EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 61998CJ0456

Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 13 juli 2000.
Centrosteel Srl tegen Adipol GmbH.
Verzoek om een prejudiciële beslissing: Pretore di Brescia - Italië.
Richtlijn 86/653/EEG - Zelfstandige handelsagenten - Nationale regeling volgens welke agentuurovereenkomsten gesloten door personen die niet in register van agenten zijn ingeschreven, nietig zijn.
Zaak C-456/98.

European Court Reports 2000 I-06007

ECLI identifier: ECLI:EU:C:2000:402

61998J0456

Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 13 juli 2000. - Centrosteel Srl tegen Adipol GmbH. - Verzoek om een prejudiciële beslissing: Pretore di Brescia - Italië. - Richtlijn 86/653/EEG - Zelfstandige handelsagenten - Nationale regeling volgens welke agentuurovereenkomsten gesloten door personen die niet in register van agenten zijn ingeschreven, nietig zijn. - Zaak C-456/98.

Jurisprudentie 2000 bladzijde I-06007


Samenvatting
Partijen
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum

Trefwoorden


1. Vrij verkeer van personen - Vrijheid van vestiging - Zelfstandige handelsagenten - Richtlijn 86/653 - Nationale regeling die geldigheid van agentuurovereenkomst afhankelijk stelt van inschrijving van handelsagent in daartoe bestemd register - Ontoelaatbaarheid

(Richtlijn 86/653 van de Raad)

2. Handelingen van de instellingen - Richtlijnen - Uitvoering door lidstaten - Noodzaak doeltreffendheid van richtlijnen te verzekeren - Verplichtingen van nationale rechterlijke instanties

[EG-Verdrag, art. 189, derde alinea (thans art. 249, derde alinea, EG)]

Samenvatting


1. Richtlijn 86/653 inzake de coördinatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake zelfstandige handelsagenten, staat in de weg aan een nationale regeling die de geldigheid van een agentuurovereenkomst afhankelijk stelt van de inschrijving van de handelsagent in het daartoe bestemde register.

( cf. punten 14, 19 en dictum )

2. Bij de toepassing van bepalingen van nationaal recht, ongeacht of zij van vroegere of latere datum dan een richtlijn zijn, moet de nationale rechter deze zoveel mogelijk uitleggen in het licht van de bewoordingen en het doel van de richtlijn, zodat de toepassing ervan in overeenstemming is met de doelstellingen van deze richtlijn.

( cf. punten 16, 19 en dictum )

Partijen


In zaak C-456/98,

betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EG-Verdrag (thans artikel 234 EG) van de Pretore di Brescia (Italië), in het aldaar aanhangige geding tussen

Centrosteel Srl

en

Adipol GmbH,

om een prejudiciële beslissing over de uitlegging van richtlijn 86/653/EEG van de Raad van 18 december 1986 inzake de coördinatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake zelfstandige handelsagenten (PB L 382, blz. 17), alsook van de artikelen van het derde deel, titel III, hoofdstukken 2 en 3, van het EG-Verdrag, betreffende respectievelijk de vrijheid van vestiging en het vrij verrichten van diensten,

wijst

HET HOF VAN JUSTITIE (Eerste kamer),

samengesteld als volgt: L. Sevón, kamerpresident, P. Jann (rapporteur) en M. Wathelet, rechters,

advocaat-generaal: F. G. Jacobs

griffier: R. Grass

gelet op de schriftelijke opmerkingen ingediend door:

- Adipol GmbH, vertegenwoordigd door B. Terrano, advocaat te Triëst, en G. Orlandi, advocaat te Brescia,

- de Italiaanse regering, vertegenwoordigd door U. Leanza, hoofd van de dienst diplomatieke geschillen van het Ministerie van Buitenlandse zaken, als gemachtigde, bijgestaan door P. G. Ferri, avvocato dello Stato,

