordening (EG) nr. 2258/96 van de Raad van 22 november 1996 betreffende herstel en wederopbouwacties ten behoeve van ontwikkelingslanden (13):

Aan artikel 4, lid 4, wordt de volgende zin toegevoegd: „Voor deelname aan procedures voor contracten die worden uitgevoerd door een internationale organisatie of gecofinancierd worden met een derde land geldt Verordening (EG) nr. .../2005 van het Europees Parlement en de Raad van ... inzake de toegang tot buitenlandse hulp”.

Artikel 6, lid 7, wordt vervangen door: „Voor de deelname aan aanbestedingsprocedures in het kader van deze verordening gelden de nationaliteitsvereisten en oorsprongsregels en de uitzonderingen daarop zoals vastgelegd in Verordening (EG) nr. .../2005 [inzake de toegang tot buitenlandse hulp]”.

Artikel 6, lid 8, wordt vervangen door: „Voor de oorsprong van goederen en materialen die aankocht worden in het kader van deze verordening gelden de nationaliteitsvereisten en oorsprongsregels en de uitzonderingen daarop zoals vastgelegd in Verordening (EG) nr. .../2005 [inzake de toegang tot buitenlandse hulp]”.

(14)

Verordening (EG) nr. 1292/96 van de Raad van 27 juni 1996 betreffende het voedselhulpbeleid en het beheer van de voedselhulp en van de specifieke acties ter ondersteuning van de voedselzekerheid  (14):

Artikel 9 wordt vervangen door:

„1.   De landen die in aanmerking komen voor communautaire steun voor activiteiten in het kader van deze verordening, zijn vermeld in de bijlage. In dit verband wordt voorrang gegeven aan de armste bevolkingslagen en aan de landen met lage inkomens en ernstige voedseltekorten.

De Raad kan met gekwalificeerde meerderheid op voorstel van de Commissie deze lijst wijzigen.

Voor de deelname aan subsidieprocedures gelden de nationaliteitsvereisten en oorprongsregels en de uitzonderingen daarop zoals vastgelegd in Verordening (EG) nr. .../2005 van het Europees Parlement en de Raad van ... inzake de toegang tot buitenlandse hulp.

2.   De niet-gouvernementele organisaties zonder winstoogmerk die direct of indirect in aanmerking komen voor financiering door de Gemeenschap van activiteiten in het kader van deze verordening, moeten voldoen aan de volgende criteria:

a)

het moet NGO's betreffen die gevestigd zijn in een land dat in aanmerking komt voor steun en autonoom zijn volgens de in dat land geldende wetgeving;

b)

zij moeten hun hoofdkantoor hebben in een voor deelname in aanmerking komend land;

c)

zij moeten kunnen aantonen dat zij voedselhulpoperaties met succes kunnen uitvoeren, met name aan de hand van:

hun capaciteit op het gebied van administratief en financieel beheer,

hun technische en logistieke capaciteit in verhouding tot de overwogen actie,

de resultaten van de door de betrokken NGO uitgevoerde acties, met name met financiering door de Gemeenschap of de lidstaten,

hun ervaring op het gebied van voedselhulp en voedselzekerheid,

hun aanwezigheid in het ontvangende land en kennis van dit land of van ontwikkelingslanden;

d)

zij moeten beloven aan de door de Commissie vastgestelde voorwaarden voor het verstrekken van voedselhulp te voldoen”

Aan artikel 10, lid 2, wordt de volgende zin toegevoegd: „Voor deelname aan procedures voor contracten die worden uitgevoerd door een internationale organisatie of gecofinancierd worden met een derde land geldt Verordening (EG) nr. .../2005 [inzake de toegang tot buitenlandse hulp]”.

Artikel 11, lid 1, wordt vervangen door: „De producten zullen aangeschaft worden in het ontvangende land of in een van de ontwikkelingslanden (vermeld in de bijlage), indien mogelijk een land dat tot dezelfde geografische regio als het ontvangende land behoort. Voor de oorsprong van goederen en materialen die aankocht worden in het kader van deze verordening gelden de nationaliteitsvereisten en oorsprongsregels en de uitzonderingen daarop zoals vastgelegd in Verordening (EG) nr. .../2005 [inzake de toegang tot buitenlandse hulp]”.

Artikel 11, lid 3, wordt geschrapt.

Artikel 11, lid 4, wordt artikel 11, lid 3.

Artikel 17, lid 1, wordt vervangen door: „Voor de deelname aan aanbestedingsprocedures in het kader van deze verordening gelden de nationaliteitsvereisten en oorsprongsregels en de uitzonderingen daarop zoals vastgelegd in Verordening (EG) nr. .../2005 [inzake de toegang tot buitenlandse hulp]”.

DEEL B: Communautaire instrumenten voor een specifiek gebied

(15)

Verordening (EG) nr. 2500/2001 van de Raad van 17 december 2001 betreffende financiële pretoetredingssteun voor Turkije  (15):

Aan artikel 8, lid 7, eerste alinea, wordt het volgende toegevoegd: „Voor de deelname aan aanbestedingsprocedures in het kader van deze verordening gelden de nationaliteitsvereisten en oorsprongsregels en de uitzonderingen daarop zoals vastgelegd in Verordening (EG) nr. .../2005 van het Europees Parlement en de Raad van ... inzake de toegang tot buitenlandse hulp”.

Aan artikel 8, lid 7, tweede alinea, wordt het volgende toegevoegd: „Voor deelname aan procedures voor contracten die worden uitgevoerd door een internationale organisatie of gecofinancierd worden met een derde land geldt Verordening (EG) nr....../2005 [inzake de toegang tot buitenlandse hulp]”.

In artikel 8, lid 8 wordt de volgende zin toegevoegd: „Voor de oorsprong van goederen en materialen die aankocht worden in het kader van deze verordening gelden de nationaliteitsvereisten en oorsprongsregels en de uitzonderingen daarop zoals vastgelegd in Verordening (EG) nr. .../2005 [inzake de toegang tot buitenlandse hulp]”.

(16)

Verordening (EG) nr. 257/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 januari 2001 betreffende maatregelen ter bevordering van de economische en sociale ontwikkeling van Turkije (16):

Aan artikel 5, lid 5, wordt de volgende zin toegevoegd: „Voor deelname aan procedures voor contracten die worden uitgevoerd door een internationale organisatie of gecofinancierd worden met een derde land geldt eveneens Verordening (EG) nr. .../2005 van het Europees Parlement en de Raad van ... inzake de toegang tot buitenlandse hulp”.

Aan artikel 6, lid 7, wordt het volgende toegevoegd: „Voor de deelname aan aanbestedingsprocedures in het kader van deze verordening gelden de nationaliteitsvereisten en oorsprongsregels en de uitzonderingen daarop zoals vastgelegd in Verordening (EG) nr. .../2005 [inzake de toegang tot buitenlandse hulp]”.

Aan artikel 6, lid 8, wordt het volgende toegevoegd: „Voor de oorsprong van goederen en materialen die aankocht worden in het kader van deze verordening gelden de nationaliteitsvereisten en oorsprongsregels en de uitzonderingen daarop zoals vastgelegd in Verordening (EG) nr. .../2005 [inzake de toegang tot buitenlandse hulp]”.

(17)

Verordening (EG) nr. 2130/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 29 oktober 2001 betreffende acties op het gebied van de hulp aan ontwortelde bevolkingsgroepen in ontwikkelingslanden in Latijns-Amerika en in Azië (17):

Aan artikel 7, lid 3, wordt de volgende zin toegevoegd: „Voor deelname aan procedures voor contracten die worden uitgevoerd door een internationale organisatie of gecofinancierd worden met een derde land geldt ook Verordening (EG) nr. .../2005 van het Europees Parlement en de Raad van ... inzake de toegang tot buitenlandse hulp.”

Aan artikel 10, lid 2, wordt de volgende zin toegevoegd: „Partners die hun hoofdkantoor hebben in een land dat voldoet aan de criteria van Verordening (EG) nr. .../2005 [inzake de toegang tot buitenlandse hulp] komt in aanmerking voor communautaire steun, mits deze vestiging het daadwerkelijke besluitvormingscentrum is voor hun zakelijke activiteiten. In uitzonderlijke gevallen mag dit kantoor zich in een ander derde land bevinden”.

Aan artikel 13, lid 1, wordt de volgende zin toegevoegd: „Voor de deelname aan aanbestedingsprocedures in het kader van deze verordening gelden de nationaliteitsvereisten en oorsprongsregels en de uitzonderingen daarop zoals overigens vastgelegd in Verordening (EG) nr. .../2005 [inzake de toegang tot buitenlandse hulp]”.

Aan artikel 13, lid 2, wordt de volgende zin toegevoegd: „Voor de oorsprong van goederen en materialen die aankocht worden in het kader van deze verordening gelden de nationaliteitsvereisten en oorsprongsregels en de uitzonderingen daarop zoals overigens vastgelegd in Verordening (EG) nr. .../2005 [inzake de toegang tot buitenlandse hulp]”.

(18)

Verordening (EG) nr. 2666/2000 van de Raad van 5 december 2000 betreffende de steun aan Albanië, Bosnië-Herzegovina, Kroatië, de Federale Republiek Joegoslavië en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië  (18):

Aan artikel 7, lid 3, wordt de volgende zin toegevoegd: „Naast de in deze verordening bepaalde criteria, voor de deelname aan aanbestedingsprocedures in het kader van deze verordening gelden de nationaliteitsvereisten en oorsprongsregels en de uitzonderingen daarop zoals overigens vastgelegd in Verordening (EG) nr. .../2005 van het Europees Parlement en de Raad van ... inzake de toegang tot buitenlandse hulp”.

