EUROPESE COMMISSIE
Brussel, 17.3.2016
COM(2016) 157 final
Pakket circulaire economie
BIJLAGEN
bij
Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad
tot vaststelling van voorschriften inzake het op de markt aanbieden van bemestingsproducten met CE-markering en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 1069/2009 en (EG) nr. 1107/2009
{SWD(2016) 64 final}
{SWD(2016) 65 final}
BIJLAGEN
bij
Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad
tot vaststelling van voorschriften inzake het op de markt aanbieden van bemestingsproducten met CE-markering en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 1069/2009 en (EG) nr. 1107/2009
BIJLAGE I
Productfunctiecategorieën van bemestingsproducten met CE-markering
Deel II
Aanduiding van productfunctiecategorieën
1.
Meststof
A.
Organische meststof
I.
Vaste organische meststof
II.
Vloeibare organische meststof
B.
Organisch-minerale meststof
I.
Vaste organisch-minerale meststof
II.
Vloeibare organisch-minerale meststof
C.
Anorganische meststof
I.
Anorganische macronutriëntenmeststof
a)
Vaste anorganische macronutriëntenmeststof
i)
Enkelvoudige vaste anorganische macronutriëntenmeststof
A)
Enkelvoudige vaste anorganische macronutriëntenmeststof op basis van ammoniumnitraat en met een hoog stikstofgehalte
ii)
Samengestelde vaste anorganische macronutriëntenmeststof
A)
Samengestelde vaste anorganische macronutriëntenmeststof op basis van ammoniumnitraat en met een hoog stikstofgehalte
b)
Vloeibare anorganische macronutriëntenmeststof
i)
Enkelvoudige vloeibare anorganische macronutriëntenmeststof
ii)
Samengestelde vloeibare anorganische macronutriëntenmeststof
II.
Anorganische micronutriëntenmeststof
a)
Enkelvoudige anorganische micronutriëntenmeststof
b)
Samengestelde anorganische micronutriëntenmeststof
2.
Kalkmeststof
3.
Bodemverbeteraar
A.
Organische bodemverbeteraar
B.
Anorganische bodemverbeteraar
4.
Groeimedium
5.
Agronomisch toevoegingsmiddel
A.
Remmer
I.
Nitrificatieremmer
II.
Ureaseremmer
B.
Chelaatvormer
C.
Complexvormer
6.
Biostimulant voor planten
A.
Microbiële biostimulant voor planten
B.
Niet-microbiële biostimulant voor planten
I.
Organische niet-microbiële biostimulant voor planten
II.
Anorganische niet-microbiële biostimulant voor planten
7.
Bemestingsproductenblend
Deel II
Eisen met betrekking tot productfunctiecategorieën
1.Dit deel bevat de eisen met betrekking tot de productfunctiecategorieën waartoe de bemestingsproducten met CE-markering behoren.
2.De in deze bijlage vastgestelde eisen voor een bepaalde productfunctiecategorie zijn van toepassing op de bemestingsproducten met CE-markering in alle subcategorieën van die productfunctiecategorie.
3.Indien de naleving van een bepaalde eis (zoals het ontbreken van een bepaalde contaminant) zeker en onweerlegbaar voortvloeit uit de aard of het productieproces van een bemestingsproduct met CE-markering, kan er, op verantwoordelijkheid van de fabrikant, bij de conformiteitsbeoordeling zonder controle (bv. door middel van tests) van uit worden gegaan dat die eis inderdaad is nageleefd.
4.Indien het bemestingsproduct met CE-markering een stof bevat waarvoor maximumresidugehalten voor levensmiddelen en diervoeders zijn vastgesteld overeenkomstig
(a)Verordening (EEG) nr. 315/93 van de Raad,
(b)Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad,
(c)Verordening (EG) nr. 470/2009 van het Europees Parlement en de Raad, of
(d)Richtlijn 2002/32/EG van het Europees Parlement en de Raad,
mag het gebruik van het bemestingsproduct met CE-markering zoals gespecificeerd in de gebruiksaanwijzing niet leiden tot een overschrijding van die maximumresidugehalten in levensmiddelen of diervoeders.
Productfunctiecategorie 1: meststof
Een meststof is een bemestingsproduct met CE-markering dat is bedoeld om planten van nutriënten te voorzien.
Productfunctiecategorie 1 A): organische meststof
1.Een organische meststof bevat
koolstof (C) en
nutriënten
van uitsluitend biologische oorsprong, met uitzondering van materiaal dat is gefossiliseerd of ingebed in geologische formaties.
2.In het bemestingsproduct met CE-markering mogen geen contaminanten voorkomen in grotere dan de volgende hoeveelheden:
cadmium (Cd)
1,5 mg/kg vaste stof,
zeswaardig chroom (Cr(VI))
2 mg/kg vaste stof,
kwik (Hg)
1 mg/kg vaste stof,
nikkel (Ni)
50 mg/kg vaste stof,
lood (Pb)
120 mg/kg vaste stof, en
biureet (C2H5N3O2)
12 g/kg vaste stof.
3.Salmonella spp. mag niet voorkomen in een monster van 25 g van het bemestingsproduct met CE-markering.
4.Geen van de volgende twee typen bacteriën mag in het bemestingsproduct met CE-markering voorkomen in een concentratie van meer dan 1 000 kve/g verse massa:
(a)Escherichia coli of
(b)Enterococcaceae.
Dit wordt aangetoond door de aanwezigheid van ten minste een van deze twee typen bacteriën te meten.
Productfunctiecategorie 1 A) I): vaste organische meststof
1.Een vaste organische meststof bevat ten minste 40 massaprocent droge stof.
2.Het bemestingsproduct met CE-markering bevat ten minste één van de volgende aangegeven nutriënten in hoeveelheden die ten minste gelijk zijn aan de vermelde minimumwaarden:
2,5 massaprocent totaal stikstof (N),
2 massaprocent totaal fosforpentoxide (P2O5), of
2 massaprocent totaal kaliumoxide (K2O).
3.Het gehalte organische koolstof (C) in het bemestingsproduct met CE-markering is ten minste 15 massaprocent.
Productfunctiecategorie 1 A) II): vloeibare organische meststof
1.Een vloeibare organische meststof bevat minder dan 40 % droge stof.
2.Het bemestingsproduct met CE-markering bevat ten minste één van de volgende aangegeven nutriënten in hoeveelheden die ten minste gelijk zijn aan de vermelde minimumwaarden:
2 massaprocent totaal stikstof (N),
1 massaprocent totaal fosforpentoxide (P2O5), of
2 massaprocent totaal kaliumoxide (K2O).
3.Het gehalte organische koolstof (C) in het bemestingsproduct met CE-markering is ten minste 5 massaprocent.
Productfunctiecategorie 1 B): organisch-minerale meststof
1.Een organisch-minerale meststof is een gecombineerde formulering van
een of meer anorganische meststoffen, zoals gespecificeerd in productfunctiecategorie 1 C), en
een materiaal dat
–organische koolstof (C) en
–nutriënten
bevat van uitsluitend biologische oorsprong, met uitzondering van materiaal dat is gefossiliseerd of ingebed in geologische formaties.
2.Indien een of meer van de anorganische meststoffen in de gecombineerde formulering een enkelvoudige of samengestelde vaste anorganische macronutriëntenmeststof op basis van ammoniumnitraat en met een hoog stikstofgehalte is, zoals omschreven in productfunctiecategorie 1 C) I) a) i-ii) A), moet het gehalte stikstof (N) afkomstig van ammoniumnitraat (NH4NO3) in het bemestingsproduct met CE-markering lager zijn dan 15,75 massaprocent.
3.In het bemestingsproduct met CE-markering mogen geen contaminanten voorkomen in grotere dan de volgende hoeveelheden:
(a)cadmium (Cd)
(1)indien het bemestingsproduct met CE-markering een totaal gehalte fosfor (P) van minder dan 5 massaprocent fosforpentoxide (P2O5)-equivalent heeft: 3 mg/kg vaste stof, of
(2)indien het bemestingsproduct met CE-markering een totaal gehalte fosfor (P) van 5 massaprocent fosforpentoxide (P2O5)-equivalent of meer heeft ("fosfaatmeststof"):
met ingang van [Publications Office, please insert the date of application of this Regulation]: 60 mg/kg fosforpentoxide (P2O5),
met ingang van [Publications Office, please insert the date occurring three years after the date of application of this Regulation]: 40 mg/kg fosforpentoxide (P2O5), en
met ingang van [Publications Office, please insert the date occurring twelve years after the date of application of this Regulation]: 20 mg/kg fosforpentoxide (P2O5),
(b)zeswaardig chroom (Cr(VI))
2 mg/kg vaste stof,
(c)kwik (Hg)
1 mg/kg vaste stof,
(d)nikkel (Ni)
50 mg/kg vaste stof, en
(e)lood (Pb)
120 mg/kg vaste stof.
4.Salmonella spp. mag niet voorkomen in een monster van 25 g van het bemestingsproduct met CE-markering.
5.Geen van de volgende twee typen bacteriën mag in het bemestingsproduct met CE-markering voorkomen in een concentratie van meer dan 1 000 kve/g verse massa:
(a)Escherichia coli of
(b)Enterococcaceae.
Dit wordt aangetoond door de aanwezigheid van ten minste een van deze twee typen bacteriën te meten.
Productfunctiecategorie 1 B) I): vaste organisch-minerale meststof
1.Een vaste organische-minerale meststof bevat ten minste 60 massaprocent droge stof.
2.Het bemestingsproduct met CE-markering bevat ten minste één van de volgende aangegeven nutriënten in hoeveelheden die ten minste gelijk zijn aan de vermelde minimumwaarden:
2,5 massaprocent totaal stikstof (N), waarvan 1 massaprocent van het bemestingsproduct met CE-markering als organische stikstof (N), of
2 massaprocent totaal fosforpentoxide (P2O5), of
2 massaprocent totaal kaliumoxide (K2O).
3.Het gehalte organische koolstof (C) in het bemestingsproduct met CE-markering is ten minste 7,5 massaprocent.
4.Elke eenheid van het bemestingsproduct met CE-markering bevat het organisch materiaal en de nutriënten in de aangegeven gehaltes.
Productfunctiecategorie 1 B) II): vloeibare organisch-minerale meststof
1.Een vloeibare organisch-minerale meststof bevat minder dan 60 massaprocent droge stof.
2.Het bemestingsproduct met CE-markering bevat ten minste één van de volgende aangegeven nutriënten in hoeveelheden die ten minste gelijk zijn aan de vermelde minimumwaarden:
2 massaprocent totaal stikstof (N), waarvan 0,5 massaprocent van het bemestingsproduct met CE-markering als organische stikstof (N), of
2 massaprocent totaal fosforpentoxide (P2O5), of
2 massaprocent totaal kaliumoxide (K2O).
3.Het gehalte organische koolstof (C) in het bemestingsproduct met CE-markering is ten minste 3 massaprocent.
Productfunctiecategorie 1 C): anorganische meststof
Een anorganische meststof is een meststof anders dan een organische of organisch-minerale meststof.
Productfunctiecategorie 1 C) I): anorganische macronutriëntenmeststof
1.Een anorganische macronutriëntenmeststof is bedoeld om planten van een of meer van de volgende macronutriënten te voorzien: stikstof (N), fosfor (P), kalium (K), magnesium (Mg), calcium (Ca), zwavel (S) of natrium (Na).
2.In het bemestingsproduct met CE-markering mogen geen contaminanten voorkomen in grotere dan de volgende hoeveelheden:
(a)cadmium (Cd)
(1)indien het bemestingsproduct met CE-markering een totaal gehalte fosfor (P) van minder dan 5 massaprocent fosforpentoxide (P2O5)-equivalent heeft: 3 mg/kg vaste stof, of
(2)indien het bemestingsproduct met CE-markering een totaal gehalte fosfor (P) van 5 massaprocent fosforpentoxide (P2O5)-equivalent of meer heeft ("fosfaatmeststof"):
met ingang van [Publications Office, please insert the date of application of this Regulation]: 60 mg/kg fosforpentoxide (P2O5),
met ingang van [Publications Office, please insert the date occurring three years after the date of application of this Regulation]: 40 mg/kg fosforpentoxide (P2O5), en
met ingang van [Publications Office, please insert the date occurring twelve years after the date of application of this Regulation]: 20 mg/kg fosforpentoxide (P2O5),
(b)zeswaardig chroom (Cr(VI))
2 mg/kg vaste stof,
(c)kwik (Hg)
2 mg/kg vaste stof,
(d)nikkel (Ni)
120 mg/kg vaste stof,
(e)lood (Pb)
150 mg/kg vaste stof,
(f)arseen (As)
60 mg/kg vaste stof,
(g)biureet (C2H5N3O2)
12 g/kg vaste stof, en
(h)perchloraat (ClO4-)
50 mg/kg vaste stof.
Productfunctiecategorie 1 C) I) a): vaste anorganische macronutriëntenmeststof
Een vaste anorganische macronutriëntenmeststof is een anorganische macronutriëntenmeststof die zich noch in suspensie, noch in oplossing bevindt in de zin van productfunctiecategorie 1 C) I) b).
Productfunctiecategorie 1 C) I) a) i): enkelvoudige vaste anorganische macronutriëntenmeststof
1.Een enkelvoudige vaste anorganische macronutriëntenmeststof heeft een aangegeven gehalte van niet meer dan één nutriënt.
2.Het bemestingsproduct met CE-markering bevat één van de volgende aangegeven nutriënten in een hoeveelheid die ten minste gelijk is aan de vermelde minimumwaarde:
10 massaprocent totaal stikstof (N),
12 massaprocent totaal fosforpentoxide (P2O5),
6 massaprocent totaal kaliumoxide (K2O),
5 massaprocent totaal magnesiumoxide (MgO),
12 massaprocent totaal calciumoxide (CaO),
10 massaprocent totaal zwaveltrioxide (SO3), of
1 massaprocent totaal natriumoxide (Na2O).
Productfunctiecategorie 1 C) I) a) ii): samengestelde vaste anorganische macronutriëntenmeststof
1.Een samengestelde vaste anorganische macronutriëntenmeststof heeft een aangegeven gehalte van meer dan één nutriënt.
2.Het bemestingsproduct met CE-markering bevat meer dan één van de volgende aangegeven nutriënten in hoeveelheden die ten minste gelijk zijn aan de vermelde minimumwaarden:
3 massaprocent totaal stikstof (N),
3 massaprocent totaal fosforpentoxide (P2O5),
3 massaprocent totaal kaliumoxide (K2O),
1,5 massaprocent totaal magnesiumoxide (MgO),
1,5 massaprocent totaal calciumoxide (CaO),
1,5 massaprocent totaal zwaveltrioxide (SO3), of
1 massaprocent totaal natriumoxide (Na2O).
Productfunctiecategorie 1 C) I) a) i-ii) A): enkelvoudige of samengestelde vaste anorganische macronutriëntenmeststof op basis van ammoniumnitraat en met een hoog stikstofgehalte
1.Een enkelvoudige of samengestelde vaste anorganische macronutriëntenmeststof op basis van ammoniumnitraat en met een hoog stikstofgehalte is gebaseerd op ammoniumnitraat (NH4NO3) en bevat ten minste 28 massaprocent stikstof (N) afkomstig van ammoniumnitraat (NH4NO3).
2.Alle eventueel aanwezige andere stoffen dan ammoniumnitraat (NH4NO3) zijn inert voor ammoniumnitraat (NH4NO3).
3.Het bemestingsproduct met CE-markering wordt uitsluitend in verpakte vorm aan de eindgebruiker ter beschikking gesteld. De verpakking is op zodanige wijze of met een zodanig systeem gesloten dat door het openen ervan de sluiting, het sluitzegel of de verpakking zelf onherstelbaar wordt beschadigd. Het gebruik van klepzakken is toegestaan.
4.De olieretentie van het bemestingsproduct met CE-markering, dat vooraf twee temperatuurcycli heeft doorlopen zoals beschreven in rubriek 4.1 van module A1 in bijlage IV, mag niet meer dan 4 massaprocent bedragen.
5.De bestendigheid tegen detonatie van het bemestingsproduct met CE-markering moet zodanig zijn dat
na vijf temperatuurcycli zoals beschreven in rubriek 4.2 van module A1 in bijlage IV,
bij twee detonatieproeven zoals beschreven in rubriek 4.3 van module A1 in bijlage IV,
een of meer van de loden steuncilinders minder dan 5 % wordt gestuikt.
6.Het gehalte als koolstof (C) gemeten brandbaar materiaal mag niet meer bedragen dan
0,2 massaprocent bij bemestingsproducten met CE-markering met een gehalte stikstof (N) van ten minste 31,5 massaprocent, en
0,4 massaprocent bij bemestingsproducten met CE-markering met een gehalte stikstof (N) van ten minste 28, maar minder dan 31,5, massaprocent.
7.De pH van een oplossing van 10 g van het bemestingsproduct met CE-markering in 100 ml water moet ten minste 4,5 bedragen.
8.Ten hoogste 5 massaprocent van het bemestingsproduct met CE-markering mag door een zeef met een maaswijdte van 1 mm gaan, en ten hoogste 3 massaprocent door een zeef met een maaswijdte van 0,5 mm.
9.Het gehalte koper (Cu) mag niet hoger zijn dan 10 mg/kg, en het gehalte chloor (Cl) niet hoger dan 200 mg/kg.
Productfunctiecategorie 1 C) I) b): vloeibare anorganische macronutriëntenmeststof
Een vloeibare anorganische macronutriëntenmeststof is een anorganische macronutriëntenmeststof in suspensie of oplossing, waarbij
onder een suspensie een dispersie met twee fasen wordt verstaan, waarbij vaste deeltjes in de vloeibare fase gesuspendeerd blijven, en
onder een oplossing een vloeistof wordt verstaan die geen vaste deeltjes bevat.
Productfunctiecategorie 1 C) I) b) i): enkelvoudige vloeibare anorganische macronutriëntenmeststof
1.Een enkelvoudige vloeibare anorganische macronutriëntenmeststof heeft een aangegeven gehalte van niet meer dan één nutriënt.
2.Het bemestingsproduct met CE-markering bevat één van de volgende aangegeven nutriënten in een hoeveelheid die ten minste gelijk is aan de vermelde minimumwaarde:
5 massaprocent totaal stikstof (N),
5 massaprocent totaal fosforpentoxide (P2O5),
3 massaprocent totaal kaliumoxide (K2O),
2 massaprocent totaal magnesiumoxide (MgO),
6 massaprocent totaal calciumoxide (CaO),
5 massaprocent totaal zwaveltrioxide (SO3), of
1 massaprocent totaal natriumoxide (Na2O).
Productfunctiecategorie 1 C) I) b) ii): samengestelde vloeibare anorganische macronutriëntenmeststof
1.Een samengestelde vloeibare anorganische macronutriëntenmeststof heeft een aangegeven gehalte van meer dan één nutriënt.
2.Het bemestingsproduct met CE-markering bevat meer dan één van de volgende aangegeven nutriënten in hoeveelheden die ten minste gelijk zijn aan de vermelde minimumwaarden:
1,5 massaprocent totaal stikstof (N),
1,5 massaprocent totaal fosforpentoxide (P2O5),
1,5 massaprocent totaal kaliumoxide (K2O),
0,75 massaprocent totaal magnesiumoxide (MgO),
0,75 massaprocent totaal calciumoxide (CaO),
0,75 massaprocent totaal zwaveltrioxide (SO3), of
0,5 massaprocent totaal natriumoxide (Na2O).
Productfunctiecategorie 1 C) II): anorganische micronutriëntenmeststof
1.Een anorganische micronutriëntenmeststof is een anorganische meststof, anders dan een macronutriëntenmeststof, bedoeld om planten van een of meer van de volgende nutriënten te voorzien: boor (B), kobalt (Co), koper (Cu), ijzer (Fe), mangaan (Mn), molybdeen (Mo) of zink (Zn).
2.Micronutriëntenmeststoffen worden uitsluitend in verpakte vorm aan de eindgebruiker ter beschikking gesteld.
3.In het bemestingsproduct met CE-markering mogen geen contaminanten voorkomen in grotere dan de volgende hoeveelheden:
Contaminant
|
Maximumgehalte uitgedrukt als massa, in verhouding tot het totale gehalte micronutriënten
(mg/kg totaal boor (B), kobalt (Co), koper (Cu), ijzer (Fe), mangaan (Mn), molybdeen (Mo) en zink (Zn)).
|
Arseen (As)
|
1 000
|
Cadmium (Cd)
|
200
|
Lood (Pb)
|
600
|
Kwik (Hg)
|
100
|
Nikkel (Ni)
|
2 000
|
Productfunctiecategorie 1 C) II) a): enkelvoudige anorganische micronutriëntenmeststof
1.Een enkelvoudige anorganische micronutriëntenmeststof heeft een aangegeven gehalte van niet meer dan één nutriënt.
