This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52011PC0834
Proposal for a REGULATION OF THE EUROPEAN PARLIAMENT AND OF THE COUNCIL establishing a Programme for the Competitiveness of Enterprises and small and medium-sized enterprises (2014 - 2020)
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot vaststelling van een programma voor het concurrentievermogen van ondernemingen en voor kleine en middelgrote ondernemingen (2014 - 2020)
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot vaststelling van een programma voor het concurrentievermogen van ondernemingen en voor kleine en middelgrote ondernemingen (2014 - 2020)
/* COM/2011/0834 definitief - 2011/0394 (COD) */
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot vaststelling van een programma voor het concurrentievermogen van ondernemingen en voor kleine en middelgrote ondernemingen (2014 - 2020) /* COM/2011/0834 definitief - 2011/0394 (COD) */
TOELICHTING 1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL Motivering van het voorstel Ondernemingen, vooral kleine en middelgrote
ondernemingen (kmo’s), leveren een belangrijke bijdrage aan groei en
ontwikkeling in de Unie. Als de Unie de Europa 2020-prioriteiten voor slimme,
duurzame en inclusieve groei wil waarmaken, dan moet concurrentievermogen
daarin een centrale rol spelen. Hoewel de Unie over regelgevende maatregelen
beschikt, waaronder slimme wetgeving en administratieve vereenvoudiging voor
EU-ondernemingen, kunnen bepaalde markttekortkomingen doeltreffend opgelost
worden door middel van overheidsfinanciering op EU-niveau. Deze maatregelen worden nu al genomen. Het
kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie (CIP) financiert
relevante acties. De noodzaak om deze financiële ondersteuning voor te zetten
en te ontwikkelen werd erkend in de mededeling van de Commissie “Een begroting
voor Europa 2020”[1].
Nu heeft de Commissie een programma voor het concurrentievermogen van
ondernemingen en voor kmo’s voorgesteld met een totaal budget van 2,5 miljard
euro voor de periode 2014-2020. Algemene context EU-ondernemingen staan voor de uitdaging om
wereldwijd concurrerend te zijn. Ze worden echter beknot door
markttekortkomingen die hinderpalen opwerpen om te concurreren met bedrijven in
andere delen van de wereld. Bijgevolg vertonen EU-kmo’s een lagere
arbeidsproductiviteit en een lagere productiviteit van hulpbronnen en groeien
zij langzamer dan hun tegenhangers in bijvoorbeeld de Verenigde Staten, en
slagen zij er minder goed in om zich met succes aan te passen aan de
veranderende omgevingsfactoren dan grotere ondernemingen in Europa. De
moeilijkheden van kmo’s worden nog versterkt door de recente economische en
financiële crisis en door prijsstijgingen van grondstoffen en hulpbronnen. Hoewel het vooral de verantwoordelijkheid van
de lidstaten en regio’s is om maatregelen te nemen om deze markttekortkomingen
aan te pakken, kan de EU op bepaalde vlakken duidelijk toegevoegde waarde
bieden. Zo kan zij bijvoorbeeld helpen door de eengemaakte markt te versterken,
de cohesie en consistentie van nationale maatregelen te ondersteunen, als
katalysator te fungeren door beste praktijken te verspreiden of schaalvoordelen
te creëren. De EU kan de vlotte werking van de eengemaakte markt garanderen en
heeft daarnaast ook een rol te spelen in het verbeteren van het
ondernemingsklimaat met het oog op een sterk, gediversifieerd Europees
bedrijfsleven en op kmo’s die wereldwijd kunnen concurreren en zich tegelijk
aan een koolstofarme en op een efficiënt gebruik van hulpbronnen gebaseerde
economie kunnen aanpassen. Dit programma wordt voorgesteld als een
methode om essentiële markttekortkomingen weg te nemen die de groei van
ondernemingen, vooral kmo’s, in de Unie beknotten. Op het vlak van
concurrentievermogen en ondernemerschap staan de EU-ondernemingen nog steeds
voor enkele grote uitdagingen: –
moeilijke toegang tot financiering voor kmo’s die moeite hebben om hun kredietwaardigheid te
bewijzen en vaak geen toegang krijgen tot risicokapitaal; –
zwakke ondernemingszin - slechts 45% van de Europeanen zou zelfstandige willen zijn,
tegenover 55% in bijvoorbeeld de Verenigde Staten; –
een ondernemingsklimaat dat niet bevorderlijk
is voor startende ondernemingen en groei,
gekenmerkt door aanhoudend versplinterde regelgeving en te veel administratieve
rompslomp; –
beperkt vermogen van kmo’s om zich aan te passen aan een koolstofarme,
klimaatbestendige, energie- en hulpbronnenefficiënte economie, als gevolg van
beperkte financiële middelen en beperkte deskundigheid; –
beperkt vermogen van kmo’s om uit te breiden naar buitenlandse markten, zowel
binnen als buiten de eengemaakte markt. Als gevolg van deze moeilijkheden worden er
niet voldoende ondernemingen opgericht en nieuw opgerichte ondernemingen zijn vaak
