EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32000R2666

Verordening (EG) nr. 2666/2000 van de Raad van 5 december 2000 betreffende de steun aan Albanië, Bosnië-Herzegovina, Kroatië, de Federale Republiek Joegoslavië en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1628/96 en tot wijziging van de Verordeningen (EEG) nr. 3906/89 en (EEG) nr. 1360/90, alsmede van de Besluiten 97/256/EG en 1999/311/EG

OJ L 306, 7.12.2000, p. 1–6 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)
Special edition in Czech: Chapter 11 Volume 034 P. 301 - 307
Special edition in Estonian: Chapter 11 Volume 034 P. 301 - 307
Special edition in Latvian: Chapter 11 Volume 034 P. 301 - 307
Special edition in Lithuanian: Chapter 11 Volume 034 P. 301 - 307
Special edition in Hungarian Chapter 11 Volume 034 P. 301 - 307
Special edition in Maltese: Chapter 11 Volume 034 P. 301 - 307
Special edition in Polish: Chapter 11 Volume 034 P. 301 - 307
Special edition in Slovak: Chapter 11 Volume 034 P. 301 - 307
Special edition in Slovene: Chapter 11 Volume 034 P. 301 - 307

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2006: This act has been changed. Current consolidated version: 28/12/2005

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2000/2666/oj

32000R2666

Verordening (EG) nr. 2666/2000 van de Raad van 5 december 2000 betreffende de steun aan Albanië, Bosnië-Herzegovina, Kroatië, de Federale Republiek Joegoslavië en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1628/96 en tot wijziging van de Verordeningen (EEG) nr. 3906/89 en (EEG) nr. 1360/90, alsmede van de Besluiten 97/256/EG en 1999/311/EG

Publicatieblad Nr. L 306 van 07/12/2000 blz. 0001 - 0006


Verordening (EG) nr. 2666/2000 van de Raad

van 5 december 2000

betreffende de steun aan Albanië, Bosnië-Herzegovina, Kroatië, de Federale Republiek Joegoslavië en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1628/96 en tot wijziging van de Verordeningen (EEG) nr. 3906/89 en (EEG) nr. 1360/90, alsmede van de Besluiten 97/256/EG en 1999/311/EG

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met name op artikel 308,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement(1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1) De Gemeenschap verleent bijstand aan Albanië, Bosnië-Herzegovina, Kroatië, de Federale Republiek Joegoslavië en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië.

(2) De communautaire bijstand aan deze landen wordt thans voor het grootste deel uitgevoerd in het kader van Verordening (EG) nr. 1628/96 van de Raad van 25 juli 1996 betreffende de steun aan Bosnië-Herzegovina, Kroatië, de Federale Republiek Joegoslavië en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië (Obnova)(2), en van Verordening (EEG) nr. 3906/89 van de Raad van 18 december 1989 betreffende economische hulp ten gunste van bepaalde landen in Midden- en Oost-Europa (Phare)(3). Op grond hiervan is deze bijstand aan verschillende procedures onderworpen, hetgeen het beheer ervan bemoeilijkt. Bijgevolg dient er, overeenkomstig het verzoek van de Europese Raad van Helsinki van 10 en 11 december 1999, een geharmoniseerd juridisch kader voor deze bijstand te worden vastgesteld om het effect ervan te vergroten. Verordening (EG) nr. 1628/96 dient derhalve te worden ingetrokken en Verordening (EEG) nr. 3906/89 te worden gewijzigd. Teneinde de continuïteit van de werkzaamheden van het Europees Bureau voor wederopbouw te waarborgen, dienen de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1628/96 die de oprichting en de werking van het Bureau betreffen, evenwel te worden opgenomen in een nieuwe verordening die op de datum van deze intrekking in werking moet treden.

(3) De Europese Raad heeft tijdens zijn bijeenkomst te Lissabon op 23 en 24 maart 2000 bevestigd dat zijn eerste doelstelling nog steeds de zo volledig mogelijke integratie van de landen van de regio in de politieke en economische hoofdstroom van Europa is en dat het stabilisatie- en associatieproces de hoeksteen van zijn beleid in de Balkan is.

