EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document JOC_2001_304_E_0342_01

Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de sluiting van een kaderovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Turkije inzake de algemene beginselen voor de deelname van de Republiek Turkije aan communautaire programma's (COM(2001) 481 def. — 2001/0195(AVC))

OJ C 304E, 30.10.2001, p. 342–345 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

52001PC0481(03)

Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de sluiting van een kaderovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Turkije inzake de algemene beginselen voor de deelname van de Republiek Turkije aan communautaire programma's /* COM/2001/0481 def. - AVC 2001/0195 */

Publicatieblad Nr. 304 E van 30/10/2001 blz. 0342 - 0345


Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende de sluiting van een kaderovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Turkije inzake de algemene beginselen voor de deelname van de Republiek Turkije aan communautaire programma's

(door de Commissie ingediend)

TOELICHTING

1. Inleiding en samenvatting

De Europese Raad bekrachtigde in december 1999 in Helsinki het uitbreidingsproces, zoals dat in december 1997 in Luxemburg op gang was gebracht. Voorts bevestigde de Europese Raad de versterkte pretroetredingsstrategie, die in 1997 was vastgelegd. Een belangrijke component van deze strategie is de deelname van de dertien kandidaat-lidstaten (Cyprus, Malta and Turkeij begrepen) aan communautaire programma's.

Met ,communautaire programma's" wordt een geïntegreerd pakket van maatregelen bedoeld dat door de Gemeenschap voor meerdere jaren is vastgesteld ter bevordering van de samenwerking tussen lidstaten op diverse gebieden die verband houden met het beleid van de Gemeenschap. Deze programma's waren aanvankelijk uitsluitend bedoeld voor EU-lidstaten, en gebaseerd op een specifieke toewijzing uit de algemene begroting van de Europese Unie. Programma's waarvan de begunstigden geen lid zijn van de Europese Unie (d.w.z. de programma's Phare, Tacis en Meda) vallen bijgevolg buiten deze definitie.

Naar aanleiding van de conclusies van de Europese Raad van Luxemburg en die van Helsinki stelde de Commissie in haar mededeling van 20 december 1999 getiteld Deelname van kandidaat-lidstaten aan communautaire programma's, agentschappen en comités (COM(1999) 710 def.) de Raad een nieuwe algemene aanpak voor om voor alle kandidaat-lidstaten de communautaire procedures voor de goedkeuring van de voorwaarden en modaliteiten voor de deelname te stroomlijnen. Voor Cyprus, Malta en Turkije geldt echter een andere juridische grondslag, en de voorgestelde methode wijkt voor deze landen dan ook enigszins af.

Voor de uitvoering van het voorstel in COM(1999) 710 def. besloot de Raad bij Besluit nr. [.../...] [1] van [...]:

[1] [Er is een politiek akkoord, maar het besluit is nog niet formeel vastgesteld. Het voorstel van de Commissie is opgenomen in document COM(2000) 725 def.]

a) een reeks van tien besluiten goed te keuren betreffende het standpunt van de Gemeenschap in de Associatieraden met betrekking tot kaderbesluiten van die Associatieraden tot vaststelling van de voorwaarden voor de deelname van de desbetreffende landen aan de voor hen opengestelde communautaire programma's.

b) de Commissie te machtigen tot onderhandelingen met Cyprus, Malta en Turkije over drie bilaterale kaderovereenkomsten waarbij de algemene beginselen worden vastgelegd die van toepassing zijn op de deelname van die kandidaat-lidstaten aan alle communautaire programma's die zijn opengesteld voor de kandidaat-lidstaten in Midden- en Oost-Europa.

De Commissie heeft inmiddels de onderhandelingen over de onder b) bedoelde kaderovereenkomsten met Cyprus, Malta en Turkije afgerond in overeenstemming met de onderhandelingsrichtsnoeren. De kaderovereenkomsten bevatten voorwaarden die gelijkwaardig zijn met die voor de kandidaat-lidstaten in Midden- en Oost-Europa, opgenomen in de ontwerpen voor kaderbesluiten van de Associatieraden, die door de Raad bij Besluit nr. [.../...] zijn gewijzigd en goedgekeurd.