2.Het bemestingsproduct met CE-markering voldoet aan een van de typologieën, beschrijvingen en overeenkomstige vereisten voor het minimumgehalte aan nutriënten in de onderstaande tabel:
Typologie
|
Beschrijving
|
Minimumgehalte aan nutriënten
|
Micronutriëntenmeststof op basis van zout
|
Een langs chemische weg verkregen vaste micronutriëntenmeststof met een mineraal zout of een minerale oxide of hydroxide als hoofdbestanddeel
|
10 massaprocent van het bemestingsproduct met CE-markering bestaat uit de in water oplosbare micronutriënt
|
Meststof op basis van micronutriënt
|
Een micronutriëntenmeststof waarin een micronutriëntenmeststof op basis van zout is gecombineerd met een of meer andere micronutriëntenmeststoffen op basis van zout en/of met een enkel chelaat van een micronutriënt
|
5 massaprocent van het bemestingsproduct met CE-markering bestaat uit de micronutriënt
|
Micronutriëntenmeststof op basis van oplossing
|
Een waterige oplossing van verschillende vormen van een micronutriëntenmeststof
|
2 massaprocent van het bemestingsproduct met CE-markering bestaat uit de in water oplosbare micronutriënt
|
Micronutriëntenmeststof op basis van suspensie
|
Een product dat is verkregen door verschillende vormen van een micronutriëntenmeststof te suspenderen
|
2 massaprocent van het bemestingsproduct met CE-markering bestaat uit de micronutriënt
|
Micronutriëntenmeststof op basis van chelaatvorming
|
Een in water oplosbaar product waarin de aangegeven micronutriënt langs chemische weg is gecombineerd met een of meer aan de vereisten van productfunctiecategorie 5 B) beantwoordende chelaatvormers
|
5 massaprocent van het bemestingsproduct met CE-markering bestaat uit de in water oplosbare micronutriënt, en
ten minste 80 % van de in water oplosbare micronutriënt is gecheleerd door middel van een aan de vereisten van productfunctiecategorie 5 B) beantwoordende chelaatvormer
|
Micronutriëntenmeststof op basis van complexvorming
|
Een in water oplosbaar product waarin de aangegeven micronutriënt langs chemische weg is gecombineerd met een of meer aan de vereisten van productfunctiecategorie 5 C) beantwoordende complexvormers
|
5 massaprocent van het bemestingsproduct met CE-markering bestaat uit de in water oplosbare micronutriënt, en
ten minste 80 % van de in water oplosbare micronutriënt is gecomplexeerd door middel van een aan de vereisten van productfunctiecategorie 5 C) beantwoordende complexvormer
|
Productfunctiecategorie 1 C) II) b): samengestelde anorganische micronutriëntenmeststof
1.Een samengestelde anorganische micronutriëntenmeststof heeft een aangegeven gehalte van meer dan één miconutriënt.
2.Het bemestingsproduct met CE-markering bevat aangegeven nutriënten in hoeveelheden die ten minste gelijk zijn aan de volgende waarden:
2 massaprocent voor meststoffen in suspensie of oplossing ("vloeibare samengestelde anorganische micronutriëntenmeststoffen"), waarbij
onder een suspensie een dispersie met twee fasen wordt verstaan, waarbij vaste deeltjes in de vloeibare fase gesuspendeerd blijven, en
onder een oplossing een vloeistof wordt verstaan die geen vaste deeltjes bevat, en
5 massaprocent voor andere meststoffen ("vaste samengestelde anorganische micronutriëntenmeststoffen").
Productfunctiecategorie 2: kalkmeststof
1.Een kalkmeststof is een bemestingsproduct met CE-markering dat is bedoeld om de zuurtegraad van de bodem te corrigeren en oxiden, hydroxiden, carbonaten of silicaten van de nutriënten calcium (Ca) of magnesium (Mg) bevat.
2.In het bemestingsproduct met CE-markering mogen geen contaminanten voorkomen in grotere dan de volgende hoeveelheden:
cadmium (Cd)
3 mg/kg vaste stof,
zeswaardig chroom (Cr(VI))
2 mg/kg vaste stof,
kwik (Hg)
2 mg/kg vaste stof,
nikkel (Ni)
90 mg/kg vaste stof,
lood (Pb)
200 mg/kg vaste stof, en
arseen (As)
120 mg/kg vaste stof.
3.Er moet worden voldaan aan de volgende parameters, zoals vastgesteld voor de droge stof:
minimale neutraliserende waarde: 15 (equivalent CaO) of 9 (equivalent HO-), en
minimale reactiviteit:
10 % of 50 % na 6 maanden (incubatietest).
Productfunctiecategorie 3: bodemverbeteraar
Een bodemverbeteraar is een bemestingsproduct met CE-markering dat is bedoeld om aan de bodem te worden toegevoegd teneinde de fysische of chemische eigenschappen, de structuur of de biologische activiteit daarvan in stand te houden, te verbeteren of te beschermen.
Productfunctiecategorie 3 A): organische bodemverbeteraar
1.Een organische bodemverbeteraar bestaat geheel uit materiaal van uitsluitend biologische oorsprong, met uitzondering van materiaal dat is gefossiliseerd of ingebed in geologische formaties.
2.In het bemestingsproduct met CE-markering mogen geen contaminanten voorkomen in grotere dan de volgende hoeveelheden:
cadmium (Cd)
3 mg/kg vaste stof,
zeswaardig chroom (Cr(VI))
2 mg/kg vaste stof,
kwik (Hg)
1 mg/kg vaste stof,
nikkel (Ni)
50 mg/kg vaste stof, en
lood (Pb)
120 mg/kg vaste stof.
3.Indien het bemestingsproduct met CE-markering een dierlijk bijproduct bevat zoals omschreven in Verordening (EG) nr. 1069/2009
(a)mag Salmonella spp. niet voorkomen in een monster van 25 g van het bemestingsproduct met CE-markering;
(b)mag geen van de volgende twee typen bacteriën in het bemestingsproduct met CE-markering voorkomen in een concentratie van meer dan 1 000 kve/g verse massa:
Escherichia coli of
Enterococcaceae.
Dit wordt aangetoond door de aanwezigheid van ten minste een van deze twee typen bacteriën te meten.
4.Het bemestingsproduct met CE-markering bevat ten minste 40 % droge stof.
5.Het gehalte organische koolstof (C) in het bemestingsproduct met CE-markering is ten minste 7,5 massaprocent.
Productfunctiecategorie 3 B): anorganische bodemverbeteraar
1.Een anorganische bodemverbeteraar is een bodemverbeteraar anders dan een organische bodemverbeteraar.
2.In het bemestingsproduct met CE-markering mogen geen contaminanten voorkomen in grotere dan de volgende hoeveelheden:
cadmium (Cd)
1,5 mg/kg vaste stof,
zeswaardig chroom (Cr(VI))
2 mg/kg vaste stof,
kwik (Hg)
1 mg/kg vaste stof,
nikkel (Ni)
100 mg/kg vaste stof, en
lood (Pb)
150 mg/kg vaste stof.
Productfunctiecategorie 4: groeimedium
1.Een groeimedium is een materiaal, anders dan bodem, bedoeld om als substraat voor wortelvorming te dienen.
2.In het bemestingsproduct met CE-markering mogen geen contaminanten voorkomen in grotere dan de volgende hoeveelheden:
cadmium (Cd)
3 mg/kg vaste stof,
zeswaardig chroom (Cr(VI))
2 mg/kg vaste stof,
kwik (Hg)
1 mg/kg vaste stof,
nikkel (Ni)
100 mg/kg vaste stof, en
lood (Pb)
150 mg/kg vaste stof.
3.Salmonella spp. mag niet voorkomen in een monster van 25 g van het bemestingsproduct met CE-markering.
4.Geen van de volgende twee typen bacteriën mag in het bemestingsproduct met CE-markering voorkomen in een concentratie van meer dan 1 000 kve/g verse massa:
(a)Escherichia coli of
(b)Enterococcaceae.
Dit wordt aangetoond door de aanwezigheid van ten minste een van deze twee typen bacteriën te meten.
Productfunctiecategorie 5: agronomisch toevoegingsmiddel
Een agronomisch toevoegingsmiddel is een bemestingsproduct met CE-markering dat is bedoeld om aan een product dat planten van nutriënten voorziet te worden toegevoegd, teneinde de afgiftepatronen van de nutriënten in dat product te verbeteren.
Productfunctiecategorie 5 A): remmer
1.Een remmer is een stof die of een mengsel dat de activiteit van bepaalde groepen micro-organismen of enzymen vertraagt of beëindigt.
2.Elke stof in deze categorie moet overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1907/2006 zijn geregistreerd, waarbij het registratiedossier het volgende moet bevatten:
(a)de in de bijlagen VI, VII en VIII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 bedoelde informatie, alsmede
(b)een chemischeveiligheidsrapport overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EG) nr. 1907/2006 dat betrekking heeft op het gebruik als bemestingsproduct,
tenzij de stof expliciet onder een van de vrijstellingen van de registratieplicht valt waarin is voorzien in bijlage IV bij die verordening of in de punten 6, 7, 8 of 9 van bijlage V bij die verordening.
Productfunctiecategorie 5 A) I): nitrificatieremmer
1.Een nitrificatieremmer remt de biologische oxidatie van ammoniumstikstof (NH3-N) tot nitrietstikstof (NO2-), en vertraagt daarmee de vorming van nitraatstikstof (NO3-).
2.Uit een bodemincubatietest waarmee de oxidatiesnelheid van ammoniumstikstof (NH3-N) wordt gemeten door te kijken naar
het verdwijnen van ammoniumstikstof (NH3-N), of
de som van de productie van nitrietstiktof (NO2-) en nitraatstikstof (NO3-) afgezet tegen de tijd
in een bodemmonster waaraan de nitrificatieremmer is toegevoegd, moet blijken dat de oxidatiesnelheid van ammoniumstikstof (NH3-N) statistisch verschilt van die in een controlemonster waaraan de nitrificatieremmer niet is toegevoegd.
Productfunctiecategorie 5 A) II): ureaseremmer
1.Een ureaseremmer remt de hydrolytische werking op ureum (CH4N2O) van het urease-enzym, voornamelijk om ammoniakvervluchtiging tegen te gaan.
2.Uit een in-vitrometing van de hydrolyse van ureum (CH4N2O) afgezet tegen de tijd in een bodemmonster waaraan de ureaseremmer is toegevoegd, moet blijken dat de hydrolysesnelheid statistisch verschilt van die in een controlemonster waaraan de ureaseremmer niet is toegevoegd.
Productfunctiecategorie 5 B): chelaatvormer
1.Een chelaatvormer is een organische stof die is bedoeld om de beschikbaarheid op lange termijn van nutriënten voor planten te verbeteren, en die bestaat uit een molecuul dat
op twee of meer plaatsen elektronenparen kan doneren aan een centraal overgangsmetaalkation (zink (Zn), koper (Cu), ijzer (Fe), mangaan (Mn), magnesium (Mg), calcium (Ca) of kobalt (Co)), en dat
groot genoeg is om een structuur met vijf of zes ringen te vormen.
2.De stof moet overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1907/2006 zijn geregistreerd, waarbij het registratiedossier het volgende moet bevatten:
(a)de in de bijlagen VI, VII en VIII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 bedoelde informatie, alsmede
(b)een chemischeveiligheidsrapport overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EG) nr. 1907/2006 dat betrekking heeft op het gebruik als bemestingsproduct,
tenzij de stof expliciet onder een van de vrijstellingen van de registratieplicht valt waarin is voorzien in bijlage IV bij die verordening of in de punten 6, 7, 8 of 9 van bijlage V bij die verordening.
3.Na 3 dagen in een standaard Hoagland-oplossing bij pH 7 en 8 moet het bemestingsproduct met CE-markering stabiel blijven.
Productfunctiecategorie 5 C): complexvormer
1.Een complexvormer is een organische stof die is bedoeld om de beschikbaarheid op lange termijn van nutriënten voor planten te verbeteren, en die een platte of ruimtelijke structuur kan vormen met één di- of trivalent overgangsmetaalkation.
2.De stof moet overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1907/2006 zijn geregistreerd, waarbij het registratiedossier het volgende moet bevatten:
(a)de in de bijlagen VI, VII en VIII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 bedoelde informatie, alsmede
(b)een chemischeveiligheidsrapport overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EG) nr. 1907/2006 dat betrekking heeft op het gebruik als bemestingsproduct,
tenzij de stof expliciet onder een van de vrijstellingen van de registratieplicht valt waarin is voorzien in bijlage IV bij die verordening of in de punten 6, 7, 8 of 9 van bijlage V bij die verordening.
3.Na 1 dag in een wateroplossing bij pH 6 en 7 moet het bemestingsproduct met CE-markering stabiel blijven.
Productfunctiecategorie 6: biostimulant voor planten
1.Een biostimulant voor planten is een bemestingsproduct met CE-markering dat de voedingsprocessen van een plant stimuleert onafhankelijk van het gehalte aan nutriënten van het product, met als enige doel een of meer van de volgende eigenschappen van de plant te verbeteren:
(a)de efficiëntie van het gebruik van nutriënten,
(b)de tolerantie voor abiotische stress, of
(c)de kenmerken in verband met de kwaliteit van het gewas.
2.In het bemestingsproduct met CE-markering mogen geen contaminanten voorkomen in grotere dan de volgende hoeveelheden:
cadmium (Cd)
3 mg/kg vaste stof,
zeswaardig chroom (Cr(VI))
2 mg/kg vaste stof, en
lood (Pb)
120 mg/kg vaste stof.
3.De biostimulant voor planten moet de op het etiket aangegeven effecten hebben op de eveneens op het etiket vermelde gewassen.
Productfunctiecategorie 6 A): microbiële biostimulant voor planten
1.Een microbiële biostimulant voor planten bestaat uitsluitend uit een micro-organisme of een consortium van micro-organismen zoals bedoeld in bestanddelencategorie 7 in bijlage II.
2.In het bemestingsproduct met CE-markering mogen geen contaminanten voorkomen in grotere dan de volgende hoeveelheden:
kwik (Hg)
1 mg/kg vaste stof, en
nikkel (Ni)
50 mg/kg vaste stof.
3.Salmonella spp. mag niet voorkomen in een monster van 25 g of 25 ml van het bemestingsproduct met CE-markering.
4.Escherichia coli mag niet voorkomen in een monster van 1 g of 1 ml van het bemestingsproduct met CE-markering.
5.Enterococcaceae mogen niet in het bemestingsproduct met CE-markering voorkomen in grotere hoeveelheden dan 10 kve/g verse massa.
6.Listeria monocytogenes mag niet voorkomen in een monster van 25 g of 25 ml van het bemestingsproduct met CE-markering.
7.Vibrio spp. mag niet voorkomen in een monster van 25 g of 25 ml van het bemestingsproduct met CE-markering.
8.Shigella spp. mag niet voorkomen in een monster van 25 g of 25 ml van het bemestingsproduct met CE-markering.
9.Staphylococcus aureus mag niet voorkomen in een monster van 1 g of 1 ml van het bemestingsproduct met CE-markering.
10.Het aeroob kiemgetal bedraagt ten hoogste 105 kve/g of ml monster van het bemestingsproduct met CE-markering, tenzij de microbiële biostimulant een aerobe bacterie is.
11.Een telling van gisten en schimmels levert een uitkomst op van ten hoogste 1 000 kve/g of ml monster van het bemestingsproduct met CE-markering, tenzij de microbacteriële biostimulant een schimmel is.
12.Indien de microbiële biostimulant voor planten bestaat uit een suspensie of een oplossing, waarbij
onder een suspensie een dispersie met twee fasen wordt verstaan, waarbij vaste deeltjes in de vloeibare fase gesuspendeerd blijven, en
onder een oplossing een vloeistof wordt verstaan die geen vaste deeltjes bevat,
moet de biostimulant voor planten een pH van 4 of hoger hebben.
13.De houdbaarheidstermijn van de microbiële biostimulant voor planten bedraagt ten minste 6 maanden onder de op het etiket vermelde opslagomstandigheden.
Productfunctiecategorie 6 B): niet-microbiële biostimulant voor planten
Een niet-microbiële biostimulant voor planten is een biostimulant voor planten, anders dan een microbiële biostimulant voor planten.
Productfunctiecategorie 6 B) I): organische niet-microbiële biostimulant voor planten
1.Een organische niet-microbiële biostimulant voor planten bestaat uit een stof die of een mengsel dat koolstof (C) bevat dat uitsluitend van dierlijke of plantaardige oorsprong is.
2.In het bemestingsproduct met CE-markering mogen geen contaminanten voorkomen in grotere dan de volgende hoeveelheden:
kwik (Hg)
1 mg/kg vaste stof, en
nikkel (Ni)
50 mg/kg vaste stof.
3.Salmonella spp. mag niet voorkomen in een monster van 25 g van het bemestingsproduct met CE-markering.
4.Geen van de volgende twee typen bacteriën mag in het bemestingsproduct met CE-markering voorkomen in een concentratie van meer dan 1 000 kve/g verse massa:
(a)Escherichia coli of
(b)Enterococcaceae.
Dit wordt aangetoond door de aanwezigheid van ten minste een van deze twee typen bacteriën te meten.
Productfunctiecategorie 6 B) II): anorganische niet-microbiële biostimulant voor planten
1.Een anorganische niet-microbiële biostimulant voor planten is een niet-microbiële biostimulant voor planten, anders dan een organische niet-microbiële biostimulant voor planten.
2.In het bemestingsproduct met CE-markering mogen geen contaminanten voorkomen in grotere dan de volgende hoeveelheden:
kwik (Hg)
2 mg/kg vaste stof,
nikkel (Ni)
120 mg/kg vaste stof, en
arseen (As)
60 mg/kg vaste stof.
Productfunctiecategorie 7: bemestingsproductenblend
1.Een bemestingsproductenblend is een bemestingsproduct met CE-markering dat bestaat uit twee of meer bemestingsproducten met CE-markering van categorie 1-6.
2.De naleving van de eisen van deze verordening moet voor elk samenstellend bemestingsproduct in de blend zijn aangetoond overeenkomstig de conformiteitsbeoordelingsprocedure die op dat samenstellend bemestingsproduct van toepassing is.
3.Door het blenden mag de aard van elk samenstellend bemestingsproduct niet worden gewijzigd
op een wijze die een nadelig effect heeft op de gezondheid van mensen, dieren of planten, op de veiligheid of op het milieu, onder redelijkerwijs te verwachten omstandigheden bij de opslag of het gebruik van de bemestingsproductenblend met CE-markering, of
op enige andere significante wijze.
4.De fabrikant van de blend beoordeelt de conformiteit van de blend met de in de punten 1-3 hierboven beschreven eisen, zorgt ervoor dat de blend voldoet aan de etiketteringsvoorschriften van bijlage III, en neemt overeenkomstig artikel 15, lid 4, van deze verordening de verantwoordelijkheid voor de conformiteit van de blend met de eisen van deze verordening door
een EU-conformiteitsverklaring voor de bemestingsproductenblend met CE-markering op te stellen overeenkomstig artikel 6, lid 2, van deze verordening, en
in het bezit te zijn van de EU-conformiteitsverklaring voor elk van de samenstellende bemestingsproducten.
5.Marktdeelnemers die bemestingsproductenblends met CE-markering op de markt aanbieden, nemen de volgende bepalingen van deze verordening met betrekking tot de EU-conformiteitsverklaring voor elk samenstellend bemestingsproduct en voor de blend in acht:
artikel 6, lid 3 (verplichting van fabrikanten om de EU-conformiteitsverklaring te bewaren);
artikel 7, lid 2, onder a) (verplichting van gemachtigden om de EU-conformiteitsverklaring te bewaren);
artikel 8, lid 2 (verplichting van importeurs om erop toe te zien dat het bemestingsproduct met CE-markering vergezeld gaat van de EU-conformiteitsverklaring);
artikel 8, lid 8 (verplichting van importeurs een kopie van de EU-conformiteitsverklaring ter beschikking van de markttoezichtautoriteiten te houden); en
artikel 9, lid 2 (verplichting van distributeurs om te controleren of het bemestingsproduct met CE-markering vergezeld gaat van de EU-conformiteitsverklaring).
BIJLAGE II
Bestanddelencategorieën
Een bemestingsproduct met CE-markering bevat uitsluitend bestanddelen die voldoen aan de eisen voor een of meer van de hieronder opgesomde bestanddelencategorieën.
De bestanddelen, dan wel de voor de vervaardiging daarvan gebruikte uitgangsmaterialen, bevatten geen stoffen waarvoor in bijlage I van deze verordening maximale grenswaarden worden vermeld in hoeveelheden die de naleving door het bemestingsproduct met CE-markering van de toepasselijke eisen van die bijlage in gevaar brengen.
Deel I
Overzicht van bestanddelencategorieën
Bestanddelencategorie 1: stoffen en mengsels als primair materiaal
Bestanddelencategorie 2: niet-bewerkte of mechanisch bewerkte planten, delen van planten of plantenextracten
Bestanddelencategorie 3: compost
Bestanddelencategorie 4: digestaat van energiegewassen
Bestanddelencategorie 5: ander digestaat dan digestaat van energiegewassen
Bestanddelencategorie 6: bijproducten van de levensmiddelenindustrie
Bestanddelencategorie 7: micro-organismen
Bestanddelencategorie 8: agronomische toevoegingsmiddelen
Bestanddelencategorie 9: nutriëntenpolymeren
Bestanddelencategorie 10: andere polymeren dan nutriëntenpolymeren
Bestanddelencategorie 11: bepaalde dierlijke bijproducten
Deel II
Eisen met betrekking tot bestanddelencategorieën
In dit deel worden de bestanddelen omschreven waaruit de bemestingsproducten met CE-markering uitsluitend bestaan.
Bestanddelencategorie 1: stoffen en mengsels als primair materiaal
1.Een bemestingsproduct met CE-markering mag stoffen en mengsels bevatten anders dan
(a)afvalstoffen in de zin van Richtlijn 2008/98/EEG,
(b)bijproducten in de zin van Richtlijn 2008/98/EEG,
(c)materialen die in een eerder stadium tot een van de onder a) of b) genoemde materialen behoorden,
(d)dierlijke bijproducten in de zin van Verordening (EG) nr. 1069/2009,
(e)polymeren, of
(f)stoffen of mengsels die zijn bedoeld ter verbetering van de afgiftepatronen van de nutriënten in het bemestingsproduct met CE-markering waarin zij zijn verwerkt.
2.Alle stoffen die, als zodanig of in een mengsel, in het bemestingsproduct met CE-markering zijn verwerkt, moeten overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1907/2006 zijn geregistreerd, waarbij het registratiedossier het volgende moet bevatten:
(a)de in de bijlagen VI, VII en VIII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 bedoelde informatie, alsmede
(b)een chemischeveiligheidsrapport overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EG) nr. 1907/2006 dat betrekking heeft op het gebruik als bemestingsproduct,
tenzij de stof expliciet onder een van de vrijstellingen van de registratieplicht valt waarin is voorzien in bijlage IV bij die verordening of in de punten 6, 7, 8 of 9 van bijlage V bij die verordening.
Bestanddelencategorie 2: niet-bewerkte of mechanisch bewerkte planten, delen van planten of plantenextracten
1.Een bemestingsproduct met CE-markering mag planten, delen van planten of plantenextracten bevatten die geen andere bewerking hebben ondergaan dan snijden, fijnmaken, centrifugeren, persen, drogen, vriesdrogen of extraheren met water.
2.Voor de toepassing van punt 1 hierboven worden algen geacht tot de planten te behoren, maar blauwwieren niet.