Artikel 7, lid 4, wordt vervangen door: „Voor deelname aan procedures voor contracten die worden uitgevoerd door een internationale organisatie of gecofinancierd worden met een derde land geldt Verordening (EG) nr. .../2005 [inzake de toegang tot buitenlandse hulp]”.

(19)

Verordening (EG) nr. 1726/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 29 juni 2000 betreffende ontwikkelingssamenwerking met Zuid-Afrika (19):

Artikel 7, lid 6, wordt vervangen door: „Voor de deelname aan aanbestedingsprocedures in het kader van deze verordening gelden de nationaliteitsvereisten en oorsprongsregels en de uitzonderingen daarop zoals vastgelegd in Verordening (EG) nr. .../2005 van het Europees Parlement en de Raad van ... inzake de toegang tot buitenlandse hulp”.

Artikel 7, lid 7, wordt vervangen door: „Voor de oorsprong van goederen en materialen die aankocht worden in het kader van deze verordening gelden de nationaliteitsvereisten en oorsprongsregels en de uitzonderingen daarop zoals vastgelegd in Verordening (EG) nr. .../2005 [inzake de toegang tot buitenlandse hulp]”.

(20)

Verordening (EG, Euratom) nr. 99/2000 van de Raad van 29 december 1999 betreffende bijstand aan de partnerstaten in Oost-Europa en Centraal-Azië (20):

Aan artikel 11, lid 3, wordt de volgende zin toegevoegd: „Voor de oorsprong van goederen en materialen die aankocht worden in het kader van deze verordening gelden ook de nationaliteitsvereisten en oorsprongsregels en de uitzonderingen daarop zoals overigens vastgelegd in Verordening (EG) nr. .../2005 van het Europees Parlement en de Raad van ... inzake de toegang tot buitenlandse hulp”.

Aan artikel 11, lid 4, wordt de volgende zin toegevoegd: „Voor de deelname aan aanbestedingsprocedures in het kader van deze verordening gelden de nationaliteitsvereisten en oorsprongsregels en de uitzonderingen daarop zoals overigens vastgelegd in Verordening (EG) nr. .../2005 [inzake de toegang tot buitenlandse hulp]”.

Aan artikel 11, lid 5, wordt de volgende zin toegevoegd: „Naast de in deze verordening bepaalde criteria, voor deelname aan procedures voor contracten die worden uitgevoerd door een internationale organisatie of gecofinancierd worden met een derde land geldt tevens Verordening (EG) nr. .../2005 [inzake de toegang tot buitenlandse hulp]”.

(21)

Verordening (EG) nr. 1267/1999 van de Raad van 21 juni 1999 tot instelling van een pretoetredingsinstrument voor structuurbeleid (21):

Aan artikel 6 bis, lid 1, wordt het volgende toegevoegd: „Voor de deelname aan aanbestedingsprocedures in het kader van deze verordening gelden de nationaliteitsvereisten en oorsprongsregels en de uitzonderingen daarop zoals overigens vastgelegd in Verordening (EG) nr. .../2005 van het Europees Parlement en de Raad van ... inzake de toegang tot buitenlandse hulp”.

Aan artikel 6 bis, lid 2, wordt de volgende zin toegevoegd: „Voor deelname aan procedures voor contracten die worden uitgevoerd door een internationale organisatie of gecofinancierd worden met een derde land geldt overigens Verordening (EG) nr. .../2005 [inzake de toegang tot buitenlandse hulp]”.

(22)

Verordening (EG) nr. 1268/1999 van de Raad van 21 juni 1999 inzake steunverlening door de Gemeenschap voor pretoetredingsmaatregelen op het gebied van landbouw en plattelandsontwikkeling in de kandidaat-lidstaten in Midden- en Oost-Europa gedurende de pretoetredingsperiode (22):

Aan artikel 3, lid 3, wordt de volgende zin toegevoegd: „Voor de deelname aan aanbestedingsprocedures in het kader van deze verordening gelden de nationaliteitsvereisten en oorsprongsregels en de uitzonderingen daarop zoals hierin beschreven alsmede in Verordening (EG) nr. .../2005 van het Europees Parlement en de Raad van ... inzake de toegang tot buitenlandse hulp”.

(23)

Verordening (EG) nr. 1488/96 van de Raad van 23 juli 1996 inzake financiële en technische maatregelen ter ondersteuning van de hervorming van de economische en maatschappelijke structuren in het kader van het Europees-mediterrane partnerschap (MEDA)  (23):

Aan artikel 8, lid 1, wordt de volgende zin toegevoegd: „Voor de deelname aan aanbestedingsprocedures in het kader van deze verordening gelden de nationaliteitsvereisten en oorsprongsregels en de uitzonderingen daarop zoals hierin beschreven alsmede in Verordening (EG) nr. .../2005 van het Europees Parlement en de Raad van ... inzake de toegang tot buitenlandse hulp”.

Aan artikel 8, lid 8, wordt de volgende zin toegevoegd: „Voor deelname aan procedures voor contracten die worden uitgevoerd door een internationale organisatie of gecofinancierd worden met een derde land geldt Verordening (EG) nr. .../2005 [inzake de toegang tot buitenlandse hulp]”.

(24)

Verordening (EG) nr. 1734/94 van de Raad van 11 juli 1994 betreffende de financiële en technische samenwerking met de bezette gebieden  (24):

Aan artikel 2, lid 4, wordt de volgende zin toegevoegd: „Inzake deelname aan procedures voor contracten die worden overigens uitgevoerd door een internationale organisatie geldt ook Verordening (EG) nr. .../2005 van het Europees Parlement en de Raad van ... inzake de toegang tot buitenlandse hulp”.

(25)

Verordening (EEG) nr. 1762/92 van de Raad van 29 juni 1992 betreffende de toepassing van de protocollen inzake de financiële en technische samenwerking tussen de Gemeenschap en de mediterrane derde landen (25):

Aan artikel 2, lid 1, wordt de volgende zin toegevoegd: „Inzake deelname aan procedures voor contracten die worden uitgevoerd door een internationale organisatie of gecofinancierd worden met een derde land geldt ook Verordening (EG) nr. .../2005 van het Europees Parlement en de Raad van ... inzake de toegang tot buitenlandse hulp”.

(26)

Verordening (EEG) nr. 443/92 van de Raad van 25 februari 1992 inzake financiële en technische hulp en economische samenwerking met de ontwikkelingslanden in Latijns- Amerika en in Azië (26):

Aan artikel 9 wordt de volgende zin toegevoegd: „Inzake deelname aan procedures voor contracten die worden uitgevoerd door een internationale organisatie of gecofinancierd worden met een derde land geldt ook Verordening (EG) nr. .../2005 van het Europees Parlement en de Raad van ... inzake de toegang tot buitenlandse hulp”.

Aan artikel 13 wordt de volgende zin toegevoegd: ℎInzake de deelname aan aanbestedingsprocedures in het kader van deze verordening gelden ook de nationaliteitsvereisten en oorsprongsregels en de uitzonderingen daarop zoals vastgelegd in Verordening (EG) nr. .../2005 [inzake de toegang tot buitenlandse hulp]”.


(1)  PB L 224 van 6.9.2003, blz. 7 .

(2)  PB L 224 van 6.9.2003, blz. 1 .

(3)  PB L 234 van 1.9.2001, blz. 1 .

(4)  PB L 234 van 1.9.2001, blz. 6 .

(5)  PB L 288 van 15.11.2000, blz. 1 .

(6)  PB L 288 van 15.11.2000, blz. 6 .

(7)  PB L 120 van 8.5.1999, blz. 1 . Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2240/2004 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 390 van 31.12.2004, blz. 3).

(8)   PB L 120 van 8.5.1999, blz. 8 . Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2240/2004 (PB L 390 van 31.12.2004, blz. 21).

(9)  PB L 354 van 30.12.1998, blz. 5 . Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003.

(10)  PB L 213 van 30.7.1998, blz. 1 . Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003.

(11)  PB L 346 van 17.12.1997, blz. 23 .

(12)  PB L 287 van 21.10.1997, blz. 1 .

(13)  PB L 306 van 28.11.1996, blz. 1 . Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003.

(14)  PB L 166 van 5.7.1996, blz. 1 . Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003.

(15)  PB L 342 van 27.12.2001, blz. 1 . Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 850/2005 (PB L 141 van 4.6.2005, blz. 1).

(16)  PB L 39 van 9.2.2001, blz. 1 .

(17)  PB L 287 van 31.10.2001, blz. 3 . Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 107/2005 (PB L 23 van 26.1.2005, blz. 1).

(18)   PB L 306 van 7.12.2000, blz. 1 . Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2257/2004 (PB L 389 van 30.12.2004, blz. 1).

(19)   PB L 198 van 4.8.2000, blz. 1 . Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1934/2004 (PB L 338 van 13.11.2004, blz. 1).

(20)  PB L 12 van 18.1.2000, blz. 1 .

(21)  PB L 161 van 26.6.1999, blz. 73 . Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2257/2004.

(22)  PB L 161 van 26.6.1999, blz. 87 . Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2257/2004.

(23)  PB L 189 van 30.7.1996, blz. 1 .

(24)  PB L 182 van 16.7.1994, blz. 4 . Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 669/2004 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 105 van 14.4.2004, blz. 1).

(25)  PB L 181 van 1.7.1992, blz. 1 .

(26)  PB L 52 van 27.2.1992, blz. 1 . Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 807/2003 (PB L 122 van 16.5.2003, blz. 36).