niet levensvatbaar of presteren slecht op het vlak van productiviteit en
levensvatbaarheid van startende ondernemingen. Op macroniveau zien we een
erosie van het concurrentievermogen van de Europese economie. Aansluitend bij de Europa 2020-strategie is
het programma opgezet om de ideale omstandigheden te creëren zodat Europese
ondernemingen kunnen opbloeien en kmo’s het enorme potentieel van de
eengemaakte markt volledig kunnen benutten, alsmede om kmo’s te stimuleren om
verder te kijken. Er moeten bijzondere inspanningen worden geleverd om de
ontwikkeling van kmo's te bevorderen, want zij zijn een belangrijke bron van
economische groei en werkgelegenheid in de Unie. Zij zijn goed voor meer dan
67% van de werkgelegenheid in de privésector en staan voor meer dan 58% van de
totale omzet in de EU. Er zal in het bijzonder aandacht worden
besteed aan de verbetering van de concurrentiekracht van ondernemingen in de
toeristische sector om uitvoering te geven aan de nieuwe bevoegdheden van de
Unie waarin het Verdrag van Lissabon voorziet, gezien de belangrijke bijdrage
van deze sector aan het bbp van de Unie en het grote aandeel van kmo’s in deze
sector. Doel van het voorstel Het programma streeft de volgende algemene
doelstellingen na: ·
het concurrentievermogen en de duurzaamheid van de
EU-ondernemingen, onder meer in de toeristische sector, versterken; ·
een ondernemingscultuur aanmoedigen en de
oprichting en groei van kmo’s bevorderen. Via het programma gefinancierde activiteiten
zijn erop gericht: ·
de raamvoorwaarden voor het concurrentievermogen
en de duurzaamheid van EU-ondernemingen, onder meer in de toeristische sector,
te verbeteren door coherentie en cohesie bij de
uitvoering en gefundeerde beleidsvorming op EU-niveau te ondersteunen. Het
economisch en regelgevingskader kan verbeterd worden door benchmarking, de
uitwisseling van beste praktijken en sectorale initiatieven. Er zal een
kmo-beleid uitgewerkt worden en het concurrentievermogen van kmo’s zal
bevorderd worden in overeenstemming met de doelstellingen van de Small
Business Act (SBA) en de Europa 2020-strategie. De acties van de
Unie zijn bedoeld om de Unie en de lidstaten ertoe aan te zetten het beginsel
“denk eerst klein” een grotere rol te geven in hun beleidsvorming, beste
praktijken op te sporen en uit te wisselen om de uitvoering van de SBA te
vergemakkelijken en kmo’s te helpen om het potentieel van de eengemaakte markt
ten volle te benutten. Bedrijfssectoren, waaronder industrie en diensten, en
specifieke sectoren waarin het aandeel van kmo’s hoog is, zullen versterkt
worden; ·
ondernemingszin te bevorderen, ook bij
specifieke doelgroepen: de maatregelen omvatten het
vereenvoudigen van administratieve procedures en het ontwikkelen van
ondernemingsvaardigheden en –ingesteldheid, vooral bij nieuwe ondernemers,
jongeren en vrouwen, en het bevorderen van tweede kansen voor ondernemers; ·
kmo’s meer toegang
te geven tot financiering in de vorm van eigen vermogen en schuld:
financiële groei-instrumenten, zoals nieuwe EU-platforms voor eigen en vreemd
vermogen om een eigenvermogensfaciliteit en leningsgaranties te geven, zullen
kmo’s vlotter toegang geven tot financiering. Ten eerste zal een eigenvermogensfaciliteit
voor investeringen in de groeifase kmo’s commercieel gerichte, terugvorderbare
aandelenfinanciering verschaffen, vooral in de vorm van durfkapitaal via
financiële intermediairs. Ten tweede zal een leningsfaciliteit kmo’s
rechtstreekse of andere risicodelende mechanismen met financiële intermediairs
verschaffen om de leningen te dekken; ·
de markttoegang binnen de Unie en wereldwijd te
vergemakkelijken: groeigerichte bedrijfsondersteunende
diensten zullen worden verschaft via het Enterprise Europe Network om
uitbreiding binnen en buiten de eengemaakte markt te vergemakkelijken. Dit
programma zal kmo’s ook bedrijfsondersteuning verlenen op markten buiten de
Unie. Er zal ook ondersteuning zijn voor internationale industriële
samenwerking, vooral om verschillen in het regelgevende en
ondernemingsklimaat tussen de EU en haar belangrijkste handelspartners weg te
werken. Toegevoegde waarde van de EU De toegevoegde waarde voor maatregelen op het
niveau van de Unie is gebaseerd op de volgende vijf hoofdfactoren: ·
de eengemaakte markt versterken door
marktfragmentatie weg te werken op gebieden zoals durfkapitaalinvesteringen,
grensoverschrijdende leningen en kredietverhoging, alsook organisatorische en
informatiebeperkingen die kmo’s ervan weerhouden om de mogelijkheden van de
eengemaakte markt ten volle te benutten. Zo zullen de financiële instrumenten
hoofdzakelijk gericht zijn op de vlottere toegang tot financiering voor kmo’s
in een marktsegment waar de maatregelen van de lidstaten niet van toepassing
zijn, die beperkt zijn tot investeringen en ondersteuning binnen elk land. De