(4) De Europese Raad van Feira van 19 en 20 juni 2000 heeft alle landen waarop het stabilisatie- en associatieproces betrekking heeft, erkend als potentiële kandidaten voor het lidmaatschap van de EU.

(5) De bestaande communautaire bijstand dient te worden ontwikkeld en bijgestuurd om deze aan de Europese beleidsdoelstellingen voor de regio aan te passen, meer bepaald om bij te dragen tot de ontwikkeling van het stabilisatie- en associatieproces en om de verantwoordelijkheid van de begunstigde landen en instanties voor dit proces te versterken.

(6) Te dien einde zal de communautaire bijstand met name gericht zijn op de opstelling van een institutioneel, wetgevend, economisch en sociaal kader dat afgestemd is op de waarden en modellen waarop de Europese Unie is gegrondvest en op de bevordering van de markteconomie, rekening houdend met de prioriteiten die met de betrokken landen worden overeengekomen.

(7) De eerbiediging van de democratische beginselen, de rechtsstaat, de rechten van de mens, de minderheden en de fundamentele vrijheden, alsmede de beginselen van het internationaal recht is een eerste voorwaarde voor het ontvangen van communautaire bijstand.

(8) Bijzondere aandacht dient te gaan naar de regionale dimensie van de communautaire bijstand, ter versterking van de regionale samenwerking en ter ondersteuning van de stuwende rol van de Europese Unie in het kader van het Stabiliteitspact.

(9) Gezien de politieke situatie in sommige regio's en de verschillende organen die bevoegdheden uitoefenen die verband houden met de uitvoering van de communautaire bijstand, dient te worden bepaald dat de bijstand in bepaalde gevallen rechtstreeks aan andere begunstigden dan de staat kan worden verstrekt.

(10) Teneinde de doeltreffendheid van de communautaire bijstand te vergroten en de uitvoering ervan in een kader te plaatsen, zal de Commissie algemene richtsnoeren vaststellen overeenkomstig de in deze verordening neergelegde beheersprocedure, rekening houdend met de doelstellingen van de hervorming van de externe hulp.

(11) Om de samenwerking in de regio te bevorderen dient te worden bepaald dat de kandidaat-lidstaten en, op basis van toestemming van geval tot geval, de door de programma's Tacis en MEDA begunstigde landen kunnen deelnemen aan aanbestedingen en opdrachten.

(12) Er dient te worden gezorgd voor mechanismen ter controle en bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap, met name door tussenkomst van de Commissie, onder meer van het Olaf, en van de Rekenkamer bij de uitoefening van hun bevoegdheden op grond van Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden(4) en van Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen(5).

(13) Voor de communautaire bijstand moeten een strategisch kader en een jaarlijkse en meerjarige programmering worden opgesteld, die voor advies aan het bij deze verordening ingestelde beheerscomité zullen worden voorgelegd. Aldus zal de bijstand vanuit een invalshoek voor de middellange termijn kunnen worden benaderd en zal de samenhang en complementariteit van de communautaire bijstand met die van de lidstaten worden verzekerd.

(14) De voor de uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden(6).

(15) Wat de Federale Republiek Joegoslavië betreft, dient te worden bepaald dat de Commissie de uitvoering van de bijstandsprogramma's kan delegeren aan het Europees Bureau voor wederopbouw.

(16) Gezien de werkingssfeer van deze verordening, dienen derhalve te worden gewijzigd: Verordening (EEG) nr. 3906/89 van de Raad van 18 december 1989 betreffende economische hulp ten gunste van bepaalde landen in Midden- en Oost-Europa(7), Besluit 97/256/EG van de Raad van 14 april 1997 tot verlening van een garantie van de Gemeenschap voor verliezen van de Europese Investeringsbank op leningen voor projecten buiten de Gemeenschap (landen in Midden- en Oost-Europa, mediterrane landen, landen in Azië en Latijns-Amerika, Zuid-Afrika, de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, en Bosnië-Herzegovina)(8), Besluit 1999/311/EG van de Raad van 29 april 1999 tot goedkeuring van de derde fase van het trans-Europees Mobiliteitsprogramma voor hoger onderwijs (Tempus III) (2000-2006)(9), en Verordening (EEG) nr. 1360/90 van de Raad van 7 mei 1990 tot oprichting van een Europese Stichting voor opleiding(10).

