EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32020R0893

Uitvoeringsverordening (EU) 2020/893 van de Commissie van 29 juni 2020 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 houdende nadere uitvoeringsvoorschriften voor enkele bepalingen van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie

C/2020/4239

OJ L 206, 30.6.2020, p. 8–26 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2020/893/oj

30.6.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 206/8


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2020/893 VAN DE COMMISSIE

van 29 juni 2020

tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 houdende nadere uitvoeringsvoorschriften voor enkele bepalingen van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (1), en met name de artikelen 8, 17, 50, 76, 132, 138, 143, 157, 161, 176, 193, 217, 232 en 268,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij de praktische uitvoering van Verordening (EU) nr. 952/2013 (hierna “het wetboek” genoemd) in samenhang met Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie (2) is gebleken dat de uitvoeringsverordening op een aantal punten moet worden gewijzigd om deze beter af te stemmen op de behoeften van de marktdeelnemers en de douanediensten, en om rekening te houden met de ontwikkelingen in de wetgeving en de ontwikkelingen op het gebied van de uitrol van de elektronische systemen die ten behoeve van het wetboek zijn ingevoerd.

(2)

Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft in zijn arrest in zaak C-661/15 (3) artikel 145, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie (4), waarin een termijn van één jaar is vastgelegd voor het bij de bepaling van de douanewaarde in aanmerking nemen van aanpassingen in de prijs van goederen die gebreken vertonen, ongeldig verklaard. Het Hof heeft op basis van het op dat moment geldende douanewetboek (5) geoordeeld dat de schuldenaar de terugbetaling van de rechten bij invoer kon verkrijgen naar rato van de uit de toepassing van artikel 145, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2454/93 voortvloeiende vermindering van de douanewaarde, zolang na de mededeling van die rechten aan de schuldenaar geen termijn van drie jaar is verlopen. Artikel 145, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 2454/93 heeft die mogelijkheid evenwel beperkt tot een termijn van twaalf maanden, aangezien de uit een toepassing van artikel 145, lid 2, van die verordening voortvloeiende wijziging van de douanewaarde slechts in aanmerking kon worden genomen indien de prijswijziging binnen die termijn van twaalf maanden heeft plaatsgevonden. Artikel 145, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 2454/93 was in strijd met artikel 29 van het douanewetboek, junctis artikel 78 en artikel 236, lid 2, van dat douanewetboek. Het was daarom ongeldig. De Verordeningen (EEG) nr. 2913/92 en (EEG) nr. 2454/93 zijn niet langer van kracht, maar artikel 132, onder c), van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 bevat eveneens een verjaringstermijn van één jaar voor het aanpassen van de douanewaarde van gebrekkige goederen. Het moet daarom worden geschrapt zodat duidelijk is dat de in artikel 121, lid 1, onder a), van het wetboek vastgelegde algemene termijn van drie jaar voor het verzoek om terugbetaling of kwijtschelding van rechten die te veel in rekening zijn gebracht, ook van toepassing is op goederen die gebreken vertonen. Omwille van de rechtszekerheid, om te verduidelijken dat de termijn van één jaar in deze gevallen nooit van toepassing had moeten zijn, moet punt c) van artikel 132 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 met terugwerkende kracht vanaf de inwerkingtreding van die verordening worden geschrapt.

(3)

Artikel 182 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 vereist het gebruik van een overeenkomstig artikel 16, lid 1, van het wetboek opgezet elektronisch informatie- en communicatiesysteem voor de indiening, verwerking, opslag en uitwisseling van informatie over summiere aangiften bij binnenbrengen en voor de daaropvolgende uitwisselingen van relevante informatie. Bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/2151 (6) heeft de Commissie besloten een nieuw elektronisch systeem (ICS2) op te zetten ter ondersteuning van de veiligheidsrisicoanalyse vóór aankomst van de douane en daarmee samenhangende controles, namelijk de verwerking van de gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen met het oog op risicoanalyse en controle door de douane en de uitwisseling van daarmee samenhangende informatie. Artikel 182 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 moet derhalve worden gewijzigd om te specificeren voor welke doeleinden het ICS2 moet worden gebruikt en om marktdeelnemers te verplichten, met het oog op de harmonisatie in het douanegebied van de Unie, gebruik te maken van een door de Commissie en de lidstaten ontworpen geharmoniseerde interface voor ondernemers voor het bij de douaneautoriteiten indienen van de gegevens van de summiere aangiften bij binnenbrengen en voor het uitwisselen van daarmee verband houdende informatie.

(4)

In artikel 183 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 zijn de regels vastgelegd voor de indiening van gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen, inclusief de verplichting om deze in specifieke gevallen door verschillende personen te laten indienen overeenkomstig artikel 127, lid 6, van het douanewetboek (meervoudige indiening). De uitrol van het ICS2 in drie releases (release 1, release 2 en release 3) zal een meervoudige indiening van gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen voor de relevante vervoerssectoren en bedrijfsmodellen geleidelijk aan mogelijk maken. Artikel 183 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 moet derhalve worden gewijzigd ter verduidelijking van de regels die van toepassing zijn totdat het ICS2 volledig operationeel is. Het uitgangspunt is de situatie op grond van het bestaande invoercontrolesysteem. Via dat systeem moeten vervoerders bij alle vervoerswijzen (door de lucht, over zee, over de binnenwateren, over de weg en per spoor), met inbegrip van koeriersdiensten, alle gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen in één keer indienen voor goederen waarop de ontheffing in artikel 104 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 van de Commissie (7) niet van toepassing is. Vanaf de uitrol van release 1 van het nieuwe elektronische systeem zullen koeriersdiensten in het vervoer door de lucht bovendien verplicht zijn om de minimale gegevensset voor alle zendingen in te dienen, ongeacht de waarde ervan, en postaanbieders zullen voor de eerste keer verplicht zijn om de minimale gegevensset in te dienen, maar alleen voor goederen in postzendingen met de Unie als eindbestemming. Die minimale gegevensset wordt, in afwachting van release 2 van het nieuwe systeem, overeenkomstig artikel 106 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 beschouwd als de volledige summiere aangifte bij binnenbrengen voor goederen in postzendingen en voor goederen in zendingen met een waarde van niet meer dan 22 EUR beschouwd. Vanaf de eerste dag van de uitroltermijn voor release 2 van het ICS2 zal de meervoudige indiening in het luchtvervoer mogelijk zijn. Luchtvervoerders moeten stoppen met het gebruik van het bestaande invoercontrolesysteem en geleidelijk overschakelen op het nieuwe ICS2 voor het indienen van de relevante set gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen. Vanaf de eerste dag van de uitrol voor release 3 van het nieuwe systeem, zal de meervoudige indiening in de overige vervoerswijzen mogelijk zijn. Vervoerders in die vervoerswijzen moeten stapsgewijs overschakelen op het nieuwe systeem. De lidstaten bepalen vanaf welke datum de marktdeelnemers verplicht zijn om de verschillende releases van het nieuwe systeem te gebruiken overeenkomstig deel I, punt 6, van de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/2151, binnen de daarin vermelde uitroltermijnen. Artikel 183 moet ook worden gewijzigd om de regels te verduidelijken voor het bepalen van het douanekantoor van eerste binnenkomst wanneer de persoon die de gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen invoert de plaats van eerste aankomst in de Unie van het vervoermiddel waarmee de goederen worden vervoerd niet kent.

(5)

De verplichtingen van andere personen dan de vervoerder om informatie te verstrekken aangaande de gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen, moeten van toepassing zijn als de drie releases van het nieuwe systeem worden uitgerold. Bijgevolg moet de algemene verwijzing naar de uitrol van het invoercontrolesysteem in artikel 184 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 worden vervangen door specifiekere verwijzingen naar de drie releases van het ICS2. De verplichting om informatie te verstrekken over goederen die over zee worden vervoerd, moet van toepassing zijn vanaf het moment dat de vervoerder verplicht is om release 3 van het nieuwe systeem te gebruiken. De verplichting om informatie te verstrekken over goederen die door de lucht of per post worden vervoerd, moet van toepassing zijn vanaf het moment dat de vervoerder verplicht is om release 2 van het nieuwe systeem te gebruiken.

(6)

De verplichting van de douaneautoriteiten om de indiening van de gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen te registreren en kennis te geven van die registratie, moet ook aansluiten bij de verschillende releases van het ICS2. Bijgevolg moet de algemene verwijzing naar de uitrol van het invoercontrolesysteem in artikel 185 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 worden vervangen door specifiekere verwijzingen naar de drie releases van het nieuwe systeem. De douaneautoriteiten moeten de gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen vanaf de eerste dag van de uitroltermijn van release 1 van het ICS2 registreren en melden. Na de uitrol van release 2 van dat nieuwe systeem zal meervoudige indiening in bepaalde situaties beschikbaar zijn en daarom moet in artikel 185 ook worden vermeld dat de douaneautoriteiten de vervoerder vanaf die datum onmiddellijk in kennis moeten stellen van de registratie van de gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen door andere marktdeelnemers, indien de vervoerder om kennisgeving heeft gevraagd.

