This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52013DC0574
REPORT FROM THE COMMISSION TO THE EUROPEAN PARLIAMENT, THE COUNCIL, THE EUROPEAN ECONOMIC AND SOCIAL COMMITTEE AND THE COMMITTEE OF THE REGIONS Seventh Report on the Implementation of the Urban Waste Water Treatment Directive (91/271/EEC)
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S Zevende verslag over de uitvoering van de Richtlijn inzake de behandeling van stedelijk afvalwater (91/271/EEG)
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S Zevende verslag over de uitvoering van de Richtlijn inzake de behandeling van stedelijk afvalwater (91/271/EEG)
/* COM/2013/0574 final */
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S Zevende verslag over de uitvoering van de Richtlijn inzake de behandeling van stedelijk afvalwater (91/271/EEG) /* COM/2013/0574 final */
INHOUDSOPGAVE 1........... Inleiding.......................................................................................................................... 3 2........... Algemene beoordeling van de
naleving............................................................................ 4 2.1........ Opvangsystemen............................................................................................................ 5 2.2........ Secundaire behandeling................................................................................................... 5 2.3........ Verdergaande behandeling.............................................................................................. 5 2.4........ Grote steden/grote lozers................................................................................................ 8 2.5........ Kwetsbare gebieden....................................................................................................... 8 3........... Tendensen in de naleving................................................................................................. 8 4........... Terugdringing van vervuiling:
verleden en toekomst.......................................................... 9 5........... Verbetering dankzij
medefinanciering............................................................................. 10 6........... Toegepaste handhavingsmaatregelen............................................................................. 11 7........... De “nieuwe aanpak” ter bevordering
van de naleving..................................................... 11 8........... Conclusies en vooruitzichten.......................................................................................... 12 VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES
PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN
DE REGIO'S Zevende verslag over
de uitvoering van de
Richtlijn inzake de behandeling van stedelijk afvalwater (91/271/EEG) 1. Inleiding De Richtlijn inzake de behandeling van stedelijk afvalwater[1] (hierna aangeduid
als “de richtlijn”) is een van de belangrijkste instrumenten voor het
waterbeleid in Europa. Doel van de richtlijn is het milieu te beschermen tegen
de nadelige effecten van lozingen van stedelijk afvalwater van woongebieden
(grotere en kleinere steden) en van biologisch afbreekbaar industrieel
afvalwater van de agro-voedingsmiddelensector (bijv. melkverwerkende industrie,
vleesverwerkende industrie, brouwerijen, enz.). De richtlijn schrijft een
gepaste opvang van afvalwater voor en reguleert afvalwaterlozingen door te
bepalen aan welke behandeling het water minimaal moet worden onderworpen en
stelt de grenswaarden vast voor emissies van de voornaamste verontreinigende
stoffen (organische belasting en nutriënten)[2].
De volledige tenuitvoerlegging van de richtlijn is een basisvoorwaarde voor het
behalen van de milieudoelstellingen voorzien in de Europese Kaderrichtlijn
Water (KRW)[3]
en de Kaderrichtlijn Mariene Strategie[4].
De tenuitvoerlegging is vooral lastig geweest vanwege de
financiële en planningsaspecten verbonden aan grote infrastructurele
investeringen, zoals rioleringssystemen en zuiveringsinstallaties. Een geringe
toepassing van de richtlijn kan leiden tot de organische verontreiniging van
rivieren en meren, alsook tot de accumulatie van excessieve hoeveelheden
nutriënten (eutrofiëring),[5]
die met name nadelige gevolgen heeft voor meren, kustwater en zeewater,
die hier bijzonder gevoelig voor zijn. Volgens een onlangs gepubliceerd
KRW-uitvoeringsverslag[6],
vormde verontreiniging uit puntbronnen nog steeds een aanzienlijke belasting in
22 % van de waterlichamen in de EU. Eutrofiëring vormde nog steeds een
belangrijke bedreiging in 30 % van de waterlichamen in 17 lidstaten. De
lozing van ongezuiverd of onvoldoende gezuiverd afvalwater draagt in
aanzienlijke mate bij aan deze problemen. De vervuiling door afvalwater kan ook het verlies aan
biodiversiteit versnellen en de drinkwatervoorraden of het zwemwater aantasten,
wat tot volksgezondheidsproblemen kan leiden. Hiertoe behoren via water
overgedragen ziekten, die zich met name voordoen bij kleinere waterbronnen,
ziekten die het gevolg zijn van de blootstelling aan besmet zwemwater (organische
vervuiling, vervuiling door algengroei als gevolg van een overdaad aan
nutriënten), het eten van besmette schaal- en schelpdieren, enz. Deze effecten
kunnen ook negatieve gevolgen hebben voor economische sectoren als het toerisme
of de schelpdierenteelt[7].