(17) De in deze verordening vervatte maatregelen passen in het kader van het beleid van de Gemeenschap ten aanzien van de westelijke Balkan en zijn noodzakelijk voor de verwezenlijking van een van de doelstellingen van de Gemeenschap.

(18) Het Verdrag voorziet voor de vaststelling van deze verordening niet in andere bevoegdheden dan die van artikel 308,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1. De Gemeenschap verleent Albanië, Bosnië-Herzegovina, Kroatië, de Federale Republiek Joegoslavië en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, bijstand, hierna "communautaire bijstand" genoemd.

2. De communautaire bijstand kan rechtstreeks ten goede komen aan de staat, instanties die onder de jurisdictie en het bestuur van de Verenigde Naties staan, federale gewestelijke en plaatselijke instanties, overheids- en semi-overheidsorganen, de sociale partners en organisaties ter ondersteuning van ondernemingen, coöperaties, onderlinge maatschappijen, verenigingen, stichtingen en niet-gouvernementele organisaties.

3. De door de internationale gemeenschap ingestelde instanties die met het burgerlijke bestuur van bepaalde gebieden belast zijn, met name de Hoge Vertegenwoordiger in Bosnië-Herzegovina en de missie van de Verenigde Naties in Kosovo (Unmik), worden naar behoren geraadpleegd omtrent de uitvoering van de communautaire bijstand voor deze gebieden. De door deze instanties uitgevoerde programma's en projecten kunnen communautaire bijstand uit hoofde van deze verordening ontvangen, behalve voor de huishoudelijke kosten van deze instanties, die - in voorkomend geval - voor subsidie in aanmerking komen in het kader van Verordening (EG) nr. 1080/2000 van de Raad van 22 mei 2000 betreffende de ondersteuning van de Verenigde Naties in Kosovo (Unmik) en het Bureau van de Hoge Vertegenwoordiger in Bosnië-Herzegovina (OHR)(11).

4. Het financiële referentiebedrag voor de uitvoering van dit programma voor de periode 2000-2006 beloopt 4650 miljoen euro.

De jaarlijkse kredieten worden door de begrotingsautoriteit toegestaan binnen de grenzen van de financiële vooruitzichten.

Artikel 2

1. De belangrijkste doelstelling van de communautaire bijstand is de deelname van de begunstigde landen aan het stabilisatie- en associatieproces te steunen.

2. De communautaire bijstand is met name gericht op:

a) de wederopbouw, hulp bij de terugkeer van vluchtelingen en ontheemden, en de stabilisatie van de regio;

b) het opzetten van een institutioneel en wetgevend kader ter ondersteuning van de democratie, de rechtsstaat, de rechten van de mens en van minderheden, verzoening en consolidatie van de civiele samenleving, de onafhankelijkheid van de media en de versterking van de legaliteit en van de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit;

c) de duurzame economische ontwikkeling en op de markteconomie gerichte economische hervormingen;

d) de sociale ontwikkeling, met name de bestrijding van armoede, de genderproblematiek, onderwijs en opleiding, en het herstel van het milieu;

e) de ontwikkeling van nauwere betrekkingen tussen de begunstigde landen onderling en tussen deze landen en de Europese Unie, alsmede tussen deze landen en de kandidaat-lidstaten, in coördinatie met de andere instrumenten voor de grensoverschrijdende, transnationale en transregionale samenwerking met derde landen;

f) de stimulering van regionale, transnationale, grensoverschrijdende en interregionale samenwerking tussen de begunstigde landen onderling en tussen deze landen en de Europese Unie, alsmede tussen de begunstigde landen en andere landen van de regio.

3. De communautaire bijstand wordt uitgevoerd door middel van de financiering van investeringsprogramma's en programma's ter versterking van de institutionele infrastructuur ("institution building") overeenkomstig de programmeringsbeginselen die zijn vastgelegd in de algemene richtsnoeren die overeenkomstig de in artikel 10, lid 2, bedoelde procedure door de Commissie worden vastgesteld.

