EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 92003E004050

SCHRIFTELIJKE VRAAG P-4050/03 van Theresa Villiers (PPE-DE) aan de Commissie. Voorstel voor een richtlijn inzake consumentenkrediet.

OJ C 78E, 27.3.2004, p. 904–905 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

European Parliament's website

27.3.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 78/904


(2004/C 78 E/0956)

SCHRIFTELIJKE VRAAG P-4050/03

van Theresa Villiers (PPE-DE) aan de Commissie

(7 januari 2004)

Betreft:   Voorstel voor een richtlijn inzake consumentenkrediet

1.

Kan de Commissie meedelen wat haar standpunt is met betrekking tot een passend niveau van harmonisatie? Deelt de Commissie de opvatting dat haar benadering van volledige harmonisatie in de EU-context niet passend is en in sommige lidstaten leidt tot onnodige problemen?

2.

In zijn brief van 28 juli 2003 aan de commissievoorzitters en rapporteurs gaf de directeur-generaal van het DG Gezondheids- en consumentenbescherming te kennen dat de Commissie erkent dat maatregelen proportioneel moeten zijn. Kan de Commissie uitleggen hoe dit te verenigen is met de verstrekkende voorgestelde veranderingen die van invloed zijn op alle binnenlandse alsook grensoverschrijdende consumentenkredieten, met name in het licht van de opmerking van de directeur-generaal dat een radicaal alternatief zou zijn om af te zien van communautaire regelgeving voor huis-aan-huisverkoop van krediet omdat het grensoverschrijdende aspect hierbij niet aanwezig of zeer beperkt is (grensregio's), een principe dat ook zou kunnen worden toegepast op andere terreinen van het voorstel? Op basis waarvan heeft de Commissie vastgesteld dat er behoefte is aan de richtlijn in zijn huidige vorm?

3.

Kan de Commissie meedelen of er een effectbeoordeling is uitgevoerd in verband met:

a)

debetstanden,

b)

zekerheidsovereenkomsten,

c)

het herroepingsrecht.

Kan zij, indien een dergelijke beoordeling is uitgevoerd, meedelen wat het resultaat ervan was? Kan de Commissie indien er geen effectbeoordeling is uitgevoerd, meedelen op basis waarvan het noodzakelijk werd geacht het ontwerp van richtlijn in zijn huidige vorm voor te leggen?

4.

Deelt de Commissie, in het licht van de noodzaak de rechtszekerheid te bevorderen, de opvatting dat de voorkeur moet worden gegeven aan het wijzigen van sectorale wetgeving — bijvoorbeeld de wetgeving inzake het witwassen van geld, gegevensbescherming of oneerlijke contractvoorwaarden — boven het wijzigen van een daarmee geen verband houdende wet, hetgeen zou kunnen worden opgevat als het achteraf wijzigen van bestaande wetgeving? Deelt de Commissie bijvoorbeeld de opvatting dat artikel 7 van het voorstel indien het letterlijk wordt opgevat zelfs niet voorziet in identificatiecontroles en in strijd is met artikel 3, lid 6, van richtlijn 2001/97/EG (1) inzake het witwassen van geld?

Antwoord van de heer Byrne namens de Commissie

(6 februari 2004)

Alvorens haar voorstel voor een richtlijn te presenteren, heeft de Commissie gedegen en uitgebreid voorbereidend werk gedaan, waaronder een aantal onderzoeken inzake consumentenkredieten in het algemeen en onderzoeken over te hoge schuldenlasten. Het voorstel voor een richtlijn is pas na uitgebreid overleg met alle belanghebbenden — waaronder de lidstaten, de financiële sector en consumentenvertegenwoordigers — tot stand gekomen, en alle bepalingen in de richtlijn zijn gebaseerd op reeds bestaande nationale voorschriften. In haar Strategie voor het consumentenbeleid 2002-2006 heeft de Commissie reeds een volledige harmonisatie op de kerngebieden aangekondigd. In maart 2003 heeft het Europees Parlement zich in zijn resolutie over de Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's — Strategie voor het consumentenbeleid 2002-2006 (2) achter deze strategie geschaard, en ook de Raad heeft zich in mei 2003 voor deze strategie uitgesproken.

Het voorstel voor een richtlijn inzake consumentenkrediet omvat zowel binnenlandse als grensoverschrijdende transacties, hetgeen ook strookt met de tenuitvoerlegging van de doelstelling van het EG-Verdrag op het gebied van de consumentenbescherming, zoals toegelicht door de (voormalig) Directeur-generaal Robert J. Coleman in zijn brief van 28 juli 2003 aan de voorzitters van de Parlementaire commissies en de rapporteurs.

De Commissie heeft voorgesteld om ook een bepaling op te nemen ter zake van oneerlijke bedingen in overeenkomsten die specifiek gericht zijn op consumentenkredieten, daarbij rekening houdend met het feit dat bepaalde voorwaarden die verband houden met de financiële dienstverlening van het toepassingsgebied van Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (3) zijn uitgesloten. De Commissie wacht op een reactie van het Europees Parlement op het voorstel. Zij heeft, gezien de lopende werkzaamheden in de Raad en bij gebreke van een duidelijk advies van het Parlement, nog geen standpunt bepaald en evenmin conclusies getrokken over de wijze waarop een aantal bepalingen in het voorstel zouden kunnen worden aangepast. Als de Commissie dit zou doen zonder een weloverwogen advies van het Parlement af te wachten, zou zij voorbij gaan aan de centrale rol van het Parlement in de medebeslissingsprocedure.


(1)  PB L 344 van 28.12.2001, blz. 76.

(2)  COM(2002) 208 - C5-0329/2002 - 2002/2173(COS).

(3)  PB L 95 van 21.4.1993.


Top