De Raad wordt daarom thans verzocht zijn goedkeuring te hechten aan bijgaande drie ontwerpbesluiten tot goedkeuring van de kaderovereenkomsten met Cyprus, Malta en Turkije.

2. Huidige deelname van Cyprus, Malta en Turkije

Cyprus, Malta en Turkije nemen al sinds de Europese Raad van Luxemburg in uiteenlopende mate deel aan sommige programma's, of bereiden zich voor op deelname. Over die deelname is in eerdere procedures onderhandeld. Cyprus is sinds 1997 betrokken bij programma's op het gebied van onderwijs, beroepsopleiding en jeugdzaken (Socrates, Leonardo da Vinci en Jeugd), en meer recentelijk ook bij programma's voor de audiovisuele sector en wetenschappelijk onderzoek en het MKB-programma. Malta neemt sinds september 2000 deel aan programma's op het gebied van onderwijs (Socrates) en beroepsopleiding (Leonardo da Vinci), sinds januari aan het programma Jeugd en meer recentelijk aan programma's op het gebied van onderzoek. Turkije heeft nog niet volwaardig aan communautaire programma's deelgenomen, maar bereidt zich wel voor op deelname aan Socrates, Leonardo da Vinci en Jeugd. Het land heeft bovendien belangstelling voor deelname aan een aantal andere programma's.

3. Nieuwe aanpak

Bij de voorbereiding van de tien kandidaat-lidstaten in Midden- en Oost-Europa is gebleken dat een groot aantal besluiten (namelijk één per land per programma) van de desbetreffende Associatieraad nodig was. Voor de goedkeuring van dergelijke besluiten was zes tot negen maanden nodig. De Raad besloot daarom bij Besluit nr. [.../...] tot een nieuwe aanpak door middel van kaderbesluiten voor de deelname van alle kandidaat-lidstaten aan de nieuwe generatie communautaire programma's. Een gunstige omstandigheid was dat de meeste van die programma's eind 1999 of in de loop van 2000 door nieuwe programma's werden vervangen.

De nieuwe aanpak houdt in dat met alle kandidaat-lidstaten kaderinstrumenten worden overeengekomen, waarin de algemene beginselen voor hun deelname aan communautaire programma's worden vastgelegd. Over de voorwaarden voor de deelname aan specifieke programma's vinden dan bilaterale onderhandelingen plaats tussen de Commissie en de regering van het betrokken land. Volgens Besluit nr. [.../...] en bijgaande ontwerpbesluiten wordt de Commissie in die taak bijgestaan door een door de Raad aangewezen speciaal comité.

4. Kaderaanpak voor Cyprus, Malta en Turkije

De juridische werkingssfeer van de associatieovereenkomsten met Cyprus, Malta en Turkije (sinds 1973, 1971 en 1964 respectievelijk) verschilt van die van de Europaovereenkomsten die de afgelopen jaren met de Midden- en Oost-Europese landen zijn gesloten: er is niet voorzien in deelname aan communautaire programma's. De voorwaarden voor die deelname moet daarom worden vastgesteld, niet door de Associatieraad, zoals voor de kandidaat-lidstaten in Midden- en Oost-Europa, maar bij specifieke bilaterale overeenkomsten.

Vanwege deze andere juridische grondslag kon niet worden gewerkt met kaderbesluiten van de Associatieraden, zoals voor de kandidaat-lidstaten in Midden- en Oost-Europa, maar moest de Commissie onderhandelen over kaderovereenkomsten met Cyprus, Malta en Turkije op basis van het mandaat dat haar bij Besluit nr. [.../...] is verleend.