Artikel 3

1. Behoudens uitzonderlijke gevallen, die naar behoren dienen te worden gerechtvaardigd, wordt de communautaire bijstand als volgt verleend:

a) Een strategisch kader ("country strategic paper"), betreffende de periode 2000-2006, waarin de langetermijndoelstellingen van de bijstand en de prioritaire bijstandsgebieden in de begunstigde landen worden bepaald. Daarbij wordt naar behoren rekening gehouden met alle relevante evaluaties. Dit strategisch kader wordt herzien indien uitzonderlijke gebeurtenissen zulks vereisen, of indien de resultaten van de in artikel 12 bedoelde evaluatie daar aanleiding toe geven.

b) Op basis van het in punt a) bedoelde strategisch kader worden er voor elk bijstandontvangend land indicatieve meerjarenprogramma's voor periodes van drie jaar opgesteld. In die programma's wordt rekening gehouden met de prioriteiten die in het kader van het stabilisatie- en associatieproces zijn vastgesteld, en met de prioriteiten die met de betrokken partners zijn geïdentificeerd en overeengekomen. De programma's behelzen een beschrijving van de hervormingen die de partners in de prioritaire sectoren moeten uitvoeren en een evaluatie van de ter zake gemaakte vorderingen. Zij omvatten indicatieve bedragen (totaalbedragen en bedragen per prioritaire sector) en leggen de criteria voor de toewijzing van financiële middelen aan het betrokken programma vast. Zij worden jaarlijks voor zover nodig bijgewerkt. Zij kunnen worden gewijzigd op grond van de opgedane ervaring en de gemaakte vorderingen met de uitvoering van de stabilisatie- en associatieovereenkomsten, met name wat de regionale samenwerking betreft.

c) Voor elk bijstandontvangend land worden op basis van de in punt b) bedoelde indicatieve meerjarenprogramma's jaarlijkse actieprogramma's opgesteld. In die actieprogramma's worden voor het betrokken begrotingsjaar de nagestreefde doelstellingen, de steungebieden en de geraamde begroting nader bepaald. Deze programma's bevatten een gedetailleerde lijst van de te financieren projecten met vermelding van de overeenkomstige bedragen.

2. Het strategisch kader en de indicatieve meerjarenprogramma's, bedoeld in lid 1, worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 10, lid 2.

Wijzigingen daarvan worden vastgesteld volgens dezelfde procedure.

Artikel 4

1. Wanneer de communautaire bijstand ten behoeve van de Federale Republiek Joegoslavië door het Europees Bureau voor wederopbouw wordt uitgevoerd, wordt deze bijstand verstrekt overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2667/2000 van de Raad van 5 december 2000 betreffende het Europees Bureau voor wederopbouw(12):

a) Het strategisch kader, het indicatieve meerjarenprogramma en het jaarlijkse actieprogramma als bedoeld in artikel 3, in het kader waarvan de door het Europees Bureau voor wederopbouw uitgevoerde bijstand wordt verstrekt, worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 10, lid 2. Er wordt ten sterkste rekening gehouden met de aanbevelingen die de Raad van bestuur van het Bureau overeenkomstig artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2667/2000 aanneemt.

b) Het ontwerp van het jaarlijkse actieprogramma wordt door de directeur van het Bureau aan de Commissie voorgelegd. De Raad van bestuur van het Bureau wordt overeenkomstig de bepalingen van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 2667/2000 geraadpleegd over de uitvoering van het jaarlijkse actieprogramma.

2. De bijstandsprogramma's ten gunste van de Federale Republiek Joegoslavië die niet door het Bureau zullen worden uitgevoerd, en die derhalve niet in het jaarlijkse actieprogramma zijn opgenomen, worden eveneens vastgesteld volgens de procedure van artikel 10, lid 2.

Artikel 5

1. De eerbiediging van de democratische beginselen en de rechtsstaat, alsmede de eerbiediging van de rechten van de mens en van minderheden en de fundamentele vrijheden, vormen een wezenlijk element voor de toepassing van deze verordening en tevens een eerste voorwaarde voor het ontvangen van communautaire bijstand. Ingeval deze beginselen niet worden geëerbiedigd, kan de Raad op voorstel van de Commissie met gekwalificeerde meerderheid van stemmen de passende maatregelen nemen.