focus ligt op de financiering van de uitbreiding van groeigerichte bedrijven
die internationale groei en grensoverschrijdende activiteiten nastreven en op
de ontwikkeling van een grensoverschrijdende kmo-financieringsmarkt. Alleen een
programma op het niveau van de Unie kan deze rol vervullen; ·
voorbeeld- en katalysatorfunctie door de
verspreiding van beste praktijken op industrieel en beleidsgebied. In het kader
van dit programma kunnen de beste voorbeelden van de bevordering van
ondernemerschap en kmo’s op nationaal, regionaal en lokaal niveau geselecteerd
worden voor de European Enterprise Awards. De Awards zijn bedoeld om de beste
maatregelen van overheidsdiensten te belonen, bijvoorbeeld op het gebied van de
vereenvoudiging en vermindering van administratieve belasting. Elk jaar nemen zo’n
400 projecten deel aan nationale wedstrijden en zo’n 56 projecten worden door
hun land geselecteerd om deel te nemen aan de Europese wedstrijd waar de
Europese jury zes winnaars kiest. Meer dan 30 van de 250 nationale
genomineerden hebben een prijs gewonnen en worden in heel Europa naar voren
geschoven als een beste praktijk. Door vaardigheden en kennis uit te wisselen
over de grenzen heen kunnen lidstaten hun beleidslijnen op elkaar afstemmen,
nieuwe partnerschappen creëren en de kloof tussen de Europese economieën
kleiner maken. Europese nationale en lokale overheden krijgen de kans om hun
succesvolle initiatieven voor te stellen op de SBA-conferentie die elk jaar
door de Commissie en het voorzitterschap van de Unie wordt georganiseerd. De
conferentie is uitgegroeid tot een topevenement om de uitwisseling van goede
praktijken in de Unie en daarbuiten te bevorderen. De laatste SBA-conferentie
in Boedapest trok 340 deelnemers uit de EU en 30 deelnemers uit landen van
buiten de EU. Er werden 28 goede praktijken voorgesteld in de workshops. Wat
financiële instrumenten betreft vergemakkelijkt de rol van het EIF de continue
uitwisseling van beste praktijken op het gebeid van garanties en durfkapitaal,
terwijl de katalysatorfunctie vooral een grote rol speelt voor durfkapitaal; ·
schaalvoordelen op gebieden waar het voor lidstaten
moeilijk is om de vereiste kritische massa te bereiken. Wat de steun aan
buitenlandse kmo’s betreft, wordt bijvoorbeeld Europese toegevoegde waarde
gecreëerd door nationale inspanningen te bundelen en diensten op te zetten die
te weinig kritische massa zouden hebben als zij op nationaal niveau zouden
worden aangeboden (bijvoorbeeld door de steun aan de handhaving van
intellectuele-eigendomsrechten). De China IPR SME Helpdesk werd opgericht in
het kader van het huidige programma en biedt advies waartoe kmo’s uit kleinere
lidstaten anders geen toegang zouden hebben[2]. Anderzijds kan het optreden van de EU ook
helpen om overlappende inspanningen te vermijden, samenwerking tussen lidstaten
te bevorderen en coördinatie met relevante niet-lidstaten te versterken. Wat
toerisme betreft, kunnen initiatieven op EU-niveau een duidelijke toegevoegde
waarde bieden, vooral op de volgende gebieden: de consolidatie van de kennis
aan de hand van pan-Europese enquêtes en onderzoeken om een beter beeld te
krijgen van de vraag- en aanbodzijde, die noodzakelijk zijn om gegevens binnen
de Unie te vergelijken en op elkaar af te stemmen[3]; de
ontwikkeling van gezamenlijke transnationale strategieën om Europa te promoten
als een gebied met hoogwaardige en duurzame toeristische bestemmingen[4]; het
opsporen van beste praktijken die specifieke sectoren ten goede kunnen komen,
zoals maritiem en kusttoerisme; de verlenging van het toeristisch seizoen, wat
beter kan worden gedaan door uitwisselingen tussen verschillende lidstaten dan
door elk land apart; ·
coherentie en consistentie in nationale maatregelen door de uitwisseling van beste praktijken op
Europees niveau en benchmarking. Een van de beste voorbeelden van het succes van
benchmarking die in het kader van het huidige programma is gefinancierd, is de
actie ter vereenvoudiging van procedures voor startende ondernemingen. Sinds
2008 wordt de situatie en vooruitgang van land tot land en van jaar tot jaar
gevolgd, waarbij wordt gelet op drie aspecten van vereenvoudiging (waarvoor de
Raad Concurrentievermogen benchmarking in opdracht heeft gegeven): gemiddelde
tijd, administratieve kosten en procedures om een naamloze vennootschap op te
richten. De maatregel omvatte halfjaarlijkse vergaderingen van door de
lidstaten benoemde deskundigen (“het netwerk van nationale coördinatoren voor
startende ondernemingen”). Het was de bedoeling om een meetinstrument te
ontwikkelen, de vooruitgang te volgen en deze vooruitgang te ondersteunen door
middel van de uitwisseling van goede praktijken en informatie. Sinds 2002 zijn
de registratietijden met 70% gedaald en zijn de kosten meer dan gehalveerd.