BIJLAGE II

DAC-LIJST VAN BEGUNSTIGDEN — SITUATIE OP 1 JANUARI 2003

Deel I: Ontwikkelingslanden en -gebieden

(officiële ontwikkelingshulp)

Deel II: Landen en gebieden in een overgangsfase

(officiële hulp)

Minst ontwikkelde landen

(MOL)

Overige landen met een laag inkomen (BNI < $ 745 in 2001)

Landen met een laag middenkomen (BNI $ 746-2975 in 2001)

Landen met een hoog middeninkomen (BNI $ 2976-9205 in 2001)

Landen met een hoog inkomen (BNI > $ 9206 in 2001)

Landen in Midden- en Oost-Europa en Nieuwe Onafhankelijke Staten van de voormalige Sovjet-Unie

Gevorderde ontwikkelingslanden

Afghanistan

Angola

Bangladesh

Benin

Bhutan

Burkina Faso

Burundi

Cambodja

Centraal-Afrikaanse Republiek

Comoren

Congo, Dem. Rep.

Djibouti

Equatoriaal-Guinea

Eritrea

Ethiopië

Gambia

Guinee

Guinee-Bissau

Haïti

Jemen

Kaapverdië

Kiribati

Laos

Lesotho

Liberia

Madagaskar

Malawi

Malediven

Mali

Mauritanië

Mozambique

Myanmar

Nepal

Niger

Rwanda

Salomonseilanden

Samoa

São Tomé en Príncipe

Senegal

Sierra Leone

Somalië

Sudan

Tanzania

Timor-Leste

Togo

Tsjaad

Tuvalu

Vanuatu

Zambia

Armenië (1)

Azerbeidzjan (1)

Congo, Rep.

Georgië (1)

Ghana

India

Indonesië

Ivoorkust

Kameroen

Kenia

Kirgizië (1)

Korea, Dem. Rep.

Moldavië (1)

Mongolië

Nicaragua

Nigeria

Oezbekistan (1)

Pakistan

Papoea-Nieuw-Guinea

Tadzjikistan (1)

Vietnam

Zimbabwe

Albanië (1)

Algerije

Belize

Bolivia

Bosnië en Herzegovina

China

Colombia

Cuba

Dominicaanse Republiek

Ecuador

Egypte

El Salvador

Fiji

Filippijnen

Guatemala

Guyana

Honduras

Irak

Iran

Jamaica

Jordanië

Kazachstan (1)

Macedonië (Voormalige Joegoslavische Republiek)

Marokko

Marshalleilanden

Micronesia, Federale Staten

Namibië

Nue

Palestijnse gebieden

Paraguay

Peru

Saint Vincent en de Grenadines

Servië en Montenegro

Sri Lanka

Suriname

Swaziland

Syrië

Thailand

Tokelau (2)

Tonga

Tunesië

Turkije

Turkmenistan (1)

Wallis en Futuna (2)

Zuid-Afrika

Botswana

Brazilië

China

Cookeilanden

Costa Rica

Dominica

Gabon

Grenada

Kroatië

Libanon

Maleisië

Mauritius

Mayotte

Nauru

Panama

Saint Lucia

Sint-Helena (2)

Venezuela

———————

Drempel voor leningen Wereldbank ($ 5185 in 2001)

———————

Anguilla (2)

Antigua en Barbuda

Argentinië

Barbados

Mexico

Montserrat (2)

Oman

Palau

Saint Kitts en Nevis

Saudi-Arabië

Seychellen

Trinidad en Tobago

Turks- en Caicoseilanden (2)

Uruguay

Bahrein

Belarus (1)

Bulgarije (1)

Estland (1)

Hongarije (1)

Letland (1)

Litouwen (1)

Oekraïne (1)

Polen (1)

Roemenië (1)

Rusland (1)

Slowakije (1)

Tsjechië (1)

Aruba (2)

Bahama's (2)

Bermuda (2)

Brunei

Chinees Taipei (2)

Cyprus

Falklandeilanden (2)

Frans-Polynesië (2)

Gibraltar (2)

Hongkong, China

Israël

Kaaimaneilanden (2)

Koeweit

Korea

Libië

Maagdeneilanden (VK) (2)

Macao (2)

Malta

Nederlandse Antillen (2)

Nieuw-Caledonië (2)

Qatar

Singapore

Slovenië

Verenigde Arabische Emiraten


(1)  landen in Midden- en Oost-Europa en Nieuwe Onafhankelijke Staten van de voormalige Sovjet-Unie (LMOE/NOS).

(2)  overzees gebiedsdeel.

BIJLAGE III

LIJST VAN LEDEN VAN DE OESO/DAC

Australië, België, Canada, Denemarken, Duitsland, de Europese Commissie, Finland, Frankrijk, Griekenland, Ierland, Italië, Japan, Luxemburg, Nederland, Nieuw-Zeeland, Noorwegen, Oostenrijk, Portugal, Spanje, het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten, Zweden, Zwitserland.

BIJLAGE IV

CITATEN UIT DE AANBEVELING INZAKE DE ONTKOPPELING VAN DE OFFICIËLE ONTWIKKELINGSHULP AAN DE MINST ONTWIKKELDE LANDEN VAN DE COMMISSIE VOOR ONTWIKKELINGSBIJSTAND VAN DE ORGANISATIE VOOR ECONOMISCHE SAMENWERKING EN ONTWIKKELING (OESO/DAC), MAART 2001

II.   Uitvoering

a)   Toepassingsgebied

7.

Het ontkoppelen van de hulp is een ingewikkeld proces. De verschillende categorieën officiële ontwikkelingshulp vereisen een andere aanpak en de lidstaten zullen verschillen in de wijze en het moment waarop ze de aanbeveling uitvoeren. Dit gezegd zijnde, zullen de DAC-leden hun officiële ontwikkelingshulp aan de minst ontwikkelde landen zo veel mogelijk ontkoppelen overeenkomstig de criteria en procedures die in deze aanbeveling worden beschreven:

i)

De DAC-leden komen overeen vanaf 1 januari 2002 de officiële ontwikkelingshulp aan de minst ontwikkelde landen op de volgende terreinen te ontkoppen: steun voor de betalingsbalans en structurele aanpassing; schuldenkwijtschelding; sectorale en multisectorale programma s; investeringsprojecten; invoer- en grondstoffensteun; contracten voor commerciële dienstverlening, en officiële ontwikkelingshulp voor niet-gouvernementele organisaties oor met overheidsopdrachten verband houdende activiteiten.

ii)

Met betrekking tot technische bijstand op het gebied van investeringen en op zichzelf staande technische samenwerking wordt erkend dat de DAC-leden zich bij het vaststellen van hun beleid kunnen laten leiden door de noodzaak om een zekere nationale betrokkenheid bij de donorlanden te handhaven naast de doelstelling om een beroep te doen op de deskundigheid van partnerlanden, rekening houdend met de doelstellingen en uitgangspunten van deze aanbeveling. Op zichzelf staande technische samenwerking valt buiten deze aanbeveling.

iii)

Met betrekking tot voedselhulp wordt erkent dat de DAC-leden zich bij het vaststellen van hun beleid kunnen laten leiden door de discussies en afspraken over voedselhulp binnen andere internationale fora, rekening houdend met de doelstellingen en uitgangspunten van deze aanbeveling.

8.

Deze aanbeveling geldt niet voor maatregelen voor een bedrag lager dan 700 000 BTR (130 000 BTR) in het geval van investeringsgerelateerde technische bijstand).

P6_TA(2005)0257

Herstelplan voor zwarte heilbot *

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een verordening van de Raad tot vaststelling van een herstelplan voor zwarte heilbot in het kader van de visserijorganisatie in het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan (COM(2004)0640 — C6-0197/2004 — 2004/0229(CNS))

(Raadplegingsprocedure)

Het Europees Parlement,

gezien het voorstel van de Commissie aan de Raad (COM(2004)0640) (1),

gelet op artikel 37 van het EG-Verdrag, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C6-0197/2004),

gelet op artikel 51 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie visserij (A6-0116/2005),

1.

hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement;

2.

verzoekt de Commissie haar voorstel krachtens artikel 250, lid 2 van het EG-Verdrag dienovereenkomstig te wijzigen;

3.

verzoekt de Raad, wanneer deze voornemens is af te wijken van de door het Parlement goedgekeurde tekst, het Parlement hiervan op de hoogte te stellen;

4.

wenst opnieuw te worden geraadpleegd ingeval de Raad voornemens is ingrijpende wijzigingen aan te brengen in het voorstel van de Commissie;

5.

verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

DOOR DE COMMISSIE VOORGESTELDE TEKST

AMENDEMENTEN VAN HET PARLEMENT

Amendement 1

Titel

Voorstel voor een verordening van de Raad tot vaststelling van een herstelplan voor zwarte heilbot in het kader van de visserijorganisatie in het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan

(Niet van toepassing op de Nederlandse versie.)

Amendement 2

Overweging 7

(7) Daarom is het noodzakelijk het herstelplan op een permanente basis toe te passen . Daartoe moet een procedure worden vastgesteld voor het mededelen van de lijst van vaartuigen waarvoor overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1627/94 van de Raad van 27 juni 1994 tot vaststelling van algemene bepalingen inzake speciale visdocumenten een speciaal visdocument is afgegeven.

(7) Daarom is het noodzakelijk het herstelplan definitief in de communautaire wetgeving op te nemen . Daartoe moet een procedure worden vastgesteld voor het mededelen van de lijst van vaartuigen waarvoor overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1627/94 van de Raad van 27 juni 1994 tot vaststelling van algemene bepalingen inzake speciale visdocumenten een speciaal visdocument is afgegeven.

