EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 92003E003835

SCHRIFTELIJKE VRAAG P-3835/03 van Mihail Papayannakis (GUE/NGL) aan de Commissie. Toepassing van richtlijn 89/48/EEG.

OJ C 78E, 27.3.2004, p. 327–327 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

European Parliament's website

27.3.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 78/327


(2004/C 78 E/0344)

SCHRIFTELIJKE VRAAG P-3835/03

van Mihail Papayannakis (GUE/NGL) aan de Commissie

(8 december 2003)

Betreft:   Toepassing van richtlijn 89/48/EEG

Wat denkt de Commissie te doen om ervoor te zorgen dat richtlijn 89/48/EEG (1) in alle lidstaten van de EU, ook in Griekenland, wordt toegepast, gelet ook op de recente arresten van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen in de zaken C-153/02 en C-313/01?

Antwoord van de heer Bolkestein namens de Commissie

(15 januari 2004)

In het arrest Neri (C-153/02) van 13 november 2003, heeft het Hof van Justitie geoordeeld dat „artikel 43 EG zich verzet tegen een administratieve praktijk waarbij de door een universiteit van een lidstaat ter afsluiting van de tweede studiecyclus afgegeven universitaire diploma's in een andere lidstaat niet worden erkend wanneer de opleiding voor deze diploma's door een onderwijsinstelling in deze laatste lidstaat werd verstrekt overeenkomstig een tussen beide instellingen gesloten overeenkomst”.

Het gaat in feite om de zogenoemde „franchiseovereenkomsten”.

De Commissie heeft verscheidene inbreukprocedures ingeleid, één tegen Italië en twee tegen Griekenland, met als aangevoerde grief onder meer het feit dat de in het kader van een franchiseovereenkomst afgegeven diploma's niet worden erkend.

Er loopt eveneens een inbreukprocedure tegen Duitsland vanwege de weigering toestemming te verlenen voor het dragen van academische titels die zijn verleend in het kader van franchiseovereenkomsten.

De Commissie zal onderzoeken hoe zij in elk van deze procedures gebruik kan maken van het arrest Neri.

In het arrest Morgenbesser (C-313/01), eveneens van 13 november 2003, heeft het Hof zich uitgesproken over de regels die van toepassing zijn op de toelating tot de activiteiten van „praticante avvocato” (advocaat-stagiair), dat wil zeggen de stage die afgerond moet worden voordat het examen van bekwaamheid voor het beroep van advocaat in Italië kan worden afgelegd. Voor de toelating tot die activiteit vereist de Italiaanse wet de voorafgaande academische erkenning van de in andere lidstaten verkregen rechtendiploma's. Het Hof heeft geoordeeld dat deze eis onverenigbaar is met het gemeenschapsrecht wanneer die stage het uitoefenen van betaalde activiteiten behelst. Het Hof heeft aangegeven dat in dat geval de beginselen van toepassing zijn die voortvloeien uit zijn eigen jurisprudentie op basis van de artikelen 39 en 43 van het EG-verdrag. De nationale autoriteiten zijn dus verplicht een vergelijking te maken tussen de kennis van de betrokkene die wordt aangetoond door zijn kwalificaties of is verworven in het kader van zijn beroepservaring, hetzij in het land van herkomst, hetzij in het ontvangende land, met de kennis die wordt aangetoond met de bij de nationale wetgeving vereiste diploma's. Indien het vergelijkende onderzoek slechts een gedeeltelijke overeenstemming aantoont, kan het ontvangende land eisen dat de betrokkene aantoont dat hij de ontbrekende kennis heeft verworven.

De Commissie zal zich ervan verzekeren dat Italië zich conformeert aan de jurisprudentie van het Hof. Natuurlijk is de Commissie altijd bereid eventuele informatie over het bestaan van vergelijkbare situaties in andere lidstaten te onderzoeken.


(1)  PB L 19 van 24.1.1989, blz. 16.


Top