(7)

In artikel 186 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 moeten de termijnen worden verduidelijkt voor de risicoanalyse op basis van de gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen en de nodige maatregelen die in het kader van de risicoanalyse moeten worden genomen. In artikel 186 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 moet als algemeen beginsel worden bepaald dat het douanekantoor van eerste binnenkomst, nadat de summiere aangifte bij binnenbrengen op tijd is ontvangen, de risicoanalyse moet voltooien voordat de goederen in het douanegebied van de Unie aankomen. Deze termijn moet echter korter zijn voor goederen die door de lucht worden gebracht. Het douanekantoor van eerste binnenkomst moet de risicoanalyse voor die goederen zo snel mogelijk na ontvangst van de minimale gegevensset van de summiere aangifte bij binnenbrengen voltooien. Daarnaast moet artikel 186 met het oog op een uniforme toepassing van de douanecontroles ook worden gewijzigd om de stappen te bepalen die het douanekantoor van eerste binnenkomst moet volgen om de risicoanalyse op basis van de gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen te voltooien. Het douanekantoor van eerste binnenkomst moet op grond van de artikelen 46, 47 en 128 van het wetboek met name informatie uitwisselen met de in die gegevens vermelde lidstaten en met de lidstaten die in het ICS2 informatie hebben geregistreerd over veiligheidsrisico’s die overeenstemmen met de gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen, waardoor die andere douaneautoriteiten verplicht zijn om een risicoanalyse te verrichten en bepaalde resultaten van die risicoanalyse beschikbaar te stellen.

(8)

Artikel 186 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 moet ook worden gewijzigd om het douanekantoor van eerste binnenkomst in staat te stellen na de voltooiing van de risicoanalyse de meest geschikte plaats en maatregelen voor het uitvoeren van de controles op de goederen aan te bevelen. Het douanekantoor dat bevoegd is voor de plaats die werd aanbevolen als de meest geschikte plaats voor de controle, moet de mogelijkheid hebben om te kiezen of het de aanbeveling zal opvolgen, maar is hoe dan ook verplicht om het douanekantoor van binnenkomst te informeren of er een controle is geweest en indien dit het geval is, wat de resultaten van die controle waren. Daarnaast is het passend een procedureregel vast te stellen op grond waarvan de douaneautoriteiten gebruik moeten maken van het ICS2 om te informeren over de resultaten van de risicobeoordelingen en de controles in de in artikel 46, lid 5, van het wetboek vermelde gevallen of over elke andere uitwisseling van controleresultaten overeenkomstig artikel 47, lid 2, van het wetboek. Voorts moet de verplichting om bij het aanbrengen van de goederen een risicoanalyse te verrichten, worden uitgebreid naar meer gevallen waarin overeenkomstig Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 een ontheffing van de verplichting tot indiening van een summiere aangifte bij binnenbrengen wordt verleend.

(9)

De titel in artikel 187 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 moet worden gewijzigd om aan te geven dat de daarin vervatte regels tijdelijk zijn, omdat zij alleen van toepassing zijn totdat het ICS2 is uitgerold. De douaneautoriteiten zijn verplicht hun risicoanalyse op basis van de informatie in het bestaande invoercontrolesysteem uit te voeren tot het nieuwe systeem beschikbaar is. In artikel 187 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 moet worden vermeld dat het bestaande invoercontrolesysteem moet worden gebruikt tot de verschillende data van de uitrol van het nieuwe systeem. De verwijzingen naar Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 in artikel 187, lid 5, van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 moeten eveneens worden bijgewerkt. De regels over de onmogelijkheid om goederen vrij te geven voordat de risicoanalyse is uitgevoerd en over de manier waarop de risicoanalyse wordt uitgevoerd na wijziging van de summiere aangifte bij binnenbrengen, moeten ook tijdens de overgangsperiode van toepassing zijn en daarom worden toegevoegd aan artikel 187 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447.

(10)

In de procedureregels voor het wijzigen of ongeldig maken van de summiere aangifte bij binnenbrengen als bedoeld in artikel 188 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 moet een onderscheid worden gemaakt tussen het nieuwe ICS2 en het bestaande invoercontrolesysteem. Het nieuwe systeem moet worden gebruikt voor het indienen van verzoeken om een summiere aangifte bij binnenbrengen te wijzigen of ongeldig te maken. De lidstaten moeten echter de mogelijkheid hebben om de indiening toe te staan van verzoeken in papieren vorm voor het wijzigen of ongeldig maken van aangiften die met het bestaande invoercontrolesysteem zijn ingediend.

(11)

Artikel 189 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 moet worden gewijzigd om een onderscheid te maken tussen de regels voor de uitwijking van luchtvaartuigen en schepen die van toepassing zijn op grond van het bestaande invoercontrolesysteem, en de regels die in het kader van het nieuwe elektronische systeem ICS2 moeten worden toegepast.

(12)

Naar aanleiding van de invoering van het EU-formulier 302 in artikel 1, punt 51, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 moet artikel 207 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 worden gewijzigd om het gebruik van het EU-formulier 302 als bewijs van de douanestatus van Uniegoederen mogelijk te maken.

(13)

Door de wijziging van artikel 141 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 over handelingen die worden geacht een douaneaangifte te vormen, moet artikel 218 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 dienovereenkomstig worden gewijzigd om te verduidelijken in welke gevallen bepaalde douaneformaliteiten bij binnenkomst of uitgaan ook worden geacht te zijn uitgevoerd door een handeling die wordt geacht een douaneaangifte te vormen.

(14)

Naar aanleiding van de overgangsregeling die bij artikel 141, lid 3, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 is ingesteld voor het aangeven van postzendingen door aanbrenging bij de douane in afwachting van de uitrol van release 1 van het ICS2 ter ondersteuning van de veiligheidsrisicoanalyse vóór aankomst van de douane en daarmee samenhangende controles, moet in artikel 220 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 worden verduidelijkt dat de specifieke regels voor de aanvaarding en vrijgave van de postzendingen eveneens overgangsregels zijn.

(15)

Er moeten procedureregels worden vastgesteld voor het gebruik van zowel het NAVO-formulier 302 als het EU-formulier 302 voor andere douaneregelingen dan douanevervoer. Daarom moeten aan Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 de nieuwe artikelen 220 bis en 220 ter worden toegevoegd. Met het oog op de goede werking van de procedureregels moet in artikel 221 van die verordening worden vereist dat de douaneautoriteiten van de lidstaten het douanekantoor (of de douanekantoren) aanwijzen dat (die) verantwoordelijk is (zijn) voor de douaneformaliteiten en -controles met betrekking tot goederen die onder dekking van een NAVO-formulier 302 of een EU-formulier 302 worden vervoerd of gebruikt.

(16)

Artikel 221 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 moet ook worden gewijzigd om te verduidelijken dat het douanekantoor dat is gelegen in de lidstaat waar de verzending of het vervoer van de goederen eindigt, het douanekantoor moet zijn dat bevoegd is om bepaalde rechtenvrije goederen aan te geven voor invoer indien deze goederen voor btw-doeleinden worden aangegeven in het kader van een andere regeling dan de bijzondere regeling voor afstandsverkopen van uit derdelandsgebieden of derde landen ingevoerde goederen, het zogenoemde éénloketsysteem voor invoer, neergelegd in titel XII, hoofdstuk 6, afdeling 4, van Richtlijn 2006/112/EG (8). Het doel is ervoor te zorgen dat op deze goederen het btw-tarief van de lidstaat van bestemming of van verbruik van de goederen wordt geheven.

(17)

Artikel 271 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 moet worden gewijzigd om het geharmoniseerde gebruik van het elektronische systeem voor de gestandaardiseerde uitwisseling van inlichtingen (INF) te bevorderen. Teneinde een uniforme procedure voor de marktdeelnemers vast te leggen voor de invoering van de vereiste gegevenselementen in dit systeem, moeten de betreffende marktdeelnemers een geharmoniseerde interface voor ondernemers gebruiken.

(18)

Naar aanleiding van de invoering in artikel 221 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de verplichting voor lidstaten om een douanekantoor aan te wijzen dat verantwoordelijk is voor alle douaneformaliteiten en -controles met betrekking tot goederen die onder dekking van een NAVO-formulier 302 of een EU-formulier 302 worden vervoerd of gebruikt, wordt artikel 285 van die verordening, waarin is voorzien in dezelfde verplichting maar alleen voor douanevervoer, overbodig en moet dit artikel worden geschrapt. Daarnaast moeten de bepalingen betreffende de levering van NAVO-formulieren 302 en de procedureregels die op het gebruik van die formulieren van toepassing zijn, worden uitgebreid tot douanevervoer onder dekking van EU-formulier 302. De artikelen 285, 286 en 287 van Verordening (EU) 2015/2447 moeten daarom worden gewijzigd en er moeten nieuwe bepalingen worden ingevoegd.

(19)

Artikel 321 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 moet worden gewijzigd om het beëindigen van de regeling Uniedouanevervoer voor goederen die het douanegebied van de Unie via een vaste transportinrichting binnenkomen en de juridische situatie van dergelijke goederen nadat de regeling Uniedouanevervoer is beëindigd, te verduidelijken.

(20)

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 moet worden gewijzigd om in de mogelijkheid te voorzien van een bijzondere aanzuivering van de regeling tijdelijke invoer voor goederen die tijdens militaire activiteiten zijn verbruikt of vernietigd.