Bestanddelencategorie 3: compost
1.Een bemestingsproduct met CE-markering mag compost bevatten die is verkregen uit aerobe compostering van uitsluitend een of meer van de volgende uitgangsmaterialen:
(a)bioafval in de zin van Richtlijn 2008/98/EG, afkomstig uit gescheiden inzameling van bioafval aan de bron;
(b)dierlijke bijproducten van de categorieën 2 en 3 overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1069/2009;
(c)levende of dode organismen of delen daarvan, onbewerkt of enkel bewerkt met de hand, met mechanische hulpmiddelen of met behulp van de zwaartekracht, door oplossing in water, door flotatie, door extractie met water, door stoomdistillatie, of door verhitting uitsluitend om water te onttrekken, of die met enig hulpmiddel aan de lucht zijn onttrokken, met uitzondering van
de organische fractie van gemengd stedelijk afval van huishoudens, gescheiden door een mechanische, fysisch-chemische, biologische en/of handmatige behandeling,
zuiveringsslib, industrieel slib, of baggerslib, en
dierlijke bijproducten van categorie 1 overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1069/2009;
(d)toevoegingsmiddelen voor de compostering die nodig zijn ter verbetering van de prestaties van het composteringsproces met betrekking tot het proces zelf of het milieu, mits
het toevoegingsmiddel overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1907/2006 is geregistreerd, waarbij het registratiedossier het volgende moet bevatten:
–de in de bijlagen VI, VII en VIII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 bedoelde informatie, alsmede
–een chemischeveiligheidsrapport overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EG) nr. 1907/2006 dat betrekking heeft op het gebruik als bemestingsproduct,
tenzij de stof expliciet onder een van de vrijstellingen van de registratieplicht valt waarin is voorzien in bijlage IV bij die verordening of in de punten 6, 7, 8 of 9 van bijlage V bij die verordening, en
het totale gehalte aan alle toevoegingsmiddelen niet meer bedraagt dan 5 % van het totale gewicht van het uitgangsmateriaal; of
(e)een onder a) tot en met d) vermeld materiaal dat
in een eerder stadium is gecomposteerd of vergist, en
ten hoogste 6 mg/kg droge stof PAK16 bevat.
2.De compostering vindt plaats in een inrichting
waar alleen de in punt 1 hierboven bedoelde uitgangsmaterialen worden verwerkt, en
waar fysiek contact tussen de uitgangsmaterialen en eindmaterialen wordt vermeden, ook tijdens de opslag.
3.De aerobe compostering bestaat uit een beheerste, voornamelijk aerobe, ontbinding van biologisch afbreekbaar materiaal, die dankzij langs biologische weg opgewekte warmte de ontwikkeling van temperaturen mogelijk maakt die geschikt zijn voor thermofiele bacteriën. Alle delen van elke charge worden regelmatig en grondig bewogen om te zorgen voor de juiste hygiënisering en homogeniteit van het materiaal. Tijdens het composteringsproces hebben alle delen van elke charge een van de volgende temperatuur-tijdsprofielen:
65 °C of meer gedurende ten minste 5 dagen,
60 °C of meer gedurende ten minste 7 dagen, of
55 °C of meer gedurende ten minste 14 dagen.
4.De compost bevat
(a)ten hoogste 6 mg/kg droge stof PAK16, en
(b)ten hoogste 5 g/kg droge stof macroscopische onzuiverheden in de vorm van glas, metaal en kunststof groter dan 2 mm.
5.Met ingang van [Publications Office: Please insert the date occurring 5 years after the date of application of this Regulation] bevat de compost ten hoogste 2,5 g/kg droge stof macroscopische onzuiverheden in de vorm van kunststof groter dan 2 mm. Uiterlijk op [Publications Office: Please insert the date occurring 8 years after the date of application of this Regulation] wordt de grenswaarde van 2,5 g/kg droge stof opnieuw beoordeeld teneinde rekening te houden met de vooruitgang op het gebied van de gescheiden inzameling van bioafval.
6.De compost voldoet aan ten minste een van de volgende stabiliteitscriteria:
(a)zuurstofopnamesnelheid:
definitie: een indicator van de mate waarin biologisch afbreekbaar organisch materiaal binnen een bepaalde tijd wordt afgebroken. De methode is niet geschikt voor materiaal met een gehalte aan deeltjes met een grootte > 10 mm van meer dan 20 %;
criterium: maximaal 25 mmol O2/kg organisch materiaal/h; of
(b)zelfverhittingsfactor:
definitie: de maximumtemperatuur die onder gestandaardiseerde omstandigheden door een compost wordt bereikt en die een indicator vormt voor de toestand van de aerobe biologische activiteit ervan;
criterium: minimaal Rottegrad III.
Bestanddelencategorie 4: digestaat van energiegewassen
1.Een bemestingsproduct met CE-markering mag digestaat bevatten dat is verkregen uit anaerobe vergisting van uitsluitend een of meer van de volgende uitgangsmaterialen:
(a)planten die niet voor enig ander doel zijn gebruikt. Voor de toepassing van dit punt worden algen geacht tot de planten te behoren, maar blauwwieren niet;
(b)toevoegingsmiddelen voor de vergisting die nodig zijn ter verbetering van de prestaties van het vergistingsproces met betrekking tot het proces zelf of het milieu, mits
het toevoegingsmiddel overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1907/2006 is geregistreerd, waarbij het registratiedossier het volgende moet bevatten:
–de in de bijlagen VI, VII en VIII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 bedoelde informatie, alsmede
–een chemischeveiligheidsrapport overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EG) nr. 1907/2006 dat betrekking heeft op het gebruik als bemestingsproduct,
tenzij de stof expliciet onder een van de vrijstellingen van de registratieplicht valt waarin is voorzien in bijlage IV bij die verordening of in de punten 6, 7, 8 of 9 van bijlage V bij die verordening, en
het totale gehalte aan alle toevoegingsmiddelen niet meer bedraagt dan 5 % van het totale gewicht van het uitgangsmateriaal; of
(c)een onder a) of b) bedoeld materiaal dat in een eerder stadium is vergist.
2.De anaerobe vergisting vindt plaats in een inrichting
waar alleen de in punt 1 hierboven bedoelde uitgangsmaterialen worden verwerkt, en
waar fysiek contact tussen de uitgangsmaterialen en eindmaterialen wordt vermeden, ook tijdens de opslag.
3.De anaerobe vergisting bestaat uit een beheerste, voornamelijk anaerobe, ontbinding van biologisch afbreekbaar materiaal, bij temperaturen die geschikt zijn voor mesofiele of thermofiele bacteriën. Alle delen van elke charge worden regelmatig en grondig bewogen om te zorgen voor de juiste hygiënisering en homogeniteit van het materiaal. Tijdens het vergistingsproces hebben alle delen van elke charge een van de volgende temperatuur-tijdsprofielen:
(a)thermofiele anaerobe vergisting bij 55 °C gedurende minstens 24 uur en een hydraulische verblijftijd van ten minste 20 dagen;
(b)thermofiele anaerobe vergisting bij 55 °C met een verwerkingsproces waarin een pasteurisatiestap is opgenomen (70 °C – 1 uur);
(c)thermofiele anaerobe vergisting bij 55 °C, gevolgd door compostering bij
65 °C of meer gedurende ten minste 5 dagen,
60 °C of meer gedurende ten minste 7 dagen, of
55 °C of meer gedurende ten minste 14 dagen;
(d)mesofiele anaerobe vergisting bij 37-40 °C met een verwerkingsproces waarin een pasteurisatiestap is opgenomen (70 °C – 1 uur); of
(e)mesofiele anaerobe vergisting bij 37-40 °C, gevolgd door compostering bij
65 °C of meer gedurende ten minste 5 dagen,
60 °C of meer gedurende ten minste 7 dagen, of
55 °C of meer gedurende ten minste 14 dagen.
4.Zowel het vaste als het vloeibare deel van het digestaat voldoet aan ten minste een van de volgende stabiliteitscriteria:
(a)zuurstofopnamesnelheid:
definitie: een indicator van de mate waarin biologisch afbreekbaar organisch materiaal binnen een bepaalde tijd wordt afgebroken. De methode is niet geschikt voor materiaal met een gehalte aan deeltjes met een grootte > 10 mm van meer dan 20 %;
criterium: maximaal 50 mmol O2/kg organisch materiaal/h; of
(b)restgaspotentieel:
definitie: een indicator voor het gedurende een periode van 28 dagen uit een digestaat vrijgekomen gas, die gemeten wordt aan de hand van de in het monster aanwezige vluchtige vaste stoffen. De test wordt in drievoud uitgevoerd en het gemiddelde resultaat wordt gebruikt om aan te tonen dat aan de eis is voldaan. Onder vluchtige vaste stoffen worden die vaste stoffen in een materiaalmonster verstaan die verloren gaan bij ontbranding van de droge vaste stoffen bij 550 °C;
criterium: maximaal 0,45 l biogas/g vluchtige vaste stoffen.
Bestanddelencategorie 5: ander digestaat dan digestaat van energiegewassen
1.Een bemestingsproduct met CE-markering mag digestaat bevatten dat is verkregen uit anaerobe vergisting van uitsluitend een of meer van de volgende uitgangsmaterialen:
(a)bioafval in de zin van Richtlijn 2008/98/EG, afkomstig uit gescheiden inzameling van bioafval aan de bron;
(b)dierlijke bijproducten van de categorieën 2 en 3 overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1069/2009;
(c)levende of dode organismen of delen daarvan, onbewerkt of enkel bewerkt met de hand, met mechanische hulpmiddelen of met behulp van de zwaartekracht, door oplossing in water, door flotatie, door extractie met water, door stoomdistillatie, of door verhitting uitsluitend om water te onttrekken, of die met enig hulpmiddel aan de lucht zijn onttrokken, met uitzondering van
de organische fractie van gemengd stedelijk afval van huishoudens, gescheiden door een mechanische, fysicochemische, biologische en/of handmatige behandeling,
zuiveringsslib, industrieel slib, of baggerslib,
dierlijke bijproducten van categorie 1 overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1069/2009;
(d)toevoegingsmiddelen voor de vergisting die nodig zijn ter verbetering van de prestaties van het vergistingsproces met betrekking tot het proces zelf of het milieu, mits
het toevoegingsmiddel overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1907/2006 is geregistreerd, waarbij het registratiedossier het volgende moet bevatten:
–de in de bijlagen VI, VII en VIII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 bedoelde informatie, alsmede
–een chemischeveiligheidsrapport overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EG) nr. 1907/2006 dat betrekking heeft op het gebruik als bemestingsproduct,
tenzij de stof onder de vrijstelling van de registratieplicht valt waarin is voorzien in bijlage IV bij die verordening of in de punten 6, 7, 8 of 9 van bijlage V bij die verordening, en
het totale gehalte aan alle toevoegingsmiddelen niet meer bedraagt dan 5 % van het totale gewicht van het uitgangsmateriaal; of
(e)een onder a) tot en met d) vermeld materiaal dat
in een eerder stadium is gecomposteerd of vergist, en
ten hoogste 6 mg/kg droge stof PAK16 bevat.
2.De anaerobe vergisting vindt plaats in een inrichting
waar alleen de in punt 1 hierboven bedoelde uitgangsmaterialen worden verwerkt, en
waar fysiek contact tussen de uitgangsmaterialen en eindmaterialen wordt vermeden, ook tijdens de opslag.
3.De anaerobe vergisting bestaat uit een beheerste, voornamelijk anaerobe, ontbinding van biologisch afbreekbaar materiaal, bij temperaturen die geschikt zijn voor mesofiele of thermofiele bacteriën. Alle delen van elke charge worden regelmatig en grondig bewogen om te zorgen voor de juiste hygiënisering en homogeniteit van het materiaal. Tijdens het vergistingsproces hebben alle delen van elke charge een van de volgende temperatuur-tijdsprofielen:
(a)thermofiele anaerobe vergisting bij 55 °C gedurende minstens 24 uur en een hydraulische verblijftijd van ten minste 20 dagen;
(b)thermofiele anaerobe vergisting bij 55 °C met een verwerkingsproces waarin een pasteurisatiestap is opgenomen (70 °C – 1 uur);
(c)thermofiele anaerobe vergisting bij 55 °C, gevolgd door compostering bij
65 °C of meer gedurende ten minste 5 dagen,
60 °C of meer gedurende ten minste 7 dagen, of
55 °C of meer gedurende ten minste 14 dagen;
(d)mesofiele anaerobe vergisting bij 37-40 °C met een verwerkingsproces waarin een pasteurisatiestap is opgenomen (70 °C – 1 uur); of
(e)mesofiele anaerobe vergisting bij 37-40 °C, gevolgd door compostering bij
65 °C of meer gedurende ten minste 5 dagen,
60 °C of meer gedurende ten minste 7 dagen, of
55 °C of meer gedurende ten minste 14 dagen.
4.Noch het vaste, noch het vloeibare deel van het digestaat mag meer dan 6 mg/kg droge stof PAK16 bevatten.
5.Het digestaat bevat ten hoogste 5 g/kg droge stof macroscopische onzuiverheden in de vorm van glas, metaal en kunststof groter dan 2 mm.
6.Met ingang van [Publications Office: Please insert the date occurring 5 years after the date of application of this Regulation] bevat het digestaat ten hoogste 2,5 g/kg droge stof macroscopische onzuiverheden in de vorm van kunststof groter dan 2 mm. Uiterlijk op [Publications Office: Please insert the date occurring 8 years after the date of application of this Regulation] wordt de grenswaarde van 2,5 g/kg droge stof opnieuw beoordeeld teneinde rekening te houden met de vooruitgang op het gebied van de gescheiden inzameling van bioafval.
7.Zowel het vaste als het vloeibare deel van het digestaat voldoet aan ten minste een van de volgende stabiliteitscriteria:
(a)zuurstofopnamesnelheid:
definitie: een indicator van de mate waarin biologisch afbreekbaar organisch materiaal binnen een bepaalde tijd wordt afgebroken. De methode is niet geschikt voor materiaal met een gehalte aan deeltjes met een grootte > 10 mm van meer dan 20 %;
criterium: maximaal 50 mmol O2/kg organisch materiaal/h; of
(b)restgaspotentieel:
definitie: een indicator voor het gedurende een periode van 28 dagen uit een digestaat vrijgekomen gas, die gemeten wordt aan de hand van de in het monster aanwezige vluchtige vaste stoffen. De test wordt in drievoud uitgevoerd en het gemiddelde resultaat wordt gebruikt om aan te tonen dat aan de eis is voldaan. Onder vluchtige vaste stoffen worden die vaste stoffen in een materiaalmonster verstaan die verloren gaan bij ontbranding van de droge vaste stoffen bij 550 °C;
criterium: maximaal 0,45 l biogas/g vluchtige vaste stoffen.
Bestanddelencategorie 6: bijproducten van de levensmiddelenindustrie
1.Een bemestingsproduct met CE-markering mag bestanddelen bevatten die uit een van de volgende stoffen bestaan:
(a)kalk van voedingsmiddelenfabrieken, d.w.z. een materiaal uit de voedingsmiddelenindustrie dat wordt verkregen door carbonatie van organisch materiaal, waarbij uitsluitend gebruik wordt gemaakt van ongebluste kalk uit natuurlijke bronnen;
(b)melasse, d.w.z. een viskeus bijproduct van de raffinage van suikerriet of suikerbieten tot suiker of
(c)vinasse, d.w.z. een viskeus bijproduct van het proces waarbij melasse wordt vergist tot ethanol, ascorbinezuur of andere producten.
2.De stof moet overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1907/2006 zijn geregistreerd, waarbij het registratiedossier het volgende moet bevatten:
(a)de in de bijlagen VI, VII en VIII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 bedoelde informatie, alsmede
(b)een chemischeveiligheidsrapport overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EG) nr. 1907/2006 dat betrekking heeft op het gebruik als bemestingsproduct,
tenzij de stof expliciet onder een van de vrijstellingen van de registratieplicht valt waarin is voorzien in bijlage IV bij die verordening of in de punten 6, 7, 8 of 9 van bijlage V bij die verordening.
Bestanddelencategorie 7: micro-organismen
Een bemestingsproduct met CE-markering mag micro-organismen bevatten, met inbegrip van dode of uit een lege cel bestaande micro-organismen en onschadelijke restelementen van de media waarop zij zijn geproduceerd, die
geen andere bewerking dan drogen of vriesdrogen hebben ondergaan en
in de onderstaande tabel zijn vermeld:
Azotobacter spp.
|
Mycorrhizale schimmels
|
Rhizobium spp.
|
Azospirillum spp.
|
Bestanddelencategorie 8: agronomische toevoegingsmiddelen
1.Een bemestingsproduct met CE-markering mag een stof of een mengsel bevatten, bedoeld ter verbetering van de afgiftepatronen van de nutriënten in het bemestingsproduct, maar uitsluitend indien is aangetoond dat die stof of dat mengsel aan de eisen van deze verordening voor een product van productfunctiecategorie 5 van bijlage I voldoet, overeenkomstig de conformiteitsbeoordelingsprocedure die op een dergelijk agronomisch toevoegingsmiddel van toepassing is.
2.Het conforme agronomische toevoegingsmiddel is aanwezig in het bemestingsproduct met CE-markering in een hoeveelheid die
(a)het effect heeft zoals aangegeven in de aan de gebruiker van het bemestingsproduct met CE-markering verstrekte informatie, en
(b)geen nadelig algeheel effect heeft op de gezondheid van mensen, dieren of planten, op de veiligheid of op het milieu, onder redelijkerwijs te verwachten omstandigheden bij de opslag of het gebruik van het bemestingsproduct met CE-markering.
3.Een bemestingsproduct met CE-markering mag een conforme nitrificatieremmer bevatten, zoals bedoeld in productfunctiecategorie 5 A) I) van bijlage I, maar uitsluitend indien ten minste 50 % van het totale gehalte stikstof (N) van het bemestingsproduct bestaat uit stikstof (N) in de vorm van ammonium (NH4+) en ureum (CH4N2O).
4.Een bemestingsproduct met CE-markering mag een conforme ureaseremmer bevatten, zoals bedoeld in productfunctiecategorie 5 A) II) van bijlage I, maar uitsluitend indien ten minste 50 % van het totale gehalte stikstof (N) van het bemestingsproduct bestaat uit stikstof (N) in de vorm van ureum (CH4N2O).
5.De fabrikant van het bemestingsproduct met CE-markering moet in het bezit zijn van de EU-conformiteitsverklaring voor het conforme agronomische toevoegingsmiddel.
6.Marktdeelnemers die het bemestingsproduct met CE-markering op de markt aanbieden, nemen de volgende bepalingen van deze verordening met betrekking tot de EU-conformiteitsverklaringen voor zowel het bemestingsproduct met CE-markering als het conforme agronomische toevoegingsmiddel in acht:
(a)artikel 6, lid 3 (verplichting van fabrikanten om de EU-conformiteitsverklaring te bewaren);
(b)artikel 7, lid 2, onder a) (verplichting van gemachtigden om de EU-conformiteitsverklaring te bewaren);
(c)artikel 8, lid 2 (verplichting van importeurs om erop toe te zien dat het bemestingsproduct met CE-markering vergezeld gaat van de EU-conformiteitsverklaring);
(d)artikel 8, lid 8 (verplichting van importeurs een kopie van de EU-conformiteitsverklaring ter beschikking van de markttoezichtautoriteiten te houden); en
(e)artikel 9, lid 2 (verplichting van distributeurs om te controleren of het bemestingsproduct met CE-markering vergezeld gaat van de EU-conformiteitsverklaring).
Bestanddelencategorie 9: nutriëntenpolymeren
1.Een bemestingsproduct met CE-markering mag polymeren bevatten die uitsluitend bestaan uit monomeren die voldoen aan de beschrijving in bestanddelencategorie 1, indien de polymerisatie tot doel heeft de afgifte van nutriënten uit een of meerdere van de monomeren te reguleren.
2.Ten minste drie vijfde van de polymeren moet oplosbaar zijn in warm water.
3.De polymeren mogen geen formaldehyde bevatten.
Bestanddelencategorie 10: andere polymeren dan nutriëntenpolymeren
1.Een bemestingsproduct met CE-markering mag andere polymeren dan nutriëntenpolymeren bevatten, maar uitsluitend in gevallen waarin het polymeer tot doel heeft om
(a)het doordringen van water in de nutriëntendeeltjes, en daarmee de afgifte van nutriënten, te reguleren (in welk geval het polymeer doorgaans als "bedekkingsmiddel" wordt aangeduid), of
(b)de vochtopnamecapaciteit van het bemestingsproduct met CE-markering te verhogen.
2.Met ingang van [Publications office, please insert the date occurring three years after the date of application of this Regulation] moet aan het volgende criterium worden voldaan: het polymeer moet langs fysische, biologische weg afgebroken kunnen worden, zodat het uiteindelijk grotendeels uiteenvalt in koolstofdioxide (CO2), biomassa en water. Ten minstens 90 % van de organische koolstof in het polymeer moet in maximaal 24 maanden worden omgezet in CO2 bij een test van de biologische afbreekbaarheid zoals beschreven onder a) - c) hieronder.
(a)De test wordt uitgevoerd bij 25 ± 2 °C.
(b)De test wordt uitgevoerd volgens een methode voor de bepaling van de totale aerobe biologische afbreekbaarheid van kunststoffen in de bodem door meting van het zuurstofverbruik of de hoeveelheid ontwikkelde koolstofdioxide.
(c)Een microkristallijn cellulosepoeder met dezelfde afmetingen als het testmateriaal wordt bij de test als referentiemateriaal gebruikt.
(d)Het testmateriaal mag vóór de test niet worden blootgesteld aan omstandigheden of procedés die zijn bedoeld om de afbraak van de film te versnellen, zoals blootstelling aan warmte of licht.