- de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door M. Patakia en A. Aresu, leden van haar juridische dienst, als gemachtigden,

gezien het rapport van de rechter-rapporteur,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 16 maart 2000,

het navolgende

Arrest

Overwegingen van het arrest


1 Bij beschikking van 24 november 1998, ingekomen bij het Hof op 15 december daaraanvolgend, heeft de Pretore di Brescia krachtens artikel 177 EG-Verdrag (thans artikel 234 EG) drie prejudiciële vragen gesteld over de uitlegging van richtlijn 86/653/EEG van de Raad van 18 december 1986 inzake de coördinatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake zelfstandige handelsagenten (PB L 382, blz. 17; hierna: richtlijn"), alsook van de artikelen van het derde deel, titel III, hoofdstukken 2 en 3, van het EG-Verdrag, betreffende respectievelijk de vrijheid van vestiging en het vrij verrichten van diensten.

2 Deze vragen zijn gerezen in een geding tussen Centrosteel Srl (hierna: Centrosteel"), gevestigd te Brescia (Italië), en Adipol GmbH (hierna: Adipol"), gevestigd te Wenen (Oostenrijk).

3 Uit het dossier van het hoofdgeding blijkt, dat Centrosteel tussen 1989 en 1991 als handelsagent voor Adipol werkzaam was krachtens een tussen partijen gesloten agentuurovereenkomst. Na de verbreking van de overeenkomst vorderde Centrosteel betaling van een bepaald bedrag aan provisie.

4 Toen Adipol dit weigerde, werd de zaak in eerste aanleg voor de Pretore di Brescia gebracht. Volgens verweerster was de agentuurovereenkomst nietig, omdat Centrosteel niet was ingeschreven in het register van agenten en handelsvertegenwoordigers zoals vereist door artikel 2 van de Italiaanse wet nr. 204 van 3 mei 1985 (GURI nr. 119 van 22 mei 1985, blz. 3623; hierna: wet nr. 204").

5 Dat artikel bepaalt, dat bij elke kamer van koophandel een register van agenten en handelsvertegenwoordigers wordt ingesteld, waarin degenen die de werkzaamheid van agent of handelsvertegenwoordiger verrichten of wensen te verrichten, zich moeten inschrijven". Artikel 9 van wet nr. 204 verbiedt degene die niet in het in deze wet bedoelde register is ingeschreven, de werkzaamheid van agent of handelsvertegenwoordiger te verrichten".

6 Volgens de verwijzende rechter is de agentuurovereenkomst gesloten door een persoon die niet is ingeschreven in het betrokken register, volgens vaste Italiaanse rechtspraak nietig wegens schending van de dwingende regel van artikel 9 van wet nr. 204, zodat de betrokkene geen vordering tot betaling van provisie en vergoedingen voor de door hem verrichte werkzaamheid kan instellen.

7 Op een prejudiciële vraag dienaangaande van het Tribunale di Bologna (Italië) heeft het Hof voor recht verklaard, dat de richtlijn in de weg staat aan een nationale regeling die de geldigheid van een agentuurovereenkomst afhankelijk stelt van de inschrijving van de handelsagent in een daartoe bestemd register (arrest van 30 april 1998, Bellone, C-215/97, Jurispr. blz. I-2191).

8 In dat arrest heeft het Hof vastgesteld, dat wat de vorm van de agentuurovereenkomst betreft, artikel 13, lid 2, van de richtlijn als enig geldigheidsvereiste van de overeenkomst een geschrift vermeldt. Aangezien de gemeenschapswetgever het onderwerp exhaustief heeft geregeld, kunnen de lidstaten, buiten het opmaken van een geschrift, geen andere voorwaarde opleggen (arrest Bellone, reeds aangehaald, punt 14).

9 Volgens de verwijzende rechter, die uitgaat van bovengenoemd arrest Bellone, kan dit arrest er niet toe leiden dat wet nr. 204 in het voor hem aanhangige geding buiten toepassing wordt gelaten, aangezien richtlijnen volgens vaste rechtspraak van het Hof geen rechtstreekse werking hebben in de verhouding tussen particulieren onderling. Zijns inziens dient in voorkomend geval dus rechtstreeks te worden verwezen naar bepalingen van het Verdrag, met name die inzake de vrijheid van vestiging en het vrij verrichten van diensten, die anders dan de richtlijnen rechtstreeks en onmiddellijk van toepassing zijn in de nationale rechtsorden. De eventuele onverenigbaarheid van de Italiaanse regeling met deze communautaire beginselen leidt onvermijdelijk tot het buiten toepassing laten van de Italiaanse regeling.