Amendement 3

Overweging 9

(9) Om ervoor te zorgen dat het herstelplan op doeltreffende wijze wordt toegepast en aansluit bij herstelplannen die de Raad voor andere gebieden heeft goedgekeurd, zijn aanvullende controlemaatregelen nodig. Deze maatregelen moeten de verplichting dat vaartuigen vooraf melden wanneer zij een door de lidstaat aangewezen haven zullen binnenvaren en de beperking van de toegestane afwijking omvatten.

(9) Om ervoor te zorgen dat het herstelplan op doeltreffende wijze wordt toegepast en aansluit bij herstelplannen die de Raad voor andere gebieden heeft goedgekeurd, zijn aanvullende controlemaatregelen nodig. Deze maatregelen moeten de verplichting dat vaartuigen vooraf melden wanneer zij een door de lidstaat aangewezen haven zullen binnenvaren omvatten.

Amendement 4

Artikel 3, lid 1, alinea 2

Wanneer de NAFO evenwel besluit dat deze TAC's geen garantie bieden voor een duurzame visserij van dat bestand, past de Raad op voorstel van de Commissie en bij gekwalificeerde meerderheid de in de eerste alinea vastgestelde TAC aan in overeenstemming met het besluit van de NAFO.

Wanneer de NAFO evenwel besluit dat deze TAC's geen garantie bieden voor een duurzame visserij van dat bestand of integendeel een herstel van dit bestand wordt vastgesteld , past de Raad op voorstel van de Commissie en bij gekwalificeerde meerderheid de in de eerste alinea vastgestelde TAC aan in overeenstemming met het besluit van de NAFO.

Amendement 5

Artikel 5, lid 4

4. Elke lidstaat verdeelt zijn quota voor zwarte heilbot onder de vaartuigen die op de in lid 1 bedoelde lijst staan vermeld. De lidstaten stellen de Commissie elk jaar uiterlijk op 15 december van de toewijzing van de quota in kennis.

4. Elke lidstaat neemt de nodige maatregelen voor de verdeling van zijn quota voor zwarte heilbot onder de vaartuigen die op de in lid 1 bedoelde lijst staan vermeld. De lidstaten stellen de Commissie elk jaar uiterlijk op 15 januari van de toewijzing van de quota in kennis.

Amendement 6

Artikel 6, lid 3

3. Wanneer wordt geoordeeld dat met de overeenkomstig lid 1, onder b), meegedeelde hoeveelheden zwarte heilbot 70 % van de quota van de lidstaten is opgebruikt, delen de kapiteins de onder b) bedoelde gegevens dagelijks mee.

3. Wanneer wordt geoordeeld dat met de overeenkomstig lid 1, onder b), meegedeelde hoeveelheden zwarte heilbot 70 % van de quota van de lidstaten is opgebruikt, delen de kapiteins de onder b) bedoelde gegevens om de drie dagen mee.

Amendement 7

Artikel 7, lid 1

1. De dagelijkse hoeveelheden zwarte heilbot die tijdens het verblijf van het vaartuig in deelgebied 2 en sectoren 3KLMNO aan boord worden gehouden, worden gescheiden van de andere vangsten aan boord opgeslagen en voorzien van duidelijke etiketten.

1. Met inachtneming van de veiligheid van de bemanning en de navigatieveiligheid van het vaartuig, die beide vallen onder de verantwoordelijkheid en bevoegdheid van de kapitein, worden de dagelijkse hoeveelheden zwarte heilbot die tijdens het verblijf van het vaartuig in deelgebied 2 en sectoren 3KLMNO aan boord worden gehouden, gescheiden van de andere vangsten aan boord opgeslagen en voorzien van duidelijke etiketten.

Amendement 8

Artikel 8

Artikel 8

Toegestane afwijking bij de raming van de in het logboek vermelde hoeveelheden

In afwijking van artikel 5, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2807/83 van de Commissie en artikel 9, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2868/88 van de Commissie is de toegestane afwijking bij de raming van de aan boord gehouden hoeveelheden (in kg) 5% van de in het logboek genoteerde hoeveelheden.

Schrappen.

Amendement 9

Artikel 9, lid 4 bis (nieuw)

 

4 bis. De in dit artikel vastgelegde maatregelen gelden uitsluitend voor de in artikel 4 genoemde vaartuigen met een speciaal visdocument.

Amendement 10

Artikel 10, alinea 1 bis (nieuw)

 

De in dit artikel bedoelde maatregelen gelden uitsluitend voor de in artikel 4 genoemde vaartuigen met een speciaal visdocument.


(1)  Nog niet in het PB gepubliceerd.

P6_TA(2005)0258

Verzoekschriften betreffende Lloyd's

Resolutie van het Europees Parlement over verzoekschriften betreffende de „Names” van Lloyd's

Het Europees Parlement,

gelet op artikel 108, lid 5 van zijn Reglement,

A.

met verwijzing naar zijn op 25 september 2003 goedgekeurde resolutie over de ontvankelijkheid van verzoekschriften van de „Names” van Lloyd's (1), die is goedgekeurd met 358 stemmen voor en 0 tegen, bij 35 onthoudingen,

B.

overwegende dat de indieners, ondanks de in deze resolutie gedane verzoeken, geen adequate reactie van het Parlement, en vooral ook van de Commissie, hebben ontvangen over de wijze waarop de Richtlijn 73/239/EEG (2) betreffende de niet-levensverzekering door de Britse autoriteiten tussen de jaren 1978 en 2001 in nationaal recht is omgezet en tenuitvoergelegd, met name op het punt van het regelgevingskader en de vereisten betreffende de solvabiliteit,

C.

overwegende dat het Parlement in de resolutie zich het recht voorbehield om verdere navraag te doen en onderzoek te doen indien de Commissie geen specifiek antwoord zou geven op de per 15 november 2003 ingediende vragen,

D.

overwegende dat de toenmalige rapporteur terzake in februari 2004 het Parlement opriep om een beroep in te stellen bij het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen tegen de Commissie wegens het niet antwoorden op de door het Parlement gestelde vragen betreffende de tenuitvoerlegging van de richtlijn tijdens de betrokken periode, waarbij aangemerkt moet worden dat het Parlement bij deze gelegenheid niet officieel over dit verzoek heeft gestemd,

E.

overwegende dat het Parlement in zijn resolutie van 9 maart 2004 over de mededeling van de Commissie over de controle op de toepassing van het Gemeenschapsrecht (3)„ten zeerste de houding van de Commissie [betreurde] tegenover het Parlement en met name zijn bevoegde commissie in de zaak betreffende Lloyd's of London, waarbij sprake was van een halsstarrige weigering om volledig met het Parlement te communiceren over alle door hem aan de orde gestelde kwesties”,

F.

overwegende dat de bevoegde commissie in april 2004 adviseerde om een gerechtelijk beroep tegen de Commissie aanhangig te maken zodra aan de volledige procedurele vereisten was voldaan, maar dat de Voorzitter van het Parlement thans heeft bepaald dat tot dusver niet aan deze procedurele vereisten is voldaan,

1.

verzoekt de Commissie een specifiek antwoord te geven op de in de bovenvermelde resolutie van 25 september 2003 gestelde vragen hetzij in dit debat dan wel schriftelijk binnen twee maanden, en besluit overeenkomstig artikel 232 van het EG-Verdrag beroep tegen de Commissie in te stellen voor het geval zij niet reageert;

2.

behoudt zich het recht voor om, zonodig, verdere naspeuringen te doen gelet op drie nieuwe verzoekschriften die in 2005 over dezelfde richtlijn door andere „Names” van Lloyd's zijn ingediend;

3.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.


(1)  PB C 77 E van 26.3.2004, blz. 411.

(2)  Eerste Richtlijn 73/239/EEG van de Raad van 24 juli 1973 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toegang tot het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche, en de uitoefening daarvan (PB L 228 van 16.8.1973, blz. 3). Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2002/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 35 van 11.2.2003, blz. 1).

(3)  PB C 102 E van 28.4.2004, blz. 142.

P6_TA(2005)0259

Veiligheidsonderzoek

Resolutie van het Europees Parlement over veiligheidsonderzoek — de volgende stappen (2004/2171(INI))

Het Europees Parlement,

gelet op het Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa, ondertekend te Rome op 29 oktober 2004,

gelet op de Europese veiligheidsstrategie „Een veilig Europa in een betere wereld”, door de Europese Raad aangenomen op 12 december 2003,

gezien de mededeling van de Commissie „Veiligheidsonderzoek — de volgende stappen” (COM(2004) 0590), alsmede de eerdere mededelingen van de Commissie (COM(2003)0113 en COM(2004)0072),

gezien de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement getiteld „Bouwen aan onze gemeenschappelijke toekomst — Beleidsuitdagingen en begrotingsmiddelen in de uitgebreide Unie 2007-2013” (COM(2004)0101), alsmede de mededeling van de Commissie getiteld „Wetenschap en technologie, sleutels tot de toekomst van Europa — Richtsnoeren voor het beleid ter ondersteuning van het onderzoek in de Unie” (COM(2004)0353),

gezien de mededelingen van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement betreffende de voorkoming en bestrijding van terrorismefinanciering door maatregelen om informatie-uitwisseling, transparantie en traceerbaarheid van financiële transacties te verbeteren (COM(2004)0700), over terrorismebestrijding: paraatheid en beheersing van de gevolgen (COM(2004)0701) en over terreuraanslagen — defensie, paraatheid en reactie (COM(2004)0698),

onder verwijzing naar zijn resoluties van 15 mei 1997 (1), 28 januari 1999 (2) en 10 april 2002 (3) over de Europese defensie-industrie,

onder verwijzing naar zijn resolutie van 30 november 2000 over de vaststelling van een gemeenschappelijk Europees veiligheids- en defensiebeleid na Keulen en Helsinki (4),

onder verwijzing naar zijn resolutie van 10 april 2003 over de nieuwe Europese veiligheids- en defensiestructuur — prioriteiten en lacunes (5),

onder verwijzing naar zijn resolutie van 20 november 2003 over het EU-beleid voor defensiematerieel (6),

gezien het voorstel voor een Witboek over Europese defensie dat in mei 2004 is ingediend door het EU-Instituut voor veiligheidsstudies,

gezien het verslag over een doctrine voor menselijke veiligheid in Europa, dat op 15 september 2004 is overhandigd aan de Hoge Vertegenwoordiger voor het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid van de EU,

gezien het verslag van de Groep van Prominenten op het gebied van veiligheidsonderzoek getiteld „Onderzoek voor een veilig Europa”, van 15 maart 2004,

gelet op artikel 45 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie buitenlandse zaken en de adviezen van de Commissie industrie, onderzoek en energie en de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (A6-0103/2005),

