EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 92003E003630

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3630/03 van Carles-Alfred Gasòliba i Böhm (ELDR) aan de Commissie. Niet-bestede middelen van de structuurfondsen.

OJ C 78E, 27.3.2004, p. 837–838 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

European Parliament's website

27.3.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 78/837


(2004/C 78 E/0891)

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3630/03

van Carles-Alfred Gasòliba i Böhm (ELDR) aan de Commissie

(5 december 2003)

Betreft:   Niet-bestede middelen van de structuurfondsen

Het voorontwerp van gewijzigde begroting nr. 7 bij de begroting voor 2003, ingediend door de Commissie op 29 oktober 2003 (1) bevat een hoog bedrag aan de begrotingsautoriteit terug te betalen middelen voor de periode voorafgaand aan het jaar 2000, als gevolg van de lage bestedingsgraad van de structuurfondsen, namelijk 5 miljard euro. Deze communautaire „besparing” wordt tussen de lidstaten verdeeld op basis van hun bijdragen.

Wat is de schatting van de Commissie met betrekking tot de niet-bestede fondsen van de structuurfondsen voor de periode voorafgaand aan het jaar 2000, per lidstaat en per fonds?

Antwoord van de heer Barnier namens de Commissie

(10 februari 2004)

De gewijzigde begroting, die op 29 oktober 2003 (2) door de Commissie werd ingediend en door de begrotingsautoriteit werd goedgekeurd, was een reactie op de opmerkingen van de Rekenkamer die in zijn verslag over het begrotingsjaar 2002 had verklaard dat de Commissie de beschikbare kredieten moest afstemmen op het reële niveau van de behoeften zodra zij merkte dat er sprake was van mogelijke onderbesteding.

De lidstaten waren van oordeel dat de betalingskredieten voor 2003 vrijwel alle nog uitstaande betalingsverplichtingen in het kader van de programma's 1994-1999 konden dekken, maar de afsluitingsdossiers werden pas op 31 maart 2003, de uiterste datum waarin de verordening voorzag, bij de Commissie ingediend, en dan nog vaak onvolledig. Om de kwaliteit van de controles bij de afsluiting te handhaven, werd dit risico van onderbesteding vastgesteld.

Wijziging van de begroting tijdens de uitvoering betekent vooruitgang bij het sturen van de uitvoering, maar hierdoor werden de uitstaande betalingen voor 1994-1999 in 2003 slechts teruggebracht van 15,6 miljard tot ongeveer 9 miljard, dat wil zeggen met 41 %.

De raming van de middelen die uiteindelijk niet zijn besteed door de lidstaten voor alle programma's in de periode 1994-1999 is dan ook een zeer voorlopige raming die nog aanzienlijke wijzigingen kan ondergaan. Hoewel voor bepaalde gedeeltelijke of definitief afgesloten programma's reeds terugvorderingen en vrijmakingen hebben plaatsgevonden, zal het totale bedrag van de niet-bestede middelen pas bekend zijn na de definitieve afsluiting van alle programma's en na afronding van de bij financiële correcties vereiste contradictoire procedures.

Onderstaande tabel geeft een raming, per fonds en per lidstaat, van de middelen die wellicht niet gebruikt zullen zijn voor de programma's 1994-1999 voor de doelstellingen 1 tot en met 6 en voor de communautaire initiatieven. Deze cijfers hebben betrekking op projecten die niet tot een resultaat hebben geleid of projecten die uiteindelijk minder hebben gekost dan was voorzien. Ze omvatten de financiële correcties van de Commissie, bijvoorbeeld in geval van onsubsidiabele uitgaven, en kunnen, afhankelijk van eventuele verdere financiële correcties, nog worden gewijzigd.

Landen

EOGFL

FIOV

EFRO

ESF

Totaal

België

19

3

145

53

220

Denemarken

7

13

18

8

46

Duitsland

92

5

425

213

735

Griekenland

29

11

440

40

520

Spanje

85

29

228

48

390

Frankrijk

180

27

807

489

1 503

Ierland

3

1

62

268

334

Italië

212

21

432

489

1 154

Luxemburg

2

1

4

3

10

Nederland

3

15

143

362

523

Oostenrijk

18

0

15

16

49

Portugal

31

5

106

49

191

Finland

11

3

36

42

92

Zweden

5

6

44

22

77

Ver. Koninkrijk

19

9

775

353

1 156

Onbepaald

0

0

100

0

100

Totaal

716

149

3 780

2 455

7 100

Deze bedragen van in totaal 7,1 miljard euro vertegenwoordigen gemiddeld 5 % van de programma's van 1994-1999 (nog minder in contante waarde). Dit betekent dat deze programma's, 10 jaar na hun lancering, voor meer dan 95 % zijn uitgevoerd.


(1)  SEC(2003) 1111 def.

(2)  SEC(2003) 1111.


Top