10 In die omstandigheden heeft de verwijzende rechter de behandeling van de zaak geschorst en het Hof de volgende prejudiciële vragen gesteld:

1) Hoe moeten de artikelen 52, 53, 54, 55, 56, 57 en 58 EG-Verdrag worden uitgelegd? Vormen in het bijzonder de artikelen 2 en 9 van Italiaanse wet nr. 204 van 1985, volgens welke eenieder die als handelsagent werkzaam is, in een register moet zijn ingeschreven en de agentuurovereenkomst gesloten door een persoon die niet in dit register is ingeschreven, nietig is, een beperking van de vrijheid van vestiging?

2) Staan de artikelen 52 tot en met 58 van het Verdrag, inzake de vrijheid van vestiging, in de weg aan een nationale regeling die de geldigheid van een agentuurovereenkomst afhankelijk stelt van de inschrijving van de handelsagent in een daartoe bestemd register?

3) Staan de artikelen 59 tot en met 66 van het Verdrag, inzake het vrij verrichten van diensten, in de weg aan een nationale regeling die de geldigheid van een agentuurovereenkomst afhankelijk stelt van de inschrijving van de handelsagent in een daartoe bestemd register?"

De ontvankelijkheid

11 Volgens Adipol, de Italiaanse regering en de Commissie is de prejudiciële verwijzing niet-ontvankelijk op grond dat:

- zij op een verkeerde beoordeling van de feiten berust aangezien Centrosteel niet als handelsagent werkzaam was, maar slechts een aantal betalingen van Adipol heeft ontvangen op grond van een onderlinge afspraak waarvan de geldigheid onzeker is (Adipol);

- de verdragsbepalingen inzake de vrijheid van vestiging en het vrij verrichten van diensten door de partijen niet in het hoofdgeding zijn aangevoerd (Adipol);

- de Italiaanse rechterlijke instanties volgens de regels van het internationaal privaatrecht ter zake geen rechtsmacht bezitten; deze komt enkel toe aan de Oostenrijkse rechterlijke instanties (Commissie);

- de gestelde vragen niet nuttig zijn voor de beslechting van het hoofdgeding (Adipol, Italiaanse regering en Commissie).

12 Afgezien van laatstgenoemd argument, dat in werkelijkheid betrekking heeft op de grond van de zaak en dus samen hiermee zal worden onderzocht, dienen de andere excepties van niet-ontvankelijkheid te worden verworpen om de door de advocaat-generaal in de punten 10 tot en met 27 van zijn conclusie genoemde redenen, die het Hof overneemt.

Ten gronde

13 Om te beginnen moet erop worden gewezen, dat de richtlijn ertoe strekt het recht van de lidstaten inzake de rechtsbetrekkingen tussen de partijen bij een agentuurovereenkomst te harmoniseren, los van enig grensoverschrijdend aspect. Zij heeft dus een ruimere werkingssfeer dan de in het Verdrag geformuleerde fundamentele vrijheden.

14 Verder heeft het Hof zich in bovengenoemd arrest Bellone uitgesproken over een identieke kwestie als die welke in het hoofdgeding aan de orde is, namelijk de geldigheid van een agentuurovereenkomst waarop het Italiaanse recht van toepassing is, wanneer de handelsagent niet is ingeschreven in het register van agenten en handelsvertegenwoordigers. In dat arrest heeft het Hof voor recht verklaard, dat de richtlijn in de weg staat aan een nationale regeling die de geldigheid van een agentuurovereenkomst afhankelijk stelt van de inschrijving van de handelsagent in een dergelijk register.

15 Volgens vaste rechtspraak van het Hof kan een richtlijn zonder passende omzetting in het nationale recht uit zichzelf geen verplichtingen opleggen aan particulieren (arresten van 26 februari 1986, Marshall, 152/84, Jurispr. blz. 723, punt 48, en 14 juli 1994, Faccini Dori, C-91/92, Jurispr. blz. I-3325, punt 20).