De uitvoeringsmaatregelen van de lidstaten hebben al geleid
tot aanzienlijke verbeteringen in de afvalwaterzuivering. Als gevolg hiervan is
de waterkwaliteit in Europa de afgelopen decennia sterk verbeterd en zijn de
effecten van vervuilende stoffen afgenomen[8].
De tenuitvoerlegging is echter nog lang niet voltooid en er zijn nog altijd
vervuilingsproblemen. Het voorstel van de Commissie voor een 7e
Milieuactieprogramma (7e MAP)[9]
en de “Blauwdruk voor het behoud van de Europese wateren”[10] onderkennen het belang van
deze richtlijn en onderstrepen dat verdere actie noodzakelijk is om een
succesvolle uitvoering te garanderen. Dit 7e verslag over de tenuitvoerlegging van de
richtlijn beschrijft de vooruitgang die is geboekt tot eind 2009/2010. Het
verslag gaat ook in op tendensen in de naleving en presenteert de nieuwe aanpak
voor “nalevingsbevordering” en de stappen die genomen zijn op het gebied van
publieksinformatie en verslaglegging. Naast dit verslag is er ook een bijlage
met tabellen[11]
en een meer gedetailleerd technisch “verslag”[12]
beschikbaar. De verschillen tussen de gerapporteerde gegevens en de publicatie
van dit verslag zijn inherent aan de manier waarop het gegevensbeheer tussen de
Commissie en de lidstaten in het verleden was georganiseerd. De Commissiediensten
stellen daarom een “nieuwe aanpak” voor, die ook betrekking heeft op informatie
over de naleving en die de lidstaten aanmoedigt om op nationaal niveau meer
actuele informatie online aan te bieden (zie punt 7). 2. Algemene
beoordeling van de naleving De beoordeling van de naleving heeft als doel te analyseren
in welke mate de richtlijn wordt nageleefd, op basis van door de lidstaten
verstrekte informatie. De beoordeling is gebaseerd op de toepassing van de
richtsnoeren en de methodologie die kunnen worden geraadpleegd op Reportnet van
het EMA[13].
De gerapporteerde gegevens over afvalwaterinfrastructuur kunnen worden
geraadpleegd in de waterinformatiedatabank Waterbase van het
Waterinformatiesysteem voor Europa (WISE) met betrekking tot de woongebieden en
de bijbehorende zuiveringsinstallaties.[14] Deze rapporteringsaanpak over de tenuitvoerlegging van de
richtlijn is een succes gebleken. Voor het eerst hebben 27 lidstaten informatie
voor het verslag aangeleverd, allemaal grotendeels op tijd. Het verslag heeft
betrekking op bijna 24 000 grotere en kleinere steden van meer dan 2 000
inwoners (die een vervuiling produceren die overeenkomt met de vervuiling door
een populatie van 615 miljoen, in zogeheten inwonerequivalenten[15]). Bijna 18 000 steden
(81 % van de vervuilingsbelasting) bevinden zich in de 15 lidstaten die al
lid waren van de EU voor 2004 (EU-15). De overige steden liggen in de 12
lidstaten die in 2004 en 2007 tot de EU zijn toegetreden (EU-12). De
beoordeling van de naleving werd voor 26 lidstaten uitgevoerd, aangezien voor
Roemenië in 2010 nog geen enkele van de in het toetredingsverdrag afgesproken
termijnen was verlopen. Kroatië is op 1 juli 2013 tot de EU toegetreden en is
daarom in deze verslagperiode niet meegenomen. Voor diverse andere lidstaten die in 2004 en 2007 waren
toegetreden, liepen er aanvullende termijnen voor de naleving af tijdens de
rapportageperiode voor dit verslag. Veel van de steden in deze lidstaten moeten
echter deadlines halen in 2010 en daaropvolgende jaren, reden waarom zij in dit
verslag niet meegenomen zijn bij de beoordeling. De belangrijkste resultaten van de analyse van de
tenuitvoerlegging worden hieronder samengevat (voor gegevens per lidstaat, zie
tabel 1 in de bijlage, die ook gedetailleerde informatie bevat over de
termijnen die verlopen zijn in de twaalf lidstaten die in 2004 en 2007 tot de
EU zijn toegetreden). 2.1. Opvangsystemen De meeste lidstaten vangen een zeer groot deel van hun
afvalwater op; de gemiddelde nalevingsgraad bedraagt 94 % (voorheen 92 %).