A.

overwegende dat na de recente geopolitieke, sociale en technologische veranderingen en recente wereldgebeurtenissen zoals de terroristische aanvallen van 11 september 2001 in de VS en 11 maart 2004 in Madrid, veiligheid een urgenter vraagstuk is geworden, en dat de lidstaten van de EU beter voorbereid moeten zijn op nieuwe vormen van veiligheidsbedreiging, door middel van een doeltreffende inzet van kennis,

B.

overwegende dat de uitbreiding tot 25 lidstaten nieuwe soorten veiligheidsuitdagingen doet ontstaan voor een nieuw Europa dat nu grenst aan meer kwetsbare regio's,

C.

overwegende dat bij deze nieuwe dreigingen gebruik wordt gemaakt van de nieuwe technologieën, nationale grenzen worden overschreden, gebruik wordt gemaakt van de inherente openheid en transparantie van moderne geavanceerde technologie en de democratische Europese samenlevingen, en deze zowel van buitenaf als binnen het EU-grondgebied een bedreiging vormen voor de veiligheid van lidstaten, waardoor het moeilijker wordt een onderscheid te maken tussen interne en externe veiligheid,

D.

overwegende dat de Europese Unie de mogelijkheden moet hebben om te zorgen voor de bescherming van haar burgers, bij te dragen aan de stabiliteit van het Europese continent en aangrenzende gebieden en bij te dragen aan de instandhouding van vrede en internationale veiligheid, overeenkomstig de beginselen van het Handvest van de Verenigde Naties en de doelstellingen van het Gemeenschappelijke Buitenlands en Veiligheidsbeleid,

E.

overwegende dat het moeilijk is een geloofwaardig veiligheids- en defensiebeleid en een veiliger Europa te waarborgen zonder technologisch geavanceerde instrumenten en capaciteiten, waarbij de allernieuwste technologie wordt gebruikt om de veiligheidsrisico's tot een minimum te beperken,

F.

overwegende dat, in weerwil van het EU-potentieel met betrekking tot onderzoek en ontwikkeling op het gebied van veiligheidstechnologieën, het ontbreken van een specifiek kader voor veiligheidsonderzoek op EU-niveau en de verregaande versnippering en overlapping van systemen en infrastructuren voor veiligheidsonderzoek aanzienlijke belemmeringen opleveren voor het bereiken van kostenefficiënte oplossingen,

G.

overwegende dat de totale investeringen van de Verenigde Staten in binnenlandse veiligheid gemiddeld vier keer zo hoog zijn als die van Europa, en dat deze investeringen, waarbij onderzoek naar dual-use technologieën die gefinancierd worden door het ministerie van Defensie van de VS nog buiten beschouwing zijn gelaten, gespreid zijn over een groot aantal VS-ministeries, zodat kan worden gesproken van een alomvattende aanpak van het veiligheidsonderzoek,

H.

overwegende dat de investeringen voor onderzoek en ontwikkeling in de defensiesector in de lidstaten ongeveer vijf keer zo laag zijn als de corresponderende investeringen in de VS, waardoor het gevaar groter wordt dat de EU op dit gebied kwetsbaarder en afhankelijker wordt,

I.

overwegende dat de grenzen tussen civiel en militair onderzoek steeds verder vervagen,

J.

overwegende dat veiligheidsonderzoek een strategische bijdrage zou kunnen leveren aan de bevordering van het industriële concurrentievermogen van Europa en de versterking van zijn wetenschappelijke en technologische basis, als vastgesteld in de doelstellingen van Lissabon en Barcelona,

1.

is ingenomen met het voorstel van de Commissie voor een Europees Programma voor Veiligheidsonderzoek (EPVO); wijst met nadruk op de noodzaak een gestructureerd en doelmatig programma voor veiligheidsonderzoek op het niveau van de Unie te ontwikkelen teneinde in te spelen op de huidige en toekomstige uitdagingen en de duidelijk geformuleerde Europese vereisten ten aanzien van veiligheidskwesties, de zekerheid en veiligheid van Europese burgers te bevorderen en de Europese geloofwaardigheid en doeltreffendheid bij EVDB-operaties te waarborgen en tegelijkertijd bij te dragen tot groei en concurrentievermogen van de Europese economie;

2.

is van oordeel dat een doelmatig programma voor veiligheidsonderzoek gebaseerd moet zijn op een gecoördineerd referentiekader, met daarin een rol voor de relevante partijen op het gebied van veiligheidsonderzoek en met een passende en rationele financiering, en gebaseerd moet zijn op de voorhanden zijnde communautaire ervaring op het gebied van het beheer van gemeenschappelijke onderzoekprogramma's;

3.

beklemtoont dat alle aspecten in verband met veiligheidsonderzoek van openbaar belang zijn en wenst derhalve dat de desbetreffende programma's en projecten voldoende stabiliteit hebben en dat het begrotingskrediet wordt gekoppeld aan de ontwikkeling van het Bruto Intern Product teneinde te zorgen voor zo groot mogelijke continuïteit en de beste resultaten;

Het Europees Programma voor Veiligheidsonderzoek en de financiering daarvan

4.

neemt nota van het voorstel van de Commissie betreffende de ontwikkeling van het EPVO in het kader van het zevende EU-Kaderprogramma voor Onderzoek; beklemtoont dat het EPVO moet zijn afgestemd op het specifieke karakter van veiligheidsonderzoek, met inachtneming van specifieke elementen zoals bepalingen betreffende intellectuele eigendomsrechten, de omgang met geheime informatie en beveiliging van de uitwisseling van gegevens en de overdracht van technologie; beklemtoont dat de activiteiten van het EPVO gebaseerd moeten zijn op de medebeslissingsprocedure;

5.

verzoekt de Commissie rekening te houden met het feit dat de artikel 29 werkgroep gegevensbescherming in het leven is geroepen om de Commissie te adviseren inzake eventuele communautaire maatregelen die van invloed zijn op de rechten en vrijheden van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens en privacy;

6.

spoort de Raad en de Commissie, in samenwerking met het Europees Parlement, aan om, voordat kredieten voor het onderzoek worden toegewezen, binnen en in overleg tussen hun respectieve organen, duidelijk vast te stellen welke doelstellingen en prioriteiten moeten worden gevolgd op het gebied van veiligheidsonderzoek en welke rol in elk stadium moet zijn weggelegd voor de lidstaten en de betrokken Europese organen;

7.

verzoekt de Raad en de Commissie om de prioriteiten vast te stellen op basis van het operationele programmeringskader voor de tenuitvoerlegging van het programma van Den Haag inzake de bestrijding van terrorisme in het geval van de interne veiligheid en de Europese veiligheidsstrategie in het geval van de externe veiligheid;

8.

adviseert in de prioriteiten van het toekomstige Europese Programma voor Veiligheidsonderzoek onder meer op te nemen: de strijd tegen het terrorisme, territoriale controle, bescherming burgerbevolking, de controle van de buitengrenzen van de Unie en andere terreinen waarop communautair optreden een toegevoegde waarde kan hebben zonder dat dit in strijd is met de bevoegdheden van de lidstaten;

9.

is van mening dat een van de belangrijkste doelstellingen van het Programma de bescherming moet zijn van de externe grenzen van de Unie en de bescherming van de belangrijkste infrastructuur zoals bij voorbeeld trans-Europese netwerken en kerncentrales;

10.

verzoekt de Commissie om de bij de eerste oproep tot het indienen van voorstellen in het kader van de voorbereidende actie opgedane ervaring te gebruiken om de prioriteitsgebieden vast te stellen; is van mening dat meer aandacht moet worden besteed aan een onderzoek naar de acceptatie door het publiek van veiligheidsonderzoeken en aan de verwerking van vertrouwelijke gegevens om een bredere uitwisseling van dergelijke gegevens tussen de lidstaten mogelijk te maken;

11.

deelt de mening dat het EPVO concreet, maar niet uitsluitend gericht moet zijn op onderzoekactiviteiten en technologische onderwerpen met een gemeenschappelijke toegevoegde waarde teneinde met succes te kunnen anticiperen op nieuwe veiligheidsuitdagingen, die te controleren en de gevolgen daarvan te beheersen, zoals die in verband met bioterrorisme, computercriminaliteit en alle andere vormen van moderne georganiseerde criminaliteit, veiligheidsmissies van de EU op een redelijke manier te volbrengen en het aantal slachtoffers tot een minimum te beperken;

12.

wijst er met nadruk op dat de instelling van een programma voor veiligheidsonderzoek moet worden gecombineerd met een alomvattende en op regelmatige basis plaatsvindende analyse van veiligheidsgerelateerde behoeften, teneinde vast te stellen wat de belangrijkste technologisch en niet-technologische instrumenten zijn die nodig zijn om het fluctuerende veiligheidslandschap van na de Koude Oorlog het hoofd te bieden;