(21)

Overeenkomstig artikel 324, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 kunnen marktdeelnemers in aanmerking komen voor de vereenvoudigde aanzuivering van de regeling actieve veredeling IM/EX omdat de veredelingsproducten als wederuitvoer worden aangemerkt. In gevallen waarin onder de regeling actieve veredeling IM/EX geplaatste niet-Uniegoederen onder meer onderworpen zouden zijn aan een handelspolitieke maatregel indien zij voor het vrije verkeer werden aangegeven, is een dergelijke vereenvoudigde aanzuivering evenwel niet toegestaan. Sommige handelspolitieke maatregelen zijn vastgesteld voor het doel van voorafgaand Unietoezicht, dat alleen van toepassing is bij het in het vrije verkeer brengen. Dergelijke maatregelen die van invloed zijn op de toepassing van artikel 324, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447, zijn vastgelegd in Uitvoeringsverordening (EU) 2016/670 van de Commissie (9) met betrekking tot de invoer van bepaalde ijzer- en staalproducten, en in Uitvoeringsverordening (EU) 2018/640 van de Commissie (10) met betrekking tot de invoer van bepaalde aluminiumproducten. Marktdeelnemers zouden vanaf drie jaar vóór de inwerkingtreding van deze wijziging met terugwerkende kracht in aanmerking moeten komen voor de in artikel 324, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 vastgestelde vereenvoudiging, op voorwaarde dat zij de gegevenselementen verstrekken zoals in de relevante toezichtmaatregelen is vereist. Artikel 324, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(22)

Om ervoor te zorgen dat de regeling van uitvoer van goederen die via vaste inrichtingen worden vervoerd, volledig is, moet in artikel 331 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 worden verduidelijkt wanneer deze goederen geacht worden bij de douane te zijn aangebracht.

(23)

Bijlage 23-02 bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 bevat specifieke GN-codes en omschrijvingen van producten die niet langer in gebruik zijn door wijzigingen in het gemeenschappelijk douanetarief (11). Bijlage 23-02 moet daarom worden bijgewerkt, in het bijzonder omdat het de eerste bijwerking is sinds 1 mei 2016, toen het douanewetboek van de Unie, Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 en Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van toepassing werden.

(24)

Om de bedrijfscontinuïteitsprocedure in douanevervoer flexibeler te maken en de formaliteiten en door de douaneautoriteiten gemaakte kosten te verminderen, moet de geldigheid van de in bijlage 72-04 bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 vermelde papieren certificaten van doorlopende zekerheid en certificaten van ontheffing van zekerheidstelling worden verlengd.

(25)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité douanewetboek,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 132 wordt punt c) geschrapt.

2)

De artikelen 182 tot en met 186 worden vervangen door:

Artikel 182

Elektronisch systeem voor summiere aangiften bij binnenbrengen

(Artikel 16 van het wetboek)

1.   Een overeenkomstig artikel 16, lid 1, van het wetboek opgezet elektronisch systeem wordt gebruikt voor:

a)

de indiening, verwerking en opslag van gegevens van de summiere aangiften bij binnenbrengen en andere informatie over die aangiften, die betrekking hebben op de douanerisicoanalyse voor veiligheidsdoeleinden, inclusief ter ondersteuning van de veiligheid van de luchtvaart, en op de maatregelen die op basis van de resultaten van die analyse moeten worden genomen;

b)

de uitwisseling van informatie over de gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen en de resultaten van de risicoanalyse van de summiere aangiften bij binnenbrengen, over andere informatie die nodig is om die risicoanalyse uit te voeren en over maatregelen die zijn genomen op basis van risicoanalyse, inclusief aanbevelingen over de controleplaatsen en de resultaten van die controles;

c)

de uitwisseling van informatie voor het toezicht op en de evaluatie van de uitvoering van de gemeenschappelijke veiligheidsrisicocriteria en -normen en van de controlemaatregelen en prioritaire controlegebieden bedoeld in artikel 46, lid 3, van het wetboek.

De ontwikkeling en de releasedatums van de gefaseerde uitrol van het systeem zijn opgenomen in het project DWU Invoercontrolesysteem 2 (ICS2) in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/2151 van de Commissie (*1).

1 bis.   Marktdeelnemers maken gebruik van een op EU-niveau geharmoniseerde interface voor ondernemers, die door de Commissie en de lidstaten in onderling overleg is ontworpen, voor indieningen, verzoeken om wijziging, verzoeken om ongeldigmaking, verwerking en opslag van de gegevens van summiere aangiften bij binnenbrengen en voor de uitwisseling van daarmee verband houdende informatie met de douaneautoriteiten.

2.   In afwijking van lid 1 van dit artikel wordt, tot de datums waarop het daarin bedoelde elektronische systeem overeenkomstig de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/2151 wordt uitgerold, het elektronisch systeem voor de indiening en uitwisseling van informatie over de in Verordening (EEG) nr. 2454/93 vastgelegde summiere aangiften bij binnenbrengen gebruikt overeenkomstig de artikelen 185, lid 1, artikel 187 en artikel 188, lid 3, van deze verordening.

Artikel 183

Indiening van een summiere aangifte bij binnenbrengen

(Artikel 127, leden 4, 5 en 6 van het wetboek)

1.   Wanneer geen van de ontheffingen van de verplichting tot indiening van een summiere aangifte bij binnenbrengen in artikel 104 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 van toepassing is, worden de gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen voor goederen die door de lucht worden vervoerd, als volgt verstrekt:

a)

luchtvervoerders dienen een volledige summiere aangifte bij binnenbrengen in via het in artikel 182, lid 2, bedoelde elektronische systeem tot de datum die is vastgesteld overeenkomstig de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/2151 voor release 2 van het in artikel 182, lid 1, van deze verordening bedoelde elektronische systeem;

b)

koeriersdiensten dienen het volgende in:

wanneer de intrinsieke waarde van de zending meer dan 22 EUR bedraagt, een volledige summiere aangifte bij binnenbrengen via het in artikel 182, lid 2, bedoelde elektronische systeem tot de datum die in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/2151 is opgenomen als begindatum van de uitroltermijn van release 2 van het in artikel 182, lid 1, van deze verordening bedoelde elektronische systeem;

voor alle zendingen, de in artikel 106, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 bedoelde minimale gegevensset via het in artikel 182, lid 1, van deze verordening bedoelde elektronische systeem, vanaf de datum die is vastgesteld overeenkomstig de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/2151 voor release 1 van dat systeem;

c)

postaanbieders dienen de in artikel 106, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 bedoelde minimale gegevensset in voor zendingen met een lidstaat als eindbestemming via het in artikel 182, lid 1, van deze verordening bedoelde elektronische systeem, vanaf de datum die is vastgesteld overeenkomstig de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/2151 voor release 1 van dat systeem;

d)

door indiening van een of meer gegevenssets via het in artikel 182, lid 1, van deze verordening bedoelde elektronische systeem, vanaf de datum die is vastgesteld overeenkomstig de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/2151 voor de uitrol van release 2 van dat systeem;

1 bis.   Wanneer geen van de ontheffingen van de verplichting tot indiening van een summiere aangifte bij binnenbrengen in artikel 104 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 van toepassing is, worden de gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen voor goederen die over zee, over de binnenwateren, over de weg of per spoor worden vervoerd, als volgt verstrekt:

a)

door indiening van de volledige summiere aangifte bij binnenbrengen via het in artikel 182, lid 2, bedoelde elektronische systeem, tot de datum die is vastgesteld overeenkomstig de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/2151 voor de uitrol van release 3 van het in artikel 182, lid 1, van deze verordening bedoelde elektronische systeem;

b)

door indiening van een of meer gegevenssets via het in artikel 182, lid 1, van deze verordening bedoelde elektronische systeem, vanaf de datum die is vastgesteld overeenkomstig de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/2151 voor de uitrol van release 3 van dat systeem.

2.   Wanneer de summiere aangifte bij binnenbrengen wordt ingediend door indiening van meer dan één gegevensset of door de indiening van de in artikel 106, leden 2 en 2 bis, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 bedoelde minimale gegevensset, doet de persoon die de gedeeltelijke of de minimale gegevensset indient dit bij het douanekantoor dat, naar zijn of haar weten, het douanekantoor van eerste binnenkomst moet zijn. Indien die persoon niet weet in welke plaats in het douanegebied van de Unie het vervoermiddel waarmee de goederen worden vervoerd naar verwachting als eerste aankomt, kan het douanekantoor van eerste binnenkomst worden bepaald op basis van de plaats waarnaar de goederen zijn verzonden.

Artikel 184

Verplichting te informeren ten aanzien van de verstrekking van gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen door andere personen dan de vervoerder

(Artikel 127, lid 6, van het wetboek)

1.   Vanaf de datum die overeenkomstig de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/2151 is vastgesteld voor de uitrol van release 3 van het in artikel 182, lid 1, van deze verordening bedoelde elektronische systeem, in de gevallen als bedoeld in artikel 112, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446, vermeldt de vervoerder en eenieder die een cognossement afgeeft in de gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen de identiteit van eenieder die een vervoersovereenkomst met hen heeft gesloten en de vereiste gegevens voor de summiere aangifte bij binnenbrengen niet aan hen heeft verstrekt.

Wanneer de geadresseerde die is vermeld op het cognossement als iemand die geen onderliggende cognossementen heeft, de vereiste gegevens niet ter beschikking stelt aan de persoon die het cognossement afgeeft, vermeldt deze persoon de identiteit van de geadresseerde in de gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen.