2. De communautaire bijstand wordt eveneens afhankelijk gesteld van de door de Raad in zijn conclusies van 29 april 1997 vastgelegde voorwaarden, met name wat betreft de toezegging door de begunstigden, democratische, economische en institutionele hervormingen uit te voeren.

Artikel 6

1. De communautaire bijstand wordt verleend in de vorm van niet-terugvorderbare steun.

2. De communautaire financiering kan de uitgaven dekken van de voorbereiding, de uitvoering, het toezicht, de controle en de evaluatie van projecten en programma's, alsmede de kosten van voorlichting.

3. De communautaire financiering kan worden gebruikt voor medefinanciering, die waar mogelijk moet worden nagestreefd. Ingeval van medefinanciering van investeringsprojecten gefinancierd met door de Europese Investeringsbank toegekende gegarandeerde leningen, kan de communautaire financiering in uitzonderlijke gevallen de vorm van rentesubsidies aannemen.

4. De communautaire financiering kan het schenkingselement vormen van ad hoc besluiten inzake uitzonderlijke financiële bijstand die de Raad op grond van artikel 308 van het Verdrag neemt.

5. Heffingen, rechten en lasten, en de aankoop van onroerende goederen komen niet voor financiering door de Gemeenschap in aanmerking.

Artikel 7

1. De Commissie voert de communautaire bijstand uit overeenkomstig het Financieel Reglement van de Raad van 21 december 1977 dat van toepassing is op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen(13).

2. Bij het nemen van financieringsbesluiten uit hoofde van deze verordening en het maken van de in artikel 12 genoemde evaluaties, houdt de Commissie rekening met de in het Financieel Reglement bedoelde beginselen van goed financieel beheer, met name zuinigheid en kosteneffectiviteit.

3. Aanbestedingen en opdrachten staan op gelijke voorwaarden open voor alle natuurlijke personen en rechtspersonen uit de lidstaten en de krachtens deze verordening begunstigde staten, alsmede uit de kandidaat-lidstaten.

Voor de deelname van de begunstigde landen aan de programma's Tacis en MEDA aan aanbestedingen en opdrachten kan de Commissie van geval tot geval toestemming verlenen.

4. In geval van medefinanciering kan de Commissie onderdanen van andere landen van geval tot geval toestemming verlenen aan aanbestedingen en opdrachten deel te nemen.

5. De Commissie verzorgt de informatie over de aanbestedingen, opdrachten, contracten en financieringsovereenkomsten op de wijze zoals beschreven in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 8

1. De financieringsbesluiten en hieruit voortvloeiende overeenkomsten en contracten voorzien met name in financieel toezicht en controle door de Commissie, onder meer door het OLAF, alsmede audits door de Rekenkamer, in voorkomend geval ter plaatse.

2. De Commissie kan tevens controles en verificaties ter plaatse verrichten overeenkomstig Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96. De door de Commissie overeenkomstig de procedures van artikel 10, lid 2, van deze verordening genomen maatregelen dienen te voorzien in een adequate bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap, overeenkomstig Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95.

Artikel 9

1. De financieringsbesluiten die niet onder de indicatieve meerjarenprogramma's en de jaarlijkse actieprogramma's vallen, worden afzonderlijk door de Commissie vastgesteld volgens de procedure van artikel 10, lid 2.

2. De besluiten tot wijziging van de in lid 1 bedoelde besluiten worden door de Commissie vastgesteld, wanneer de aard van de in lid 1 bedoelde programma's niet wezenlijk wordt gewijzigd en het daarmee gemoeide bedrag niet meer bedraagt dan 20 % van het totale voor het programma in kwestie uitgetrokken bedrag, met een maximum van 4 miljoen euro. Het comité wordt van alle gewijzigde besluiten in kennis gesteld.

Artikel 10

1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité, hierna "CARDS-Comité".

2. In de gevallen waarin naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing.

De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG genoemde termijn wordt op 45 dagen vastgesteld.