Door het succes van deze maatregel zijn de doelstellingen tijdens de herziening
van de Small Business Act (SBA) in februari 2011 bijgesteld; ·
de unieke deskundigheid die EU-instellingen
verworven hebben: –
Dit geldt voor de financiële instellingen van de
EU, de Europese Investeringsbank (EIB) en het Europees Investeringsfonds
(EIF), die een ongeëvenaarde ervaring hebben in het ontwerpen en uitvoeren
van kmo-vriendelijke financieringsregelingen. De ervaring die het EIF gedurende
meer dan tien jaar heeft opgebouwd, is een uitzonderlijk waardevolle troef.
Sinds 2007 investeert dit fonds in 19 CIP-ondersteunde durfkapitaalfondsen,
vaak in een essentiële rol, en beheert het in totaal meer dan 1,4 miljard euro
aan investeringen in groeigerichte kmo’s. Wat de historische prestaties
betreft, hebben de begunstigden van de eerste generatie van EU-durfkapitaal (de
ETF-startersregeling in het kader van het groei- en werkgelegenheidsinitiatief
van 1998-2000) meer dan 98% van het geïnvesteerde geld reeds terugbetaald of
zullen zij dit uiteindelijk terugbetalen, onder meer Skype (voice-over
IP-telefonie), Vertaris (papierrecyclage) en Solaire Direct (fotovoltaïsche
structuren). –
Het Enterprise Europe Network heeft tastbare
resultaten behaald door de nadruk te leggen op de internationalisering van
kmo’s (binnen de interne markt en daarbuiten) door informatie over EU-aangelegenheden
aan te bieden en de mogelijkheid tot inspraak bij de besluitvorming te bieden.
Dit netwerk moet er vooral voor zorgen dat kmo’s overal dezelfde informatie
krijgen en moet de transactiekosten in verband met grensoverschrijdende
activiteiten verlichten. De waarde van het Enterprise Europe Network ligt in de
gedeelde methoden, instrumenten en middelen die gekwalificeerde dienstverleners
gebruiken en die opgelegd en (mede)gefinancierd zijn door hun regionale of
nationale overheden. Samenhang met andere beleidsgebieden en
programma’s Het is van essentieel belang dat rekening
wordt gehouden met de specifieke belangen en omstandigheden van kmo’s bij het
uittekenen van alle beleidslijnen en financieringsprogramma’s van de Unie. Het
toekomstige financiële kader zal zodanig zijn opgezet dat het de deelname van
kleine bedrijven aan financieringsprogramma’s vergemakkelijkt, door de regels
te vereenvoudigen, de deelnamekosten te verlagen, de toekenningsprocedures te
versnellen en een centraal aanspreekpunt te bieden, wat het leven van de
begunstigden van EU-financiering gemakkelijker moet maken. Omdat de verbetering van het
ondernemingsklimaat voor kmo’s zo belangrijk is om de doelstellingen van Europa
2020 te bereiken, wordt dit aspect genoemd in zes van de zeven
vlaggenschipinitiatieven van Europa 2020: industriebeleid in een tijd van
mondialisering, innovatie-Unie, jongeren in beweging, een digitale agenda voor
Europa, efficiënt gebruik van hulpbronnen en een agenda voor nieuwe
vaardigheden en banen. Een heel belangrijk aspect in dit nieuwe programma is
het vlaggenschipinitiatief industriebeleid in een tijd van mondialisering, met
een nieuwe strategische benadering om het Europese concurrentievermogen te
verbeteren, kleine en middelgrote ondernemingen op te richten en te doen
groeien en een ondernemingscultuur te stimuleren. Het voorgestelde nieuwe programma zal ook een
middel zijn om andere beleidsdoelstellingen te bereiken. Het Enterprise Europe
Network zal de link leggen naar andere programma’s en initiatieven, zowel voor
een top-downverspreiding van informatie om die te promoten, als voor een bottom‑upverzameling
van feedback van belanghebbenden. Het zal ook verder informatie, advies en
ondersteuning aan kmo's bieden over milieuprogramma’s en de naleving daarvan.