Zonder deze kaderovereenkomsten zou voor het formaliseren van de deelname een groot aantal internationale overeenkomsten nodig zijn. Dat zou in het geval van Cyprus, Malta en Turkije bijzondere problemen opleveren, omdat procedures zowel bij de Commissie als bij de Raad vereist zouden zijn. Voor elk programma zou namelijk een afzonderlijke bilaterale overeenkomst moeten worden gesloten, waarvoor de Raad steeds een specifiek onderhandelingsmandaat zou moeten vaststellen. Bovendien zou voor ieder Commissievoorstel over de ontwerpovereenkomsten het Parlement moeten worden geraadpleegd. Dit scenario zou de interinstitutionele kanalen binnen de EU overbelasten en de werkdruk van de Commissie te zeer opvoeren. In Cyprus, Malta en Turkije zouden de buitengewoon langdurige procedures bij de Gemeenschap voor hun deelname aan de programma's tot teleurstelling leiden.

Wanneer in het kader van de financiële bijstand van de Gemeenschap voor de pretoetredingsfase steun wordt verleend voor de kosten van deelname, moeten de financiële voorwaarden worden vastgelegd. Wat Cyprus en Malta betreft voorziet Verordening (EG) nr. 555/2000 van de Raad in financiële bijstand voor de uitvoering van acties in het kader van de pretoetredingsstrategie. Voor Turkije zal hierin worden voorzien in het kader van het Meda-programma, en in twee Verordeningen betreffende de uitvoering van maatregelen ter verdieping van de douane-unie EG-Turkije en betreffende maatregelen ter bevordering van de economische en sociale ontwikkeling van Turkije. Een nieuwe ontwerpverordening (COM(2001) 230 def.), momenteel in behandeling bij de Raad, brengt echter alle financiële bijstand voor het pretoetredingsproces voor Turkije, met inbegrip vaan de deelname aan communautaire programma's, onder één begrotingslijn samen.

5. Inhoud van de kaderovereenkomsten

De voorgestelde ontwerpkaderovereenkomsten met Cyprus, Malta en Turkije bevatten voorwaarden die gelijkwaardig zijn met de voorwaarden die de Raad heeft goedgekeurd voor de kaderinstrumenten voor de kandidaat-lidstaten in Midden- en Oost-Europa. De voornaamste punten zijn:

a) de betrokken programma's zijn alle programma's die openstaan voor de kandidaat-lidstaten in Midden- en Oost-Europa;

b) de kandidaat-lidstaat betaalt ieder jaar een bijdrage voor de programma's, gezamenlijk te bepalen door de Commissie en de regering van de kandidaat-lidstaat. Op grond van bijgaande ontwerpen voor besluiten van de Raad houdende goedkeuring van de kaderovereenkomsten wordt de Commissie bij het bepalen van de voorwaarden voor de deelname aan specifieke programma's, onder andere de financiële bijdrage, bijgestaan door een speciaal comité dat door de Raad is aangewezen;

c) de betaalde bijdrage wordt niet terugbetaald aan de kandidaat-lidstaat als aan het einde van het jaar de resultaten minder bedragen dan de betaalde bijdrage;

d) vertegenwoordigers van de kandidaat-lidstaten worden uitgenodigd om de vergaderingen van de programmacomités als waarnemer bij te wonen, wat de onderwerpen die hen aangaan betreft;

e) voor de indiening, beoordeling en selectie van aanvragen en projecten gelden ten aanzien van projecten en initiatieven die door deelnemers uit de kandidaat-lidstaten worden ingediend in het kader van de betrokken programma's dezelfde voorwaarden, regels en procedures als voor de lidstaten;

f) de kaderovereenkomsten zijn voor onbepaalde tijd van toepassing, met inachtneming van de gebruikelijke opzeggingsvoorwaarden. De specifieke duur van de deelname aan programma's wordt vastgesteld in de voorwaarden die door de Commissie en de regering van het betrokken land worden vastgesteld.

Gezien het bovenstaande wordt de Raad verzocht zijn goedkeuring te hechten aan bijgaande drie ontwerpbesluiten tot goedkeuring van de kaderovereenkomsten met Cyprus, Malta en Turkije waarin de algemene beginselen voor hun deelname aan communautaire programma's zijn vastgelegd.