13.

pleit ervoor om de activiteiten, parallel met door technologie geïnspireerd onderzoek, te richten op de ontwikkeling van gemeenschappelijke mogelijkheden voor modellering en op dreiging gerichte inlichtingencapaciteiten, met gebruikmaking van de comparatieve voordelen die de lidstaten in ieder afzonderlijk geval hebben;

14.

merkt op dat in een aantal gevallen voorgestelde projecten tweeledige elementen van zekerheid en veiligheid zullen omvatten, die derhalve onderling sterk gekoppeld moeten worden; beklemtoont dat het stellen van de eis dat onderzoek in het kader van het EPVO uitsluitend betrekking moet hebben op veiligheidsaspecten, een contraproductief karakter zou hebben; stelt daarom een meer geïntegreerde benadering voor alsmede nauwe coördinatie tussen het EPVO en andere onderzoekactiviteiten van het zevende EUKaderprogramma voor onderzoek; beveelt aan dat in het kader van het EPVO een zo duidelijk mogelijk onderscheid wordt gemaakt tussen militair en niet-militair onderzoek;

15.

is van mening dat in de mededeling van de Commissie het accent wordt gelegd op technologisch onderzoek; dringt aan op een meer evenwichtige interactie tussen onderzoek op het gebied van natuurwetenschappen en technologie en andere wetenschappen, met name politieke, sociale en menswetenschappen;

16.

is van oordeel dat, om de kloof tussen onderzoek en toepassingen in het dagelijks leven te overbruggen en technische vooruitgang toe te passen in de reële dagelijkse praktijk, meer speciale aandacht moet worden geschonken aan operationele research (OR), systeemanalyse (SA) en simulatie;

17.

merkt op dat, om de aanzienlijke tekortkomingen en gebreken van de lidstaten op het gebied van C4ISR-systemen (bevel, controle, communicatie, computers, inlichtingen, surveillance en herkenning) moet worden gestreefd naar meer vooruitgang ten aanzien van sensorsystemen, biotechnologie en ruimtevaart- en IT-technologie;

18.

stelt vast dat ruimtevaartgerelateerde toepassingen en diensten op gebieden als globale positionering, wereldwijde observatie en gegevensverzameling een cruciale rol kunnen spelen en in het EPVO nadruk moeten krijgen;

19.

verzoekt de Commissie uit te gaan van het rapport getiteld „Onderzoek voor een veilig Europa” van de Groep van prominenten op het gebied van veiligheidsonderzoek en van het eindrapport van het Panel van deskundigen ruimtevaart en veiligheid, teneinde ook bij nationale satellietinitiatieven te zorgen voor het soort samenwerking op veiligheidsgebied dat nodig is voor het bereiken van een zo groot mogelijke capaciteit van civiele, militaire en dual-use-systemen en aan de operationele behoeften en vereisten van de Unie te voldoen;

20.

erkent dat aanvullende en meer adequate financiering nodig zal zijn voor een coherent en doeltreffend programma voor veiligheidsonderzoek; is daarom van mening dat het in het verslag van de Groep van Prominenten voorgestelde financieringsniveau van EUR 1 miljard per jaar kan worden gehaald door gebruik te maken van kredieten uit het Kaderprogramma voor onderzoek alsmede uit alternatieve bronnen;

21.

is van oordeel dat de Unie parallel met een dergelijk financieringsniveau de inzet van de huidige middelen moet rationaliseren en efficiënter moet maken en een eind moet maken aan de huidige versnippering van de uitgaven;

22.

beklemtoont echter dat hogere investeringen in veiligheidsonderzoek niet mogen leiden tot kortingen op de uitgaven voor civiel onderzoek;

23.

verzoekt de Raad en de Commissie de invoering te onderzoeken van een systeem van evenwichtige verdeling van uitgaven uit extra middelen, die ter beschikking worden gesteld naast de middelen waarin in het communautaire onderzoeksplan is voorzien, zodat de financiële last van het onderzoek over de lidstaten wordt gespreid afhankelijk van hun financiële draagkracht, op basis van een percentage van het BBP; dit systeem zou moeten voorzien in een vastlegging over meerdere jaren teneinde een betrouwbare programmering mogelijk te maken;

Raadpleging en samenwerking met betrokken partijen

24.

is ingenomen met het voorstel voor de oprichting van de Europese Adviesraad voor veiligheidsonderzoek; is van mening dat, gezien het feit dat het momenteel ontbreekt aan een superstructuur voor beleidsformulering, behoefte bestaat aan duidelijker informatie met betrekking tot de vraag of de adviesraad toereikend zal blijken en klaar zal zijn om doeltreffende adviezen te verlenen met betrekking tot de inhoud van veiligheidsonderzoek en iets zal kunnen doen aan operationele problemen in verband met het programma; beklemtoont dat het Europees Parlement met vijf leden moet worden vertegenwoordigd in de Europese Adviesraad voor veiligheidsonderzoek, waaronder de voorzitters van de bevoegde commissies (de Commissie buitenlandse zaken, Subcommissie veiligheid en defensie, de Commissie industrie, onderzoek en energie, de Commissie interne markt en consumentenbescherming en de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken, of hun vertegenwoordigers;

25.

wijst met nadruk op de toegevoegde waarde van raadpleging en samenwerking met deskundigen van alle betrokken partijen op het gebied van veiligheidsonderzoek binnen het kader van de Europese Adviesraad voor veiligheidsonderzoek; dringt echter aan op een evenwichtige rol van vertegenwoordigers uit het bedrijfsleven, sponsors van onderzoek en cliënten uit publieke en particuliere sector, alsmede wetenschappelijke onderzoekorganen, openbare instellingen en vertegenwoordigers van burgerrechtenorganisaties;

26.

wenst dat de activiteiten en werkmethoden van de Europese Adviesraad voor veiligheidsonderzoek worden verduidelijkt en worden gecontroleerd door het Europees Parlement;

27.

beklemtoont dat bij de oprichting van de Europese Adviesraad voor veiligheidsonderzoek overlapping voor wat betreft de structuur voor veiligheidsonderzoek moet worden voorkomen;

28.

deelt het standpunt dat, om een oplossing te vinden voor de hoge kosten van dubbel werk en versnippering in de huidige veiligheidsstructuren en -programma's, prikkels moeten worden gegeven voor meer en nauwere samenwerking en coördinatie tussen Europese activiteiten op het gebied van veiligheidsonderzoek en inspanningen van de lidstaten, andere EU-onderzoekactiviteiten en andere internationale organisaties met verantwoordelijkheden die verband houden met globale of regionale veiligheidsvraagstukken;

29.

beveelt aan dat het Europese veiligheidsonderzoek binnen het kader van de transatlantische betrekkingen ook de noodzakelijke inspanningen omvat om dubbel werk te voorkomen en interoperabiliteit te bevorderen, met inachtneming van de specifieke kenmerken van het onderzoeklandschap in de Unie op dit gebied; beklemtoont evenwel dat de begroting van de Unie voor veiligheidsonderzoek moet worden gebruikt in het belang van de EU-industrie;

Institutionele inkadering

30.

dringt erop aan dat het Europees Parlement wordt betrokken bij de ontwikkeling van Europese activiteiten op het gebied van veiligheidsonderzoek, niet alleen door een regelmatige informatie over de vooruitgang, maar vooral door raadpleging vooraf over de tenuitvoerlegging van het geplande programma;

31.

verzoekt de Commissie om het Parlement onverwijld de strategische hoofdlijnen voor te leggen, evenals het advies dat is uitgebracht over de beginselen en mechanismen voor de tenuitvoerlegging, de specifieke voorstellen omtrent deelneming, de soorten contracten en financieringsinstrumenten voor onderzoekactiviteiten in het kader van het EPVO, alsmede de nodige regelingen inzake intellectuele eigendom en overdracht van technologie die tezamen met de adviesraad voor veiligheidsonderzoek onverwijld moeten worden opgesteld;

32.

verzoekt de terzake bevoegde commissaris om, alvorens het EPVO ten uitvoer wordt gelegd, verslag uit te brengen aan zowel de Commissie buitenlandse zaken als de Commissie industrie, onderzoek en energie;

33.

wijst met nadruk op de noodzaak van een coherenter politiek en institutioneel kader ter bevordering van samenwerking en een doeltreffende coördinatie tussen het EPVO, het nieuwe Europese Defensieagentschap (EDA) en de relevante beleidsmaatregelen van de Unie met betrekking tot veiligheids- en defensievraagstukken;

34.

is van mening dat nauwkeuriger bijzonderheden en parameters van de werkzaamheden van het nieuwe EDA, met name met betrekking tot activiteiten op het gebied van veiligheidsonderzoek en zijn werkbetrekkingen met het EPVO, moeten worden vastgesteld;

35.

verzoekt de Raad en de Commissie te zorgen voor een efficiënte en doelmatige relatie tussen het EPVO en het EDA teneinde elke vorm van dubbel werk op het gebied van onderzoek en technologie te voorkomen;

36.

verzoekt de Commissie rekening te houden met de „openbaar belang”-aspecten van het veiligheidsonderzoek, voor zowel de lidstaten als de Europese Unie, teneinde te voorkomen dat projecten worden gefinancierd die niet stroken met de beleidsprioriteiten of met bepaalde verplichtingen in verband met openbaar belang of bescherming van de persoonlijke levenssfeer, of met de bescherming van mensenrechten, burgerlijke vrijheden en privacy; wijst erop dat transparantie bij de toewijzing van contracten van het allergrootste belang is;

37.