3.Noch het polymeer, noch de bijproducten van de afbraak ervan, mogen een nadelig algeheel effect vertonen op de gezondheid van mensen, dieren of planten, of op het milieu, onder redelijkerwijs te verwachten omstandigheden bij het gebruik ervan in het bemestingsproduct met CE-markering. Het polymeer moet een test op de acute toxiciteit voor plantengroei, een test op de acute toxiciteit voor regenwormen en een test op remming van de nitrificatie met in de bodem levende micro-organismen doorstaan, overeenkomstig de volgende voorschriften:
(a)bij de test op de acute toxiciteit voor plantengroei bedragen de kiemkracht en de plantaardige biomassa van een geteste plantensoort die wordt geteeld op de aan het testmateriaal blootgestelde bodem meer dan 90 % van de kiemkracht en de plantaardige biomassa van dezelfde plantensoort die wordt geteeld op de overeenkomstige, niet aan het testmateriaal blootgestelde blancobodem;
(b)de resultaten worden slechts dan als geldig beschouwd als in de controles (d.w.z. voor de blancobodem):
ten minste 70 % van de zaailingen tot wasdom komt;
de zaailingen geen zichtbare fytotoxische effecten vertonen (bv. chlorose, necrose, verwelking, vervormingen van bladeren en stengels) en de planten uitsluitend een voor de betrokken soort normale variatie in groei en morfologie vertonen;
de gemiddelde overleving van de opgekomen controlezaailingen gedurende de studie ten minste 90 % bedraagt; en
de omgevingsomstandigheden voor een bepaalde soort identiek zijn en de groeimedia dezelfde hoeveelheid bodemmatrix, dragermedia, of substraat uit dezelfde bron bevatten;
(c)bij de test op de acute toxiciteit voor regenwormen wijken de geconstateerde sterfte en de biomassa van overlevende wormen in een aan het testmateriaal blootgestelde bodem niet meer dan 10 % af ten opzichte van de resultaten verkregen met de overeenkomstige, niet aan het testmateriaal blootgestelde blancobodem. De resultaten worden als geldig beschouwd, indien
het sterftepercentage in de controle (d.w.z. voor de blancobodem) < 10 % bedraagt, en
het gemiddelde verlies aan biomassa (gemiddelde gewicht) van de wormen in de blancobodem niet meer dan 20 % bedraagt;
(d)bij de test op remming van de nitrificatie met in de bodem levende micro-organismen bedraagt de nitrietvorming in een aan het testmateriaal blootgestelde bodem meer dan 90 % van die in de overeenkomstige, niet aan het testmateriaal blootgestelde blancobodem. De resultaten worden als geldig beschouwd, indien het verschil tussen identieke controlemonsters (blancobodem) en testmonsters minder dan ± 20 % bedraagt.
Bestanddelencategorie 11: bepaalde dierlijke bijproducten
Een bemestingsproduct met CE-markering mag dierlijke bijproducten in de zin van Verordening (EG) nr. 1069/2009 bevatten die het eindpunt in de productieketen hebben bereikt, zoals overeenkomstig die verordening bepaald, en die in de onderstaande tabel zijn opgenomen en gespecificeerd:
BIJLAGE III
Etiketteringsvoorschriften
In deze bijlage worden de etiketteringsvoorschriften voor bemestingsproducten met CE-markering vastgesteld. De in de delen 2 en 3 van deze bijlage vastgestelde voorschriften voor een bepaalde productfunctiecategorie, zoals omschreven in bijlage I, zijn van toepassing op de bemestingsproducten met CE-markering in alle subcategorieën van die productfunctiecategorie.
Deel I
Algemene etiketteringsvoorschriften
1.De overeenkomstig deze verordening voorgeschreven gegevenselementen worden duidelijk van eventuele andere gegevenselementen gescheiden.
2.De volgende gegevenselementen worden verstrekt:
(a)de aanduiding van de productfunctiecategorie, zoals vermeld in deel I van bijlage I;
(b)de hoeveelheid van het bemestingsproduct met CE-markering, uitgedrukt als massa of volume;
(c)instructies voor het beoogde gebruik, met inbegrip van de beoogde dosering en doelplanten;
(d)alle relevante informatie over aanbevolen maatregelen voor het beheer van risico's voor de gezondheid van mensen, dieren of planten, de veiligheid of het milieu; en
(e)een beschrijving van alle bestanddelen die meer dan 5 gewichtsprocent van het product uitmaken, in aflopende volgorde van grootte drooggewicht, met inbegrip van een aanduiding van de desbetreffende bestanddelencategorieën zoals bedoeld in bijlage II.
3.Indien bij de conformiteitsbeoordelingsprocedure een aangemelde instantie betrokken is geweest, wordt het identificatienummer van de aangemelde instantie aangegeven.
4.Indien het bemestingsproduct met CE-markering dierlijke bijproducten in de zin van Verordening (EG) nr. 1069/2009 bevat, met uitzondering van mest, wordt het voorzien van de volgende instructie voor de gebruiker: "Landbouwhuisdieren mogen niet worden gevoerd, hetzij rechtstreeks, hetzij door grazen, met groenvoer afkomstig van land waarop het product is toegepast, tenzij het maaien of grazen plaatsvindt na het verstrijken van een wachttermijn van ten minste 21 dagen.".
5.Indien het bemestingsproduct met CE-markering een stof bevat waarvoor maximumresidugehalten voor levensmiddelen en diervoeders zijn vastgesteld overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 315/93, Verordening (EG) nr. 396/2005, Verordening (EG) nr. 470/2009 of Richtlijn 2002/32/EG, moeten de in punt 2, onder c), bedoelde instructies ervoor zorgen dat het beoogde gebruik van het bemestingsproduct met CE-markering niet leidt tot een overschrijding van die grenswaarden in levensmiddelen of diervoeders.
6.De aanduiding van een productfunctiecategorie, zoals vermeld in bijlage I, mag niet worden aangegeven op een bemestingsproduct met CE-markering dat niet overeenkomstig deze verordening met succes is onderworpen aan een conformiteitsbeoordeling voor die productfunctiecategorie.
7.Andere gegevenselementen dan die welke krachtens de punten 2-6 vereist zijn
(a)mogen de gebruiker niet misleiden, bijvoorbeeld door eigenschappen toe te schrijven aan het product die het niet bezit, of door te suggereren dat het product unieke eigenschappen heeft terwijl soortgelijke producten die ook hebben;
(b)moeten betrekking hebben op toetsbare factoren; en
(c)mogen geen claims als "duurzaam" of "milieuvriendelijk" bevatten, tenzij dergelijke claims objectief kunnen worden getoetst aan algemeen erkende richtsnoeren, normen of regelingen.
8.De vermelding "chloorarm" of een vergelijkbare vermelding mag alleen worden gebruikt indien het gehalte aan chloor (Cl-) kleiner is dan 30 g/kg.
Deel II
Productspecifieke etiketteringsvoorschriften
Productfunctiecategorie 1: meststof
1.Het gehalte stikstof (N), fosfor (P) en kalium (K) wordt uitsluitend aangegeven indien die nutriënten in het bemestingsproduct met CE-markering aanwezig zijn in de in bijlage I voor de desbetreffende productfunctiecategorie vastgestelde minimumhoeveelheid.
2.De volgende regels zijn van toepassing op meststoffen die nitrificatie- of ureaseremmers bevatten, zoals beschreven in de punten 3 en 4 van bestanddelencategorie 8 in bijlage II:
(a)op het etiket wordt het woord "nitrificatieremmer" of "ureaseremmer" vermeld, naar gelang van het geval, alsmede het identificatienummer van de aangemelde instantie die de conformiteitsbeoordeling van de nitrificatieremmer of de ureaseremmer heeft onderzocht;
(b)het gehalte aan nitrificatieremmer wordt uitgedrukt als massapercentage van de totale stikstof (N) in de vorm van ammoniumstikstof (NH4+) en ureumstikstof (CH4N2O);
(c)het gehalte aan ureaseremmer wordt uitgedrukt als massapercentage van de totale stikstof (N) in de vorm van ureumstikstof (CH4N2O):
(d)er wordt technische informatie verstrekt die de gebruiker in staat stelt de hoeveelheden en de momenten van toediening voor het verbouwde gewas te bepalen.
Productfunctiecategorie 1 A): organische meststof
De volgende gegevenselementen moeten aanwezig zijn:
(a)de aangegeven nutriënten stikstof (N), fosfor (P), of kalium (K), in de volgorde van hun chemische symbolen N-P-K;
(b)de aangegeven nutriënten magnesium (Mg), calcium (Ca), zwavel (S), of natrium (Na), in de volgorde van hun chemische symbolen Mg-Ca-S-Na;
(c)een getalsmatige aanduiding van het totale gehalte aan de aangegeven nutriënten stikstof (N), fosfor (P), of kalium (K), gevolgd door een getalsmatige aanduiding tussen haakjes van het totale gehalte aan magnesium (Mg), calcium (Ca), zwavel (S), of natrium (Na),
(d)het gehalte aan de volgende aangegeven nutriënten en andere parameters, in de onderstaande volgorde en als massapercentage van de meststof:
totaal stikstof (N);
–minimumhoeveelheid organische stikstof (N), gevolgd door een beschrijving van de herkomst van het gebruikte organische materiaal;
–stikstof (N) in de vorm van ammoniumstikstof;
totaal fosforpentoxide (P2O5);
totaal kaliumoxide (K2O);
magnesiumoxide (MgO), calciumoxide (CaO), zwaveltrioxide (SO3) en natriumoxide (Na2O), uitgedrukt als
–alleen het in water oplosbare gehalte, indien die nutriënten volledig oplosbaar zijn in water;
–het totale gehalte en het in water oplosbare gehalte; indien het oplosbare gehalte van die nutriënten ten minste een kwart bedraagt van het totale gehalte aan die nutriënten; en
–het totale gehalte, in andere gevallen;
totaal koper (Cu) en zink (Zn), indien respectievelijk meer dan 200 en 600 mg/kg droge stof;
organische koolstof (C); en
droge stof.
Productfunctiecategorie 1 B): organisch-minerale meststof
1.De volgende gegevenselementen met betrekking tot macronutriënten moeten aanwezig zijn:
(a)de aangegeven nutriënten stikstof (N), fosfor (P), of kalium (K), in de volgorde van hun chemische symbolen N-P-K;
(b)de aangegeven nutriënten magnesium (Mg), calcium (Ca), zwavel (S), of natrium (Na), in de volgorde van hun chemische symbolen Mg-Ca-S-Na;
(c)een getalsmatige aanduiding van het totale gehalte aan de aangegeven nutriënten stikstof (N), fosfor (P), of kalium (K), gevolgd door een getalsmatige aanduiding tussen haakjes van het totale gehalte aan magnesium (Mg), calcium (Ca), zwavel (S), of natrium (Na);
(d)het gehalte aan de volgende aangegeven nutriënten, in de onderstaande volgorde en als massapercentage van de meststof:
totaal stikstof (N);
–minimumhoeveelheid organische stikstof (N), gevolgd door een beschrijving van de herkomst van het gebruikte organische materiaal;
–stikstof (N) in de vorm van nitraatstikstof;
–stikstof (N) in de vorm van ammoniumstikstof;
–stikstof (N) in de vorm van ureumstikstof;
totaal fosforpentoxide (P2O5);
–in water oplosbaar fosforpentoxide (P2O5);
–in neutraal ammoniumcitraat oplosbaar fosforpentoxide (P2O5);
–indien zachte natuurfosfaat aanwezig is, in mierenzuur oplosbaar fosforpentoxide (P2O5);
totaal kaliumoxide (K2O);
–in water oplosbaar kaliumoxide (K2O);
magnesiumoxide (MgO), calciumoxide (CaO), zwaveltrioxide (SO3) en natriumoxide (Na2O), uitgedrukt als
–alleen het in water oplosbare gehalte, indien die nutriënten volledig oplosbaar zijn in water;
–het totale gehalte en het in water oplosbare gehalte; indien het oplosbare gehalte van die nutriënten ten minste een kwart bedraagt van het totale gehalte aan die nutriënten;
–het totale gehalte, in andere gevallen, en
(e)indien ureum (CH4N2O) aanwezig is, informatie over de mogelijke effecten op de luchtkwaliteit van de uitstoot van ammoniak als gevolg van het gebruik van de meststof, en een verzoek aan de gebruikers om geschikte saneringsmaatregelen te treffen.
2.De volgende andere gegevenselementen worden vermeld als massapercentage van het bemestingsproduct met CE-markering:
gehalte organische koolstof (C); en
gehalte droge stof.
Productfunctiecategorie 1 B) I): vaste organisch-minerale meststof
Indien een of meer van de micronutriënten boor (B), kobalt (Co), koper (Cu), ijzer (Fe), mangaan (Mn), molybdeen (Mo) en zink (Zn) aanwezig zijn in het minimumgehalte zoals in onderstaande tabel als massapercentage vermeld,
worden zij aangegeven indien zij doelbewust aan het bemestingsproduct met CE-markering zijn toegevoegd, en
mogen zij worden aangegeven in andere gevallen:
Micronutriënt
|
Bestemd voor gebruik op gewassen en grasland
|
Bestemd voor gebruik in de tuinbouw
|
Boor (B)
|
0,01
|
0,01
|
Kobalt (Co)
|
0,002
|
n.v.t.
|
Koper (Cu)
|
0,01
|
0,002
|
IJzer (Fe)
|
0,5
|
0,02
|
Mangaan (Mn)
|
0,1
|
0,01
|
Molybdeen (Mo)
|
0,001
|
0,001
|
Zink
|
0,01
|
0,002
|
Zij worden aangegeven na de gegevens over macronutriënten. De volgende gegevenselementen moeten aanwezig zijn:
(a)vermelding van de benamingen en chemische symbolen van de aangegeven micronutriënten, in deze volgorde: boor (B), kobalt (Co), koper (Cu), ijzer (Fe), mangaan (Mn), molybdeen (Mo) en zink (Zn), gevolgd door de benaming(en) van hun tegenion(en).
(b)het totale gehalte micronutriënten, uitgedrukt als massapercentage van de meststof
–alleen als het in water oplosbare gehalte, indien die nutriënten volledig oplosbaar zijn in water;
–als het totale gehalte en het in water oplosbare gehalte; indien het oplosbare gehalte van die nutriënten ten minste een kwart bedraagt van het totale gehalte aan die nutriënten; en
–als het totale gehalte, in andere gevallen;
(c)indien de aangegeven micronutriënt(en) zijn gecheleerd door middel van (een) chelaatvormer(s), de volgende kwalificatie na de benaming en de chemische aanduiding van de micronutriënt:
–"chelaatvormer: ..." benaming of afkorting van de chelaatvormer, en de hoeveelheid micronutriënt in chelaatvorm als massapercentage van het bemestingsproduct met CE-markering;
(d)indien het bemestingsproduct met CE-markering micronutriënt(en) bevat die door middel van (een) complexvormer(s) zijn gecomplexeerd:
–de volgende kwalificatie na de benaming en de chemische aanduiding van de micronutriënt: "complexvormer: ..." en de hoeveelheid micronutriënt in complexvorm als massapercentage van het bemestingsproduct met CE-markering; en
–de benaming van de complexvormer of de afkorting daarvan;
(e)de volgende vermelding: "Alleen te gebruiken in geval van duidelijke behoefte. De juiste dosering niet overschrijden.".
Productfunctiecategorie 1 B) II): vloeibare organisch-minerale meststof
Indien een of meer van de micronutriënten boor (B), kobalt (Co), koper (Cu), ijzer (Fe), mangaan (Mn), molybdeen (Mo) en zink (Zn) aanwezig zijn in het minimumgehalte zoals in onderstaande tabel als massapercentage vermeld,
worden zij aangegeven indien zij doelbewust aan het bemestingsproduct met CE-markering zijn toegevoegd, en
mogen zij worden aangegeven in andere gevallen:
Micronutriënt
|
Massapercentage
|
Boor (B)
|
0,01
|
Kobalt (Co)
|
0,002
|
Koper (Cu)
|
0,002
|
IJzer (Fe)
|
0,02
|
Mangaan (Mn)
|
0,01
|
Molybdeen (Mo)
|
0,001
|
Zink
|
0,002
|
Zij worden aangegeven na de gegevens over macronutriënten. De volgende gegevenselementen moeten aanwezig zijn:
(a)vermelding van de benamingen en chemische symbolen van de aangegeven micronutriënten, in deze volgorde: boor (B), kobalt (Co), koper (Cu), ijzer (Fe), mangaan (Mn), molybdeen (Mo) en zink (Zn), gevolgd door de benaming(en) van hun tegenion(en).
(b)het totale gehalte micronutriënten, uitgedrukt als massapercentage van de meststof
–alleen als het in water oplosbare gehalte, indien die nutriënten volledig oplosbaar zijn in water;
–als het totale gehalte en het in water oplosbare gehalte; indien het oplosbare gehalte van die nutriënten ten minste een kwart bedraagt van het totale gehalte aan die nutriënten; en
–als het totale gehalte, in andere gevallen;
(c)indien de aangegeven micronutriënt(en) zijn gecheleerd door middel van (een) chelaatvormer(s), de volgende kwalificatie na de benaming en de chemische aanduiding van de micronutriënt:
–"chelaatvormer: ..." benaming of afkorting van de chelaatvormer, en de hoeveelheid micronutriënt in chelaatvorm als massapercentage van het bemestingsproduct met CE-markering;
(d)indien het bemestingsproduct met CE-markering micronutriënt(en) bevat die door middel van (een) complexvormer(s) zijn gecomplexeerd:
–de volgende kwalificatie na de benaming en de chemische aanduiding van de micronutriënt: "complexvormer: ..." en de hoeveelheid micronutriënt in complexvorm als massapercentage van het bemestingsproduct met CE-markering; en
–de benaming van de complexvormer of de afkorting daarvan;
(e)de volgende vermelding: "Alleen te gebruiken in geval van duidelijke behoefte. De juiste dosering niet overschrijden.".
Productfunctiecategorie 1 C): anorganische meststof
Productfunctiecategorie 1 C) I): anorganische macronutriëntenmeststof
1.De volgende gegevenselementen met betrekking tot macronutriënten moeten aanwezig zijn:
(a)de aangegeven nutriënten stikstof (N), fosfor (P), of kalium (K), in de volgorde van hun chemische symbolen N-P-K;
(b)de aangegeven nutriënten magnesium (Mg), calcium (Ca), zwavel (S), of natrium (Na), in de volgorde van hun chemische symbolen Mg-Ca-S-Na;
(c)een getalsmatige aanduiding van het totale gehalte aan de aangegeven nutriënten stikstof (N), fosfor (P), of kalium (K), gevolgd door een getalsmatige aanduiding tussen haakjes van het totale gehalte aan magnesium (Mg), calcium (Ca), zwavel (S), of natrium (Na);
(d)het gehalte aan de volgende aangegeven nutriënten, in de onderstaande volgorde en als massapercentage van de meststof:
totaal stikstof (N);
–stikstof (N) in de vorm van nitraatstikstof;
–stikstof (N) in de vorm van ammoniumstikstof;
–stikstof (N) in de vorm van ureumstikstof;
–stikstof (N) uit ureumformaldehyde, isobutylideendiureum, crotonylideendiureum;
–stikstof (N) uit cyaanamidestikstof;
totaal fosforpentoxide (P2O5);
–in water oplosbaar fosforpentoxide (P2O5);
–in neutraal ammoniumcitraat oplosbaar fosforpentoxide (P2O5);
–indien zachte natuurfosfaat aanwezig is, in mierenzuur oplosbaar fosforpentoxide (P2O5);
in water oplosbaar kaliumoxide (K2O);
magnesiumoxide (MgO), calciumoxide (CaO), zwaveltrioxide (SO3) en natriumoxide (Na2O), uitgedrukt als
–alleen het in water oplosbare gehalte, indien die nutriënten volledig oplosbaar zijn in water;
–het totale gehalte en het in water oplosbare gehalte; indien het oplosbare gehalte van die nutriënten ten minste een kwart bedraagt van het totale gehalte aan die nutriënten; en
–het totale gehalte, in andere gevallen, en
(e)indien ureum (CH4N2O) aanwezig is, informatie over de mogelijke effecten op de luchtkwaliteit van de uitstoot van ammoniak als gevolg van het gebruik van de meststof, en een verzoek aan de gebruikers om geschikte saneringsmaatregelen te treffen.
Productfunctiecategorie 1 C) I) a): Vaste anorganische macronutriëntenmeststof
1.De meststof wordt geëtiketteerd als
(a)"complex", indien elk deeltje alle aangegeven nutriënten in hun aangegeven gehalte bevat, en als
(b)"mix" in andere gevallen.
2.De korrelgrootteverdeling van de meststof wordt vermeld, uitgedrukt als het percentage van het product dat door een zeef met een bepaalde maaswijdte gaat.
3.De deeltjesvorm van het product wordt aangeduid met een van de volgende vermeldingen:
(a)granulaat,
(b)pellet,
(c)poeder, indien ten minste 90 % van het product door een zeef met een maaswijdte van 10 mm kan gaan, of
(d)pril.
4.Voor gecoate meststoffen worden de benaming van het (de) bedekkingsmiddel(en) vermeld, alsmede het percentage meststof dat met elk bedekkingsmiddel is gecoat, gevolgd door:
(a)de afgiftetijd, uitgedrukt in maanden, van de gecoate fractie(s), gevolgd door het percentage nutriënten dat gedurende deze tijdsduur door de afzonderlijke fracties wordt afgegeven;
(b)de benaming van het medium (oplosmiddel of substraat) dat bij de door de fabrikant uitgevoerde test voor de bepaling van de afgiftetijd is gebruikt;
(c)de temperatuur waarbij de test werd uitgevoerd;
(d)voor met polymeren gecoate meststoffen, het volgende opschrift: "De snelheid van de nutriëntenafgiftes kan variëren naar gelang de temperatuur van het substraat. Het kan nodig zijn de bemesting aan te passen"; en
(e)voor met zwavel (S) gecoate meststoffen en met zwavel (S)/polymeer gecoate meststoffen, het volgende opschrift: "De snelheid van de nutriëntenafgifte kan variëren naar gelang de temperatuur van het substraat en de biologische activiteit". Het kan nodig zijn de bemesting aan te passen".