2001/0195 (AVC)

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende de sluiting van een kaderovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Turkije inzake de algemene beginselen voor de deelname van de Republiek Turkije aan communautaire programma's

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op de artikelen 13, 61, 95, 129 en 137, artikel 149, lid 3, artikel 150, lid 3, artikel 151, lid 3, artikel 152, lid 3, artikel 153, artikel 155, lid 3, de artikelen 157 en 170, artikel 174, lid 4, en artikel 308, in samenhang met artikel 300, lid 2, eerste alinea, tweede zin, artikel 300, lid 3, tweede alinea, en artikel 300, lid 4,

Gezien het voorstel van de Commissie [2],

[2] PB C [...] van [...], blz. [...].

Gezien de instemming van het Europees Parlement [3],

[3] Advies uitgebracht op [...], PB C [...] van [...], blz. [...].

Overwegende hetgeen volgt:

(1) De resolutie van de Associatieraad EG-Turkije van 6 maart 1995 verwelkomde initiatieven op een aantal terreinen om de samenwerking tussen de EU en Turkije te verbreden, onder meer door deelname aan bepaalde communautaire programma's.

(2) De Europese Raad van Luxemburg van december 1997 was van oordeel dat deelname aan communautaire programma's, waarover per geval zou moeten worden beslist, een goede methode is om de versterkte pretoetredingsstrategie voor de kandidaat-lidstaten te intensiveren. Tegelijkertijd werd een Europese strategie voor Turkije ingesteld, die voor het land in deze zelfde mogelijkheid voorzag. Na de Europese Raad van Helsinki van december 1999 en met name die van Nice van december 2000, werd deze aanpak per geval losgelaten, en vond een verschuiving plaats in de richting van een ambitieuzer aanpak die vrijwel alle communautaire programma's omvat.

(3) De Europese Raad van Helsinki van december 1999 verklaarde dat Turkije als kandidaat-lidstaat tot de Unie kan toetreden op basis van dezelfde criteria als die welke voor de andere kandidaat-lidstaten gelden; voortbouwend op de bestaande Europese strategie, zal Turkije, evenals andere kandidaat-lidstaten, in aanmerking komen voor een pretoetredingsstrategie om zijn hervormingen te stimuleren en te ondersteunen; Turkije zal ook in de gelegenheid zijn om deel te nemen aan communautaire programma's en organen en aan vergaderingen van de kandidaat-lidstaten met de Unie in het kader van het toetredingsproces.

(4) Overeenkomstig de richtsnoeren die de Raad op 5 juni 2001 heeft vastgesteld, heeft de Commissie namens de Gemeenschap met Turkije onderhandeld over een kaderovereenkomst inzake de algemene beginselen voor de deelname van Turkije aan communautaire programma's.

(5) Ten aanzien van enkele van de programma's waarop de overeenkomst betrekking heeft, voorziet het verdrag niet in andere bevoegdheden dan die van artikel 308.

(6) De specifieke voorwaarden voor de deelname van Turkije aan de communautaire programma's, met inbegrip van de verschuldigde financiële bijdrage, worden door de Commissie namens de Gemeenschap vastgesteld. De Commissie wordt daartoe bijgestaan door een door de Raad aangewezen speciaal comité.

(7) Turkije kan verzoeken om financiële bijstand ten behoeve van de deelname aan communautaire programma's uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1488/96 van de Raad van 23 juli 1996 inzake financiële en technische maatregelen ter ondersteuning van de hervorming van de economische en maatschappelijke structuren in het kader van het Europees-mediterrane partnerschap (Meda) [4], Verordening (EG) nr. 764/2000 van de Raad van 10 april 2000 betreffende de uitvoering van maatregelen ter verdieping van de douane-unie EG-Turkije [5] en Verordening (EG) nr. 257/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 januari 2001 betreffende maatregelen ter bevordering van de economische en sociale ontwikkeling van Turkije [6].

[4] PB L 189 van 30.7.1996, blz. 1, laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2698/2000 (PB L 311 van 12.12.2000, blz. 1).

[5] PB L 94 van 14.4.2000, blz. 6.