3. Het comité stelt zijn reglement van orde vast.

4. Het comité kan elk ander vraagstuk met betrekking tot de toepassing van deze verordening bespreken dat door zijn voorzitter, eventueel op verzoek van de vertegenwoordiger van een lidstaat, aan het comité wordt voorgelegd, in het bijzonder alle vraagstukken met betrekking tot de programmering van acties, de algemene uitvoering van deze acties en medefinancieringen.

Artikel 11

1. Teneinde de samenhang van de communautaire bijstand te waarborgen en de complementariteit en doeltreffendheid ervan te verbeteren, wisselen de lidstaten en de Gemeenschap alle nuttige informatie uit over de acties die zij voornemens zijn uit te voeren.

2. In samenwerking met de lidstaten en op basis van een geregelde onderlinge uitwisseling van informatie, ook ter plaatse, met name over het strategisch kader, de indicatieve meerjarenprogramma's en de jaarlijkse actieprogramma's, bedoeld in artikel 3, en de voorbereiding van de projecten en het toezicht op de uitvoering daarvan, draagt de Commissie zorg voor de effectieve coördinatie van de bijstandsmaatregelen van de Gemeenschap, de EIB daaronder begrepen, en de lidstaten, om de samenhang en de complementariteit van hun samenwerkingsprogramma's te versterken. Bovendien bevordert zij de coördinatie en de samenwerking met de internationale financiële instellingen, de samenwerkingsprogramma's van de Verenigde Naties en de andere donoren. Voor het concrete verloop van de coördinatie ter plaatse worden richtsnoeren opgesteld die door het CARDS-Comité worden goedgekeurd.

Artikel 12

De Commissie legt het Europees Parlement en de Raad jaarlijks een verslag over de voortgang van de uitvoering van de communautaire bijstand voor. Dat verslag bevat gegevens over de acties die in de loop van het begrotingsjaar zijn gefinancierd en over de resultaten van de toezichtactiviteiten, en geeft een globale evaluatie van de resultaten die zijn behaald bij de uitvoering van het strategisch kader, de indicatieve meerjarenprogramma's en de jaarlijkse actieprogramma's, bedoeld in artikel 3.

Artikel 13

1. Vóór 31 december 2004 beziet de Raad deze verordening opnieuw.

2. Daartoe legt de Commissie de Raad uiterlijk op 30 juni 2004 een evaluatieverslag voor, met voorstellen voor de toekomst van deze verordening en, indien nodig, voor daarin aan te brengen wijzigingen.

Artikel 14

1. Verordening (EG) nr. 1628/96 wordt ingetrokken.

2. In de bijlage bij Verordening (EEG) nr. 3906/89 worden de vermeldingen "Bosnië-Herzegovina", "Albanië", "Kroatië", "Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië" en "Joegoslavië" geschrapt.

Artikel 15

De Verordeningen (EEG) nr. 3906/89 en (EG) nr. 1628/96 blijven evenwel van toepassing op de projecten en tot programma's waarvan de procedures voor een financieringsbesluit van de Commissie bij het in werking treden van deze verordening reeds zijn gestart maar nog niet zijn afgerond.

Artikel 16

Artikel 1, eerste alinea, van Verordening (EEG) nr. 1360/90 wordt vervangen door onderstaande tekst:"Er wordt een Europese Stichting voor opleiding opgericht, hierna te noemen 'Stichting', die tot doel heeft bij te dragen tot de ontwikkeling van de beroepsopleidingsstelsels:

- in de landen van Midden- en Oost-Europa die bij Verordening (EEG) nr. 3906/89 of een later besluit ter zake door de Raad worden aangewezen om in aanmerking te komen voor economische hulp;

- in de nieuwe onafhankelijke staten van de voormalige Sovjet-Unie en Mongolië die in het kader van het programma voor steun aan de sanering en het herstel van de economie steun ontvangen krachtens Verordening (Euratom, EG) nr. 1279/96 of krachtens enig ander daaropvolgend besluit;

- in de mediterrane derde landen en gebieden die in aanmerking komen voor de financiële en technische maatregelen ter ondersteuning van de hervorming van hun economische en maatschappelijke structuren krachtens Verordening (EG) nr. 1488/96 of krachtens enig ander daaropvolgend besluit, en

- in de in Verordening (EG) nr. 2666/2000(14) of enig ander daaropvolgend besluit bedoelde begunstigde landen.