5.Indien een of meer van de micronutriënten boor (B), kobalt (Co), koper (Cu), ijzer (Fe), mangaan (Mn), molybdeen (Mo) en zink (Zn) aanwezig zijn in het minimumgehalte zoals hieronder als massapercentage vermeld,
worden zij aangegeven indien zij doelbewust aan het bemestingsproduct met CE-markering zijn toegevoegd, en
mogen zij worden aangegeven in andere gevallen:
Micronutriënt
|
Bestemd voor gebruik op gewassen en grasland
|
Bestemd voor gebruik in de tuinbouw
|
Boor (B)
|
0,01
|
0,01
|
Kobalt (Co)
|
0,002
|
n.v.t.
|
Koper (Cu)
|
0,01
|
0,002
|
IJzer (Fe)
|
0,5
|
0,02
|
Mangaan (Mn)
|
0,1
|
0,01
|
Molybdeen (Mo)
|
0,001
|
0,001
|
Zink
|
0,01
|
0,002
|
Zij worden aangegeven na de gegevens over macronutriënten. De volgende gegevenselementen moeten aanwezig zijn:
(a)vermelding van de benamingen en chemische symbolen van de aangegeven micronutriënten, in deze volgorde: boor (B), kobalt (Co), koper (Cu), ijzer (Fe), mangaan (Mn), molybdeen (Mo) en zink (Zn), gevolgd door de benaming(en) van hun tegenion(en).
(b)het totale gehalte micronutriënten, uitgedrukt als massapercentage van de meststof
–alleen als het in water oplosbare gehalte, indien die nutriënten volledig oplosbaar zijn in water;
–als het totale gehalte en het in water oplosbare gehalte; indien het oplosbare gehalte van die nutriënten ten minste een kwart bedraagt van het totale gehalte aan die nutriënten; en
–als het totale gehalte, in andere gevallen;
(c)indien de aangegeven micronutriënt(en) zijn gecheleerd door middel van (een) chelaatvormer(s), de volgende kwalificatie na de benaming en de chemische aanduiding van de micronutriënt:
–"chelaatvormer: ..." benaming of afkorting van de chelaatvormer, en de hoeveelheid micronutriënt in chelaatvorm als massapercentage van het bemestingsproduct met CE-markering;
(d)indien het bemestingsproduct met CE-markering micronutriënt(en) bevat die door middel van (een) complexvormer(s) zijn gecomplexeerd:
–de volgende kwalificatie na de benaming en de chemische aanduiding van de micronutriënt: "complexvormer: ..." en de hoeveelheid micronutriënt in complexvorm als massapercentage van het bemestingsproduct met CE-markering; en
–de benaming van de complexvormer of de afkorting daarvan;
(e)de volgende vermelding: "Alleen te gebruiken in geval van duidelijke behoefte. De juiste dosering niet overschrijden.".
Productfunctiecategorie 1 C) I) b): Vloeibare anorganische macronutriëntenmeststof
1.Op het etiket wordt vermeld of de meststof zich in suspensie of in oplossing bevindt, waarbij
onder een suspensie een dispersie met twee fasen wordt verstaan, waarbij vaste deeltjes in de vloeibare fase gesuspendeerd blijven, en
onder een oplossing een vloeistof wordt verstaan die geen vaste deeltjes bevat.
2.Het gehalte nutriënten wordt vermeld als massapercentage of volumepercentage van het bemestingsproduct met CE-markering:
3.Indien een of meer van de micronutriënten boor (B), kobalt (Co), koper (Cu), ijzer (Fe), mangaan (Mn), molybdeen (Mo) en zink (Zn) aanwezig zijn in het minimumgehalte zoals hieronder als massapercentage vermeld,
worden zij aangegeven indien zij doelbewust aan het bemestingsproduct met CE-markering zijn toegevoegd, en
mogen zij worden aangegeven in andere gevallen:
Micronutriënt
|
Massapercentage
|
Boor (B)
|
0,01
|
Kobalt (Co)
|
0,002
|
Koper (Cu)
|
0,002
|
IJzer (Fe)
|
0,02
|
Mangaan (Mn)
|
0,01
|
Molybdeen (Mo)
|
0,001
|
Zink
|
0,002
|
Zij worden aangegeven na de gegevens over macronutriënten. De volgende gegevenselementen moeten aanwezig zijn:
(a)vermelding van de benamingen en chemische symbolen van de aangegeven micronutriënten, in deze volgorde: boor (B), kobalt (Co), koper (Cu), ijzer (Fe), mangaan (Mn), molybdeen (Mo) en zink (Zn), gevolgd door de benaming(en) van hun tegenion(en).
(b)het totale gehalte micronutriënten, uitgedrukt als massapercentage van de meststof
–alleen als het in water oplosbare gehalte, indien die nutriënten volledig oplosbaar zijn in water;
–als het totale gehalte en het in water oplosbare gehalte; indien het oplosbare gehalte van die nutriënten ten minste een kwart bedraagt van het totale gehalte aan die nutriënten; en
–als het totale gehalte, in andere gevallen;
(c)indien de aangegeven micronutriënt(en) zijn gecheleerd door middel van (een) chelaatvormer(s), de volgende kwalificatie na de benaming en de chemische aanduiding van de micronutriënt:
–"chelaatvormer: ..." benaming of afkorting van de chelaatvormer, en de hoeveelheid micronutriënt in chelaatvorm als massapercentage van het bemestingsproduct met CE-markering;
(d)indien het bemestingsproduct met CE-markering micronutriënt(en) bevat die door middel van (een) complexvormer(s) zijn gecomplexeerd:
–de volgende kwalificatie na de benaming en de chemische aanduiding van de micronutriënt: "complexvormer: ..." en de hoeveelheid micronutriënt in complexvorm als massapercentage van het bemestingsproduct met CE-markering; en
–de benaming van de complexvormer of de afkorting daarvan;
(e)de volgende vermelding: "Alleen te gebruiken in geval van duidelijke behoefte. De juiste dosering niet overschrijden.".
Productfunctiecategorie 1 C) II): Anorganische micronutriëntenmeststof
1.De aangegeven micronutriënten in het bemestingsproduct met CE-markering worden in de onderstaande volgorde vermeld met hun benamingen en chemische symbolen: boor (B), kobalt (Co), koper (Cu), ijzer (Fe), mangaan (Mn), molybdeen (Mo) en zink (Zn), gevolgd door de benaming(en) van hun tegenion(en).
2.Indien de aangegeven micronutriënt(en) zijn gecheleerd door middel van (een) chelaatvormer(s), en elke chelaatvormer kan worden geïdentificeerd en gekwantificeerd en ten minste 1 % van de in water oplosbare micronutriënt(en) cheleert, wordt de volgende kwalificatie toegevoegd na de benaming en de chemische aanduiding van de micronutriënt:
–"chelaatvormer: ..." benaming of afkorting van de chelaatvormer, en de hoeveelheid micronutriënt in chelaatvorm als massapercentage van het bemestingsproduct met CE-markering.
3.Indien de aangegeven micronutriënt(en) zijn gecomplexeerd door middel van (een) complexvormer(s), wordt de volgende kwalificatie toegevoegd na de benaming en de chemische aanduiding van de micronutriënt:
–"complexvormer: ..." en de hoeveelheid micronutriënt in complexvorm als massapercentage van het bemestingsproduct met CE-markering; en
–de benaming van de complexvormer of de afkorting daarvan;
4.De volgende vermelding is aangebracht: "Alleen te gebruiken in geval van duidelijke behoefte. De juiste dosering niet overschrijden.".
Productfunctiecategorie 1 C) II) a): enkelvoudige anorganische micronutriëntenmeststof
1.Op het etiket wordt de desbetreffende typologie vermeldt, zoals bedoeld in de tabel onder productfunctiecategorie 1 C) II) a) in deel II van bijlage I.
2.het totale gehalte micronutriënten wordt uitgedrukt als massapercentage van de meststof
–alleen als het in water oplosbare gehalte, indien de micronutriënt volledig oplosbaar is in water;
–als het totale gehalte en het in water oplosbare gehalte; indien het oplosbare gehalte van de micronutriënt ten minste een kwart bedraagt van het totale gehalte aan die nutriënt; en
–als het totale gehalte, in andere gevallen.
Productfunctiecategorie 1 C) II) b): samengestelde anorganische micronutriëntenmeststof
1.Micronutriënten mogen slechts worden aangegeven indien zij in de volgende hoeveelheden in de meststof aanwezig zijn:
Micronutriënt
|
Niet in chelaatvorm, niet in complexvorm
|
In chelaatvorm of complexvorm
|
Boor (B)
|
0,2
|
n.v.t.
|
Kobalt (Co)
|
0,02
|
0,02
|
Koper (Cu)
|
0,5
|
0,1
|
IJzer (Fe)
|
2
|
0,3
|
Mangaan (Mn)
|
0,5
|
0,1
|
Molybdeen (Mo)
|
0,02
|
n.v.t.
|
Zink
|
0,5
|
0,1
|
2.Indien de meststof zich in suspensie of in oplossing bevindt, bevat het etiket de vermelding "in suspensie" of "in oplossing", naar gelang van het geval.
3.het totale gehalte micronutriënten wordt uitgedrukt als massapercentage van de meststof
–alleen als het in water oplosbare gehalte, indien de micronutriënten volledig oplosbaar zijn in water;
–als het totale gehalte en het in water oplosbare gehalte; indien het oplosbare gehalte van de micronutriënten ten minste de helft bedraagt van het totale gehalte aan die nutriënten; en
–als het totale gehalte, in andere gevallen.
Productfunctiecategorie 2: kalkmeststof
De volgende parameters worden vermeld in de onderstaande volgorde:
–neutraliserende waarde;
–korrelgrootteverdeling, uitgedrukt als een percentage van het product dat door een zeef met een bepaalde maaswijdte gaat;
–totaal CaO, uitgedrukt als massapercentage van het bemestingsproduct met CE-markering;
–totaal MgO, uitgedrukt als massapercentage van het bemestingsproduct met CE-markering;
–reactiviteit, behalve voor calciumoxide (ongebluste kalk) en calciumhydroxide (gebluste kalk); en
–voor slakken en carbonaten van natuurlijke oorsprong: methode voor bepaling van de reactiviteit.
Productfunctiecategorie 3: bodemverbeteraar
De volgende parameters worden aangegeven in de onderstaande volgorde en uitgedrukt als massapercentage van het bemestingsproduct met CE-markering:
–droge stof;
–gehalte organische koolstof (C);
–totaal gehalte stikstof (N);
–totaal gehalte fosforpentoxide (P2O5);
–totaal gehalte kaliumoxide (K2O);
–totaal gehalte koper (Cu) en zink (Zn), indien respectievelijk meer dan 200 en 600 mg/kg droge stof; en
–pH.
Productfunctiecategorie 4: groeimedium
De parameters worden in deze volgorde vermeld:
–elektrische geleidbaarheid, behalve voor minerale wol;
–pH;
–hoeveelheid
voor minerale wol, uitgedrukt in aantal stuks en de drie dimensies lengte, hoogte en breedte,
voor andere voorgevormde groeimedia, uitgedrukt als de omvang in ten minste twee dimensies, en
voor andere groeimedia, uitgedrukt als het totale volume;
–behalve voor voorgevormde groeimedia, hoeveelheid uitgedrukt als volume van materialen met een deeltjesgrootte van meer dan 60 mm;
–totaal stikstof (N);
–totaal fosforpentoxide (P2O5); en
–totaal kaliumoxide (K2O).
Productfunctiecategorie 5: agronomisch toevoegingsmiddel
Op deze productfunctiecategorie zijn alleen de algemene etiketteringsvoorschriften van toepassing.
Productfunctiecategorie 6: biostimulant voor planten
De volgende gegevenselementen moeten aanwezig zijn:
(a)fysieke vorm;
(b)productie- en vervaldatum;
(c)opslagomstandigheden;
(d)toepassingsmethode(n);
(e)dosis, tijdschema (ontwikkelingsstadium plant) en frequentie van de toepassing;
(f)aangegeven effect voor elke doelplant; en
(g)alle relevante instructies in verband met de werkzaamheid van het product, met inbegrip van bodembeheerpraktijken, chemische bemesting, onverenigbaarheid met gewasbeschermingsmiddelen, aanbevelingen voor afmetingen van sproeiers en spuitdruk.
Productfunctiecategorie 6 A): Microbiële biostimulant voor planten
Het etiket moet de volgende vermelding bevatten: "Micro-organismen kunnen potentieel sensibilisatiereacties uitlokken".
Productfunctiecategorie 7: bemestingsproductenblend
Alle etiketteringsvoorschriften voor alle samenstellende bemestingsproducten met CE-markering gelden voor de bemestingsproductenblend met CE-markering, en worden uitgedrukt met betrekking tot de uiteindelijke bemestingsproductenblend met CE-markering.
Deel 3
Tolerantieregels
1.Het aangegeven gehalte aan nutriënten of de aangegeven fysisch-chemische eigenschappen van een bemestingsproduct met CE-markering mag slechts van de werkelijke waarde afwijken volgens de in dit deel vastgestelde toleranties voor de desbetreffende productfunctiecategorie. De toleranties zijn bedoeld om rekening te houden met afwijkingen bij de fabricage, bemonstering en analyse.
2.De toegelaten toleranties ten opzichte van de in dit deel vermelde aangegeven parameters zijn negatieve en positieve waarden, uitgedrukt als massapercentage.
3.De fabrikant, importeur of distributeur mag niet stelselmatig een beroep doen op de toleranties.
4.In afwijking van punt 1 mag het werkelijke gehalte in een bemestingsproduct met CE-markering van een bestanddeel waarvoor in bijlage I of bijlage II een minimum- of maximumgehalte is vastgesteld, nooit lager dan het minimumgehalte of hoger dan het maximumgehalte zijn.
Productfunctiecategorie 1: meststof
Productfunctiecategorie 1 A): organische meststof
|
Toegestane toleranties voor het aangegeven gehalte nutriënten en andere aangegeven parameters
|
Organische koolstof (C)
|
± 20 % relatieve afwijking van de aangegeven waarde tot maximaal 2,0 procentpunten in absolute termen
|
Gehalte droge stof
|
± 5,0 procentpunten in absolute termen
|
Totaal stikstof (N)
|
± 50 % relatieve afwijking van de aangegeven waarde tot maximaal 1,0 procentpunten in absolute termen
|
Organische stikstof (N)
|
± 50 % relatieve afwijking van de aangegeven waarde tot maximaal 1,0 procentpunten in absolute termen
|
Totaal fosforpentoxide (P2O5)
|
± 50 % relatieve afwijking van de aangegeven waarde tot maximaal 1,0 procentpunten in absolute termen
|
Totaal kaliumoxide (K2O)
|
± 50 % relatieve afwijking van de aangegeven waarde tot maximaal 1,0 procentpunten in absolute termen
|
Totaal en in water oplosbare magnesiumoxide, calciumoxide, zwaveltrioxide of natriumoxide
|
± 25 % van het aangegeven gehalte aan die nutriënten tot maximaal 1,5 procentpunten in absolute termen
|
Totaal koper (Cu)
|
± 50 % relatieve afwijking van de aangegeven waarde tot maximaal 2,5 procentpunten in absolute termen
|
Totaal zink (Zn)
|
± 50 % relatieve afwijking van de aangegeven waarde tot maximaal 2,0 procentpunten in absolute termen
|
Hoeveelheid
|
- 5 % relatieve afwijking van de aangegeven waarde
|
Productfunctiecategorie 1 B): organisch-minerale meststof
Toegestane toleranties voor het aangegeven gehalte aan vormen van anorganische macronutriënt
|
N
|
P2O5
|
K2O
|
MgO
|
CaO
|
SO3
|
Na2O
|
± 25 % van het aangegeven gehalte aan de aanwezige vormen van de nutriënten tot maximaal 2 procentpunten in absolute termen
|
± 25 % van het aangegeven gehalte aan die nutriënten tot maximaal 1,5 procentpunten in absolute termen
|
± 25 % van het aangegeven gehalte tot maximaal 0,9 procentpunten in absolute termen
|
Micronutriëntenmeststoffen
|
Toegestane toleranties voor het aangegeven gehalte aan vormen van micronutriënt
|
Concentratie lager dan of gelijk aan 2 %
|
± 20 % van de aangegeven waarde
|
Concentratie tussen 2,1 en 10 %
|
± 0,3 procentpunten in absolute termen
|
Concentratie hoger dan 10 %
|
± 1,0 procentpunten in absolute termen
|
Organische koolstof: ± 20 % relatieve afwijking van de aangegeven waarde tot maximaal 2,0 procentpunten in absolute termen
Organische stikstof: ± 50 % relatieve afwijking van de aangegeven waarde tot maximaal 1,0 procentpunten in absolute termen
Totaal koper (Cu)
± 50 % relatieve afwijking van de aangegeven waarde tot maximaal 2,5 procentpunten in absolute termen
Totaal zink (Zn)
± 50 % relatieve afwijking van de aangegeven waarde tot maximaal 2,0 procentpunten in absolute termen
Gehalte droge stof: ± 5,0 procentpunten in absolute termen
Hoeveelheid: - 5 % relatieve afwijking van de aangegeven waarde
Productfunctiecategorie 1 C): anorganische meststof
Productfunctiecategorie 1 C) I): anorganische macronutriëntenmeststof
Toegestane toleranties voor het aangegeven gehalte aan vormen van macronutriënt
|
N
|
P2O5
|
K2O
|
MgO
|
CaO
|
SO3
|
Na2O
|
± 25 % van het aangegeven gehalte aan de aanwezige vormen van de nutriënten tot maximaal 2 procentpunten in absolute termen
|
± 25 % van het aangegeven gehalte aan die nutriënten tot maximaal 1,5 procentpunten in absolute termen
|
± 25 % van het aangegeven gehalte tot maximaal 0,9 procentpunten in absolute termen
|
Korrelgrootteverdeling: ± 10 % relatieve afwijking, toe te passen op het aangegeven percentage materiaal dat door een zeef met een bepaalde maaswijdte gaat.
Hoeveelheid: ± 5 % relatieve afwijking van de aangegeven waarde
Productfunctiecategorie 1 C) II): anorganische micronutriëntenmeststof
Micronutriëntenmeststoffen
|
Toegestane toleranties voor het aangegeven gehalte aan vormen van micronutriënt
|
Concentratie lager dan of gelijk aan 2 %
|
± 20 % van de aangegeven waarde
|
Concentratie tussen 2,1 en 10 %
|
± 0,3 procentpunten in absolute termen
|
Concentratie hoger dan 10 %
|
± 1,0 procentpunten in absolute termen
|
Hoeveelheid: ± 5 % relatieve afwijking van de aangegeven waarde
Productfunctiecategorie 2: kalkmeststof
|
Toegestane toleranties voor de aangegeven parameter
|
Neutraliserende waarde
|
± 3
|
Korrelgrootteverdeling
|
± 10 % relatieve afwijking, toe te passen op het aangegeven percentage materiaal dat door een zeef met een bepaalde maaswijdte gaat.
|
Totaal calciumoxide
|
± 3 procentpunten in absolute termen
|
Totaal magnesiumoxide
Concentratie lager dan 8 %
Concentraties tussen 8 en 16 %
Concentratie hoger dan of gelijk aan 16 %
|
± 1,0 procentpunten in absolute termen
± 2,0 procentpunten in absolute termen
± 3,0 procentpunten in absolute termen
|
Reactiviteit
|
± 15 procentpunten in absolute termen
|
Hoeveelheid
|
- 5 % relatieve afwijking, toe te passen op de aangegeven waarde
|
Productfunctiecategorie 3: bodemverbeteraar
Vormen van de aangegeven nutriënt en andere aangegeven kwaliteitscriteria
|
Toegestane toleranties voor de aangegeven parameter
|
pH
|
± 0,7 ten tijde van de vervaardiging
± 1,0 op enig moment in de distributieketen
|
Organische koolstof (C)
|
± 10 % relatieve afwijking van de aangegeven waarde tot maximaal 1,0 procentpunten in absolute termen
|
Totaal stikstof (N)
|
± 20 % relatieve afwijking tot maximaal 1,0 procentpunten in absolute termen
|
Totaal fosforpentoxide (P2O5)
|
± 20 % relatieve afwijking tot maximaal 1,0 procentpunten in absolute termen
|
Totaal kaliumoxide (K2O)
|
± 20 % relatieve afwijking tot maximaal 1,0 procentpunten in absolute termen
|
Droge stof
|
± 10 % relatieve afwijking van de aangegeven waarde
|
Hoeveelheid
|
- 5 % relatieve afwijking van de aangegeven waarde, ten tijde van de vervaardiging
± 25 % relatieve afwijking van de aangegeven waarde, op enig moment in de distributieketen
|
Organische koolstof (C) / organische stikstof (N)
|
± 20 % relatieve afwijking van de aangegeven waarde tot maximaal 2,0 procentpunten in absolute termen
|
Korrelgrootteverdeling
|
± 10 % relatieve afwijking, toe te passen op het aangegeven percentage materiaal dat door een zeef met een bepaalde maaswijdte gaat.
|
Productfunctiecategorie 4: groeimedium
Vormen voor de aangegeven nutriënt en andere aangegeven kwaliteitscriteria
|
Toegestane toleranties voor de aangegeven parameter
|
elektrische geleidbaarheid
|
± 50 % relatieve afwijking ten tijde van de vervaardiging
± 75 % relatieve afwijking op enig moment in de distributieketen
|
pH
|
± 0,7 ten tijde van de vervaardiging
± 1,0 op enig moment in de distributieketen
|
hoeveelheid, uitgedrukt als volume (liter of m³)
|
- 5 % relatieve afwijking ten tijde van de vervaardiging
- 25 % relatieve afwijking op enig moment in de distributieketen
|
Bepaling van hoeveelheid (volume) van materialen met een deeltjesgrootte van meer dan 60 mm
|
- 5 % relatieve afwijking ten tijde van de vervaardiging
- 25 % relatieve afwijking op enig moment in de distributieketen
|
Bepaling van hoeveelheid (volume) van voorgevormde groeimedia
|
- 5 % relatieve afwijking ten tijde van de vervaardiging
- 25 % relatieve afwijking op enig moment in de distributieketen
|
In water oplosbare stikstof (N)
|
± 50 % relatieve afwijking ten tijde van de vervaardiging
± 75 % relatieve afwijking op enig moment in de distributieketen
|
In water oplosbaar fosforpentoxide (P2O5),
|
± 50 % relatieve afwijking ten tijde van de vervaardiging
± 75 % relatieve afwijking op enig moment in de distributieketen
|
In water oplosbaar kaliumoxide (K2O)
|
± 50 % relatieve afwijking ten tijde van de vervaardiging
± 75 % relatieve afwijking op enig moment in de distributieketen
|
Productfunctiecategorie 6: biostimulant voor planten
Aangegeven gehalte in g/kg of g/l bij 20 °C
|
Toegestane tolerantie
|
Tot en met 25
|
± 15 % relatieve afwijking voor productfunctiecategorie 6
± 15 % relatieve afwijking wanneer biostimulanten voor planten worden geblend met andere bemestingsproducten, overeenkomstig productfunctiecategorie 7
|
> 25 tot en met 100
|
± 10 % relatieve afwijking
|
> 100 tot en met 250
|
± 6 % relatieve afwijking
|
> 250 tot en met 500
|
± 5 % relatieve afwijking
|
Meer dan 500
|
± 25 g/kg of ± 25 g/l
|
BIJLAGE IV
Conformiteitsbeoordelingsprocedures
Deel 1
Toepasselijkheid van de conformiteitsbeoordelingsprocedures
In dit deel wordt de toepasselijkheid van de in deel 2 van deze bijlage beschreven conformiteitsbeoordelingsproceduremodules voor bemestingsproducten met CE-markering vastgesteld, afhankelijk van hun bestanddelencategorieën overeenkomstig bijlage II en hun productfunctiecategorieën overeenkomstig bijlage I.