In circa 15 lidstaten is de nalevingsgraad zelfs 100 %. Alle lidstaten
hebben hun vorige resultaten geëvenaard of verbeterd. In bepaalde landen wordt
afvalwater echter nog altijd niet of slechts gedeeltelijk opgevangen. In vijf
lidstaten ligt de nalevingsgraad nog onder de 30 % (BG, CY, EE, LV, SI). 2.2. Secundaire
behandeling In 2009/2010 kreeg in totaal 82 % van het afvalwater
in de EU een secundaire behandeling overeenkomstig de bepalingen van de
richtlijn, 4 procentpunten meer ten opzichte van het vorige verslag. Vier
lidstaten bereikten een nalevingsgraad van 100 % en zes andere lidstaten
bereikten een nalevingsgraad van 97 % of meer. De nalevingspercentages
bleven in de lidstaten van de EU-12 echter aanzienlijk achter: slechts 39 %
van hun afvalwater werd onderworpen aan een gepaste secundaire behandeling.
Alleen CZ, HU, LT en SK bereikten een nalevingsgraad van 80-100 %. 2.3. Verdergaande
behandeling Dit soort behandeling van afvalwater, ook wel tertiaire
behandeling genoemd, kan waar nodig worden gebruikt als aanvulling op de
secundaire behandeling en is veelal gericht op de verwijdering van nutriënten
ter bestrijding van eutrofiëring of het tegengaan van bacteriologische
verontreiniging die de menselijke gezondheid negatief kan beïnvloeden (bijvoorbeeld
in drinkwatergebieden of zwemwater)[16].
De algemene nalevingsgraad op dit punt was 77 %. Er was echter sprake van
duidelijke vertraging bij de toepassing van verdergaande behandeling in de
lidstaten van de EU-12, waar slechts 14 % van het afvalwater op gepaste
wijze wordt behandeld. Het goede nieuws is dat vier landen een nalevingsgraad
bereikten van 100 %. Grafiek 1: Nalevingsresultaten
in de EU-27, EU-15 en EU-12 met betrekking tot artikel 3 van de richtlijn
(opvang - groen), artikel 4 (secundaire behandeling – roze) en artikel 5
(verdergaande behandeling – blauw). Weergegeven worden de gemiddelde waarden,
gewogen naar de grootte van de lidstaat. De resultaten in de EU-27, EU-15 en EU-12 zijn weergegeven
in grafiek 1[17].
De waarden in de EU-15 zijn over het algemeen hoog, en
zelfs zeer hoog in landen als Duitsland, Nederland en Oostenrijk. De waarden in
de EU-12 zijn redelijk laag, met name wat de verdergaande behandeling betreft. De waarden voor de EU-27 zijn ook hoog en redelijk
vergelijkbaar met de waarden van de EU-15 (hoewel iets lager) als gevolg van: a) het relatief zwaardere gewicht van de cijfers
betreffende opvang en behandeling door landen in de EU-15; voor de EU-15 zijn
alle nalevingstermijnen al verstreken, waardoor de hoeveelheid afvalwater die
aan de richtlijn moet voldoen groot is en de nalevingsgraad hoog; b) het beperktere gewicht van de cijfers betreffende opvang
en behandeling door landen in de EU-12, waar de resultaten slechts betrekking
hebben op een deel van de steden, namelijk de steden die in 2009/2010 al tot
naleving verplicht waren. Grafiek 2: Nalevingsresultaten
per lidstaat met betrekking tot artikel 3 van de richtlijn (opvang - groen),
artikel 4 (secundaire behandeling – roze) en artikel 5 (verdergaande
behandeling – blauw). Eerst worden de landen weergegeven die de laagste
nalevingsgraad hebben voor artikel 5; de overige landen worden weergegeven in
oplopende volgorde van naleving. In Slowakije (art. 5) en Roemenië (art. 3, 4
en 5) worden de “aanwezige installaties” weergegeven in plaats van de naleving,
aangezien de termijnen voor die artikelen in het betreffende jaar nog niet
waren verstreken (cijfers over naleving werden niet opgevraagd, maar de
lidstaten verstrekten gegevens over het opgevangen en behandelde afvalwater).