Er zullen zo veel mogelijk synergieën met andere programma’s tot stand worden
gebracht. Zo zullen de in het nieuwe programma voorgestelde
garantieactiviteiten samenlopen met garantieactiviteiten die door se
structuurfondsen van de Unie en de Progress-microfinancieringsfaciliteit worden
gefinancierd. De durfkapitaalinstrumenten zullen worden aangevuld met de
instrumenten in het kader van Horizon 2020 – het nieuwe kaderprogramma voor
onderzoek en innovatie. Het programma zal ook overlappingen met andere
programma’s vermijden, vooral op het gebied van de bevordering van
ondernemerschap en ondernemerschapsvaardigheden. Er zal ook voldoende aandacht
worden besteed aan de complementariteit van het nieuwe programma met het
voorgestelde partnerschapsinstrument. Her externe beleid van de Unie moet
absoluut een aanvulling vormen op de externe dimensie van de interne agenda die
erop gericht is in Europa duurzame groei en banen te creëren. Beheer van het programma Zoals aangekondigd in de mededeling van de
Commissie “Een begroting voor Europa 2020”[5] wordt het beheer grotendeels uitbesteed. –
De financiële instrumenten worden namens de
Commissie beheerd door de Europese Investeringsbankgroep. –
Andere maatregelen kunnen beheerd worden door een
uitvoerend agentschap, voortbouwend op de positieve ervaringen[6] met het
Uitvoerend Agentschap voor concurrentievermogen en innovatie (EACI) in het
huidig meerjarig financieel kader. Er zal een kosten-batenanalyse uitgevoerd
worden. Uitbesteding is voor het CIP heel succesvol
gebleken op het vlak van vereenvoudiging omdat het EACI, dat daarin
gespecialiseerd is, procedures heeft gestroomlijnd en ontwikkeld die
toegespitst zijn op kmo’s. Delen van andere programma’s voor toekomstige
uitgaven die betrekking hebben op kmo’s, kunnen ook uitbesteed worden aan het
EACI. Dit kan gaan om delen van Horizon 2020, zodat dit agentschap een centraal
aanspreekpunt wordt voor kmo’s die toegang willen tot financieringsprogramma’s
van de Unie. Door een beroep te doen op een uitvoerend agentschap zullen ook
IT-tools en portaalsites efficiënter gebruikt worden, wat ook bijdraagt tot een
vlottere toegang voor kmo’s. Vereenvoudiging Een prioriteit voor de Commissie in dit
programma is net als in andere programma’s in de context van het meerjarig
financieel kader (MFK) om het regelgevingskader te vereenvoudigen en Europese
bedrijven, vooral kmo’s, vlotter toegang te bieden tot financiering, voor zover
dat mogelijk is. Deze benadering wordt toegepast in het programma voor
concurrentievermogen en kmo’s (COSME) door dit uitsluitend te baseren op de
regels van het Financieel Reglement, zonder enige afwijking. Dit leidt tot
eenvoudige, coherente en gestandaardiseerde administratieve procedures voor
ondernemingen om toegang te krijgen tot fondsen. De herziening van het Financieel Reglement zal
het voor kleine ondernemingen gemakkelijker maken om deel te nemen aan
financieringsprogramma’s, bijvoorbeeld door de regels te vereenvoudigen, de
deelnemingskosten te drukken, de toekenningsprocedures te versnellen en een
centraal aanspreekpunt te creëren om vlotter toegang te krijgen tot Europese
financiering. Er wordt een nieuw systeem van vaste bedragen voorgesteld. Deze kenmerken beantwoorden aan de behoeften
die belanghebbenden kenbaar hebben gemaakt in de openbare raadpleging over de
toekomst van het kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie (CIP): ·
administratieve procedures en de procedures van het
Enterprise Europe Network vereenvoudigen door de voorbereiding van voorstellen
te vereenvoudigen; ·
meer gebruik maken van vaste bedragen, vaste
tarieven; ·
de voorwaarde schrappen om personeelsleden te
vermelden die aan een project werken; ·
administratieve documenten vereenvoudigen die voor
contracten moeten worden ingediend; ·
de voorwaarde schrappen voor particuliere
begunstigen om bankgaranties voor te leggen. Het programma zal rekening houden met deze
voorstellen door optimaal gebruik te maken van het nieuw Europees Financieel
Reglement en zal extra aandacht besteden aan de verdere vereenvoudiging van de
rapportagevereisten, onder meer door vaker te werken met onlinerapportage. Om
kmo’s vlotter toegang te geven tot financiering zullen ook de deelname‑ en
subsidiabiliteitsregels voor alle toekomstige Europese financieringsprogramma’s
zo veel mogelijk op elkaar worden afgestemd. Financiële instrumenten zijn op zich voor
ondernemingen eenvoudig, aangezien deze bij hun bank of durfkapitaalfonds een
gewone financieringsaanvraag indienen in plaats van een projectvoorstel voor
een subsidie. Wat de financiële instrumenten betreft die toegepast zullen
worden door het Europees Investeringsfonds (EIF) of door andere in aanmerking
komende financiële instellingen, zullen de administratieve vereisten van de
financiële instrumenten geregeld worden door het Commissievoorstel voor platforms
voor eigen en vreemd vermogen en het herzien Financieel Reglement. De regels
zullen zo veel mogelijk vereenvoudigd worden om tot een evenwicht te komen
tussen rapportageverplichtingen voor tussenpersonen en begunstigden enerzijds
en solide financieel beheer, met auditvereisten, anderzijds. Bovendien zal de Commissie de door het EACI
ontwikkelde vereenvoudigde procedures voor soortgelijke projecten overnemen.