1.Toepasselijkheid van interne productiecontrole (module A)
1.Module A kan worden gebruikt voor een bemestingsproduct met CE-markering dat uitsluitend bestaat uit een of meerdere
(a)stoffen en mengsels als primair materiaal zoals beschreven in bestanddelencategorie 1,
(b)digestaten van energiegewassen zoals beschreven in bestanddelencategorie 4,
(c)bijproducten van de levensmiddelenindustrie zoals beschreven in bestanddelencategorie 6,
(d)micro-organismen zoals beschreven in bestanddelencategorie 7,
(e)agronomische toevoegingsmiddelen zoals beschreven in bestanddelencategorie 8,
(f)nutriëntenpolymeren zoals beschreven in bestanddelencategorie 9.
2.Module A kan ook worden gebruikt voor een bemestingsproductenblend zoals beschreven in productfunctiecategorie 7.
3.In afwijking van de punten 1 en 2, mag module A niet worden gebruikt voor
(a)een enkelvoudige of samengestelde vaste anorganische macronutriëntenmeststof op basis van ammoniumnitraat en met een hoog stikstofgehalte, zoals beschreven in productfunctiecategorie 1 C) I) a) i-ii) A), of een bemestingsproductenblend dat een dergelijk product bevat;
(b)een nitrificatieremmer zoals beschreven in productfunctiecategorie 5 A) I),
(c)een ureaseremmer zoals beschreven in productfunctiecategorie 5 A) II), of
(d)een biostimulant voor planten zoals beschreven in productfunctiecategorie 6.
2.Toepasselijkheid van interne productiecontrole plus producttests onder toezicht (module A1)
Module A1 wordt gebruikt voor een enkelvoudige of samengestelde vaste anorganische macronutriëntenmeststof op basis van ammoniumnitraat en met een hoog stikstofgehalte, zoals beschreven in productfunctiecategorie 1 C) I) a) iii) A), en voor een bemestingsproductenblend, zoals beschreven in productfunctiecategorie 7, die een dergelijk product bevat.
3.Toepasselijkheid van EU-typeonderzoek (module B) en conformiteit met het type op basis van interne productiecontrole (module C)
1.Module B, in combinatie met module C, kan worden gebruikt voor een bemestingsproduct met CE-markering dat uitsluitend bestaat uit een of meerdere
(a)niet-bewerkte of mechanisch bewerkte planten, delen van planten of plantenextracten zoals beschreven in bestanddelencategorie 2,
(b)andere polymeren dan nutriëntenpolymeren zoals beschreven in bestanddelencategorie 10,
(c)bepaalde dierlijke bijproducten zoals beschreven in bestanddelencategorie 11, of
(d)bestanddelencategorieën die voor module A in aanmerking komen op grond van punt 1 van rubriek 1 betreffende de toepasselijkheid van die module.
2.Module B en module C kunnen ook worden gebruikt voor
(a)een nitrificatieremmer zoals beschreven in productfunctiecategorie 5 A) I),
(b)een ureaseremmer zoals beschreven in productfunctiecategorie 5 A) II),
(c)een biostimulant voor planten zoals beschreven in productfunctiecategorie 6, en
(d)een product dat voor module A in aanmerking komt op grond van punt 2 van rubriek 1 betreffende de toepasselijkheid van die module.
3.In afwijking van de punten 1 en 2 hierboven mogen module B en module C niet worden gebruikt voor een enkelvoudige of samengestelde vaste anorganische macronutriëntenmeststof op basis van ammoniumnitraat en met een hoog stikstofgehalte, zoals beschreven in productfunctiecategorie 1 C) I) a) i-ii) A), of een bemestingsproductenblend die een dergelijk product bevat.
4.Toepasselijkheid van kwaliteitsborging van het productieproces (module D1)
1.Module D1 kan voor alle bemestingsproducten met CE-markering worden gebruikt.
2.In afwijking van punt 1 hierboven mag module D1 niet worden gebruikt voor een enkelvoudige of samengestelde vaste anorganische macronutriëntenmeststof op basis van ammoniumnitraat en met een hoog stikstofgehalte, zoals beschreven in productfunctiecategorie 1 C) I) a) i-ii) A), of een bemestingsproductenblend die een dergelijk product bevat.
Deel 2
Beschrijving van de conformiteitsbeoordelingsprocedures
Module A – Interne productiecontrole
1.Beschrijving van de module
1.Met "interne productiecontrole" wordt de conformiteitsbeoordelingsprocedure bedoeld waarbij de fabrikant de verplichtingen in de rubrieken 2, 3 en 4 hieronder nakomt en op eigen verantwoording garandeert en verklaart dat de betrokken bemestingsproducten met CE-markering aan de toepasselijke eisen van deze verordening voldoen.
2.Technische documentatie
2.1De fabrikant stelt de technische documentatie samen. Aan de hand van deze documentatie moet kunnen worden beoordeeld of het bemestingsproduct met CE-markering aan de relevante eisen voldoet; zij omvat een adequate risicoanalyse en beoordeling.
2.2In de technische documentatie worden de toepasselijke eisen vermeld; zij heeft, voor zover relevant voor de beoordeling, betrekking op het ontwerp, de fabricage en het gebruik van het bemestingsproduct met CE-markering. De technische documentatie bevat ten minste het volgende:
(a)een algemene beschrijving van het bemestingsproduct met CE-markering,
(b)ontwerp- en fabricagetekeningen alsmede schema's,
(c)beschrijvingen en toelichtingen die nodig zijn voor het begrijpen van die tekeningen en schema's en van het gebruik van het bemestingsproduct met CE-markering,
(d)een lijst van de geheel of gedeeltelijk toegepaste geharmoniseerde normen waarvan de referenties in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt, en indien de geharmoniseerde normen niet zijn toegepast, een beschrijving van de wijze waarop aan de essentiële eisen van deze verordening is voldaan, inclusief een lijst van gemeenschappelijke specificaties of andere relevante technische specificaties die zijn toegepast. Bij gedeeltelijk toegepaste geharmoniseerde normen wordt in de technische documentatie gespecificeerd welke delen zijn toegepast;
(e)de resultaten van uitgevoerde ontwerpberekeningen, onderzoeken enz.; en
(f)testverslagen.
3.Fabricage
3.De fabrikant neemt alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat het fabricage- en controleproces waarborgt dat de vervaardigde bemestingsproducten met CE-markering conform zijn met de in rubriek 2 hierboven bedoelde technische documentatie en met de toepasselijke eisen van deze verordening.
4.CE-markering, EU-conformiteitsverklaring
4.1.De fabrikant brengt de CE-markering aan op elk afzonderlijk bemestingsproduct dat voldoet aan de toepasselijke eisen van deze verordening.
4.2.De fabrikant stelt voor elke partij bemestingsproduct met CE-markering een EU-conformiteitsverklaring op en houdt deze verklaring, samen met de technische documentatie, gedurende tien jaar na het in de handel brengen van het bemestingsproduct met CE-markering ter beschikking van de nationale autoriteiten. In de conformiteitsverklaring wordt het bemestingsproduct met CE-markering beschreven.
4.3.Bij elk bemestingsproduct met CE-markering wordt een kopie van de EU-conformiteitsverklaring gevoegd.
5.Gemachtigde
5.De in rubriek 4 hierboven vervatte verplichtingen van de fabrikant kunnen namens hem of haar en onder zijn of haar verantwoordelijkheid worden vervuld door zijn of haar gemachtigde, op voorwaarde dat dit in het mandaat gespecificeerd is.
Module A1 – Interne productiecontrole plus producttests onder toezicht
1.Beschrijving van de module
1.Met "interne productiecontrole plus producttests onder toezicht" wordt de conformiteitsbeoordelingsprocedure bedoeld waarbij de fabrikant de verplichtingen in de rubrieken 2, 3, 4 en 5 hieronder nakomt en op eigen verantwoording garandeert en verklaart dat de betrokken bemestingsproducten met CE-markering aan de toepasselijke eisen van deze verordening voldoen.
2.Technische documentatie
2.1.De fabrikant stelt de technische documentatie samen. Aan de hand van deze documentatie moet kunnen worden beoordeeld of het bemestingsproduct met CE-markering aan de relevante eisen voldoet; zij omvat een adequate risicoanalyse en -beoordeling.
2.2.In de technische documentatie worden de toepasselijke eisen vermeld; zij heeft, voor zover relevant voor de beoordeling, betrekking op het ontwerp, de fabricage en het gebruik van het bemestingsproduct met CE-markering. De technische documentatie bevat, indien van toepassing, ten minste de volgende elementen:
(a)een algemene beschrijving van het bemestingsproduct met CE-markering,
(b)ontwerp- en fabricagetekeningen alsmede schema's,
(c)beschrijvingen en toelichtingen die nodig zijn voor het begrijpen van die tekeningen en schema's en van het gebruik van het bemestingsproduct met CE-markering,
(d)de namen en de adressen van de bedrijven, en van de exploitanten van de bedrijven, waar het product en de belangrijkste bestanddelen ervan zijn vervaardigd,
(e)een lijst van de geheel of gedeeltelijk toegepaste geharmoniseerde normen waarvan de referenties in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt, en indien de geharmoniseerde normen niet zijn toegepast, een beschrijving van de wijze waarop aan de essentiële eisen van deze verordening is voldaan, inclusief een lijst van gemeenschappelijke specificaties of andere relevante technische specificaties die zijn toegepast. Bij gedeeltelijk toegepaste geharmoniseerde normen wordt in de technische documentatie gespecificeerd welke delen zijn toegepast;
(f)de resultaten van uitgevoerde ontwerpberekeningen, onderzoeken enz.; en
(g)testverslagen.
3.Fabricage
3.De fabrikant neemt alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat het fabricage- en controleproces waarborgt dat de vervaardigde bemestingsproducten met CE-markering in overeenstemming zijn met de in rubriek 2 hierboven bedoelde technische documentatie en met de eisen van deze verordening.
4.Productcontroles met betrekking tot olieretentie en bestendigheid tegen detonatie
4.De in de rubrieken 4.1 tot en met 4.3 hieronder bedoelde cycli en proef worden ten minste om de 3 maanden namens de fabrikant uitgevoerd op een representatief monster van het product, om te controleren of is voldaan aan
(a)het in punt 4 van productfunctiecategorie 1 C) I) a) i-ii) A) in bijlage I bedoelde vereiste met betrekking tot de olieretentie, en
(b)het in punt 5 van productfunctiecategorie 1 C) I) a) i-ii) A) in bijlage I bedoelde vereiste met betrekking tot de bestendigheid tegen detonatie.
De proeven worden uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van een door de fabrikant gekozen aangemelde instantie.
4.1.Temperatuurcycli voorafgaand aan een proef voor naleving van het in punt 4 van productfunctiecategorie 1 C) I) a) i-ii) A) in bijlage I bedoelde vereiste met betrekking tot de olieretentie
4.1.1.Principe en definitie
4.1.1.Het monster wordt in een erlenmeyer verwarmd van kamertemperatuur tot 50 °C en gedurende twee uur op deze temperatuur gehouden (fase bij 50 °C). Vervolgens wordt het monster afgekoeld tot een temperatuur van 25 °C en gedurende twee uur op deze temperatuur gehouden (fase bij 25 °C). De combinatie van de opeenvolgende fasen bij 50 °C en 25 °C vormt een temperatuurcyclus. Nadat het monster twee temperatuurcycli heeft doorlopen wordt het voor de bepaling van de olieretentiewaarde op een temperatuur van 20 (± 3) °C gehouden.
4.1.2.Apparatuur
4.1.2.Standaard laboratoriumapparatuur met onder meer:
(a)waterbaden waarvan de thermostaat is ingesteld op respectievelijk 25 (± 1) en 50 (± 1) °C,
(b)erlenmeyers die elk een inhoud hebben van 150 ml.
4.1.3.Procedure
4.1.3.1.Elk monster van 70 ( 5) g wordt in een erlenmeyer gebracht, die vervolgens wordt afgesloten.
4.1.3.2.Om de twee uur wordt elke erlenmeyer overgebracht van het waterbad van 50 °C naar dat van 25 °C en omgekeerd.
4.1.3.3.Houdt het water van elk bad op constante temperatuur en door snel roeren in beweging, zodat het waterpeil boven het monster blijft. Bescherm de stop tegen condensatie door gebruik te maken van een stukje schuimrubber.
4.2.Temperatuurcycli voorafgaande aan de in punt 5 van productfunctiecategorie 1 C) I) a) i-ii) A) in bijlage I bedoelde detonatieproef
4.2.1.Principe en definitie
4.2.1.Het monster wordt in een waterdicht vat verwarmd van kamertemperatuur tot 50 °C en gedurende een uur op deze temperatuur gehouden (fase bij 50 °C). Daarna wordt het monster afgekoeld tot een temperatuur van 25 °C en gedurende een uur op deze temperatuur gehouden (fase bij 25 °C). De combinatie van de opeenvolgende fasen bij 50 °C en 25 °C vormt een temperatuurcyclus. Nadat het monster het benodigde aantal temperatuurcycli heeft doorlopen, wordt het in afwachting van de uitvoering van de detonatieproef op een temperatuur van 20 (± 3) °C gehouden.
4.2.2.Apparatuur
(a)een waterbad waarvan de thermostaat een temperatuurbereik heeft van 20 tot 51 °C en dat kan worden verwarmd en afgekoeld met een snelheid van 10 °C/uur, of twee waterbaden waarvan het ene is ingesteld op een temperatuur van 20 °C en het andere op 51 °C. Het water in het bad (de baden) wordt voortdurend geroerd en het bad moet zo groot zijn dat de circulatie van het water ruimschoots wordt gegarandeerd,
(b)een geheel waterdicht roestvrij stalen vat, voorzien van een thermokoppel in het midden. De buitendiameter van het vat is 45 (± 2) mm en de dikte van de wand 1,5 mm (zie figuur 1). De hoogte en de lengte van het vat kunnen afhankelijk van de afmetingen van het waterbad worden gekozen, bv. lengte 600 mm en hoogte 400 mm.
4.2.3.Procedure
4.2.3.Breng een voor één detonatie toereikende hoeveelheid meststof in het vat en sluit dit af met het deksel. Plaats het vat in het waterbad. Verwarm het water tot 51 °C en meet de temperatuur midden in de kunstmest. Een uur nadat de temperatuur in het midden 50 °C heeft bereikt, wordt de koeling ingeschakeld en het water afgekoeld. Een uur nadat midden in de kunstmest een temperatuur van 25 °C is bereikt, wordt de verwarming weer ingeschakeld en begint de tweede cyclus. Wanneer twee waterbaden worden gebruikt, wordt het vat na iedere verwarmings- en afkoelingsperiode overgeplaatst in het andere bad.
Figuur 1
4.3.Detonatieproef zoals bedoeld in punt 5 van productfunctiecategorie 1 C) I) a) i-ii) A) in bijlage I
4.3.1.Omschrijving
4.3.1.1Deze proef wordt uitgevoerd op een representatief monster van het bemestingsproduct met CE-markering. Voordat de detonatieproef erop wordt uitgevoerd, wordt het volledige monster onderworpen aan vijf temperatuurcycli overeenkomstig het bepaalde in rubriek 4.2 hierboven.
4.3.1.2.Het bemestingsproduct met CE-markering wordt onder de volgende voorwaarden in een horizontale stalen buis aan de detonatieproef onderworpen:
(a)naadloze stalen buis
(b)buislengte: ten minste 1 000 mm
(c)nominale buitendiameter: ten minste 114 mm
(d)nominale wanddikte: ten minste 5 mm
(e)Versterkerlading: de aard en de afmetingen van de versterkerlading moeten zodanig worden gekozen dat ter hoogte van het te testen monster de optimale detonatiedruk voor de voortplanting van de detonatie wordt verkregen
(f)testtemperatuur: 15-25 °C
(g)loden indicatorcilinders voor de detonatie: diameter 50 mm, hoogte 100 mm
(h)die op een onderlinge afstand van 150 mm worden geplaatst en de buis horizontaal ondersteunen. De proef moet tweemaal worden uitgevoerd. De proef wordt als geslaagd beschouwd indien bij beide proeven een of meer van de loden steuncilinders minder dan 5 % worden gestuikt.
4.3.2.Principe
4.3.2.Het monster wordt na opsluiting in een stalen buis blootgesteld aan de detonatie van een explosieve versterkerlading. De voortplanting van de detonatie wordt bepaald uit de mate van stuiking van loden cilinders waarop de buis tijdens de proef in horizontale stand steunt.
4.3.3.Materialen
(a)Kneedbare springstof met 83-86 % pentriet
Dichtheid: 1 500 tot 1 600 kg/m3
Detonatiesnelheid: 7 300 tot 7 700 m/s
Massa: 500 (± 1) gram.
(b)Zeven stukken soepel slagsnoer met niet-metalen omhulsel
Vulmassa: 11 tot 13 g/m
Lengte van elk slagsnoerstuk: 400 (± 2) mm.
(c)Geperst springstofpatroon met een centrale ligplaats voor plaatsing van een slagpijpje
Springstof: hexogeen/was 95/5, tetryl of vergelijkbare secundaire springstof, met of zonder toevoeging van grafiet
Dichtheid: 1 500 tot 1 600 kg/m3
Diameter: 19 tot 21 mm
Hoogte: 19 tot 23 mm
Centrale ligplaats voor slagpijpje: diameter 7 tot 7,3 mm, diepte 12 mm
(d)Naadloze stalen buis volgens ISO 65:1981, zware uitvoering, nominale afmetingen DN 100 (4")
Buitendiameter: 113,1 tot 115,0 mm
Wanddikte: 5,0 tot 6,5 mm
Lengte: 1 005 (± 2) mm.
(e)Bodemplaat
Materiaal: goed lasbaar staal
Afmetingen: 160 × 160 mm
Dikte: 5 tot 6 mm.
(f)Loden cilinders (aantal: zes)
Diameter: 50 (± 1) mm
Hoogte: 100 tot 101 mm
Materialen: zacht lood met een zuiverheid van minimaal 99,5 %.
(g)Stalen blok
Lengte: minimaal 1 000 mm
Breedte: minimaal 150 mm
Hoogte: minimaal 150 mm
Massa: minimaal 300 kg indien het stalen blok niet op een vaste ondergrond steunt.
(h)Cilindervormig omhulsel van kunststof of karton voor versterkerlading
Wanddikte: 1,5 tot 2,5 mm
Diameter: 92 tot 96 mm
Hoogte: 64 tot 67 mm.
(i)Elektrisch of ander slagpijpje met een sterkte van 8-10
(j)Houten schijf
Diameter: 92 tot 96 mm, aan te passen aan de inwendige diameter van het cilindervormige omhulsel (zie onder h) hierboven)
Dikte: 20 mm.
(k)Houten pen van dezelfde afmetingen als het slagpijpje (zie onder i) hierboven)
(l)Spelden (met een maximumlengte van 20 mm)
4.3.4.Procedure
4.3.4.1.Gereedmaken van de versterkerlading voor plaatsing in de stalen buis
4.3.4.1.Afhankelijk van de beschikbare apparatuur kan de springstof in de versterkerlading worden geïnitieerd door ofwel
7-punts simultaaninitiëring zoals bedoeld in rubriek 4.3.4.1.1 hieronder, ofwel
centrale initiëring door een springstofpatroon zoals bedoeld in rubriek 4.3.4.1.2 hieronder.
4.3.4.1.1.7-punts simultaaninitiëring
4.3.4.1.1.Een gebruiksklare versterkerlading is in figuur 2 afgebeeld.
4.3.4.1.1.1.De houten schijf (zie rubriek 4.3.3, onder j), hierboven) wordt in het midden en op zes, symmetrisch op een concentrische cirkel (diameter 55 mm) verdeelde punten evenwijdig aan de aslijn van de schijf doorboord. De diameter van de boorgaten moet 6-7 mm bedragen (zie doorsnede A-B in figuur 2), afhankelijk van de diameter van het gebruikte slagsnoer (zie rubriek 4.3.3, onder b), hierboven).
4.3.4.1.1.2.Van een soepel slagsnoer (zie rubriek 4.3.3, onder b), hierboven) worden zeven stukken met een lengte van 400 mm zodanig afgesneden dat elk springstofverlies aan de uiteinden wordt vermeden; hiertoe wordt elk van de uiteinden direct verlijmd. De zeven stukken worden elk door één van de daarvoor bestemde boorgaten in de houten schijf (zie rubriek 4.3.3, onder j), hierboven) geschoven, en wel zodanig dat de uiteinden van de stukken enkele centimeters aan de andere zijde van de schijf uitsteken. Vervolgens wordt op 5 tot 6 mm van elk van de zeven uiteinden in het textielgedeelte van elk snoer in dwarsrichting een kleine speld (zie rubriek 4.3.3, onder l), hierboven) gestoken; vanaf dit punt wordt elk snoer aan de buitenzijde over een lengte van ongeveer 2 cm met lijm bestreken. Tenslotte wordt door het aantrekken in de lengterichting van elk stuk de speld in contact gebracht met de houten schijf.