In Cyprus en Letland waren de nalevingsresultaten gelijk aan 0 %, omdat de
opvangsystemen en de zuiveringsinstallaties in het verslagjaar (2009) nog niet
volledig operationeel waren; sindsdien hebben zij echter aanzienlijke
vooruitgang geboekt, waardoor de recente nalevingspercentages veel hoger zijn. De nationale resultaten in grafiek 2 hebben betrekking op
gegevens en de situatie in 2009 of in 2010, op zijn laatst. De
Commissiediensten beseffen dat er sindsdien in veel lidstaten, met name in
degene met lage nalevingspercentages, aanzienlijke vooruitgang is geboekt en
dat de huidige nalevingspercentages vaak (veel) hoger zijn (met name in Cyprus
en Letland). 2.4. Grote
steden/grote lozers Er worden in dit verslag 585 grote steden geïdentificeerd, die elk een
hoeveelheid afvalwater produceren die minstens gelijkstaat aan de hoeveelheid
geproduceerd door een bevolking van 150 000. De vervuilingsbelasting die deze
grote steden produceren, is al goed voor 45 % van de totale opgevangen
belasting. In deze 585 grote steden krijgt circa 91 % van de hoeveelheid
vervuiling een verdergaande behandeling (beste beschikbare behandeling). Dit is
een verbetering vergeleken met het vorige verslag, toen slechts 77 % van
de desbetreffende hoeveelheid vervuiling aan een dergelijke behandeling werd
onderworpen. De mate van naleving loopt echter sterk uiteen tussen de grote
steden/grote lozers. Om een voorbeeld te geven: slechts elf van de 27
hoofdsteden[18]
van de EU-lidstaten kunnen stellen in 2010 volledig te voldoen aan de meest
strikte behandelingsvoorwaarden, voor zover van toepassing (zie tabel 2 en
toelichting in de bijlage voor de gegevens over de hoofdsteden van de EU). 2.5. Kwetsbare
gebieden Het percentage van het grondgebied van de EU dat aangewezen
is of beschouwd wordt als kwetsbaar gebied is sinds het vorige verslag
toegenomen, tot bijna 75 % in 2010. De belangrijkste stijgingen hebben
zich voorgedaan in Frankrijk en Griekenland. Gedetailleerde informatie over de
kwetsbare gebieden in de EU-lidstaten kan worden geraadpleegd met de
cartografische applicatie van WISE[19]. 3. Tendensen
in de naleving Bij de beoordeling van de behaalde vooruitgang in het
streven naar volledige naleving door alle lidstaten moet onderscheid worden
gemaakt tussen de EU-15 en de lidstaten die in 2004 en 2007 zijn toegetreden.
De nalevingsvereisten zijn regelmatig gewijzigd, voornamelijk als gevolg van de
uitbreidingen en de getrapte overgangsperioden uit de richtlijn die zijn
verstreken. Voor de EU-15 verstreken alle termijnen op 31 december 2005, maar
voor de EU-12 zullen deze blijven verstrijken tot de laatste en definitieve
termijn in 2018. Tot 2004 zijn alleen gegevens beschikbaar over de lidstaten
van de EU-15. Als gevolg hiervan werd het pas mogelijk de voortgang voor alle
27 lidstaten te meten sinds het 5e verslag (2005/2006). Wanneer alle resultaten
uit de eerder gepubliceerde verslagen van de Commissie samen worden genomen,
blijkt dat er sprake is van een indicatieve toename van de nalevingsgraad. Er
is slechts één uitzondering: de daling die zich voordeed tussen het 5e en het 6e
verslag werd veroorzaakt door het feit dat een aantal lidstaten met matige
uitvoeringsresultaten niet de vereiste informatie opstuurde voor verwerking in
het 5e verslag (2005/2006). Desalniettemin is het hoopgevend om te
constateren dat de trend tussen het 6e (2007/2008) en het 7e verslag
(2009/2010) positief was, aangezien de lidstaten van de EU-12 voor het eerst
aan nalevingsverplichtingen/termijnen moesten voldoen, maar de algehele
gunstige resultaten hierdoor niet werden gedrukt. Grafiek 3 Nalevingspercentages
in de loop der jaren: deze grafiek geeft de evolutie weer van de naleving
betreffende de opvang, biologische of secundaire behandeling en verdergaande
behandeling zoals geconstateerd in de opeenvolgende verslagen over de
tenuitvoerlegging (met ingang van het tweede verslag) met betrekking tot de
betreffende verslagjaren (1998 tot 2009/2010). Niet alle resultaten zijn
beschikbaar in alle verslagen: wanneer er gegevens ontbreken, kunnen de waarden
niet in de grafiek worden weergegeven en valt er een breuk in de “trendlijn”
waar te nemen. 4. Terugdringing
van vervuiling: verleden en toekomst De Commissie heeft ook de beperking van de vervuiling beoordeeld die
heeft plaatsgevonden als gevolg van de tenuitvoerlegging van deze richtlijn en
de vermindering die in de komende jaren kan worden verwacht bij volledige
naleving. Dit gebeurde in het kader van het FATE-project[20] (betreffende de bestemming en
effecten van vervuilende stoffen in land- en water-ecosystemen). In 2011/2012 publiceerde het Gemeenschappelijk
Centrum voor Onderzoek van de Commissie twee verslagen[21] die de hoeveelheid vervuilings
en de vermindering ervan onderzochten als gevolg van diverse beleidsmaatregelen
van de EU (waaronder de Kaderrichtlijn Water, de Nitratenrichtlijn en de
Richtlijn behandeling stedelijk afvalwater) in het verleden (1985-2005), alsook
de verwachte belastingen en verminderingen in de toekomst (tot 2020 met 2005
als referentiejaar). Met betrekking tot de vermindering van nutriënten in het
verleden is de Richtlijn behandeling stedelijk afvalwater succesvol gebleken in
het beperken van de emissies van nutriënten door puntbronnen en daarmee in het