2.   Vanaf de datum die is vastgesteld overeenkomstig de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/2151 voor de uitrol van release 3 van het in artikel 182, lid 1, van deze verordening bedoelde elektronische systeem, in de gevallen als bedoeld in artikel 112, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446, stelt de persoon die het cognossement afgeeft de persoon die de vervoersovereenkomst met hem heeft gesloten in kennis van de afgifte van dit cognossement.

In het geval van een gezamenlijke ladingovereenkomst voor goederen stelt de persoon die het cognossement afgeeft, de persoon met wie hij deze overeenkomst sluit in kennis van de afgifte van dit cognossement.

3.   Vanaf de datum die is vastgesteld overeenkomstig de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/2151 voor de uitrol van release 2 van het in artikel 182, lid 1, van deze verordening bedoelde elektronische systeem, in de gevallen als bedoeld in artikel 113, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446, vermeldt de vervoerder en eenieder die een luchtvrachtbrief afgeeft in de gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen de identiteit van eenieder die een vervoersovereenkomst met hen heeft gesloten of een luchtvrachtbrief voor dezelfde goederen heeft afgegeven, en de vereiste gegevens voor de summiere aangifte bij binnenbrengen niet aan hen beschikbaar heeft gesteld.

4.   Vanaf de datum die is vastgesteld overeenkomstig de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/2151 voor de uitrol van release 2 van het in artikel 182, lid 1, van deze verordening bedoelde elektronische systeem, in de gevallen als bedoeld in artikel 113, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446, stelt de persoon die een luchtvrachtbrief afgeeft de persoon die de vervoersovereenkomst met hem heeft gesloten in kennis van de afgifte van deze luchtvrachtbrief.

In het geval van een gezamenlijke ladingovereenkomst voor goederen stelt de persoon die de luchtvrachtbrief afgeeft, de persoon met wie hij deze overeenkomst sluit in kennis van de afgifte van deze luchtvrachtbrief.

5.   Vanaf de datum die is vastgesteld overeenkomstig de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/2151 voor de uitrol van release 2 van het in artikel 182, lid 1, van deze verordening bedoelde elektronische systeem, in de gevallen als bedoeld in artikel 113 bis, leden 2 en 3, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446, vermeldt de vervoerder in de gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen de identiteit van de postaanbieder of koeriersdienst die de vereiste gegevens voor de summiere aangifte bij binnenbrengen niet aan hem beschikbaar stelt.

Artikel 185

Registratie van de summiere aangifte bij binnenbrengen

(Artikel 127, lid 1, van het wetboek)

1.   De douaneautoriteiten registreren de summiere aangifte bij binnenbrengen na de ontvangst ervan en stellen de aangever of zijn of haar vertegenwoordiger onmiddellijk van de registratie in kennis en delen aan die persoon de MRN van de summiere aangifte bij binnenbrengen en de datum van registratie mee.

2.   Vanaf de datum die is vastgesteld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/2151 als startdatum van de uitroltermijn van release 1 van het in artikel 182, lid 1, van deze verordening bedoelde elektronische systeem, wanneer de gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen worden verstrekt door de indiening van ten minste de in artikel 106, leden 2 en 2 bis, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 bedoelde minimale gegevensset of door de indiening van meer dan één gegevensset:

a)

registreren de douaneautoriteiten na ontvangst elke indiening van gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen;

b)

stellen zij de persoon die de gegevensset heeft ingediend onmiddellijk van de registratie in kennis en

c)

delen zij deze persoon de MRN mee van elke indiening, evenals de datum van registratie van elke indiening.

3.   De douaneautoriteiten stellen de vervoerder onmiddellijk in kennis van de registratie, op voorwaarde dat de vervoerder heeft gevraagd in kennis te worden gesteld en toegang heeft tot de elektronische systemen zoals bedoeld in artikel 182 van deze verordening, in elk van de volgende gevallen:

a)

wanneer de summiere aangifte bij binnenbrengen wordt ingediend door een persoon zoals bedoeld in artikel 127, lid 4, tweede alinea, van het wetboek;

b)

wanneer gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen worden verstrekt in overeenstemming met artikel 127, lid 6, van het wetboek.

4.   De verplichting om de vervoerder in de in lid 3, onder b), bedoelde gevallen in kennis te stellen, is van toepassing met ingang van de datum die in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/2151 is vastgesteld als startdatum van de uitroltermijn van release 2 van het in artikel 182, lid 1, van deze verordening bedoelde elektronische systeem, op voorwaarde dat de vervoerder toegang heeft tot dat systeem.

Artikel 186

Risicoanalyse en controles met betrekking tot de summiere aangiften bij binnenbrengen

(Artikel 46, leden 3 en 5, artikel 47, lid 2, en artikel 128 van het wetboek)

1.   De risicoanalyse wordt voltooid vóór de aankomst van de goederen bij het douanekantoor van eerste binnenkomst, op voorwaarde dat de summiere aangifte bij binnenbrengen is ingediend binnen de in de artikelen 105 tot en met 109 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 vastgestelde termijnen, tenzij een risico wordt vastgesteld of een aanvullende risicoanalyse moet worden uitgevoerd.

Onverminderd de eerste alinea wordt zo snel mogelijk na ontvangst van de minimale gegevensset van de summiere aangifte bij binnenbrengen als bedoeld in artikel 106, leden 2 en 2 bis, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 een eerste risicoanalyse uitgevoerd betreffende goederen die door de lucht in het douanegebied van de Unie worden gebracht.

2.   Het douanekantoor van eerste binnenkomst voltooit de hoofdzakelijk voor veiligheidsdoeleinden verrichte risicoanalyse na de volgende uitwisseling van informatie via het in artikel 182, lid 1, bedoelde systeem:

a)

Het douanekantoor van eerste binnenkomst stelt onmiddellijk na registratie de gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen beschikbaar aan de douaneautoriteiten van de lidstaten die in deze gegevens zijn vermeld en aan de douaneautoriteiten van de andere lidstaten die in het systeem informatie hebben opgenomen over veiligheidsrisico’s die in overeenstemming zijn met de gegevens van die summiere aangifte bij binnenbrengen.

b)

Binnen de in de artikelen 105 tot en met 109 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 vastgestelde termijnen, verrichten de onder a) van dit lid bedoelde douaneautoriteiten van de lidstaten een risicoanalyse hoofdzakelijk voor veiligheidsdoeleinden en indien zij een risico vaststellen, stellen zij de resultaten beschikbaar aan het douanekantoor van eerste binnenkomst.

c)

Het douanekantoor van eerste binnenkomst houdt rekening met de informatie over de resultaten van de risicoanalyse die is verstrekt door de onder a) bedoelde douaneautoriteiten van de lidstaten, om de risicoanalyse te voltooien.

d)

Het douanekantoor van eerste binnenkomst stelt de resultaten van de voltooide risicoanalyse beschikbaar aan de douaneautoriteiten van de lidstaten die aan de risicoanalyse hebben bijgedragen en aan diegenen die mogelijk betrokken zijn bij de overbrenging van de goederen.

e)

Het douanekantoor van eerste binnenkomst stelt de volgende personen in kennis van de voltooiing van de risicoanalyse, op voorwaarde dat zij hebben gevraagd in kennis te worden gesteld en toegang hebben tot het elektronische systeem als bedoeld in artikel 182, lid 1:

i)

de aangever of zijn of haar vertegenwoordiger;

ii)

de vervoerder, indien dit niet de aangever of zijn of haar vertegenwoordiger is.

3.   Wanneer het douanekantoor van eerste binnenkomst nadere informatie over de gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen nodig heeft voor de voltooiing van de risicoanalyse, wordt deze analyse voltooid nadat die informatie is verstrekt.

Daartoe verzoekt het douanekantoor van eerste binnenkomst de indiener van de summiere aangifte bij binnenbrengen om deze informatie, of, indien van toepassing, de persoon die de gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen heeft ingediend. Wanneer deze persoon niet de vervoerder is, stelt het douanekantoor van eerste binnenkomst de vervoerder in kennis, op voorwaarde dat de vervoerder heeft gevraagd in kennis te worden gesteld en toegang heeft tot het elektronische systeem zoals bedoeld in artikel 182, lid 1.

4.   Wanneer het douanekantoor van eerste binnenkomst gegronde redenen heeft om te vermoeden dat door de lucht gebrachte goederen een ernstige bedreiging vormen voor de luchtvaart, verlangt het dat de zending alvorens in een luchtvaartuig te worden geladen dat het douanegebied van de Unie tot bestemming heeft, wordt doorgelicht als hoogrisicovracht en -post in overeenstemming met punt 6.7 van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1998 van de Commissie (*2) en punt 6.7.3 van de bijlage bij Uitvoeringsbesluit C(2015) 8005 final van de Commissie van 16 november 2015 tot vaststelling van gedetailleerde maatregelen voor de tenuitvoerlegging van de gemeenschappelijke basisnormen inzake luchtvaartbeveiliging, zoals vermeld in artikel 18, onder a), van Verordening (EG) nr. 300/2008.