Deze landen worden hierna 'begunstigde landen' genoemd.".

Artikel 17

Artikel 1 bis, lid 5, tweede alinea, van Besluit 97/256/EG wordt vervangen door:"De financieringsbesluiten betreffende dit besluit worden genomen overeenkomstig de in Verordening (EG) nr. 2666/2000(15) vervatte procedures.".

Artikel 18

In artikel 2 van Besluit 1999/311/EG wordt de eerst alinea vervangen door:"Tempus III betreft de begunstigde landen van Verordening (EG) nr. 2666/2000(16) en de nieuwe onafhankelijke staten van de voormalige Sovjet-Unie en Mongolië als genoemd in Verordening (EG, Euratom) nr. 99/2000(17) (die in de plaats komt van het oude Tacis-programma). Deze landen worden hierna 'begunstigde landen' genoemd.".

Artikel 19

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is van toepassing tot en met 31 december 2006.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 5 december 2000.

Voor de Raad

De voorzitter

C. Pierret

(1) Advies uitgebracht op 15 november 2000 (Nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2) PB L 204 van 14.8.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2454/1999 (PB L 299 van 20.11.1999, blz. 1).

(3) PB L 375 van 23.12.1989, blz. 11. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1266/1999 (PB L 161 van 26.6.1999, blz. 68).

(4) PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2.

(5) PB L 312 van 23.12.1995, blz. 1.

(6) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

(7) PB L 375 van 23.12.1989, blz. 11. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1266/1999 (PB L 161 van 26.6.1999, blz. 68).

(8) PB L 102 van 19.4.1997, blz. 33. Besluit laatstelijk gewijzigd bij Besluit 98/729/EG (PB L 346 van 22.12.1998, blz. 54).

(9) PB L 120 van 8.5.1999, blz. 30. Besluit gewijzigd bij Besluit 2000/460/EG (PB L 183 van 22.7.2000, blz. 1).

(10) PB L 131 van 23.5.1990, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1572/98 (PB L 206 van 23.7.1998, blz. 1).

(11) PB L 122 van 24.5.2000, blz. 27.

(12) Zie bladzijde 7 van dit Publicatieblad.

(13) PB L 356 van 31.12.1977, blz. 1.

(14) PB L 306 van 7.12.2000, blz. 1.

(15) PB L 306 van 7.12.2000, blz. 1.

(16) PB L 306 van 7.12.2000, blz. 1.

(17) PB L 12 van 18.1.2000, blz. 1.

BIJLAGE

Informatie over de in artikel 7, lid 5, bedoelde aanbestedingen, opdrachten, contracten en financieringsovereenkomsten

1. De Commissie verstrekt, in samenwerking met de lidstaten, alle betrokken ondernemingen, organisaties en instellingen in de Gemeenschap op verzoek documentatie over de algemene aspecten van de in deze verordening bedoelde programma's en over de voorwaarden voor deelneming aan deze programma's, en maakt daarbij passend gebruik van het internet.

2. De Commissie doet het CARDS-Comité, en in voorkomend geval de Raad van bestuur van het Europees Bureau voor wederopbouw, de aangenomen financieringsbesluiten toekomen, die nauwkeurige gegevens bevatten inzake de te verwachten opdrachten, met inbegrip van de geraamde bedragen, de toewijzingsprocedure en de waarschijnlijke data van de aanbestedingen. Die nauwkeurige gegevens worden op het internet gezet.

3. De resultaten van de aanbestedingen worden, met de gegevens betreffende het aantal op de datum van gunning van de opdracht ontvangen inschrijvingen en de namen en adressen van de uitverkoren bieders, bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen en via het internet verspreid. De Commissie legt het CARDS-Comité, en in voorkomend geval de Raad van bestuur van het Europees Bureau voor de wederopbouw, elk kwartaal gedetailleerde en specifieke gegevens voor over de ter uitvoering van de in deze verordening bedoelde projecten en programma's geplaatste opdrachten.

4. De Commissie doet het CARDS-Comité ter informatie de financieringsovereenkomsten of daarmee vergelijkbare documenten toekomen.

Top