terugdringen van de lozingen in het oppervlaktewater in Europa. Dit wordt beschreven
in een van de bovengenoemde verslagen van het JRC, “Langdurige
nutriëntenbelasting geloosd in de Europese zeeën”. Dit verslag laat zien dat,
bij vergelijking op Europese continentale schaal van de geschatte
nutriëntenbelastingen voor 2005 met die van 1991, de totale stikstofuitvoer met
9 % was gedaald, terwijl de totale fosforbelasting met circa 15 % was
gedaald, hoofdzakelijk als gevolg van een daling in de emissies door
puntbronnen. In het verslag wordt ook aangegeven dat de vermindering in de
Noordzee en de Oostzee voornamelijk verband hield met de daling van het aantal
puntbronnen door de toepassing van geavanceerde
afvalwaterbehandelingstechnieken. Uitgaande van een scenario met ongewijzigd beleid (veronderstelling:
geen toepassing van maatregelen ter beperking van nutriënten) was een van de
voornaamste conclusies van het verslag dat dit zou leiden tot een toename in
nutriëntenemissies op het land tegen 2020. Als daarentegen wordt uitgegaan van
de volledige toepassing van de Richtlijn behandeling stedelijk afvalwater, zou
een aanzienlijke beperking van de emissies uit puntbronnen kunnen worden
bewerkstelligd. De volledige toepassing van de richtlijn zou echter in bepaalde
delen van Europa (in eerste instantie) ook kunnen leiden tot een stijging van
de emissies uit puntbronnen die eerder niet opgevangen werden, met name in het
lagere stroomgebied van de Donau. De reden hiervoor is dat kleinere
agglomeraties zonder afvoersystemen een beter georganiseerd systeem voor opvang
en lozingen zouden moeten invoeren, dat tot nieuwe puntbronnen zou kunnen
leiden die momenteel niet bestaan. Hoewel dit de doeltreffendheid van de
nutriëntenbeperking in de Zwarte Zee zou kunnen verminderen, zou dit toch tot
milieuverbeteringen leiden, zoals een vermindering van de grondwatervervuiling,
die echter niet in het onderzoek werd beoordeeld. Bij het opstellen van het uitvoeringsverslag
werd er een specifieke berekening gemaakt van de vervuilingsbelastingen die
worden gegenereerd door dat deel van het afvalwater van steden dat niet volgens
de voorschriften van de richtlijn wordt behandeld (schatting van de
“niet-nalevingskloof”). Hierbij werd geen rekening gehouden met de steden die
nog niet verplicht waren tot naleving (d.w.z. waar de in de
toetredingsverdragen vastgestelde termijnen waren verstreken in 2009 of 2010,
het laatste jaar dat door de lidstaten werd gerapporteerd). Op grond van deze
schattingen bedroeg de totale jaarlijkse vervuilingsbelasting afkomstig van
niet conform de richtlijn behandeld stedelijk afvalwater ongeveer 603 kt/j[22] aan stikstof, 78 kt/j aan
fosfor en 3 900 kt/j aan totale organische vervuiling[23]. Op grond van een vergelijking van de
bovengenoemde cijfers met de geschatte totale jaarlijkse nutriëntenbelasting
die in de Europese zeeën terechtkomt (stikstof en fosfor) wordt in het
JRC-verslag “Langdurige nutriëntenbelasting geloosd in de Europese zeeën”
geconcludeerd dat de hoeveelheid stikstof die wordt gegenereerd door het
afvalwater dat niet aan de richtlijn voldoet ongeveer 15 % is van de totale
hoeveelheid stikstof die in zee wordt geloosd. Voor fosfor is het percentage
nog hoger: bijna 35 % van de totale hoeveelheid geloosde fosfor. Deze
percentages tonen aan hoe belangrijk het is de richtlijn in heel de EU volledig
ten uitvoer te leggen. In zijn algemeenheid komt het genoemde
JRC-verslag tot de conclusie dat “beperking van de puntbronnen van
nutriënten […] de meest doeltreffende optie [is] om de nutriëntenuitvoer naar
de Europese zeeën te verlagen. De haalbaarheid van deze laatste optie is
echter beperkt en een verdere verlaging van de nutriëntenemissies uit
puntbronnen brengt aanzienlijke kosten met zich mee”. 5. Verbetering
dankzij medefinanciering Gebruik kan worden gemaakt van EU-fondsen om
de uitvoering van de richtlijn te ondersteunen, met name het Cohesiefonds en
het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO), die steun bieden aan
regio’s die achterlopen of structurele problemen ondervinden bij de
verwezenlijking van duurzame ontwikkeling. Deze fondsen hebben de lidstaten en
de regio’s gedurende verschillende programmeringsperioden ondersteund bij de
investeringen in de benodigde infrastructuur voor de behandeling van
afvalwater. Voor de huidige programmeringsperiode 2007-2013 bedraagt de
geplande financiële steun voor investeringen in bouwkundige werken en
infrastructuur op het gebied van afvalwater in 21 lidstaten circa 14,3 miljard
euro. Het zijn voornamelijk, hoewel niet uitsluitend, de “nieuwe” lidstaten die
het grootste deel van hun financiering voor de behandeling van afvalwater hebben
bestemd. In de verslagjaren 2009 en 2010 bedroegen de totale cumulatieve
fondsen die aan de categorie “afvalwater” werden toegewezen respectievelijk 3,5
miljard euro en 9,7 miljard euro. De lidstaten met de hoogste toegewezen
cumulatieve bedragen waren Polen (3,3 miljard euro), Roemenië (1,2 miljard
euro) en Hongarije (0,6 miljard euro). Ondanks de aanzienlijke steun van de
EU-fondsen werd in de “Geschiktheidscontrole van het zoetwaterbeleid van de EU”
onderstreept dat het grootste deel van de benodigde fondsen voor de uitvoering
van het waterbeleid van de Unie moet worden opgebracht door de lidstaten.