Het douanekantoor van eerste binnenkomst stelt de volgende personen in kennis, op voorwaarde dat zij toegang hebben tot het elektronische systeem als bedoeld in artikel 182, lid 1, van deze verordening:

a)

de aangever of zijn of haar vertegenwoordiger;

b)

de vervoerder, indien dit niet de aangever of zijn of haar vertegenwoordiger is.

Na deze kennisgeving verstrekt de indiener van de summiere aangifte bij binnenbrengen of, indien van toepassing, de persoon die de gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen heeft ingediend, het douanekantoor van eerste binnenkomst de resultaten van die screening en alle andere bijbehorende relevante informatie. De risicoanalyse wordt pas voltooid nadat deze informatie is verstrekt.

5.   Wanneer het douanekantoor van eerste binnenkomst redelijke gronden heeft om aan te nemen dat de door de lucht gebrachte goederen of de in containers vervoerde goederen die over zee worden gebracht, als bedoeld in artikel 105, onder a), van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446, een zodanig ernstig veiligheidsrisico inhouden dat onmiddellijk optreden is vereist, gelast het dat de goederen niet op het desbetreffende vervoermiddel worden geladen.

Het douanekantoor van eerste binnenkomst stelt de volgende personen in kennis, op voorwaarde dat zij toegang hebben tot het elektronische systeem als bedoeld in artikel 182, lid 1, van deze verordening:

a)

de aangever of zijn of haar vertegenwoordiger;

b)

de vervoerder, indien dit niet de aangever of zijn of haar vertegenwoordiger is.

Die kennisgeving geschiedt onmiddellijk na de ontdekking van het desbetreffende risico en, in geval van in containers vervoerde goederen die over zee worden gebracht, als bedoeld in artikel 105, onder a), van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446, uiterlijk 24 uur na ontvangst van de summiere aangifte bij binnenbrengen of, indien van toepassing, van de gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen door de vervoerder.

Het douanekantoor van eerste binnenkomst stelt tevens onmiddellijk de douaneautoriteiten van alle lidstaten van die kennisgeving in kennis en stelt de relevante gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen aan hen beschikbaar.

6.   Wanneer is vastgesteld dat een zending een zodanige bedreiging vormt dat bij aankomst van het vervoermiddel een onmiddellijk optreden is vereist, gaat het douanekantoor van eerste binnenkomst bij aankomst van de goederen over tot actie.

7.   Na voltooiing van de risicoanalyse kan het douanekantoor van eerste binnenkomst via het in artikel 182, lid 1, bedoelde elektronische systeem de meest geschikte plaats en maatregelen voor het uitvoeren van een controle aanbevelen.

Het douanekantoor dat bevoegd is voor de plaats die is aanbevolen als de meest geschikte plaats voor de controle, besluit over de controle en stelt de resultaten van dat besluit via het in artikel 182, lid 1, bedoelde elektronische systeem beschikbaar aan alle douanekantoren die mogelijk bij de overbrenging van de goederen zijn betrokken, ten laatste op het moment van het aanbrengen van de goederen bij het douanekantoor van eerste binnenkomst.

7 bis.   In de gevallen als bedoeld in artikel 46, lid 5, en artikel 47, lid 2, van het wetboek, stellen de douanekantoren de resultaten van hun douanecontroles beschikbaar aan de andere douaneautoriteiten van de lidstaten via het in artikel 182, lid 1, van deze verordening bedoelde elektronische systeem, en wisselen zij de risicorelevante informatie uit via het in artikel 36 van deze verordening bedoelde systeem.

8.   Wanneer goederen waarvoor in overeenstemming met artikel 104, lid 1, onder c) tot en met k), m), en n), en artikel 104, leden 2, 3 en 4, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 een ontheffing van de verplichting tot indiening van een summiere aangifte bij binnenbrengen is verleend, het douanegebied van de Unie worden binnengebracht, wordt bij aanbrenging van de goederen een risicoanalyse uitgevoerd.

9.   Bij de douane aangebrachte goederen kunnen voor een douaneregeling worden vrijgegeven of wederuitgevoerd zodra de risicoanalyse is uitgevoerd en de resultaten van de risicoanalyse en, in voorkomend geval, de maatregelen die zijn genomen, dit mogelijk maken.

10.   De risicoanalyse wordt ook uitgevoerd als de gegevens van de summiere aangifte voor binnenbrengen in overeenstemming met artikel 129 van het wetboek zijn gewijzigd. In dat geval wordt, onverminderd de in de derde alinea van lid 5 van dit artikel neergelegde termijn voor in containers vervoerde goederen die over zee worden gebracht, de risicoanalyse onmiddellijk na ontvangst van de gegevens voltooid, tenzij een risico wordt vastgesteld of een aanvullende risicoanalyse moet worden uitgevoerd.

(*1)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/2151 van de Commissie van 13 december 2019 tot vaststelling van het werkprogramma voor de ontwikkeling en de uitrol van de elektronische systemen waarin het douanewetboek van de Unie voorziet (PB L 325 van 16.12.2019, blz. 168)."

(*2)  Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1998 van de Commissie van 5 november 2015 tot vaststelling van gedetailleerde maatregelen voor de tenuitvoerlegging van de gemeenschappelijke basisnormen op het gebied van de beveiliging van de luchtvaart (PB L 299 van 14.11.2015, blz. 1).”."

3)

Artikel 187 wordt als volgt gewijzigd:

a)

de titel en lid 1 worden vervangen door:

Artikel 187

Overgangsbepalingen voor risicoanalyse

(Artikel 128 van het wetboek)

1.   In afwijking van artikel 186 van deze verordening, tot de data die zijn vastgesteld overeenkomstig de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/2151 voor de uitrol van het in artikel 182, lid 1, van deze verordening bedoelde elektronische systeem, wordt de risicoanalyse gebaseerd op de informatie in de summiere aangiften bij binnenbrengen die overeenkomstig de voorschriften van dit artikel via het in artikel 182, lid 2, van deze verordening bedoelde elektronische systeem zijn ingediend en uitgewisseld.”.

b)

lid 5 wordt vervangen door:

“5.   Wanneer goederen waarvoor in overeenstemming met artikel 104, lid 1, onder c) tot en met k), m) en n), en artikel 104, leden 2, 3, en 4, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 een ontheffing van de verplichting tot indiening van een summiere aangifte bij binnenbrengen is verleend, het douanegebied van de Unie worden binnengebracht, wordt de risicoanalyse uitgevoerd wanneer de goederen worden aangebracht op basis van de aangifte tot tijdelijke opslag of de douaneaangifte voor deze goederen, indien deze beschikbaar zijn.”.

c)

de volgende leden 6 en 7 worden toegevoegd:

“6.   Bij de douane aangebrachte goederen kunnen voor een douaneregeling worden vrijgegeven of wederuitgevoerd zodra de risicoanalyse is uitgevoerd en de resultaten van de risicoanalyse en, in voorkomend geval, de maatregelen die zijn genomen, dit mogelijk maken.

7.   De risicoanalyse wordt ook uitgevoerd als de gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen in overeenstemming met artikel 129 van het wetboek zijn gewijzigd. In dat geval wordt, onverminderd de in lid 3 van dit artikel neergelegde termijn voor in containers vervoerde goederen die over zee worden gebracht, de risicoanalyse onmiddellijk na ontvangst van de gegevens voltooid, tenzij een risico wordt vastgesteld of een aanvullende risicoanalyse moet worden uitgevoerd.”.

4)

De artikelen 188 en 189 worden vervangen door:

Artikel 188

Wijziging en ongeldigmaking van een summiere aangifte bij binnenbrengen

(Artikel 129, lid 1, van het wetboek)

1.   Het in artikel 182, lid 1, bedoelde elektronische systeem wordt gebruikt voor het indienen van een verzoek tot wijziging of ongeldigmaking van een summiere aangifte bij binnenbrengen of van de gegevens daarin.

Wanneer verschillende personen verzoeken om een wijziging of een ongeldigmaking van de gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen, mogen elk van deze personen alleen verzoeken om een wijziging of ongeldigmaking van de gegevens die zij zelf hebben ingediend.

2.   De douaneautoriteiten stellen onmiddellijk de indiener van het verzoek tot wijziging of ongeldigmaking in kennis van hun besluit om het te registreren of te weigeren.

Wanneer de wijzigingen of de ongeldigmaking van de gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen worden ingediend door een andere persoon dan de vervoerder, stellen de douaneautoriteiten ook de vervoerder in kennis, op voorwaarde dat de vervoerder heeft gevraagd in kennis te worden gesteld en toegang heeft tot het elektronische systeem zoals bedoeld in artikel 182, lid 1.

3.   In afwijking van lid 1 van dit artikel kunnen de lidstaten toestaan dat verzoeken tot wijziging of ongeldigmaking van de gegevens van een summiere aangifte bij binnenbrengen die zijn ingediend met gebruikmaking van het in artikel 182, lid 2, bedoelde elektronische systeem, worden gedaan met behulp van andere middelen dan de in artikel 6, lid 1, van het wetboek bedoelde elektronische gegevensverwerkingstechnieken.”.