dringt aan op een optimalisering van de potentiële synergieën tussen defensie- en civiel onderzoek door middel van de integratie van toepassingen en de overdracht van technologie tussen beide sectoren; dringt er tegelijkertijd op aan om een duidelijker definitie te geven van de specifieke instrumenten die ertoe kunnen bijdragen dat rekening wordt gehouden met de bijzondere kenmerken van veiligheidsgerelateerd onderzoek;

Beheer van het Europees Programma voor Veiligheidsonderzoek

38.

is van mening dat, ter waarborging van een doeltreffend beheer van het EPVO, de ervaring die tijdens de voorbereidende actie wordt opgedaan met betrekking tot financieringsmechanismen, -methoden en institutionele inkadering, een sleutelrol moet spelen;

39.

wijst er met nadruk op dat bij het beheer van het EPVO de nadruk moet worden gelegd op de toegevoegde waarde van interoperabiliteit en connectiviteit teneinde grensoverschrijdende samenwerking te verbeteren, onnodig dubbel werk te voorkomen en de coherentie van de inspanningen van de Unie te vergroten;

40.

is groot voorstander van de ontwikkeling van krachtige gemeenschappelijke infrastructuren voor onderzoek en ontwikkeling, de bevordering van samenwerking tussen laboratoria in Uniebreed verband en de ontwikkeling van menselijke hulpbronnen op het gebied van onderzoek en technologie, waardoor Europa aantrekkelijker moet worden voor onderzoekers met capaciteiten op dit gebied;

41.

wijst met nadruk op de noodzaak van bevordering van een systematische samenwerking en onderzoek naar de gecombineerde mogelijkheden van de industrie en de onderzoekgemeenschap, teneinde de Europese innovatiegraad te verhogen tot het hoogste niveau in de wereld;

42.

is van mening dat het EPVO verenigbaar moet zijn met de totstandkoming van een open, geïntegreerde en concurrerende Europese defensiemarkt en de invoering van innoverende mechanismen die voor de Europese industrie mogelijkheden bieden om op de wereldmarkten comparatieve voordelen te verwerven; merkt op dat transparantie bij de toewijzing van contracten van het grootste belang is;

43.

wijst met nadruk op de voordelen die een meer concurrerende Europese veiligheidsindustrie, gebaseerd op de huidige capaciteit van de defensie-industrie en andere bijzondere kenmerken in verband met de infrastructuren op het gebied van de nieuwe technologieën, kan opleveren voor de versterking van de economische groei en van het algehele concurrentievermogen van de Europese economie, en wijst tevens met nadruk op de positieve resultaten daarvan binnen de samenleving in de Europese Unie;

44.

beklemtoont dat EU-initiatieven op het gebied van veiligheidsonderzoek niet mogen leiden tot een verzwakking van de beginselen en waarden van de Unie met betrekking tot mensenrechten, democratische rechten, politieke vrijheden, burgerlijke vrijheden en ethiek;

*

* *

45.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen en de parlementen van de lidstaten en de secretaris-generaal van de Raad van Europa.


(1)  PB C 167 van 2.6.1997, blz. 137.

(2)  PB C 128 van 7.5.1999, blz. 86.

(3)  PB C 127 E van 29.5.2003, blz. 582.

(4)  PB C 228 van 13.8.2001, blz. 173.

(5)  PB C 64 E van 12.3.2004, blz. 599.

(6)  PB C 87 E van 7.4.2004, blz. 518.

P6_TA(2005)0260

Informatiemaatschappij

Resolutie van het Europees Parlement over de informatiemaatschappij (2004/2204(INI))

Het Europees Parlement,

gezien de mededeling van de Commissie „Naar een wereldwijd partnerschap in de informatiemaatschappij: Opvolging van de Top van Genève van de Wereldtop over de informatiemaatschappij (WSIS)” (COM(2004)0111),

gezien de besluiten van de Raad van 9 en 10 december 2004 (15472/04),

gezien de mededeling van de Commissie „Naar een mondiaal partnerschap in de informatiemaatschappij: omzetten van de beginselen van Genève in acties” (COM(2004)0480),

gezien de besluiten van de Raad van 8 en 9 maart 2004 (6606/04),

gezien de beginselverklaring en het Actieplan van de Wereldtop over de informatiemaatschappij (WSIS), die op 12 december 2003 in Genève zijn aangenomen,

gezien resolutie 32C/34 van de UNESCO van 17 oktober 2003 over de opportuniteit van het opstellen van een internationaal normatief instrument betreffende culturele diversiteit,

gezien de inleidende studie van de Uitvoerende Raad van de UNESCO van 12 maart 2003 over de technische en juridische aspecten betreffende de opportuniteit van een normatief instrument inzake culturele diversiteit,

gezien het advies in de vorm van een brief van 26 november 2003 van de Voorzitter van het Parlement aan de Voorzitters van de Commissie en de Raad,

gezien de besluiten van de Raad van 5 juni 2003 (9686/03),

gezien de mededeling van de Commissie „Naar een wereldwijd partnerschap in de informatiemaatschappij: EU-standpunten voor de Wereldtop over de informatiemaatschappij van de Verenigde Naties (WSIS)” (COM(2003)0271),

gezien de universele verklaring van de UNESCO van 2 november 2001 over culturele diversiteit,

gelet op artikel 45 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie industrie, onderzoek en energie en het advies van de Commissie cultuur en onderwijs (A6-0172/2005),

A.

overwegende dat de WSIS-bijeenkomst in Tunis („de Top van Tunis”) die van 16 tot 18 november 2005 wordt gehouden een tweede essentiële fase is voor de bevordering van de informatie- en communicatietechnologiëen (ICT's) als factor van duurzame ontwikkeling en gedeelde groei, aangezien armoede betekent dat men niet alleen verstoken is van producten, maar ook van de mogelijkheid tot deelname,

B.

overwegende dat de ICT's een strategisch instrument zijn voor het beleid van de landen en een bevoorrecht middel van samenwerking en van zoeken naar wederzijdse voordelen dankzij het Actieplan tussen ontwikkelde, opkomende en minder ontwikkelde landen,

C.

overwegende dat de ICT's kunnen bijdragen aan het mondiale evenwicht en aan individuele vooruitgang door te helpen bij de verwezenlijking van de Millenniumontwikkelingsdoelstellingen,

D.

overwegende dat het besluit van de UNESCO om een conventie aan te nemen over culturele verscheidenheid een essentiële stap is op weg naar een meer iedereen omvattende informatiesamenleving gebaseerd op bescherming van de verscheidenheid van culturele uitdrukking, op internationale culturele uitwisseling en bevordering van de pluriformiteit,

E.

overwegende dat de informatiemaatschappij voor iedereen moet openstaan, en dat onderwijs en vorming, gezondheid, onderzoek en handel prioritaire toepassingen van de ICT's zijn die de burgers nabij zijn,

F.

overwegende dat het succes van de ICT's ertoe moeten strekken de democratie en de participatie van de burgers te versterken opdat zij veeleer actoren dan consumenten zouden zijn,

G.

overwegende dat ze zich in een kader van onafhankelijke regelgevende autoriteiten moet ontwikkelen dat garant staat voor de toegankelijkheid, vrijheid van meningsuiting en informatie, culturele diversiteit en meertaligheid,

H.

overwegende dat de Europese Unie haar efficiëntie ontleent aan de coördinatie van de lidstaten en aan de positieve betrokkenheid van de Commissie, in samenhang met haar politieke doelstellingen en haar engagement ten opzichte van de minder ontwikkelde landen;

I.

overwegende dat de ICT's onlosmakelijk zijn verbonden met een samenleving die, in overeenstemming met de strategie van Lissabon voor de Unie en met de verklaring van Barcelona, op kennis en informatie steunt,

J.

overwegende dat de Unie een belangrijke rol te spelen heeft in de territoriale en sociale reductie van de digitale kloof, via het welslagen van haar intern beleid en het ontwikkelen van een partnerschap tussen overheden, ondernemingen en het maatschappelijk middenveld,

K.

overwegende dat de Unie over instrumenten beschikt om de digitale kloof te dichten: beleid inzake ontwikkelingshulp, internationale economische en wetenschappelijke samenwerking, financieringsinstellingen (zoals de Europese Investeringsbank (EIB)),

L.

overwegende dat de EU door het vaststellen van een gemeenschappelijk wetgevingskader voor elektronische communicatie heeft getoond hoe essentieel een open en concurrerende markt is voor het genereren van investeringen in nieuwe diensten en voor het leveren van hogesnelheidsverbindingen tegen betaalbare prijzen;

M.

overwegende dat het recht op onderwijs en het recht op toegang tot beroepsopleiding en permanente opleiding als fundamentele rechten zijn opgenomen in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,

1.

verheugt zich over de hernieuwde inzet van de Raad om voor het welslagen van de tweede fase van de WSIS te werken;

2.

keurt alle voorstellen goed die de Commissie heeft geformuleerd met name ten aanzien van de beslissende rol die toekomt aan een investeringsbevorderend regelgevend kader, ICT-toepassingen op prioriteitsterreinen waaronder de on-lineoverheid, het belang van onderzoek en vernieuwing en de bijdrage van ICT's aan de ontwikkeling en verwacht dat de Commissie een strategie ontwikkelt die in overeenstemming is met het Globale Actieplan van de WSIS, dat in 2005 op de Top van Tunis zal worden vastgesteld;

3.

stelt vast

dat de goede coördinatie van de lidstaten de betrokkenheid van de Commissie in het WSIS-proces heeft bevorderd, meer bepaald in de werkgroep over goed internetbestuur;

dat de ervaring van de Unie haar toelaat positief bij te dragen aan een gunstige regelgevende context voor de uitvoering van het WSIS-Actieplan;