Volgens een onderzoek[24]
in 22 lidstaten bestaat er in deze landen nog een belangrijk
financieringstekort met het oog op de toekomstige tenuitvoerlegging van de
richtlijn. De voornaamste reden voor dit
financieringstekort is het feit dat er in de meeste lidstaten bij het verhlen
van de kosten op watergebruikers en de toepassing van het beginsel “de
vervuiler betaalt”, zoals vereist door de Kaderrichtlijn water (KRW), slechts
trage en onvoldoende vooruitgang is geboekt. Om toepassing van dit
waterprijsbeleid aan te moedigen, heeft de Commissie een aantal
ex-antevoorwaarden voorgesteld, waaronder de KRW-voorwaarden voor het
waterprijsbeleid waaraan de lidstaten moeten voldoen voor de financiering van
projecten in de watersector in het kader van het toekomstige cohesiebeleid van
de EU (2014-2020). 6. Toegepaste
handhavingsmaatregelen De Commissie heeft geprobeerd de naleving te garanderen
door middel van een voortdurende dialoog, alsook waar nodig door de instelling
van inbreukprocedures, waarvan sommige dateren uit 1997. Momenteel lopen er nog
circa 20 gebundelde zaken tegen 10 van de 15 lidstaten.[25] In de recente beleidsevaluatie in de “Geschiktheidscontrole
van het zoetwaterbeleid van de EU”[26]
werd geconcludeerd dat de inbreukprocedures een positief effect hebben gehad op
de effectiviteit van de richtlijn en de tenuitvoerlegging daarvan hebben
versneld. Hoewel de handhaving op EU-niveau een relatief traag en tijdrovend
proces is, zijn de meeste zaken in de precontentieuze fase beslecht. Voorbeelden van een succesvolle behandeling zijn Frankrijk
(inbreukprocedures ingesteld in 1998 en 2000 betreffende 682 steden) en België
(procedure ingesteld in 1998 wegens een oorspronkelijke inbreuk door 175
steden). In beide gevallen wordt de richtlijn nu door nagenoeg alle genoemde
steden nageleefd. Ook in Italië hielden 475 steden zich niet aan de richtlijn
toen de procedure in 1998 werd ingeleid; toen het Hof uitspraak deed, waren dit
er nog maar 110. Afgezien van deze drie landen hebben Spanje en Griekenland
sinds de laatste verslagperiode de meeste vooruitgang geboekt vergeleken met de
andere landen waartegen inbreukprocedures lopen, met name voor wat betreft de
behandelingsverplichtingen. 7. De
“nieuwe aanpak” ter bevordering van de naleving Ondanks de hoopgevende tekenen van vooruitgang zijn er nog
belangrijke tekortkomingen op het gebied van de tenuitvoerlegging, met name in
de lidstaten die in 2004 en daarna zijn toegetreden. Het begint nu duidelijk te
worden dat zonder aanvullende inspanningen op Europees, nationaal, regionaal en
lokaal niveau de vertragingen bij de tenuitvoerlegging in deze “nieuwe”
lidstaten even lang of langer zullen zijn dan in de lidstaten van de EU-12. De
vooruitzichten om de noodzakelijke vooruitgang uitsluitend te bewerkstelligen
door middel van inbreukprocedures zijn niet veelbelovend. Gelet op de huidige
crisis en de afnemende ruimte op de nationale begrotingen, heeft de Commissie
deze richtlijn aangemerkt als kandidaat voor een experimentele “nieuwe aanpak”
voor de bevordering van de naleving en de tenuitvoerlegging. Deze “nieuwe aanpak” is uiteengezet in het voorgestelde 7e
Milieuactieprogramma (MAP) en de “Blauwdruk voor het behoud van de Europese
wateren”. In het kader van prioritaire doelstelling 4, “Optimaliseren van de
voordelen van de EU-milieuwetgeving”, is in het 7e Milieuactieprogramma
voorgesteld om specifieke acties uit te voeren[27],
met name: ·
invoering van systemen op nationaal niveau, op
basis waarvan actief informatie wordt verspreid over hoe de EU-milieuwetgeving
wordt uitgevoerd, gekoppeld aan een overzicht op EU-niveau van de prestaties
van de afzonderlijke lidstaten (een zogeheten “Gestructureerd uitvoerings- en
informatiekader” (GUIK)); ·
opstelling van partnerschapsovereenkomsten
betreffende de uitvoering tussen de lidstaten en de Commissie. In de Waterblauwdruk is als doelstelling vastgesteld “om