[6] PB L 39 van 9.2.2001, blz. 1.

(8) De overeenkomst dient door de Commissie periodiek te worden geëvalueerd.

(9) De overeenkomst dient te worden goedgekeurd,

BESLUIT:

Artikel 1

De kaderovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Turkije inzake de algemene beginselen voor de deelname van de Republiek Turkije aan communautaire programma's wordt goedgekeurd namens de Gemeenschap.

De tekst van de overeenkomst is aan dit besluit gehecht.

Artikel 2

1. De Commissie wordt gemachtigd namens de Gemeenschap de specifieke voorwaarden voor de deelname van Turkije aan elk afzonderlijk programma vast te stellen, met inbegrip van de verschuldigde financiële bijdrage. De Commissie wordt daarin bijgestaan door een door de Raad aangewezen speciaal comité.

2. Indien Turkije verzoekt om externe bijstand, zijn de procedures van Verordening (EG) nr. 1488/96, Verordening (EG) nr. 764/2000, Verordening (EG) nr. 257/2001 en van eventuele toekomstige soortgelijke verordeningen waarin in externe communautaire bijstand voor Turkije mocht worden voorzien, van toepassing.

Artikel 3

Uiterlijk drie jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst, en vervolgens iedere drie jaar, evalueert de Commissie de tenuitvoerlegging van de overeenkomst en brengt zij daarover verslag uit aan de Raad. Dit verslag gaat in voorkomend geval vergezeld van passende voorstellen.

Artikel 4

De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd de persoon of de personen aan te wijzen die bevoegd is of bevoegd zijn de overeenkomst te ondertekenen en daardoor de Gemeenschap te binden.

Artikel 5

De voorzitter van de Raad verricht namens de Gemeenschap de in artikel 9 van de overeenkomst bedoelde kennisgeving [7].

[7] De datum van inwerkingtreding van de overeenkomst zal door het secretariaat-generaal van de Raad worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Gedaan te Brussel, [...]

Voor de Raad

De voorzitter

[...]

KADEROVEREENKOMST tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Turkije inzake de algemene beginselen voor de deelname van de Republiek Turkije aan communautaire programma's

DE EUROPESE GEMEENSCHAP, hierna ,de Gemeenschap" genoemd,

enerzijds, en

DE REPUBLIEK TURKIJE, hierna ,Turkije" genoemd,

anderzijds,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) De resolutie van de Associatieraad EG-Turkije van 6 maart 1995 verwelkomde initiatieven op een aantal terreinen om de samenwerking tussen de EU en Turkije te verbreden, onder meer door deelname aan bepaalde communautaire programma's.

(2) De Europese Raad van Luxemburg van december 1997 was van oordeel dat deelname aan communautaire programma's, waarover per geval zou moeten worden beslist, een goede methode is om de versterkte pretoetredingsstrategie voor de kandidaat-lidstaten te intensiveren. Ook werd toen een Europese strategie voor Turkije ingesteld, die voor het land in dezelfde mogelijkheid voorzag. Na de Europese Raad van Helsinki van december 1999 en met name die van Nice van december 2000, werd deze aanpak per geval losgelaten, en vond een verschuiving plaats in de richting van een ambitieuzer aanpak die vrijwel alle communautaire programma's omvat.

(3) De Europese Raad van Helsinki van december 1999 verklaarde dat Turkije als kandidaat-lidstaat tot de Unie kan toetreden op basis van dezelfde criteria als die welke voor de andere kandidaat-lidstaten gelden; voortbouwend op de bestaande Europese strategie, zal Turkije, evenals andere kandidaat-lidstaten, in aanmerking komen voor een pretoetredingsstrategie om zijn hervormingen te stimuleren en te ondersteunen; Turkije zal ook in de gelegenheid zijn om deel te nemen aan communautaire programma's en organen en aan vergaderingen van de kandidaat-lidstaten met de Unie in het kader van het toetredingsproces.

(4) Turkije heeft de wens geuit aan een aantal communautaire programma's deel te nemen.