16 Uit de rechtspraak van het Hof (arresten van 13 november 1990, Marleasing, C-106/89, Jurispr. blz. I-4135, punt 8; 16 december 1993, Wagner Miret, C-334/92, Jurispr. blz. I-6911, punt 20; arrest Faccini Dori, reeds aangehaald, punt 26, en arrest van 27 juni 2000, Océano Grupo Editorial et Salvat Editores, C-240/98-C-244/98, Jurispr. blz. I-4941, punt 30) blijkt evenwel ook, dat de nationale rechter bij de toepassing van bepalingen van nationaal recht, ongeacht of zij van vroegere of latere datum dan de richtlijn zijn, deze zoveel mogelijk moet uitleggen in het licht van de bewoordingen en het doel van de richtlijn, teneinde het hiermee beoogde resultaat te bereiken en aldus aan artikel 189, derde alinea, EG-Verdrag (thans artikel 249, derde alinea, EG) te voldoen.

17 Aldus dient de verwijzende rechter in een geding waarop de richtlijn van toepassing is en waarvan de feiten dateren van na het verstrijken van de omzettingstermijn van deze richtlijn, bij de toepassing van nationale bepalingen of vaste nationale rechtspraak, zoals in het hoofdgeding, deze aldus uit te leggen dat de toepassing ervan in overeenstemming is met de doelstellingen van de richtlijn. Zoals door de advocaat-generaal in punt 36 van zijn conclusie is opgemerkt, heeft de Corte suprema di cassazione na bovengenoemd arrest Bellone haar rechtspraak kennelijk reeds aldus gewijzigd, dat naar Italiaans recht de agentuurovereenkomst niet meer nietig is wanneer agenten en handelsvertegenwoordigers de bij wet nr. 204 opgelegde verplichting tot inschrijving in het register niet nakomen.

18 Gelet op het voorgaande behoeft, zoals de Italiaanse regering en de Commissie terecht opmerken, niet te worden geantwoord op de vragen van de verwijzende rechter over de verdragsbepalingen inzake de vrijheid van vestiging en het vrij verrichten van diensten, aangezien het geding kan worden beslecht aan de hand van de richtlijn en de rechtspraak van het Hof over de werking van de richtlijnen.

19 In die omstandigheden moet op de vragen worden geantwoord, dat de richtlijn in de weg staat aan een nationale regeling die de geldigheid van een agentuurovereenkomst afhankelijk stelt van de inschrijving van de handelsagent in het daartoe bestemde register. Bij de toepassing van bepalingen van nationaal recht, ongeacht of zij van vroegere of latere datum dan de richtlijn zijn, moet de nationale rechter deze zoveel mogelijk uitleggen in het licht van de bewoordingen en het doel van de richtlijn, zodat de toepassing ervan in overeenstemming is met de doelstellingen van deze richtlijn.

Beslissing inzake de kosten


Kosten

20 De kosten door de Italiaanse regering en de Commissie wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakt, komen niet voor vergoeding in aanmerking. Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechter over de kosten heeft te beslissen.

Dictum


HET HOF VAN JUSTITIE (Eerste kamer),

uitspraak doende op de door de Pretore di Brescia bij beschikking van 24 november 1998 gestelde vragen, verklaart voor recht:

Richtlijn 86/653/EEG van de Raad van 18 december 1986 inzake de coördinatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake zelfstandige handelsagenten, staat in de weg aan een nationale regeling die de geldigheid van een agentuurovereenkomst afhankelijk stelt van de inschrijving van de handelsagent in het daartoe bestemde register. Bij de toepassing van bepalingen van nationaal recht, ongeacht of zij van vroegere of latere datum dan de richtlijn zijn, moet de nationale rechter deze zoveel mogelijk uitleggen in het licht van de bewoordingen en het doel van de richtlijn, zodat de toepassing ervan in overeenstemming is met de doelstellingen van deze richtlijn.

Top