met betrekking tot de behandeling van afvalwater tegen 2018 in grotere mate te
voldoen aan de richtlijn door investerings- en uitvoeringsplannen voor de lange
termijn te ontwikkelen (ook wat betreft EU-middelen en EIB-leningen)”. In
praktische termen kondigde de Blauwdruk aan dat de Commissie met de lidstaten
zal samenwerken bij de voorbereiding van de uitvoeringsplannen voor 2014, die
gestalte kunnen krijgen in partnerschapsovereenkomsten betreffende de
uitvoering. De Commissiediensten zijn al begonnen met de voorbereiding
van deze acties door middel van een workshop[28]
in december 2012 en zullen regelmatig verslag doen van de voortgang. 8. Conclusies
en vooruitzichten Bijna 20 jaar na de aanname van de Richtlijn behandeling
stedelijk afvalwater was er in 2010 aanzienlijke vooruitgang geboekt in het
streven naar volledige tenuitvoerlegging. In de EU-15 is de gemiddelde
nalevingsgraad voor secundaire behandeling 88 %; voor opvangsystemen en
verdergaande behandeling ligt dit percentage nog hoger (respectievelijk
97 % en 90 %). De koplopers Oostenrijk, Duitsland en Nederland hebben
de richtlijn al grotendeels ten uitvoer gelegd, terwijl diverse andere
lidstaten ook bijna zover zijn. Voor hen is de prioriteit nu het behoud en de
vernieuwing van de bestaande infrastructuur. Sinds 2010 hebben er in de
lidstaten waar de naleving achterloopt verdere investeringen plaatsgevonden,
mede als gevolg van de door de Commissie ingestelde inbreukprocedures. Indien
de inspanningen de komende jaren worden volgehouden, zal het mogelijk zijn de
tenuitvoerlegging in die 15 lidstaten met succes af te ronden tegen 2015 of
2016. Dat wil zeggen, 10 jaar na het verstrijken van de laatste termijn uit de
oorspronkelijke richtlijn. Voor de lidstaten die in 2004 of later tot de EU zijn
toegetreden, is het beeld anders. Hun afstand tot de doelstelling is nog
aanzienlijk met een gemiddelde naleving van 72 % voor opvangsystemen en
respectievelijk 39 % en 14 % voor de secundaire en verdergaande
behandeling. Als de inspanningen niet op alle niveaus worden opgevoerd, zullen
de vertragingen bij de tenuitvoerlegging vergelijkbaar of langer zijn dan bij
de EU-15, waardoor de traagste lidstaten pas rond 2028 geheel aan de richtlijn
zullen voldoen. Een ander punt van zorg is het gebrek aan naleving door een
aanzienlijk aantal “grote steden”. Zo hebben elf van de 27 lidstaten een opvang-
en behandelingssysteem dat voldoet aan de technische normen van meer dan 20
jaar geleden. Gegeven de hoge vervuilingsbelasting van deze grote lozers leidt
dit nog altijd tot aanzienlijke milieuverontreiniging. Dit 7e uitvoeringsverslag bevat voor het eerst
een gedetailleerde beoordeling van de naleving door 27 lidstaten. De
rapportage-infrastructuur die is opgezet binnen het Waterinformatiesysteem voor
Europa (WISE) werkt goed. Het proces is verbeterd en de termijnen voor de
verwerking en de beoordeling van de gegevens zijn aanzienlijk verkort. In
sommige lidstaten zijn verdere verbeteringen in het toezicht- en
rapportagesysteem nog altijd mogelijk. Deze tekortkomingen verklaren de lage
nalevingsgraad of het gebrek aan consistentie in de gegevens over de
verschillende verslagperioden. Het voorgestelde 7e Milieuactieprogramma en de
Blauwdruk voor het behoud van de Europese wateren onderstrepen het belang van
de opvang en behandeling van stedelijk afvalwater. De Commissie heeft in deze
recente beleidsinitiatieven aangekondigd dat het de lidstaten meer
ondersteuning zal bieden bij hun uitvoeringsmaatregelen door de bevordering van
een “nieuwe aanpak” voor de garandering van de naleving. De Commissiediensten
zijn in december 2012 van start gegaan met activiteiten voor deze “nieuwe
aanpak” met als doel de lidstaten aan te moedigen om hun uitvoeringsplannen op