Beste praktijken zullen gedeeld worden, bijvoorbeeld over vereenvoudigingen die
het EACI heeft ingevoerd in subsidieovereenkomsten, contracten en procedures.
Mogelijke andere vereenvoudigingen omvatten flexibelere uitvoeringsvoorwaarden
voor subsidieovereenkomsten om wijzigingen achteraf te vermijden. RESULTATEN VAN DE RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDE
PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELINGEN Raadpleging van belanghebbende partijen Het CIP loopt tot 31 december 2013. In het
kader van het effectbeoordelingsproces voor een vervolgprogramma organiseerde
de Commissie een openbare raadpleging onder een groot publiek van overheids‑ en
privéorganisaties en personen. Deze raadpleging verliep in vier stappen: –
een online-enquête (met een specifieke enquête over
financiële instrumenten[7])
van 8 november 2010 tot 11 februari 2011; –
een openbare conferentie op 25 januari 2011; –
vergaderingen met vertegenwoordigers van de
lidstaten in het Comité van het programma voor ondernemerschap en innovatie
(EIP) en in de gezamenlijke vergadering van de CIP-comités; –
een vergadering van de Strategische Adviesraad van
het CIP op 2 februari 2011. De raadpleging bevestigde dat vele delen van
het huidige programma goed werken en dat er een ruime consensus bestaat om een
EU-programma te behouden om kmo’s te ondersteunen en een gunstig
ondernemingsklimaat te creëren. Kwesties over de toegang tot financiering voor
kmo’s werden ook besproken op vergaderingen van het SME Finance Forum in
september 2010 en maart 2011. Evaluatie van het huidige programma In het kader van het huidige CIP[8] worden er
evaluaties uitgevoerd op het niveau van de specifieke programma’s en op het
niveau van het kaderprogramma. De meeste maatregelen van het voorgestelde
programma liggen in het verlengde van maatregelen in het kader van het
programma voor ondernemerschap en innovatie en van het CIP. De belangrijkste bevindingen van de
EIP-evaluaties worden hieronder samengevat. Tussentijdse evaluatie In de tussentijdse EIP-evaluatie werden de
eerste resultaten van het EIP beoordeeld, met speciale aandacht voor de
oprichting van het Enterprise Europe Network en de impact van de financiële
instrumenten die in het kader van het EIP en zijn voorloper zijn gefinancierd.