Artikel 189

Uitwijking van een zeeschip of luchtvaartuig dat het douanegebied van de Unie binnenkomt

(Artikel 133 van het wetboek)

1.   Wanneer een zeeschip of een luchtvaartuig, na de summiere aangifte bij binnenbrengen in het in artikel 182, lid 2, bedoelde elektronische systeem te hebben ingediend, uitwijkt en naar verwachting in de eerste plaats aankomt bij een douanekantoor in een lidstaat die niet is vermeld als een land dat deel uitmaakt van het vervoerstraject in de summiere aangifte bij binnenbrengen, deelt de exploitant van dat vervoermiddel deze uitwijking mee aan het douanekantoor dat is vermeld als het douanekantoor van eerste binnenkomst in de summiere aangifte bij binnenbrengen en dient de kennisgeving van aankomst in bij het feitelijke douanekantoor van eerste binnenkomst.

De eerste alinea van dit artikel is niet van toepassing wanneer de goederen in overeenstemming met artikel 141 van het wetboek onder de regeling douanevervoer het douanegebied van de Unie zijn binnengebracht.

2.   Het douanekantoor dat in de summiere aangifte bij binnenbrengen als het douanekantoor van eerste binnenkomst is vermeld, stelt, onmiddellijk na te zijn geïnformeerd in overeenstemming met lid 1, het douanekantoor dat volgens die informatie het douanekantoor van eerste binnenkomst is in kennis van de uitwijking. Het zorgt ervoor dat het douanekantoor van eerste binnenkomst beschikt over de relevante gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen en de resultaten van de risicoanalyse.

3.   Vanaf de datum die in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/2151 is vastgesteld als startdatum van de uitroltermijn van release 2 van het in artikel 182, lid 1, van deze verordening bedoelde elektronische systeem, wanneer een luchtvaartuig is uitgeweken en in de eerste plaats is aangekomen bij een douanekantoor in een lidstaat die niet is vermeld als een land dat deel uitmaakt van het vervoerstraject in de summiere aangifte bij binnenbrengen, vraagt het feitelijke douanekantoor van eerste binnenkomst de gegevens op van de summiere aangifte bij binnenbrengen, de resultaten van risicoanalyses en de door het verwachte douanekantoor van eerste binnenkomst gedane controleaanbevelingen.

4.   Vanaf de datum die in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/2151 is vastgesteld als startdatum van de uitroltermijn van release 3 van het in artikel 182, lid 1, van deze verordening bedoelde elektronische systeem, wanneer een zeeschip is uitgeweken en in de eerste plaats is aangekomen bij een douanekantoor in een lidstaat die niet is vermeld als een land dat deel uitmaakt van het vervoerstraject in de summiere aangifte bij binnenbrengen, vraagt het feitelijke douanekantoor van eerste binnenkomst via dat systeem de gegevens op van de summiere aangifte bij binnenbrengen, de resultaten van risicoanalyses en de door het verwachte douanekantoor van eerste binnenkomst gedane controleaanbevelingen.”.

5)

Artikel 207 wordt vervangen door:

Artikel 207

Bewijs van de douanestatus van Uniegoederen op ATA- of TIR-carnets of formulieren 302

(Artikel 6, lid 3, en artikel 153, lid 2, van het wetboek)

1.   Overeenkomstig artikel 127 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 worden Uniegoederen op een TIR- of ATA-carnet of op een NAVO-formulier 302 of op een EU-formulier 302 geïdentificeerd door vermelding van de code “T2L” of “T2LF”. De houder van de regeling kan een van deze codes, indien van toepassing, samen met zijn handtekening op de desbetreffende documenten zetten in het vak dat bestemd is voor de omschrijving van de goederen, alvorens de documenten voor waarmerking over te leggen aan het douanekantoor van vertrek. De passende code “T2L” of “T2LF” wordt gewaarmerkt met het stempel van het douanekantoor van vertrek en de handtekening van de bevoegde ambtenaar.

In geval van een elektronisch NAVO-formulier 302 of een elektronisch EU-formulier 302 kan de houder van de regeling ook een van deze codes opnemen in de gegevens van het formulier 302. In dat geval verricht het kantoor van vertrek de waarmerking in elektronische vorm.

2.   Wanneer het TIR-carnet, het ATA-carnet, het NAVO-formulier 302 of het EU-formulier 302 zowel op Uniegoederen als op niet-Uniegoederen betrekking heeft, moeten deze goederen afzonderlijk worden vermeld op het document en moet de code “T2L” of “T2LF”, naargelang het geval, zodanig worden ingevuld dat deze duidelijk alleen betrekking heeft op Uniegoederen.”.

6)

In artikel 218 wordt de titel en de inleidende zin vervangen door:

Artikel 218

Douaneformaliteiten die geacht worden te zijn verricht door een handeling als bedoeld in artikel 141, leden 1, 2, 4, 4 bis, 5, 6, 7 en 8, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446

(Artikel 6, lid 3, onder a), artikel 139, artikel 158, lid 2, artikel 172, artikel 194, en artikel 267 van het wetboek)

Voor de toepassing van de artikelen 138, 139 en 140 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 worden de volgende douaneformaliteiten, naargelang het geval, geacht te zijn verricht door een handeling als bedoeld in artikel 141, leden 1, 2, 4, 4 bis, 5, 6, 7 en 8, van die gedelegeerde verordening:”.

7)

Artikel 220 wordt vervangen door:

Artikel 220

Overgangsbepalingen voor goederen in postzendingen

(Artikel 158, lid 2, en de artikelen 172 en 194 van het wetboek)

1.   Voor de toepassing van artikel 138 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 wordt de douaneaangifte voor goederen als bedoeld in artikel 141, lid 3, van die gedelegeerde verordening geacht te zijn aanvaard en worden de goederen geacht te zijn vrijgegeven op het tijdstip waarop de goederen aan de geadresseerde ter beschikking worden gesteld.

2.   Wanneer het niet mogelijk was de goederen aan de geadresseerde ter beschikking te stellen, wordt de douaneaangifte geacht niet te zijn ingediend.

De goederen die niet aan de geadresseerde ter beschikking zijn gesteld, worden geacht in tijdelijke opslag te zijn totdat zij worden vernietigd, wederuitgevoerd of anderszins verwijderd in overeenstemming met artikel 198 van het wetboek.”.

8)

De volgende artikelen 220 bis en 220 ter worden ingevoegd:

Artikel 220 bis

Procedureregels voor het gebruik van het NAVO-formulier 302 voor andere douaneregelingen dan douanevervoer

(Artikel 6, lid 3, en artikel 158, lid 2, van het wetboek)

1.   Het douanekantoor dat is aangewezen door de lidstaat waar de militaire activiteit op het douanegebied van de Unie aanvangt, voorziet de NAVO-strijdkrachten op zijn grondgebied van NAVO-formulieren 302 die:

a)

vooraf zijn gewaarmerkt met het stempel en de handtekening van een ambtenaar van dat kantoor;

b)

zijn voorzien van een serienummer;

c)

voorzien zijn van het volledige adres van dat aangewezen douanekantoor op het terugzendingsexemplaar van het NAVO-formulier 302.

2.   Op het tijdstip van verzending van de goederen:

a)

dienen de NAVO-strijdkrachten de gegevens van het NAVO-formulier 302 elektronisch in bij het aangewezen douanekantoor;

b)

verklaren zij op het NAVO-formulier 302 dat de goederen onder hun toezicht worden vervoerd en waarmerken zij deze verklaring met hun handtekening, stempel en datum.

3.   Wanneer de NAVO-strijdkrachten handelen overeenkomstig lid 2, onder b), wordt door hen onmiddellijk een kopie van het NAVO-formulier 302 verstrekt aan het douanekantoor dat is aangewezen als verantwoordelijk voor de douaneformaliteiten en -controles met betrekking tot de NAVO-strijdkrachten die de goederen verzenden of voor rekening waarvan de goederen worden verzonden.

De andere exemplaren van het NAVO-formulier 302 begeleiden de zending naar de NAVO-strijdkrachten van bestemming, die deze bij aankomst van de goederen stempelen en ondertekenen.

Op het moment van aankomst van de goederen worden twee exemplaren van het formulier gegeven aan het douanekantoor dat is aangewezen als verantwoordelijk voor de douaneformaliteiten en -controles met betrekking tot de NAVO-strijdkrachten van bestemming.

Het aangewezen douanekantoor behoudt één exemplaar en stuurt het tweede exemplaar terug aan het douanekantoor dat verantwoordelijk is voor de douaneformaliteiten en -controles met betrekking tot de NAVO-strijdkrachten die de goederen verzenden of voor rekening waarvan de goederen worden verzonden.

Artikel 220 ter

Procedureregels voor het gebruik van het EU-formulier 302 voor andere douaneregelingen dan douanevervoer

(Artikel 6, lid 3, en artikel 158, lid 2, van het wetboek)

1.   Het douanekantoor dat is aangewezen door de lidstaat waar de militaire activiteit op het douanegebied van de Unie aanvangt, voorziet de strijdkrachten van een lidstaat op zijn grondgebied van EU-formulieren 302 die:

a)

vooraf zijn gewaarmerkt met het stempel en de handtekening van een ambtenaar van dat kantoor;

b)

zijn voorzien van een serienummer;

c)

voorzien zijn van het volledige adres van dat aangewezen douanekantoor op het terugzendingsexemplaar van het EU-formulier 302.