4.

onderstreept

dat, aangezien de ontwikkeling van de ICT's de digitale kloof kan verdiepen door degenen die er toegang toe hebben en weten hoe ze te gebruiken, aan te moedigen, in alle aanbevolen acties met dit risico rekening moet worden gehouden door ze aan te passen aan de regionale, nationale of lokale situatie;

dat het past, aangezien de ICT's aan mededinging en het verhogen van het niveau van kennis en vaardigheden bijdragen, een gelijk belang te hechten aan de economische en culturele gevolgen van de ontwikkeling van de ICT's opdat zij nuttig zou zijn voor de werkgelegenheid, de ondernemingen en de sociale cohesie;

dat bijzondere aandacht moet worden besteed aan mogelijke problemen ten gevolge van de concentratie van mobiele en internetdiensten en de inhoud daarvan; verzoekt de Commissie dringend de gevolgen van een dergelijke concentratie nauwlettend gade te slaan;

dat bijgevolg zowel de individuele als de collectieve toegang in gelijke mate moet worden ontwikkeld;

dat e-inclusie betrekking moet hebben op toegankelijkheid, op een aanbod van on-linediensten (overheid, onderwijs en permanente vorming, gezondheid en handel) en op het onderwijzen en aanleren van hun gebruik, waarbij de meest essentiële basisdiensten met het akkoord van alle partners gratis kunnen worden aangeboden waarbij vrije en openbare search-engines (FLOSS) een van de toegangspoorten voor deze dienstverlening kan zijn;

5.

legt de nadruk

op de strategische rol van O&O in elke fase en op elk niveau van het proces: ontwikkelen en uitbreiden van nieuwe technologieën, procedures van vergelijking en evaluatie van het actieplan met het oprichten van observatoria;

op de noodzaak om in het prioritair onderzoek de sociaal-economische studies op te nemen die toelaten de menselijke en sociale impact van de toegang tot de ICT's te meten;

op de kansen die worden geboden door de huidige uitwerking van het 7de kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling en de verhoging van het budget voor onderzoek;

op het belang van het ontwikkelen van lokale vaardigheden en competenties door het ondersteunen van onderwijs en onderzoek op informaticagebied;

op de noodzaak om ondernemers- en vernieuwingscapaciteiten te ontwikkelen waarmee de landen ICT's kunnen benutten voor het ontwikkelen van diensten en systemen die rechtstreeks beantwoorden aan hun sociale behoeften;

6.

verwelkomt:

de nadruk die de Commissie legt op de noodzaak van de oprichting van onafhankelijke regelgevende organen in alle landen en van een duidelijk kader voor het mededingingsrecht waardoor investeerders veilig kunnen participeren;

het gewicht dat zij toekent aan het intensiveren van de internationale communicatie, de samenwerking op wetgevingsgebied en het uitwisselen van beste werkwijzen;

7.

beveelt aan

dat de Unie en haar leden de oprichting versnellen van netwerken van onderzoek naar de ICT's met behulp van infrastructuren zoals GEANT, door middel van technologische excellentiepolen of platforms en netwerken van deskundigen en van mensen met praktische ervaring in onderwijs en permanente vorming;

beveelt aan een actief ondersteunend beleid te voeren voor het gebruik van gemeenschappelijke informatiegeoriënteerde plannen die gesteund worden door openbare fondsen voor de verspreiding van onderzoeksresultaten op alle terreinen waar dit nuttig kan zijn en waar dit uit overheidsgelden wordt ghefinancierd;

dat de vertegenwoordigers van de overheden, het maatschappelijk middenveld en de privé-sector, voorzover dat nodig is, erbij worden betrokken;

8.

roept de Unie en de lidstaten ertoe op

de WSIS te beschouwen als een versneller van samenwerking in de traditionele kaders van geografische of historische nabijheid (Middellandse Zee, ACS, ...), alsmede in het kader van nieuwe samenwerkingsverbanden met ontwikkelingslanden;

bij voorrang rekening te houden met de noden aan infrastructuur en aan vorming van de minder ontwikkelde landen;

eerbied te tonen voor de lokale en regionale kennis en knowhow in de samenwerking over praktijken en inhoud;

zodat de acties van de EU zorgen voor een evenwicht tussen economische groei, concurrentievermogen en werkgelegenheid enerzijds en sociale en ecologische duurzaamheid anderzijds;

gebruik te maken van soepele vormen van partnerschap tussen overheid en privé-sector (regio's, landen, lagere overheden, ondernemingen, verenigingen, NGO's) en daarbij institutionele (bijv. EIB) of private financiers te betrekken;

een werkgroep op te richten, bestaande uit de toezichthoudende organen van de lidstaten, om goed geïntegreerde en onafhankelijke regelgevende modellen te bevorderen en ervaringen uit te wisselen over geslaagde marktopeningsacties die geleid hebben tot stimulering van de investeringen en verlaging van de consumentenprijzen;

op de noodzaak van het stimuleren van de ontwikkeling en productie van gratis en open-source software en de invoering daarvan door overheidsinstellingen,

9.

neemt met belangstelling kennis van de oprichting van een vrijwillig financieringsfonds, maar wijst erop dat dit fonds niet in de plaats komt van de noodzakelijke aanwending van bestaande of nog op te richten vormen van financiering;

10.

stelt voor een reflectieproces over nieuwe beschikkingen te lanceren met het oog op het optimaliseren van de middelen die samenwerkingsprogramma's en het Europees Ontwikkelingsfonds aanbrengen, als een hergebruik van de niet-uitgegeven kredieten om het actieplan van middelen te voorzien;

11.

meent dat de evolutie van het bestuur van internet doorslaggevend is voor het welslagen van de WSIS en moet worden ingepast in een tijdschema dat compatibel is met de beginselverklaring en het Actieplan;

12.

benadrukt echter dat een systeem van internationaal, onafhankelijk internetbestuur moet worden gehandhaafd;

13.

benadrukt dat de stabiliteit en de betrouwbaarheid van internet bepalende voorwaarden zijn voor de toegankelijkheid van en de investeringen in de ICT's;

14.

memoreert dat de uitdaging om de informatiesamenleving te ontwikkelen bestaat uit het gebruik van informatie- en communicatietechnologie om de daadwerkelijke implementatie te versterken van mensenrechtennormen op internationaal, regionaal en nationaal niveau;

15.

benadrukt dat het vergroten van de capaciteit en digitale alfabetisering van essentieel belang zijn om een wereldomspannend gebied te construeren van vrijheid en veiligheid waar de burger een potentiële klant is maar ook volledige burgerschapsrechten geniet; constateert dat onderwijs, met inbegrip van onderricht in de mensenrechten, centraal staat in een integrerende informatiemaatschappij;

16.

verwacht dat de top van Tunis

toelaat vorderingen te maken met het opstellen van een gemeenschappelijke definitie van internetbestuur en een meer representatieve wijze van organisatie voor internetbestuur van de partnerlanden,

collectief algemene thema's behandelt die betrekking hebben op het bestuur van internet (domeinnamen, adrestoewijzing), de internationale samenwerking versterkt op het gebied van veiligheid en misbruik (met inbegrip van spam) en bij de strijd tegen cybercriminaliteit met inbegrip van kinderporno, en pogingen tot inperking van het pluralisme, op de vrije meningsuiting en op de eerbied voor de mensenrechten,

inzonderheid de aansprakelijkheid van de overheid verduidelijkt:

om rekening te houden met de intellectuele eigendom en de culturele verscheidenheid bij het uitwerken van het nieuwe bestuur;

om te waken over de neutraliteit en de interoperabiliteit van de digitale technologieën en platforms;

om de technologische, economische en culturele uitwisselingen te bevorderen in het kader van een billijk gereguleerde mededinging;

17.

verzoekt de Raad en de Commissie rekening te houden met zijn aanbevelingen en het Parlement te blijven betrekken bij de follow-up van de WSIS, met het oog op de goede concordantie van de ambities van de EU en hun tenuitvoerlegging, meer bepaald op budgettair vlak, in het beleid van de Unie;

18.

verheugt zich over het initiatief van de W2i digitale steden Conventie, die in Bilbao op initiatief van de digitale steden in november 2005 zal worden gehouden en gepromoot door de digitale steden, maar wijst erop dat er ook een initiatief moet worden genomen voor het creëren van digitale regio's;

19.

wenst de deelname van het Europese maatschappelijk middenveld te versterken met het oog op de Top van Tunis;

20.

benadrukt het belang van betrokkenheid van de particuliere sector bij het WSIS-proces;

21.

benadrukt dat innovatie in het onderwijs, levenslang permanente educatieprogramma's en e-learning initiatieven (zowel voor docenten als voor studenten) moeten worden bevorderd en beveelt een expliciete focus aan op onderwijs, opleiding en instrumenten voor het creëren van inhoud, vooral inhoud die een weerspiegeling is van de culturele verscheidenheid,

22.

herinnert de lidstaten eraan dat zij moeten handelen overeenkomstig het doel van het programma „Onderwijs voor allen in 2015” van de UNESCO en moeten reageren op oproepen van UNICEF om meer geld op de begroting uit te trekken voor onderwijs in het kader van een pact met de toekomstige generaties;

23.

wijst erop dat globalisering ook een cultureel verschijnsel is dat risico met zich meebrengt voor wat betreft het eerbiedigen van de verscheidenheid van culturen en talen en identiteiten en dat de informatiesamenleving een mogelijkheid kan zijn voor het bevorderen van de interculturele dialoog via globale netwerken;

24.

verzoekt zijn Voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie.


Top