4.3.4.1.1.3.De kneedspringstof (zie rubriek 4.3.3, onder a), hierboven) wordt gekneed in de vorm van een cilinder met een doorsnede van 92 tot 96 mm, die is aangepast aan de diameter van het cilindervormige omhulsel (zie rubriek 4.3.3, onder h), hierboven) waar hij wordt ingeschoven, waarbij het cilindervormige omhulsel verticaal op een vlakke ondergrond staat. Daarna wordt de houten schijf met de zeven snoerstukken hierop geplaatst en op de springstof vastgedrukt. De hoogte van het cilindervormige omhulsel (64-67 mm) dient zo te worden aangepast dat de bovenrand niet boven de houten schijf uitsteekt. Tenslotte wordt het cilindervormige omhulsel over de gehele omtrek stevig vastgezet aan de houten schijf, bijvoorbeeld met nietjes of spijkertjes.
4.3.4.1.1.4.De vrije uiteinden van de zeven stukken slagsnoer moeten zodanig over de buitenomtrek van de pen (zie rubriek 4.3.3, onder k), hierboven) worden aangebracht dat zij zich ten opzichte hiervan in een loodrecht hierop staand vlak bevinden; daarna worden zij met behulp van plakband om de pen gebundeld.
4.3.4.1.2.Centrale initiëring door een springstofpatroon
4.3.4.1.2.Een gebruiksklare versterkerlading is in figuur 3 afgebeeld.
4.3.4.1.2.1.Vervaardiging van een springstofpatroon
4.3.4.1.2.1.Met de nodige voorzorgsmaatregelen wordt 10 g van de secundaire springstof (zie rubriek 4.3.3, onder c), hierboven) in een perspot gebracht met een inwendige diameter tussen 19 en 21 mm en tot de juiste vorm en dichtheid samengeperst. (De verhouding tussen diameter en hoogte moet ongeveer 1:1 zijn). In het centrum van het bodemvlak van de perspot bevindt zich een stift met een hoogte van 12 mm en een diameter van 7-7,3 mm (afhankelijk van de diameter van het te gebruiken slagpijpje), waardoor in de patroon een cilindervormige uitsparing wordt gevormd waarin later het slagpijpje wordt geplaatst.
4.3.4.1.2.2.Vervaardiging van de versterkerlading
4.3.4.1.2.2.De kneedspringstof (zie rubriek 4.3.3, onder a), hierboven) wordt in het verticaal op een vlak oppervlak staand cilindervormig omhulsel (zie rubriek 4.3.3, onder h), hierboven) geplaatst en omlaag gedrukt met een houten vorm waardoor de springstof de vorm aanneemt van een cilinder die in het midden is uitgediept. De geperste patroon wordt in deze uitdieping geplaatst. De cilindrisch voorgevormde kneedspringstof en de patroon worden afgedekt door een houten schijf (zie rubriek 4.3.3, onder j), hierboven) die voor het inbrengen van een slagpijpje voorzien is van een centraal boorgat met een diameter van 7 tot 7,3 mm. De houten schijf en het cilindervormige omhulsel worden kruisgewijs met plakband aan elkaar verbonden. De centrering van het boorgat in de schijf en de ligplaats in de springstofpatroon wordt gewaarborgd door inbrengen van de houten pen (zie rubriek 4.3.3, onder k), hierboven).
4.3.4.2.Voorbereiding van de stalen buis voor de detonatieproeven
4.3.4.2.In een uiteinde van de stalen buis (zie rubriek 4.3.3, onder d), hierboven) worden in de buiswand diametraal tegenover elkaar twee gaten met een diameter van 4 mm op een afstand van 4 mm van de rand van de buis geboord. De bodemplaat (zie rubriek 4.3.3, onder e), hierboven) wordt door middel van stomplassen aan het andere uiteinde van de buis bevestigd, waarbij de hoek tussen bodemplaat en buiswand over de gehele omtrek van de buis met lasmateriaal wordt gevuld.
4.3.4.3.Vullen van de stalen buis en plaatsen van de donorlading
4.3.4.3.Zie figuren 2 en 3.
4.3.4.3.1.Het proefmonster, de stalen buis en de versterkerlading worden geconditioneerd bij temperaturen van 20 (5) °C. Voor twee detonatieproeven is 16 tot 18 kg van het proefmonster nodig.
4.3.4.3.2.1De buis wordt met de vierkante bodemplaat loodrecht op een vlakke, stevige ondergrond, bij voorkeur van beton, geplaatst. De buis wordt tot een derde van haar hoogte met het monster gevuld en vervolgens telkens vijfmaal tot een hoogte van 10 cm opgetild en losgelaten zodat zij verticaal op de ondergrond valt teneinde de prils, respectievelijk granules, zoveel mogelijk in de buis te verdichten. Ten einde deze verdichting te bespoedigen wordt de buis, tussen het opheffen en het vallen op de ondergrond, door middel van tien hamerslagen (met een hamer met een massa van 750 tot 1 000 g) op het manteloppervlak in trilling gebracht.
4.3.4.3.2.2.Deze vulprocedure wordt herhaald na toevoeging van een tweede monsterhoeveelheid. Bij de laatste vulling dient de hoeveelheid zo te worden gekozen dat het monster, na verdichting door tienmaal optillen en vallen van de buis, alsmede door in totaal twintig intermitterende hamerslagen, tot ca. 70 mm onder de bovenrand van de buis reikt.
4.3.4.3.2.3Bij de keuze van de vulhoogte van het monster in de stalen buis wordt ervoor gezorgd dat de later in te brengen versterkerlading (zoals hierboven bedoeld in rubriek 4.3.4.1.1 of 4.3.4.1.2) over het gehele oppervlak in nauw contact is met het monster.
4.3.4.3.3.De versterkerlading wordt in het open uiteinde van de buis op het monster geplaatst, waarbij de bovenrand van de houten schijf 6 mm onder de rand van de buis ligt. De juiste hoogte voor het noodzakelijke nauwe contact tussen springstof en monster wordt bereikt door het toevoegen, respectievelijk wegnemen, van kleine hoeveelheden van het monster. Zoals in de figuren 2 en 3 is aangegeven, worden in de boorgaten aan de bovenrand van de buis splitpennen aangebracht die aan de buitenzijde tegen de buis worden uitgebogen.
4.3.4.4.Plaatsing van de stalen buis en loden cilinders (zie figuur 4)
4.3.4.4.1.De grondvlakken van de loden cilinders (zie rubriek 4.3.3, onder f), hierboven) worden gemerkt van 1 tot en met 6. Op een horizontaal geplaatst stalen blok (4.3.7) worden op de middellijn van het horizontale vlak zes markeringen op een onderlinge afstand van 150 mm aangebracht, waarbij de afstand van de eerste markering tot de rand van het stalen blok ten minste 75 mm bedraagt. Op elk van deze markeringen wordt een loden cilinder geplaatst met de middelpunten van de grondvlakken van de cilinders op de markeringen.
4.3.4.4.2.De overeenkomstig 4.3.4.3 gereedgemaakte stalen buis wordt horizontaal op de loden cilinders geplaatst, waarbij de aslijn van de buis parallel moet lopen aan de middellijn van het stalen blok en de gelaste achterrand van de buis zich op een afstand van 50 mm van loden cilinder nr. 6 bevindt. Om zijdelings wegrollen van de buis te voorkomen, kunnen kleine houten wiggen tussen de bovenste cirkelvlakken van de loden cilinders en de buiswand worden geschoven (telkens één aan elke kant) of twee draaibaar met elkaar verbonden houten latten, in de vorm van een kruis, tussen buis en stalen blok worden aangebracht.
Aantekening: Let erop dat de buis met alle zes loden cilinders in contact is; een geringe kromming in het oppervlak van de buis kan worden gecompenseerd door draaiing van de buis om haar lengteas; indien een loden cilinder te hoog is, kan deze door lichte hamertikken op de vereiste hoogte worden gebracht.
4.3.4.5.Voorbereiding van de detonatieproef
4.3.4.5.1.De proefopstelling zoals beschreven in rubriek 4.3.4.4 moet in een bunker of in een speciaal daarvoor ingerichte ruimte onder de grond (mijn, tunnel) worden opgebouwd. Zorg dat de temperatuur van de stalen buis vóór de detonatie op 20 ( 5) °C wordt gehouden.
Opmerking: Indien men niet over een dergelijke explosieruimte beschikt, kan eventueel gebruik worden gemaakt van een groeve met betonnen wanden die met houten balken is afgedekt. In verband met bij de explosie mogelijk met grote kinetische energie vrijkomende stalen scherven, dient een daarop afgestemde afstand in acht te worden genomen tot plaatsen waar zich woningen of wegen bevinden.
4.3.4.5.2.Bij gebruik van een versterkerlading met 7-punts simultaaninitiëring dient ervoor te worden gezorgd dat de overeenkomstig de in de voetnoot bij punt 4.3.4.1.1.4 hierboven gespannen slagsnoeren zo horizontaal mogelijk liggen.
4.3.4.5.3.Ten slotte wordt de houten pen vervangen door het slagpijpje. Pas na ontruiming van de gevarenzone en nadat de met de test belaste personen in dekking zijn gegaan, kan de lading tot ontploffing worden gebracht.
4.3.4.5.4.Laat de lading ontploffen.
4.3.4.6.1Na de explosie en na een zekere wachttijd voor het optrekken van de rook (gasvormige, soms giftige reactieproducten zoals bv. nitreuze dampen) worden de loden cilinders verzameld en de hoogte met behulp van een schuifmaat gemeten.
4.3.4.6.2.De mate van stuiking in procenten resulteert uit het verschil met de oorspronkelijke hoogte van 100 mm en wordt voor elke cilinder genoteerd. Bij een schuin verlopende stuiking wordt de hoogste en laagste waarde genoteerd en het gemiddelde daarvan berekend.
4.3.4.7.Voor continue meting van de detonatiesnelheid kan gebruik worden gemaakt van een meetdraad; deze kan in de lengteas van de buis of tegen de buiswand worden aangebracht.
4.3.4.8.Per monster moeten twee detonatieproeven worden uitgevoerd.
4.3.5.Testverslag
4.3.5.In het verslag moeten voor elke test de volgende parameters worden vermeld:
concrete meetwaarden voor de buitendiameter van de stalen buis en voor de wanddikte,
Brinell-hardheid van de stalen buis,
temperatuur van buis en monster vlak voor de ontploffing,
vuldichtheid (kg/m3) van het monster in de buis,
hoogte van elke loden cilinder na de test met vermelding van het nummer van de betreffende cilinder,
wijze van initiëring van de versterkerlading.
4.3.5.1.Evaluatie van de testresultaten
4.3.5.1.Indien bij elk van de proeven ten minste één loden cilinder minder dan 5 % werd gestuikt, wordt de proef geslaagd geacht.
Figuur 2
Figuur 3
Figuur 4
5.Conformiteitsmarkering en EU-conformiteitsverklaring
5.1.De fabrikant brengt de CE-markering aan op elk afzonderlijk bemestingsproduct dat voldoet aan de toepasselijke eisen van deze verordening.
5.2.De fabrikant stelt voor elke partij bemestingsproduct met CE-markering een EU-conformiteitsverklaring op en houdt deze verklaring, samen met de technische documentatie, gedurende tien jaar na het in de handel brengen van het bemestingsproduct met CE-markering ter beschikking van de nationale autoriteiten. In de EU-conformiteitsverklaring wordt het bemestingsproduct met CE-markering beschreven.
6.Gemachtigde
6.De in rubriek 5 hierboven vervatte verplichtingen van de fabrikant kunnen namens hem of haar en onder zijn of haar verantwoordelijkheid worden vervuld door zijn of haar gemachtigde, op voorwaarde dat dit in het mandaat gespecificeerd is.
Module B – EU-typeonderzoek
1.Met "EU-typeonderzoek" wordt dat gedeelte van een conformiteitsbeoordelingsprocedure bedoeld waarin de aangemelde instantie het technisch ontwerp van een bemestingsproduct met CE-markering onderzoekt om te controleren of het aan de eisen van deze richtlijn voldoet, en een verklaring hierover verstrekt.
2.De geschiktheid van het technisch ontwerp van het bemestingsproduct met CE-markering kan worden beoordeeld via onderzoek van de technische documentatie en het bewijsmateriaal als bedoeld in punt 3.2 hieronder, plus onderzoek van voor de betrokken productie representatieve monsters van een of meer kritische bestanddelen van het product (combinatie van productietype en ontwerptype).
3.1.De fabrikant dient een aanvraag voor het EU-typeonderzoek in bij een aangemelde instantie van zijn of haar keuze.
3.2.De aanvraag omvat:
(a)naam en adres van de fabrikant en, indien de aanvraag wordt ingediend door de gemachtigde, ook diens of dier naam en adres;
(b)een schriftelijke verklaring dat er geen gelijkluidende aanvraag bij een andere aangemelde instantie is ingediend;
(c)de technische documentatie. Aan de hand van deze technische documentatie moet kunnen worden beoordeeld of het bemestingsproduct met CE-markering aan de toepasselijke eisen van deze verordening voldoet; zij omvat een adequate risicoanalyse en -beoordeling. In de technische documentatie worden de toepasselijke eisen vermeld; zij heeft, voor zover relevant voor de beoordeling, betrekking op het ontwerp, de fabricage en het gebruik van het bemestingsproduct met CE-markering. De technische documentatie bevat, indien van toepassing, ten minste de volgende elementen:
een algemene beschrijving van het bemestingsproduct met CE-markering,
ontwerp- en fabricagetekeningen alsmede schema's,
beschrijvingen en toelichtingen die nodig zijn voor het begrijpen van die tekeningen en schema's en van het gebruik van het bemestingsproduct met CE-markering.
een lijst van de geheel of gedeeltelijk toegepaste geharmoniseerde normen waarvan de referenties in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt, en indien de geharmoniseerde normen niet zijn toegepast, een beschrijving van de wijze waarop aan de essentiële eisen van deze verordening is voldaan, inclusief een lijst van gemeenschappelijke specificaties of andere relevante technische specificaties die zijn toegepast. Bij gedeeltelijk toegepaste geharmoniseerde normen wordt in de technische documentatie gespecificeerd welke delen zijn toegepast;
de resultaten van uitgevoerde ontwerpberekeningen, onderzoeken enz.;
testverslagen, en
indien het product geheel of gedeeltelijk bestaat uit dierlijke bijproducten in de zin van Verordening (EG) nr. 1069/2009, de overeenkomstig die verordening vereiste handelsdocumenten of gezondheidscertificaten en bewijsstukken om aan te tonen dat de dierlijke bijproducten het eindpunt in de productieketen hebben bereikt in de zin van die verordening;
(d)de monsters, die representatief zijn voor de betrokken productie. De aangemelde instantie kan meer monsters verlangen als dit voor het testprogramma nodig is;
(e)het bewijsmateriaal voor de geschiktheid van het technisch ontwerp. Hierin worden de gevolgde documenten vermeld, in het bijzonder wanneer de desbetreffende geharmoniseerde normen niet volledig zijn toegepast. Zo nodig worden ook de resultaten vermeld van tests die overeenkomstig andere relevante technische specificaties door een geschikt laboratorium van de fabrikant of namens hem of haar en onder zijn of haar verantwoordelijkheid door een ander laboratorium zijn verricht.
4.De aangemelde instantie verricht de volgende handelingen:
(a)voor het bemestingsproduct met CE-markering:
(1)onderzoekt zij de technische documentatie en het bewijsmateriaal om te beoordelen of het technisch ontwerp van het bemestingsproduct met CE-markering geschikt is;
(b)voor het monster/de monsters:
(2)controleert zij of zij overeenkomstig de technische documentatie zijn vervaardigd en stelt zij vast welke elementen overeenkomstig de toepasselijke bepalingen van de relevante geharmoniseerde normen en/of technische specificaties zijn ontworpen, alsook welke elementen zijn ontworpen overeenkomstig andere relevante technische specificaties;
(3)verricht zij de nodige onderzoeken en tests, of laat zij die verrichten om, ingeval de fabrikant heeft gekozen voor de oplossingen uit de relevante geharmoniseerde normen en/of technische specificaties, te controleren of deze op de juiste wijze zijn toegepast;
(4)verricht zij de nodige onderzoeken en tests, of laat zij die verrichten om, ingeval de oplossingen uit de relevante geharmoniseerde normen en/of technische specificaties niet zijn toegepast, te controleren of de door de fabrikant gekozen oplossingen aan de desbetreffende essentiële eisen van deze verordening voldoen;
(5)stelt zij in overleg met de fabrikant de plaats vast waar de onderzoeken en tests zullen worden uitgevoerd.
5.De aangemelde instantie stelt een evaluatieverslag op over de overeenkomstig punt 4 verrichte activiteiten en de resultaten daarvan. Onverminderd haar verplichtingen jegens de aanmeldende autoriteiten maakt de aangemelde instantie de inhoud van dat verslag uitsluitend met instemming van de fabrikant geheel of gedeeltelijk openbaar.
6.1.Indien het type voldoet aan de voor het betrokken bemestingsproduct met CE-markering toepasselijke eisen van deze verordening, verstrekt de aangemelde instantie de fabrikant een certificaat van EU-typeonderzoek. Het certificaat bevat naam en adres van de fabrikant, de conclusies van het onderzoek, de eventuele voorwaarden voor de geldigheid van het certificaat en de noodzakelijke gegevens voor de identificatie van het goedgekeurde type. Het certificaat kan vergezeld gaan van een of meer bijlagen.
6.2.Het certificaat en de bijlagen bevatten alle informatie die nodig is om de conformiteit van de vervaardigde bemestingsproducten met CE-markering met het onderzochte type te kunnen toetsen en controles tijdens het gebruik te kunnen verrichten.
6.3.Wanneer het type niet aan de toepasselijke eisen van deze verordening voldoet, weigert de aangemelde instantie een certificaat van EU-typeonderzoek te verstrekken en brengt zij de aanvrager hiervan op de hoogte met vermelding van de precieze redenen voor de weigering.
7.1.De aangemelde instantie houdt zich op de hoogte van elke verandering in de algemeen erkende stand van de techniek; indien het goedgekeurde type vanwege deze ontwikkeling mogelijk niet meer aan de eisen van deze verordening voldoet, beoordeelt zij of nader onderzoek nodig is. Als dit het geval is, stelt de aangemelde instantie de fabrikant daarvan in kennis.
7.2.De fabrikant brengt de aangemelde instantie die de technische documentatie betreffende het certificaat van EU-typeonderzoek bewaart op de hoogte van alle wijzigingen van het goedgekeurde type die van invloed kunnen zijn op de conformiteit van het bemestingsproduct met CE-markering met de eisen van deze verordening of de voorwaarden voor de geldigheid van het certificaat. Dergelijke wijzigingen vereisen een aanvullende goedkeuring in de vorm van een aanvulling op het oorspronkelijke certificaat van EU-typeonderzoek.
8.1.Elke aangemelde instantie brengt de autoriteit die haar heeft aangemeld op de hoogte van de door haar verstrekte of ingetrokken certificaten van EU-typeonderzoek en aanvullingen daarop en verstrekt deze autoriteit op gezette tijden of op verzoek een lijst van dergelijke geweigerde, geschorste of anderszins beperkte certificaten en aanvullingen daarop.
8.2.Elke aangemelde instantie brengt de andere aangemelde instanties op de hoogte van de door haar geweigerde, ingetrokken, geschorste of anderszins beperkte certificaten van EU-typeonderzoek en aanvullingen daarop alsmede, op verzoek, van de door haar verstrekte certificaten en aanvullingen daarop.
8.3.De Commissie, de lidstaten en de andere aangemelde instanties kunnen op verzoek een kopie van de certificaten van EU-typeonderzoek en aanvullingen daarop ontvangen. De Commissie en de lidstaten kunnen op verzoek een kopie van de technische documentatie en de resultaten van het door de aangemelde instantie verrichte onderzoek ontvangen.
8.4.De aangemelde instantie bewaart een kopie van het certificaat van EU-typeonderzoek, de bijlagen en aanvullingen, alsook het technisch dossier, met inbegrip van de door de fabrikant overgelegde documentatie, tot het einde van de geldigheidsduur van het certificaat.
9.De fabrikant houdt tot tien jaar na het in de handel brengen van het bemestingsproduct met CE-markering een kopie van het certificaat van EU-typeonderzoek, de bijlagen en aanvullingen, samen met de technische documentatie, ter beschikking van de nationale autoriteiten.
10.De gemachtigde van de fabrikant kan de in punt 3 bedoelde aanvraag indienen en de in de punten 7 en 9 vermelde verplichtingen vervullen, op voorwaarde dat deze in het mandaat gespecificeerd zijn.
Module C – Conformiteit met het type op basis van interne productiecontrole
1.Beschrijving van de module
1.Met "conformiteit met het type op basis van interne productiecontrole" wordt dat gedeelte van een conformiteitsbeoordelingsprocedure bedoeld waarin de fabrikant de verplichtingen in de punten 2 en 3 nakomt en garandeert en verklaart dat de betrokken bemestingsproducten met CE-markering overeenstemmen met het type als beschreven in het certificaat van EU-typeonderzoek en voldoen aan de toepasselijke eisen van deze verordening.
2.Fabricage
2.De fabrikant neemt alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat het fabricage- en controleproces waarborgt dat de vervaardigde bemestingsproducten met CE-markering in overeenstemming zijn met het goedgekeurde type als beschreven in het certificaat van EU-typeonderzoek en met de toepasselijke eisen van deze verordening.
3.Conformiteitsmarkering en EU-conformiteitsverklaring
3.1De fabrikant brengt de CE-markering aan op elk afzonderlijk bemestingsproduct dat in overeenstemming is met het type als beschreven in het certificaat van EU-typeonderzoek en voldoet aan de eisen van deze verordening.
3.2De fabrikant stelt voor een partij bemestingsproduct met CE-markering een EU-conformiteitsverklaring op en houdt deze verklaring gedurende tien jaar na het in de handel brengen van het bemestingsproduct met CE-markering ter beschikking van de nationale autoriteiten. In de conformiteitsverklaring wordt vermeld om welke partij bemestingsproduct met CE-markering het gaat.