(5) De specifieke voorwaarden voor de deelname van Turkije aan elk afzonderlijk programma, waaronder de financiële bijdrage, dienen te worden vastgesteld bij een overeenkomst tussen de Europese Commissie, die optreedt namens de Gemeenschap, en de bevoegde autoriteiten van Turkije,

HEBBEN OVEREENSTEMMING BEREIKT OMTRENT DE VOLGENDE BEPALINGEN:

Artikel 1

Turkije mag deelnemen aan alle communautaire programma's die zijn opengesteld voor de kandidaat-lidstaten in Midden- en Oost-Europa, overeenkomstig de bepalingen waarbij die programma's zijn ingesteld.

Artikel 2

Turkije verstrekt een financiële bijdrage aan de begroting van de Europese Unie in overeenstemming met de specifieke programma's waaraan het deelneemt.

Artikel 3

Vertegenwoordigers van Turkije mogen als waarnemers de vergaderingen bijwonen van de comités van beheer die belast zijn met het toezicht op de programma's waaraan Turkije een financiële bijdrage levert, voor zover deze betrekking hebben op de onderwerpen die Turkije aangaan.

Artikel 4

Ten aanzien van projecten en initiatieven die door deelnemers uit Turkije worden ingediend, gelden in het kader van de betrokken programma's voor zover mogelijk dezelfde voorwaarden, regels en procedures als voor de lidstaten.

Artikel 5

De specifieke voorwaarden voor de deelname van Turkije aan elk afzonderlijk programma, waaronder de verschuldigde financiële bijdrage, worden vastgesteld bij een overeenkomst tussen de Europese Commissie, die optreedt namens de Gemeenschap, en de bevoegde autoriteiten van Turkije.

Indien Turkije verzoekt om externe bijstand overeenkomstig Verordening (EG) nr. 390/2001 van de Raad van 26 februari 2001 betreffende hulp aan Turkije in het kader van de pretoetredingsstrategie, inzonderheid de invoering van een partnerschap voor toetreding, Verordening (EG) nr. 1488/96 van de Raad van 23 juli 1996 inzake financiële en technische maatregelen ter ondersteuning van de hervorming van de economische en maatschappelijke structuren in het kader van het Europees-mediterrane partnerschap (Meda), Verordening (EG) nr. 764/2000 van de Raad van 10 april 2000 betreffende de uitvoering van maatregelen ter verdieping van de douane-unie EG-Turkije, of Verordening (EG) nr. 257/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 januari 2001 betreffende maatregelen ter bevordering van de economische en sociale ontwikkeling van Turkije, dan wel een eventuele toekomstige soortgelijke verordening waarin in externe communautaire bijstand voor Turkije mocht worden voorzien, worden de voorwaarden voor het gebruik door Turkije van de bijstand van de Gemeenschap vastgesteld in een financieringsmemorandum.

Artikel 6

De overeenkomst is voor onbepaalde tijd van toepassing. Zij kan door elk van de partijen schriftelijk worden opgezegd, mits een opzegtermijn van zes maanden in acht wordt genomen.

Artikel 7

Uiterlijk drie jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst, en vervolgens iedere drie jaar, kunnen beide partijen de tenuitvoerlegging van de overeenkomst evalueren aan de hand van de daadwerkelijke deelname van Turkije aan een of meer communautaire programma's.

Artikel 8

Deze overeenkomst is van toepassing op enerzijds het gebied waar het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap van toepassing is, op de in dat verdrag neergelegde voorwaarden, en anderzijds het grondgebied van Turkije.

Artikel 9

Deze overeenkomst treedt in werking op de datum waarop de partijen elkaar in kennis stellen van de voltooiing van de daartoe benodigde procedures.

Artikel 10

Deze overeenkomst is opgesteld in tweevoud in de Deense, de Duitse, de Engelse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Italiaanse, de Nederlandse, de Portugese, de Spaanse, de Zweedse en de Turkse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek.

Gedaan te Brussel, [...]

Voor de Europese Gemeenschap

[...]

Voor de Republiek Turkije

[...]

Top