2.   Op het tijdstip van verzending van de goederen:

a)

dienen de strijdkrachten van de lidstaten de gegevens van het EU-formulier 302 elektronisch in bij het aangewezen douanekantoor;

b)

verklaren zij op het EU-formulier 302 dat de goederen onder hun toezicht worden vervoerd en waarmerken zij deze verklaring met hun handtekening, stempel en datum.

3.   Wanneer de strijdkrachten van de lidstaat handelen overeenkomstig lid 2, onder b), wordt door hen onmiddellijk een kopie van het EU-formulier 302 verstrekt aan het douanekantoor dat is aangewezen al verantwoordelijk voor de douaneformaliteiten en -controles met betrekking tot de strijdkrachten van de lidstaat die de goederen verzendt of voor rekening waarvan de goederen worden verzonden.

De andere exemplaren van het EU-formulier 302 begeleiden de zending naar de strijdkrachten van de lidstaat van bestemming, die deze bij aankomst van de goederen stempelen en ondertekenen.

Op het moment van aankomst van de goederen worden twee exemplaren van het formulier gegeven aan het douanekantoor dat is aangewezen als verantwoordelijk voor de douaneformaliteiten en -controles met betrekking tot de strijdkrachten van de lidstaat van bestemming.

Het aangewezen douanekantoor behoudt één exemplaar en stuurt het tweede exemplaar terug aan het douanekantoor dat verantwoordelijk is voor de douaneformaliteiten en -controles met betrekking tot de strijdkrachten van de lidstaat die de goederen verzendt of voor rekening waarvan de goederen worden verzonden.”.

9)

In artikel 221 worden de volgende leden 4, 5 en 6 toegevoegd:

“4.   Het douanekantoor dat bevoegd is voor het voor het vrije verkeer aangeven van goederen in een zending die overeenkomstig artikel 23, lid 1, of artikel 25, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1186/2009 van de Raad (*3) een vrijstelling van invoerrechten geniet, in het kader van een andere btw-regeling dan de in titel XII, hoofdstuk 6, afdeling 4, van Richtlijn 2006/112/EG van de Raad (*4) neergelegde bijzondere regeling voor afstandsverkopen van uit derdelandsgebieden of derde landen ingevoerde goederen, is een douanekantoor dat is gelegen in de lidstaat waar de verzending of het vervoer van de goederen eindigt.

5.   De douaneautoriteit in elke lidstaat op wiens grondgebied NAVO-strijdkrachten zijn gestationeerd die in aanmerking komen voor het gebruik van NAVO-formulier 302, wijst het douanekantoor (of de douanekantoren) aan dat (die) verantwoordelijk is (zijn) voor de douaneformaliteiten en -controles met betrekking tot goederen die in het kader van militaire activiteiten worden vervoerd of gebruikt.

6.   De douaneautoriteit in elke lidstaat wijst het douanekantoor (of de douanekantoren) aan dat (die) verantwoordelijk is (zijn) voor de douaneformaliteiten en -controles met betrekking tot goederen die onder dekking van het EU-formulier 302 in het kader van militaire activiteiten worden vervoerd of gebruikt.

(*3)  Verordening (EG) nr. 1186/2009 van de Raad van 16 november 2009 betreffende de instelling van een communautaire regeling inzake douanevrijstellingen (PB L 324 van 10.12.2009, blz. 23)."

(*4)  Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1).”."

10)

Artikel 271 wordt als volgt gewijzigd:

a)

het volgende lid 1 bis wordt ingevoegd:

“1 bis.   Marktdeelnemers gebruiken voor de gestandaardiseerde uitwisseling van inlichtingen (INF) in het kader van de in lid 1 bedoelde procedures een op EU-niveau geharmoniseerde interface voor ondernemers die in onderling overleg door de Commissie en de lidstaten is ontworpen.”;

b)

lid 2 wordt vervangen door:

“2.   De leden 1 en 1 bis van dit artikel zijn van toepassing met ingang van de datum waarop de DWU-inlichtingenbladen (INF) voor bijzondere regelingen als bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/2151 worden uitgerold.”.

11)

In titel VII, hoofdstuk 2, afdeling 1, wordt de titel van onderafdeling 4 vervangen door:

“Onderafdeling 4

Vervoer van goederen onder dekking van NAVO-formulier 302 of EU-formulier 302

12)

Artikel 285 wordt geschrapt.

13)

Artikel 286 wordt vervangen door:

Artikel 286

Levering van NAVO-formulieren 302 aan NAVO-strijdkrachten

(Artikel 226, lid 3, onder e), en artikel 227, lid 2, onder e), van het wetboek)

Het aangewezen douanekantoor van de lidstaat van vertrek, op het grondgebied waarvan de NAVO-strijdkrachten zijn gelegerd, voorziet deze strijdkrachten van NAVO-formulieren 302 die:

a)

vooraf zijn gewaarmerkt met het stempel en de handtekening van een ambtenaar van dat kantoor;

b)

zijn voorzien van een serienummer;

c)

voorzien zijn van het volledige adres van dat aangewezen douanekantoor op het terugzendingsexemplaar van het NAVO-formulier 302.”.

14)

Het volgende artikel 286 bis wordt ingevoegd:

Artikel 286 bis

Levering van EU-formulieren 302 aan strijdkrachten van de lidstaten

(Artikel 226, lid 3, onder a), en artikel 227, lid 2, onder a), van het wetboek)

Het aangewezen douanekantoor van de lidstaat van vertrek, op het grondgebied waarvan de strijdkrachten van een lidstaat zijn gelegerd, voorziet deze strijdkrachten van EU-formulieren 302 die:

a)

vooraf zijn gewaarmerkt met het stempel en de handtekening van een ambtenaar van dat kantoor;

b)

zijn voorzien van een serienummer;

c)

voorzien zijn van het volledige adres van dat aangewezen douanekantoor op het terugzendingsexemplaar van het EU-formulier 302.”.

15)

Artikel 287 wordt vervangen door:

Artikel 287

Procedureregels voor het gebruik van het NAVO-formulier 302

(Artikel 226, lid 3, onder e), en artikel 227, lid 2, onder e), van het wetboek)

1.   Op het tijdstip van verzending van de goederen:

a)

dienen de NAVO-strijdkrachten de gegevens van het NAVO-formulier 302 elektronisch in bij het douanekantoor van vertrek of binnenkomst, of

b)

verklaren zij op NAVO-formulier 302 dat de goederen onder hun toezicht worden vervoerd en waarmerken zij deze verklaring met hun handtekening, stempel en datum.

2.   Wanneer de NAVO-strijdkrachten de gegevens van het NAVO-formulier 302 elektronisch indienen in overeenstemming met lid 1, onder a), van dit artikel, zijn de artikelen 294, 296, 304, 306, en 314, 315 en 316, van deze verordening van overeenkomstige toepassing.

3.   Wanneer de NAVO-strijdkrachten handelen overeenkomstig lid 1, onder b), wordt door hen onmiddellijk een kopie van het NAVO-formulier 302 verstrekt aan het aangewezen douanekantoor dat verantwoordelijk is voor de douaneformaliteiten en -controles met betrekking tot de NAVO-strijdkrachten die de goederen verzenden of voor rekening waarvan de goederen worden verzonden.

De andere exemplaren van het NAVO-formulier 302 begeleiden de zending naar de NAVO-strijdkrachten van bestemming, die deze bij aankomst van de goederen stempelen en ondertekenen.

Op het moment van aankomst van de goederen worden twee exemplaren van het NAVO-formulier 302 gegeven aan het douanekantoor dat is aangewezen als verantwoordelijk voor de douaneformaliteiten en -controles met betrekking tot de NAVO-strijdkrachten van bestemming.

Het aangewezen douanekantoor behoudt één exemplaar van het NAVO-formulier 302 en stuurt het tweede exemplaar terug aan het douanekantoor dat verantwoordelijk is voor de douaneformaliteiten en -controles met betrekking tot de NAVO-strijdkrachten die de goederen verzenden of voor rekening waarvan de goederen worden verzonden.”.

16)

Het volgende artikel 287 bis wordt ingevoegd:

Artikel 287 bis

Procedureregels voor het gebruik van het EU-formulier 302

(Artikel 226, lid 3, onder a), en artikel 227, lid 2, onder a), van het wetboek)

1.   Op het tijdstip van verzending van de goederen:

a)

dienen de strijdkrachten van de lidstaat de gegevens van het EU-formulier 302 elektronisch in bij het douanekantoor van vertrek of binnenkomst, of

b)

verklaren zij op het EU-formulier 302 dat de goederen onder hun toezicht worden vervoerd en waarmerken zij deze verklaring met hun handtekening, stempel en datum.

2.   Wanneer de strijdkrachten van de lidstaat de gegevens van het EU-formulier 302 elektronisch indienen in overeenstemming met lid 1, onder a), van dit artikel, zijn de artikelen 294, 296, 304, 306, en 314, 315 en 316 van overeenkomstige toepassing.

3.   Wanneer de strijdkrachten van de lidstaat handelen overeenkomstig lid 1, onder b), wordt door hen onmiddellijk een kopie van het EU-formulier 302 verstrekt aan het aangewezen douanekantoor dat verantwoordelijk is voor de douaneformaliteiten en -controles met betrekking tot de strijdkrachten van de lidstaat die de goederen verzendt of voor rekening waarvan de goederen worden verzonden.