3.3.Een kopie van de EU-conformiteitsverklaring wordt op verzoek aan de relevante autoriteiten verstrekt.
4.Gemachtigde
4.De in punt 3 vervatte verplichtingen van de fabrikant kunnen namens hem of haar en onder zijn of haar verantwoordelijkheid worden vervuld door zijn of haar gemachtigde, op voorwaarde dat dit in het mandaat gespecificeerd is.
Module D1 – Kwaliteitsborging van het productieproces
1.Beschrijving van de module
1.Met "kwaliteitsborging van het productieproces" wordt de conformiteitsbeoordelingsprocedure bedoeld waarbij de fabrikant van het bemestingsproduct met CE-markering de verplichtingen in de rubrieken 2, 4 en 7 nakomt en op eigen verantwoording garandeert en verklaart dat de betrokken bemestingsproducten met CE-markering aan de toepasselijke eisen van deze verordening voldoen.
2.Technische documentatie
2.De fabrikant van het bemestingsproduct met CE-markering stelt de technische documentatie samen. Aan de hand van deze documentatie moet kunnen worden beoordeeld of het product aan de relevante eisen voldoet; zij omvat een adequate risicoanalyse en -beoordeling. In de technische documentatie worden de toepasselijke eisen vermeld; zij heeft, voor zover relevant voor de beoordeling, betrekking op het ontwerp, de fabricage en het gebruik van het product. De technische documentatie bevat, indien van toepassing, ten minste de volgende elementen:
(a)een algemene beschrijving van het product;
(b)ontwerp- en fabricagetekeningen alsmede schema's, met inbegrip van een schriftelijke beschrijving en een diagram van het productieproces, waarin alle behandelingen, opslagvaten en ruimtes duidelijk worden aangeduid,
(c)beschrijvingen en toelichtingen die nodig zijn voor het begrijpen van die tekeningen en schema's en van het gebruik van het bemestingsproduct met CE-markering,
(d)een lijst van de geheel of gedeeltelijk toegepaste geharmoniseerde normen waarvan de referenties in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt, en indien de geharmoniseerde normen niet zijn toegepast, een beschrijving van de wijze waarop aan de essentiële eisen van deze verordening is voldaan, inclusief een lijst van gemeenschappelijke specificaties of andere relevante technische specificaties die zijn toegepast. Bij gedeeltelijk toegepaste geharmoniseerde normen wordt in de technische documentatie gespecificeerd welke delen zijn toegepast;
(e)de resultaten van uitgevoerde ontwerpberekeningen, onderzoeken enz.;
(f)testverslagen, en
(g)indien het product geheel of gedeeltelijk bestaat uit dierlijke bijproducten in de zin van Verordening (EG) nr. 1069/2009, de overeenkomstig die verordening vereiste handelsdocumenten of gezondheidscertificaten en bewijsstukken om aan te tonen dat de dierlijke bijproducten het eindpunt in de productieketen hebben bereikt in de zin van die verordening.
3.Beschikbaarheid van technische documentatie
3.De fabrikant houdt tot tien jaar na het in de handel brengen van het bemestingsproduct met CE-markering de technische documentatie ter beschikking van de relevante nationale autoriteiten.
4.Fabricage
4.De fabrikant past op de productie, de eindproductcontrole en het testen van de betrokken producten een goedgekeurd kwaliteitssysteem als bedoeld in punt 5 toe, waarop overeenkomstig punt 6 toezicht wordt uitgeoefend.
5.Kwaliteitssysteem
5.1.De fabrikant voert een kwaliteitssysteem in dat waarborgt dat het bemestingsproduct met EG-markering conform is met de toepasselijke eisen van deze verordening.
5.1.1.Het kwaliteitssysteem moet kwaliteitsdoelstellingen omvatten, alsmede een organisatieschema met de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de bedrijfsleiding met betrekking tot de productkwaliteit;
5.1.1.1.Voor compost van bestanddelencategorie 3 en digestaat van bestandsdelencategorie 5, zoals omschreven in bijlage II, moet het hoger leidinggevend personeel van de organisatie:
(a)ervoor zorgen dat er voldoende middelen (personeel, infrastructuur, apparatuur) beschikbaar zijn voor het opzetten en uitvoeren van het kwaliteitssysteem;
(b)een leidinggevend personeelslid van de organisatie aanwijzen met verantwoordelijkheid voor:
het waarborgen van de opstelling, goedkeuring, uitvoering en handhaving van de kwaliteitsmanagementprocessen;
de verslaglegging aan het hoger leidinggevend personeel van de fabrikant over de prestaties van het kwaliteitsmanagement en de eventuele behoefte aan verbetering;
het waarborgen dat binnen de hele organisatie van de fabrikant een sterker bewustzijn van de behoeften van de klant en de wettelijke vereisten wordt gestimuleerd, en de bewustmaking van het personeel van de relevantie en het belang van de vereisten inzake kwaliteitsmanagement voor de naleving van de wettelijke vereisten van deze verordening;
het waarborgen dat elke persoon met taken die van invloed zijn op de kwaliteit van het product voldoende is opgeleid en geïnstrueerd; en
het waarborgen van de indeling van de onder punt 5.1.4 bedoelde kwaliteitsmanagementdocumenten;
(c)een keer per jaar, of eerder dan gepland indien een belangrijke wijziging die van invloed kan zijn op de kwaliteit van het bemestingsproduct met CE-markering dit nodig maakt, een interne audit uitvoeren; en
(d)waarborgen dat geschikte communicatieprocessen worden opgezet, zowel binnen de organisatie als naar buiten toe, en dat over de doeltreffendheid van het kwaliteitsmanagement wordt gecommuniceerd.
5.1.2.Het kwaliteitssysteem wordt ten uitvoer gelegd door middel van fabricage-, kwaliteitsbeheersings- en kwaliteitsborgingstechnieken en -procedés, alsmede in dat verband systematisch toe te passen maatregelen.
5.1.2.1.Voor compost van bestanddelencategorie 3 en digestaat van bestandsdelencategorie 5, zoals omschreven in bijlage II, moet het systeem waarborgen dat de criteria voor het composterings- en vergistingsproces zoals in die bijlage beschreven, worden nageleefd.
5.1.3.Het kwaliteitssysteem omvat onderzoeken en tests die met een bepaalde frequentie voor, tijdens en na de fabricage moeten worden uitgevoerd.
5.1.3.1.Voor compost van bestanddelencategorie 3 en digestaat van bestandsdelencategorie 5, zoals omschreven in bijlage II, bestrijken de onderzoeken en tests de volgende elementen:
(a)de volgende gegevens worden geregistreerd voor elke partij van de uitgangsmaterialen:
(1)datum van levering;
(2)hoeveelheid, uitgedrukt als gewicht (of een raming op basis van volume en dichtheid);
(3)identiteit van de leverancier van het uitgangsmateriaal;
(4)type uitgangsmateriaal;
(5)identificatie van elke partij en plaats van aflevering binnen de locatie. Voor kwaliteitsmanagementdoeleinden wordt gedurende het hele productieproces een unieke identificatiecode toegekend; en
(6)in geval van weigering, de redenen voor de weigering van de partij en de plaats waar deze vervolgens heen is gezonden;
(b)gekwalificeerd personeel verricht een visuele controle van elke zending van uitgangsmaterialen en verifieert de overeenstemming ervan met de specificaties van de uitgangsmaterialen zoals beschreven in de bestanddelencategorieën 3 en 5 in bijlage II;
(c)de fabrikant weigert elke zending van een bepaald uitgangsmateriaal indien deze visuele controle het vermoeden doet rijzen van
de aanwezigheid van stoffen die gevaarlijk of schadelijk zijn voor het composterings- of vergistingsproces of voor de kwaliteit van het uiteindelijke bemestingsproduct met CE-markering, of van
niet-overeenstemming met de specificaties van de bestanddelencategorieën 3 en 5 in bijlage II, met name door de aanwezigheid van kunststoffen waardoor de grenswaarde voor macroscopische onzuiverheden wordt overschreden;
(d)het personeel wordt opgeleid met betrekking tot
potentiële gevaarlijke eigenschappen die met de uitgangsmaterialen verbonden kunnen zijn, en
kenmerken waaraan gevaarlijke eigenschappen en de aanwezigheid van kunststoffen kunnen worden herkend;
(e)de eindmaterialen worden bemonsterd om na te gaan of zij voldoen aan de specificaties voor de bestanddelencategorieëen compost en digestaat van bestanddelencategorie 3, respectievelijk 5, in bijlage II, en dat de eigenschappen van het eindmateriaal de conformiteit van het bemestingsproduct met CE-markering met de relevante eisen van bijlage I niet in gevaar brengen;
(f)het eindmateriaal wordt met ten minste de volgende frequentie bemonsterd:
Jaarlijkse input
(in ton)
|
Monsters / jaar
|
≤ 3 000
|
1
|
3 001 – 10 000
|
2
|
10 001 – 20 000
|
3
|
20 001 – 40 000
|
4
|
40 001 – 60 000
|
5
|
60 001 – 80 000
|
6
|
80 001 – 100 000
|
7
|
100 001 – 120 000
|
8
|
120 001 – 140 000
|
9
|
140 001 – 160 000
|
10
|
160 001 – 180 000
|
11
|
> 180 000
|
12
|
(g)indien een getest monster van het eindmateriaal niet voldoet aan een of meer van de toepasselijke grenswaarden zoals vermeld in de desbetreffende punten van de bijlagen I en II, moet de persoon die verantwoordelijk is voor kwaliteitsmanagement, zoals hierboven bedoeld in punt 5.1.1.1, onder b):
(1)de niet-conforme producten en de plaats waar zij zijn opgeslagen duidelijk aangeven,
(2)de oorzaken van de niet-conformiteit analyseren en al het nodige doen om te vermijden dat deze zich opnieuw voordoet,
(3)in de kwaliteitsdossiers zoals bedoeld in lid 5.1.4 vermelden of er herverwerking plaatsvindt of dat het product wordt geëlimineerd.
5.1.4.De fabrikant houdt de kwaliteitsdossiers, zoals controleverslagen, test- en ijkgegevens, rapporten betreffende de kwalificatie van het betrokken personeel enz. bij.
5.1.4.1.Voor compost van bestanddelencategorie 3 en digestaat van bestandsdelencategorie 5, zoals omschreven in bijlage II, moeten de kwaliteitsdossiers aantonen dat uitgangsmaterialen, productie, opslag en conformiteit van uitgangs- en eindmaterialen met de desbetreffende eisen van deze verordening doeltreffend worden gecontroleerd. Alle documenten moeten goed leesbaar zijn en ter beschikking staan op de desbetreffende plaats(en) van gebruik, en eventuele verouderde versies moeten onmiddellijk worden verwijderd van alle plaatsen waar het document wordt gebruikt, of in ieder geval als verouderd gemarkeerd. De documentatie van het kwaliteitsmanagement bevat ten minste de volgende gegevens:
(a)een titel,
(b)een versienummer,
(c)een datum van afgifte,
(d)de naam van de persoon die de documentatie heeft afgegeven,
(e)geregistreerde gegevens over de effectieve controle van uitgangsmaterialen,
(f)geregistreerde gegevens over de effectieve controle van het productieproces,
(g)geregistreerde gegevens over de effectieve controle van de eindmaterialen,
(h)geregistreerde gegevens over gevallen van niet-conformiteit,
(i)verslagen over alle ongevallen en incidenten die zich op de locatie voordoen, de bekende of vermoedelijke oorzaken ervan en de getroffen maatregelen,
(j)geregistreerde gegevens over door derde partijen geuite klachten en hoe deze zijn aangepakt,
(k)geregistreerde gegevens over datum, aard en onderwerp van door de personen die verantwoordelijk zijn voor de kwaliteit van het product gevolgde opleidingen,
(l)de resultaten van interne audits en de getroffen maatregelen, en
(m)de resultaten van externe audits en de getroffen maatregelen.
5.1.5Er wordt op toegezien dat de vereiste productkwaliteit wordt bereikt en het kwaliteitssysteem doeltreffend werkt.
5.1.5.1.Voor compost van bestanddelencategorie 3 en digestaat van bestandsdelencategorie 5, zoals omschreven in bijlage II, stelt de fabrikant een jaarlijks programma voor interne audit op om de conformiteit met het kwaliteitssysteem te controleren; dit omvat de volgende elementen:
(1)er wordt een procedure vastgesteld die de verantwoordelijkheden en voorschriften voor de planning en uitvoering van interne audits, het aanleggen van registers en de verslaglegging van resultaten omschrijft; deze procedure wordt gedocumenteerd. Er wordt een verslag opgesteld waarin de gevallen van niet-conformiteit met de kwaliteitsregeling en alle getroffen corrigerende maatregelen worden vermeld. De verslagen van de interne audit worden als bijlagen bij de documentatie van het kwaliteitsmanagement gevoegd;
(2)er wordt voorrang gegeven aan door externe audits geconstateerde gevallen van niet-conformiteit;
(3)auditeurs voeren nooit een audit uit van hun eigen werkzaamheden;
(4)het leidinggevend personeel met verantwoordelijkheid voor het gebied waarop de audit betrekking heeft, ziet erop toe dat zonder nodeloze vertraging de nodige corrigerende maatregelen worden genomen;
(5)in het kader van een ander kwaliteitsmanagementsysteem uitgevoerde interne audits kunnen in aanmerking worden genomen, mits aangevuld met een audit van de vereisten van dit kwaliteitssysteem.
5.2.De fabrikant dient voor de betrokken producten bij een geaccrediteerde aangemelde instantie van zijn of haar keuze een aanvraag tot beoordeling van zijn of haar kwaliteitssysteem in. De aanvraag omvat:
-
naam en adres van de fabrikant en, indien de aanvraag wordt ingediend door de gemachtigde, ook diens of dier naam en adres;
-
een schriftelijke verklaring dat er geen gelijkluidende aanvraag bij een andere aangemelde instantie is ingediend;
-
alle relevante informatie voor de bedoelde categorie producten;
-
de documentatie van het kwaliteitssysteem;
-
technische documentatie van alle in punt 5.1 en de onderverdelingen daarvan beschreven elementen van het kwaliteitssysteem.
5.3.Alle door de fabrikant vastgestelde gegevens, eisen en bepalingen moeten systematisch en geordend bijeen worden gebracht in een document met schriftelijk vastgelegde beleidsmaatregelen, procedures en instructies. Aan de hand van de documentatie van het kwaliteitssysteem moeten de kwaliteitsprogramma's, plannen, handboeken en dossiers eenduidig kunnen worden geïnterpreteerd. De documentatie moet met name een adequate beschrijving bevatten van alle in punt 5.1 en de onderverdelingen daarvan vermelde elementen van het kwaliteitsmanagement.
5.4.1.De aangemelde instantie beoordeelt het kwaliteitssysteem om na te gaan of dit voldoet aan de in punt 5.1 en de onderverdelingen daarvan bedoelde eisen.
5.4.2.Zij veronderstelt dat aan deze eisen wordt voldaan voor elementen van het kwaliteitssysteem die voldoen aan de desbetreffende specificaties van de relevante geharmoniseerde norm.
5.4.3.Het auditteam moet ervaring hebben met kwaliteitsmanagementsystemen; bovendien moet ten minste één lid van het team ervaring hebben met beoordelingen van het betrokken productgebied en de betrokken producttechnologie en op de hoogte zijn van de toepasselijke eisen van deze verordening. De audit omvat een inspectiebezoek aan de fabrikant. Het auditteam evalueert de in punt 2 bedoelde technische documentatie om te controleren of de fabrikant zich bewust is van de toepasselijke eisen van deze verordening en het vereiste onderzoek kan verrichten om te waarborgen dat het bemestingsproduct met CE-markering aan deze eisen voldoet.
5.4.4.De fabrikant wordt van de beslissing in kennis gesteld. In deze kennisgeving zijn de conclusies van de audit opgenomen, evenals de met redenen omklede beoordelingsbeslissing.
5.5.De fabrikant verbindt zich ertoe de verplichtingen die voortvloeien uit het goedgekeurde kwaliteitssysteem na te komen en te zorgen dat het passend en doeltreffend blijft.
5.6.1.De fabrikant brengt de aangemelde instantie die het kwaliteitssysteem heeft goedgekeurd op de hoogte van elke voorgenomen wijziging van het kwaliteitssysteem.
5.6.2.De aangemelde instantie beoordeelt de voorgestelde wijzigingen en beslist of het gewijzigde kwaliteitssysteem blijft voldoen aan de in punt 5.2 bedoelde eisen dan wel of een nieuwe beoordeling noodzakelijk is.
5.6.3.Zij stelt de fabrikant van haar beslissing in kennis. In deze kennisgeving zijn de conclusies van het onderzoek opgenomen, evenals de met redenen omklede beoordelingsbeslissing.
6.Toezicht onder verantwoordelijkheid van de aangemelde instantie.
6.1Het toezicht heeft tot doel te controleren of de fabrikant naar behoren voldoet aan de verplichtingen die voortvloeien uit het goedgekeurde kwaliteitssysteem.
6.2.De fabrikant verleent de aangemelde instantie voor inspectiedoeleinden toegang tot de fabricage-, controle-, test- en opslagruimten en verstrekt haar alle nodige informatie, met name:
-
de documentatie van het kwaliteitssysteem;
-
de in punt 2 bedoelde technische documentatie;
-
de kwaliteitsdossiers, zoals controleverslagen, test- en ijkgegevens, verslagen betreffende de kwalificatie van het betrokken personeel.
6.3.1De aangemelde instantie verricht periodieke audits om te controleren of de fabrikant het kwaliteitssysteem onderhoudt en toepast en verstrekt de fabrikant een auditverslag.
6.3.2Voor compost van bestanddelencategorie 3 en digestaat van bestandsdelencategorie 5, zoals omschreven in bijlage II, neemt de aangemelde instantie tijdens elke audit monsters van de eindmaterialen en analyseert deze; de audits worden uitgevoerd met de volgende frequentie:
(a)gedurende het eerste jaar van het toezicht door de aangemelde instantie op de inrichting in kwestie: dezelfde frequentie als de in de tabel van punt 5.1.3.1, onder f), vermelde bemonsteringsfrequentie; en
(b)gedurende de daaropvolgende twee jaren van het toezicht: de helft van de in de tabel van punt 5.1.3.1, onder f), vermelde bemonsteringsfrequentie.
6.4De aangemelde instantie kan bovendien onaangekondigde bezoeken aan de fabrikant brengen. Bij die bezoeken kan de aangemelde instantie zo nodig producttests verrichten of laten verrichten om te controleren of het kwaliteitssysteem goed functioneert. De aangemelde instantie verstrekt de fabrikant een verslag van het bezoek en, indien tests zijn verricht, een testverslag.
7.Conformiteitsmarkering en EU-conformiteitsverklaring
7.1.De fabrikant brengt de CE-markering en, onder verantwoordelijkheid van de in punt 5.2 bedoelde aangemelde instantie, het identificatienummer van die instantie aan op elk afzonderlijk product dat aan de toepasselijke eisen van deze verordening voldoet.
7.2.1De fabrikant stelt voor elke partij van het bemestingsproduct met CE-markering een EU-conformiteitsverklaring op en houdt deze verklaring gedurende tien jaar na het in de handel brengen van het bemestingsproduct met CE-markering ter beschikking van de nationale autoriteiten. In de EU-conformiteitsverklaring wordt de partij van het product beschreven.
7.2.2.Een kopie van de EU-conformiteitsverklaring wordt op verzoek aan de relevante autoriteiten verstrekt.
8.Beschikbaarheid van documentatie van het kwaliteitssysteem
8.De fabrikant houdt gedurende een periode van ten minste tien jaar nadat het product in de handel is gebracht de volgende gegevens ter beschikking van de nationale autoriteiten:
-
de in punt 5.3 bedoelde documentatie,
-
de in punt 5.6 en de onderverdelingen daarvan bedoelde wijzigingen zoals deze zijn goedgekeurd,
-
de in de punten 5.6.1 tot en met 5.6.3, 6.3 en 6.4 bedoelde beslissingen en verslagen van de aangemelde instantie.
9.Informatieverplichting voor aangemelde instanties
9.1.Elke aangemelde instantie brengt de autoriteiten die haar hebben aangemeld op de hoogte van de verleende en ingetrokken goedkeuringen voor kwaliteitssystemen en verstrekt deze autoriteiten op gezette tijden of op verzoek een lijst van geweigerde, geschorste of anderszins beperkte goedkeuringen voor kwaliteitssystemen.
9.2.Elke aangemelde instantie brengt de andere aangemelde instanties op de hoogte van de door haar geweigerde, geschorste of ingetrokken goedkeuringen voor kwaliteitssystemen alsmede, op verzoek, van de door haar verleende goedkeuringen voor kwaliteitssystemen.
10.Gemachtigde
De in de punten 3, 5.2 en 5.6.1 tot en met 5.6.3 en in de rubrieken 7 en 8 vervatte verplichtingen van de fabrikant kunnen namens hem of haar en onder zijn of haar verantwoordelijkheid worden vervuld door zijn of haar gemachtigde, op voorwaarde dat dit in het mandaat gespecificeerd is.
BIJLAGE V
EU-conformiteitsverklaring (nr. XXX)
1.
Bemestingsproduct met CE-markering (product-, charge-, type- of serienummer):
2.
Naam en adres van de fabrikant en, indien van toepassing, zijn of haar gemachtigde:
3.
Deze conformiteitsverklaring wordt verstrekt onder volledige verantwoordelijkheid van de fabrikant.
4.
Voorwerp van de verklaring (beschrijving aan de hand waarvan het product kan worden getraceerd, indien nodig met een afbeelding):
5.
Het hierboven beschreven voorwerp is conform de desbetreffende harmonisatiewetgeving van de Unie:
6.
Vermelding van de toegepaste relevante geharmoniseerde normen of van de andere technische specificaties waarop de conformiteitsverklaring betrekking heeft:
7.
(Indien van toepassing) De aangemelde instantie … (naam, nummer) heeft een … (werkzaamheden beschrijven) uitgevoerd en het certificaat … verstrekt.
8.
Aanvullende informatie:
Ondertekend voor en namens:
(plaats en datum van afgifte):
(naam, functie) (handtekening):