De evaluatie bevestigde dat de doelstellingen van het EIP de grootste
hinderpalen en beperkingen voor Europese kmo’s efficiënt hadden weggenomen,
zoals de regelgevende en administratieve belasting en de beperkte toegang tot
financiering. De door het EIP ondersteunde financiële instrumenten zijn nodig
gezien de markttekortkomingen en reiken een oplossing aan voor de financiële
beperkingen waarmee nieuwe en groeiende kmo’s in de hele Unie worden
geconfronteerd. De financiële EIP-instrumenten werden beschouwd als een
innovatieve manier om markttekortkomingen op het gebied van kmo-financiering
weg te werken. Aanbevelingen voor verdere verbeteringen: ·
een standaardpakket van monitoringindicatoren
samenstellen om de vooruitgang van het programma bij te houden en te
rapporteren; ·
de feedbackfunctie van het Enterprise Europe
Network verbeteren; ·
de structuur van het EIP vereenvoudigen om het
verband te verbeteren tussen afzonderlijke acties en algemene
EIP-doelstellingen. Eindevaluatie In de EIP-eindevaluatie[9] werden de
relevantie, doelmatigheid, doeltreffendheid, informatie en bewustmaking, het
nut en de duurzaamheid van het programma beoordeeld, met specifieke aandacht
voor de kernonderdelen: financiële instrumenten, Enterprise Europe Network en
innovatie. Bij de evaluatie werden belanghebbenden en begunstigden uitgebreid
geraadpleegd aan de hand van enquêtes en interviews. De resultaten van de evaluatie zijn
bemoedigend. Volgens de ondervraagden was het EIP goed op weg om de beoogde
impact te bereiken en pakt het op zeer efficiënte wijze op Europees niveau de
behoeften, problemen en kwesties aan waarvoor het opgezet was. De doelstellingen werden beschouwd als zeer
relevant voor de behoeften van ondernemingen en in overeenstemming met de
doelstellingen van Europa 2020. De evaluatie wees uit dat het programma
eindgebruikers, en vooral kmo’s, op een efficiënte manier ten goede kwam. Van
de EIP-maatregelen, vooral de financiële instrumenten, werd gezegd dat die de
juiste omstandigheden creëerden voor herhaling op de markt. De volgende aanbevelingen werden gedaan om de
invoering van het EIP nog te verbeteren: ·
een systematisch beheersproces ontwikkelen om
horizontale doelstellingen na te streven binnen het programma en de
doelstellingen op hoog niveau te koppelen aan specifieke gefinancierde acties
en maatregelen; ·
een duidelijker verband leggen met andere elementen
van het ondernemingsbeleid, bijvoorbeeld met referenties naar de prioriteiten
in de Small Business Act of relevante vlaggenschipinitiatieven van Europa 2020; ·
het monitoringsysteem en de monitoringindicatoren
verder ontwikkelen, die weliswaar een waardevolle bijdrage leveren aan de
beoordeling van de prestaties van het programma, maar nog bijgestuurd moeten
worden. Er gaat al meer aandacht uit naar het meten
van de prestaties en naar prestatie-indicatoren in het huidige programma en dit
krijgt ook een centrale plaats in het nieuwe programma. Dit nieuwe programma
zal rekening houden met de bovenstaande aanbevelingen, vooral door de
actiestrategie van het programma te versterken, waardoor het nauwer aansluit
bij de strategische prioriteiten van de EU. Effectbeoordeling Er werd een effectbeoordeling uitgevoerd van
alle instrumenten in het programma en bij dit Commissievoorstel gevoegd.
Daarbij werden vier mogelijke opties in overweging genomen: –
optie 1, ongewijzigd beleid, met dezelfde elementen
inzake concurrentievermogen en kmo’s die het EIP naar verwachting in 2013 zal
omvatten; –
optie 2 zou alle huidige financiële maatregelen
stopzetten; –
optie 3b houdt een voortzetting van de huidige
werkingssfeer van de maatregelen in, met een evenwichtige uitbreiding van het
budget; –
optie 3c betekent een gerichte uitbreiding van het
budget, waarbij de financiële steun beperkt wordt tot de financiële
instrumenten en het Enterprise Europe Network. De effectbeoordeling kwam tot de conclusie dat
een beperkte verhoging van het budget de beste optie is omdat dit een
evenwichtige benadering zou opleveren voor een vergroting van de efficiëntie,
de kritische massa, de coherentie en de doeltreffendheid en voor het wegwerken
van tekortkomingen op de markt en in de regelgeving. Op advies van het effectbeoordelingscomité
werd het verslag als volgt bijgesteld: –
de resultaten van de evaluatie en de meningen van
de belanghebbenden werden in de tekst uitgebreider beschreven; –
de sociale impact werd grondiger geanalyseerd; –
de coherentie van het beleid en de samenhang met
andere EU-programma’s werd in het verslag grondiger beoordeeld en toegelicht. JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL Rechtsgrondslag Het voorstel is gebaseerd op de artikelen 173
en 195 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Het omvat de volgende bepalingen: –
artikel 1 stelt het programma vast; –
artikel 2 bepaalt de algemene doelstellingen en
artikel 3 de specifieke doelstellingen; –
artikel 4 beschrijft het budget van het programma; –
artikel 5 gaat over de deelname van derde landen; –
de artikelen 6, 7, 8 en 9 beschrijven de