De andere exemplaren van het EU-formulier 302 begeleiden de zending naar de strijdkrachten van de lidstaat van bestemming, die deze bij aankomst van de goederen stempelen en ondertekenen.

Op het moment van aankomst van de goederen worden twee exemplaren van het EU-formulier 302 gegeven aan het douanekantoor dat is aangewezen als verantwoordelijk voor de douaneformaliteiten en -controles met betrekking tot de strijdkrachten van de lidstaat van bestemming.

Het aangewezen douanekantoor behoudt één exemplaar van het EU-formulier 302 en stuurt het tweede exemplaar terug aan het douanekantoor dat verantwoordelijk is voor de douaneformaliteiten en -controles met betrekking tot de strijdkrachten van de lidstaat die de goederen verzendt of voor rekening waarvan de goederen worden verzonden.”.

17)

Artikel 321 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 5 wordt vervangen door:

“5.   De regeling Uniedouanevervoer wordt geacht te zijn beëindigd wanneer:

a)

de desbetreffende vermelding is aangebracht in de bedrijfsadministratie van de geadresseerde of

b)

de exploitant van een vaste transportinrichting heeft verklaard dat de per vaste inrichting vervoerde goederen:

i)

bij de installatie van de geadresseerde zijn aangekomen;

ii)

in het distributienetwerk van de geadresseerde zijn opgenomen of

iii)

het douanegebied van de Unie hebben verlaten.”;

b)

het volgende lid 6 wordt toegevoegd:

“6.   Niet-Uniegoederen worden geacht in tijdelijke opslag te zijn vanaf het moment dat de regeling Uniedouanevervoer is beëindigd overeenkomstig lid 5, punt a), of punt b), i), of ii).”.

18)

Het volgende artikel 323 bis wordt ingevoegd:

Artikel 323 bis

Bijzondere aanzuivering van goederen die in het kader van militaire activiteiten worden vervoerd of gebruikt

(Artikel 215 van het wetboek)

Met het oog op de aanzuivering van de regeling tijdelijke invoer met betrekking tot goederen als bedoeld in artikel 235 bis van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446, wordt het verbruik of de vernietiging van die goederen als wederuitvoer beschouwd op voorwaarde dat de verbruikte of vernietigde hoeveelheid overeenstemt met de aard van de militaire activiteit.”.

19)

Aan artikel 324, lid 2, punt a), wordt de volgende alinea toegevoegd:

“Lid 1 is evenwel van toepassing wanneer onder de regeling actieve veredeling IM/EX geplaatste niet-Uniegoederen onderworpen zouden zijn aan voorafgaand Unietoezicht, indien zij voor het vrije verkeer werden aangegeven, op voorwaarde dat de houder van de vergunning voor actieve veredeling IM/EX de gegevenselementen verstrekt overeenkomstig de relevante toezichtmaatregel.”.

20)

In artikel 331 wordt het volgende lid 3 toegevoegd:

“3.   Wanneer via een vaste transportinrichting vervoerde goederen via die inrichting het douanegebied van de Unie verlaten, worden deze goederen geacht bij de douane te zijn aangebracht wanneer zij in de vaste transportinrichting zijn geplaatst.”.

21)

Bijlage 23-02 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

22)

Bijlage 72-04 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in deel I, hoofdstuk III, wordt punt 19.3 vervangen door:

“19.3.

De geldigheidsduur van een certificaat van doorlopende zekerheidstelling of een certificaat van ontheffing van zekerheidstelling bedraagt ten hoogste vijf jaar. Het douanekantoor van zekerheidstelling kan de geldigheidsduur echter eenmaal met een nieuwe termijn van ten hoogste vijf jaar verlengen.

Wanneer het douanekantoor van zekerheidstelling tijdens de geldigheidsduur van het certificaat ervan in kennis wordt gesteld dat het certificaat als gevolg van een groot aantal wijzigingen niet langer leesbaar is en door het douanekantoor van vertrek kan worden geweigerd, maakt het douanekantoor van zekerheidstelling het certificaat ongeldig en geeft het een nieuw certificaat af, indien van toepassing.

Certificaten met een geldigheidsduur van twee jaar blijven geldig. De geldigheidsduur ervan kan door het douanekantoor van zekerheidstelling voor een tweede periode van ten hoogste vijf jaar worden verlengd.”;

b)

in deel II, hoofdstuk II:

i)

wordt de titel vervangen door:

HOOFDSTUK II

Model van een speciale stempel die door een toegelaten afzender/toegelaten afgever wordt gebruikt”;

ii)

punt 5 wordt vervangen door:

“5.

Toegelaten afzender/toegelaten afgever”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 1, punt 1, is van toepassing met ingang van 1 mei 2016.

Artikel 1, punt 19, is van toepassing met ingang van 12 juli 2017.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 juni 2020.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 269 van 10.10.2013, blz. 1.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie van 24 november 2015 houdende nadere uitvoeringsvoorschriften voor enkele bepalingen van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PB L 343 van 29.12.2015, blz. 558).

(3)  Arrest van het Hof van 12 oktober 2017 in zaak C-661/15, X BV/Staatssecretaris van Financiën, ECLI:EU:C:2017:753.

(4)  Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1).

(5)  Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1).

(6)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/2151 van de Commissie van 13 december 2019 tot vaststelling van het werkprogramma voor de ontwikkeling en de uitrol van de elektronische systemen waarin het douanewetboek van de Unie voorziet (PB L 325 van 16.12.2019, blz. 168).

(7)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 van de Commissie van 28 juli 2015 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad met nadere regels betreffende een aantal bepalingen van het douanewetboek van de Unie (PB L 343 van 29.12.2015, blz. 1).

(8)  Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1).

(9)  Uitvoeringsverordening (EU) 2016/670 van de Commissie van 28 april 2016 tot instelling van voorafgaand Unietoezicht op de invoer van bepaalde ijzer- en staalproducten uit bepaalde derde landen (PB L 115 van 29.4.2016, blz. 37).

(10)  Uitvoeringsverordening (EU) 2018/640 van de Commissie van 25 april 2018 tot instelling van voorafgaand Unietoezicht op de invoer van bepaalde aluminiumproducten uit bepaalde derde landen (PB L 106 van 26.4.2018, blz. 7).

(11)  Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1).


BIJLAGE

In bijlage 23-02 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 wordt de tabel vervangen door:

LIJST VAN IN ARTIKEL 142, LID 6, BEDOELDE GOEDEREN

De omschrijving van de goederen in deze tabel is louter indicatief en laat de regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur onverlet. Voor de toepassing van deze bijlage wordt de werkingssfeer van de regelingen in artikel 142, lid 6, bepaald door de draagwijdte van de GN-codes zoals deze bij de vaststelling van de onderhavige verordening bestaan.

GN-(Taric-)code

Omschrijving

Geldigheidsduur

0701 90 50

Nieuwe aardappelen

1.1-30.6

0703 10 19

Uien (andere dan plantuitjes)

1.1-31.12

0703 20 00

Knoflook

1.1-31.12

0708 20 00

Bonen (Vigna spp., Phaseolus spp.)

1.1-31.12

0709200010

Asperges, groene

1.1-31.12

0709200090

Asperges, andere

1.1-31.12

0709 60 10

Niet-scherpsmakende pepers

1.1-31.12

0714 20 10

Bataten (zoete aardappelen), vers, geheel, bestemd voor menselijke consumptie

1.1-31.12

0804300090

Ananassen, anders dan gedroogd

1.1-31.12

0804400010

Avocado’s, vers

1.1-31.12

0805 10 22

0805 10 24

0805 10 28

Zoete sinaasappelen, vers

1.6-30.11

0805211010

0805219011

0805219091

Mandarijnen (tangerines en satsuma’s daaronder begrepen), vers

1.3-31.10

0805220011

Monreales, vers

1.3-31.10

0805220020

Clementines (andere dan monreales), vers

1.3-31.10

0805290011

0805290021

0805290091

Wilkings en dergelijke kruisingen van citrusvruchten, vers

1.3-31.10

0805400011

0805400031

Pompelmoezen, grapefruits en pomelo’s, vers, wit

1.1-31.12

0805400019

0805400039

Pompelmoezen, grapefruits en pomelo’s, vers, roze

1.1-31.12

0805509010

Lemmetjes (Citrus aurantifolia, Citrus latifolia), vers

1.1-31.12

0806 10 10

Druiven voor tafelgebruik

21.11-20.7

0807 11 00

Watermeloenen

1.1-31.12

0807190050

Amarillo, Cuper, Honey Dew (met inbegrip van Cantalene), Onteniente, Piel de Sapo (met inbegrip van Verde Liso), Rochet, Tendral, Futuro

1.1-31.12

0807190090

Andere meloenen

1.1-31.12

0808309010

Peren van de soort Nashi (Pyrus pyrifolia), Ya (Pyrus bretscheideri)

1.5-30.6

0808309090

Peren, andere

1.5-30.6

0809 10 00

Abrikozen

1.1-31.5

1.8-31.12

0809 30 10

Nectarines

1.1-10.6

1.10-31.12

0809 30 90

Perziken

1.1-10.6

1.10-31.12

0809 40 05

Pruimen

1.10-10.6

0810 10 00

Aardbeien

1.1-31.12

0810 20 10

Frambozen

1.1-31.12

0810 50 00

Kiwi’s

1.1-31.12”


Top