zijn laatst in 2014 vast te stellen of te herzien. [1] Richtlijn 91/271/EEG, PB L135 van 30.5.1991. [2] Voor nadere details over het toepassingsgebied, de
doelstellingen en de bepalingen van de richtlijn, zie: http://ec.europa.eu/environment/water/water-urbanwaste/index_en.html [3] Richtlijn 2000/60/EG, PB L 327 van 22.12.2000. [4] Richtlijn 2008/56/EG, PB L164 van 25.6.2008. [5] Eutrofiëring is een “verrijking van het water door
nutriënten, vooral stikstof- en/of fosforverbindingen, die leidt tot een
versnelde groei van algen en hogere plantaardige levensvormen met als gevolg een
ongewenste verstoring van het evenwicht tussen de verschillende in het water
aanwezige organismen en een verslechtering van de waterkwaliteit”. [6] Voor nadere details zie http://ec.europa.eu/environment/water/water-framework/implrep2007/index_en.htm#third [7] Voor nadere details zie EEA (2010): The European Environment –
State and Outlook 2010 – Freshwater Quality. [8] Voor nadere details zie EEA (2012): European Waters -
assessment of status and pressures. [9] COM (2012) 710 definitief. Voor nadere details zie http://ec.europa.eu/environment/newprg/pdf/7EAP_Proposal/en.pdf. [10] COM (2012) 673 definitief. Voor nadere details, zie: http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=COM:2012:0673:FIN:EN:PDF. [11] SWD(2013) 298 [12] 7e Technische beoordeling van informatie over
de tenuitvoerlegging van Richtlijn 91/271/EEG van de Raad van 21 mei 1991
inzake de behandeling van stedelijk afvalwater, zoals gewijzigd bij Richtlijn
98/15/EG van de Commissie van 27 februari 1998 (toestand per 31 december 2009
of 31 december 2010). Opgesteld door het adviesbureau Umweltbundesamt GmbH
(Oostenrijk) in opdracht van de Commissie. [13] Voor nadere details zie http://rod.eionet.europa.eu/obligations/613. [14] http://www.eea.europa.eu/data-and-maps/data/waterbase-uwwtd-urban-waste-water-treatment-directive-3. [15] Het begrip “inwonerequivalenten” of i.e. is opgenomen in
de richtlijn en betreft de organische belasting die hoofdzakelijk wordt
gegenereerd door de inwoners van dorpen/steden, alsook door andere bronnen,
zoals niet-ingezetenen (toeristen) en de agro-voedingsmiddelensector. [16] Daarnaast worden tertiaire behandelingstechnieken (bijv.
ozonisatie, chlorering, UV, membraantechnologie, zandfilters) uitgebreid
onderzocht als een van de meest veelbelovende opties voor de aanpak van
microverontreiniging (door opkomende verontreinigende stoffen, waaronder
medicijnen en persoonlijke verzorgingsproducten, overige industriële
chemicaliën) die in het watermilieu terechtkomt. [17] Tabel 1 (zie bijlage) geeft de resultaten weer per
lidstaat en op het niveau van de EU-27, de EU-15 en de EU-12, ingedeeld naar nalevingscategorieën. [18] Amsterdam, Athene, Berlijn, Bratislava, Kopenhagen,
Helsinki, Madrid, Parijs, Stockholm, Wenen en Vilnius. [19] http://www.eea.europa.eu/themes/water/interactive/soe-wfd/urban-waste-water-treatment-directive-viewer [20] http://fate.jrc.ec.europa.eu/rational/home [21] http://bookshop.europa.eu/en/scenario-analysis-of-pollutants-loads-to-european-regional-seas-for-the-year-2020-pbLBNA25159/ en http://publications.jrc.ec.europa.eu/repository/bitstream/111111111/15938/1/lbna24726enc.pdf [22] Kiloton/jaar. [23] Gebaseerd op de chemische zuurstofvraag (CZV). [24] COWI 2010: Compliance Costs of the
Urban Wastewater Treatment Directive. Eindverslag http://ec.europa.eu/environment/water/water-urbanwaste/info/pdf/Cost%20of%20UWWTD-Final%20report_2010.pdf [25] Een overzicht met de belangrijkste inbreukprocedures (tot
op heden) en vonnissen sinds 2009/2010 is opgenomen in de bijlage bij het
verslag (respectievelijk tabel 3 en 4).. [26] SWD(2012) 393. [27] Bijlage VI (blz. 102 e.v.) van de effectbeoordeling
(SWD(2012) 397 definitief) geeft meer details over de proefactie voor de
behandeling van stedelijk afvalwater. [28] https://circabc.europa.eu/w/browse/340cea09-390f-4c11-8e99-712c519c21e4