actiegebieden van het programma; –
artikel 10 bepaalt het jaarlijks werkprogramma voor
uitvoering; –
artikel 11 bepaalt het bereik van door de Commissie
te nemen ondersteunende maatregelen; –
artikel 12 beschrijft de bepalingen voor monitoring
en evaluatie; –
artikel 13 beschrijft de vormen van financiële
steun; –
artikel 14 geeft informatie over de toepassing van
de financiële instrumenten; –
artikel 15 beschrijft de voorwaarden voor de
bescherming van de financiële belangen van de Unie; –
artikel 16 legt voorwaarden op aan het comité; –
de artikelen 17, 18 en 19 beschrijven gedelegeerde
handelingen, de uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie en bevatten bepalingen
voor de spoedprocedure; –
artikel 20 stelt de datum voor de inwerkingtreding
van deze verordening vast. Subsidiariteits- en
evenredigheidsbeginsel De voorgestelde EU-maatregelen zijn in
overeenstemming met het Verdrag van Lissabon omdat zij specifiek gericht zijn
op tekortkomingen in het beleid, zoals het gebrek aan coördinatie en
doeltreffende netwerkvorming, en markttekortkomingen, zoals ongelijke
informatieverspreiding, die alleen op EU-niveau kunnen worden aangepakt. Het
opzetten van een gecoördineerd en geconsolideerd beleid wordt beschouwd als
zeer waardevol om belangrijke belanghebbenden samen te brengen, kennis, ideeën
en problemen uit te wisselen en overheden en de samenleving in het algemeen
meer bewust te maken. Geen van de in het kader van het toekomstige
programma overwogen maatregelen houdt maatregelen op EU-niveau in die nationale
initiatieven vervangen, of bindende beslissingen op EU-niveau. De maatregelen
van de EU zijn bedoeld om de nationale maatregelen doeltreffender te maken door
die een EU-dimensie te geven, door een betere coördinatie en door het wegnemen
van grensoverschrijdende hinderpalen voor samenwerking via privéactoren of
overheden. De samenwerking tussen nationale en regionale actoren en structuren
wordt aangemoedigd door middel van horizontale netwerkvormig in plaats van
verticale centralisering. Het optreden van de EU moet evenredig zijn,
wat betekent dat de geleverde inspanningen en middelen volledig gerechtvaardigd
moeten zijn door de doelstellingen. In dit opzicht en gezien de uitdagingen
waarmee de Europese economie wordt geconfronteerd, zullen de omvang en schaal
van het EU-optreden naar verwachting een positieve uitwerking hebben in heel
Europa door geldaantrekkende en multiplicatoreffecten. Gezien de budgettaire
beperkingen zijn de voorgestelde maatregelen op EU-niveau zorgvuldig
geselecteerd om de toegevoegde waarde op EU-niveau aan te tonen. Op basis van de bovenstaande analyse kan
worden besloten dat de voorgestelde maatregelen op EU-niveau om ondernemerschap
en concurrentievermogen te bevorderen volledig gerechtvaardigd zijn, vooral
gelet op de behoeften van kmo’s. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING De kredieten voor de uitvoering van het
programma voor de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2020
bedragen 2,522 miljard euro[10]. 2011/0394 (COD) Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN
DE RAAD tot vaststelling van een programma voor het
concurrentievermogen van ondernemingen en voor kleine en middelgrote
ondernemingen (2014 - 2020) (Voor de EER relevante tekst) HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN
DE EUROPESE UNIE, Gezien het Verdrag betreffende de werking van
de Europese Unie, en met name de artikelen 173 en 195, Gezien het voorstel van de Europese Commissie, Na toezending van het ontwerp van
wetgevingshandeling aan de nationale parlementen, Gezien het advies van het Europees Economisch
en Sociaal Comité, Gezien het advies van het Comité van de
Regio’s, Handelend volgens de gewone
wetgevingsprocedure, Overwegende hetgeen volgt: (1)
De Commissie heeft de Mededeling “Europa 2020 – Een
strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei”[11] (hierna
“de Europa 2020-strategie”) in maart 2010 goedgekeurd. De mededeling werd door
de Europese Raad in juni 2010 bekrachtigd. De Europa 2020-strategie is een
reactie op de economische crisis en is bedoeld om Europa op het volgende
decennium voor te bereiden. Het stelt vijf ambitieuze doelstellingen vast
inzake klimaat en energie, werkgelegenheid, innovatie, onderwijs en sociale
inclusie die in 2020 bereikt moeten zijn en legt essentiële groeifactoren vast
die Europa dynamischer en concurrerender moeten maken. Er wordt ook benadrukt hoe
belangrijk het is om de groei van de Europese economie te stimuleren en te
komen tot een hoog niveau van werkgelegenheid, een koolstofarme en
energie-efficiënte economie die weinig hulpbonnen verbruikt, en sociale
cohesie. (2)
Om zeker te zijn dat ondernemingen een centrale rol
spelen bij de verwezenlijking van economische groei in Europa, heeft de
Commissie in oktober 2010 een mededeling goedgekeurd met de titel “Een
geïntegreerd industriebeleid in een tijd van mondialisering:
concurrentievermogen en duurzaamheid centraal stellen”[12] die de
Europese Raad in de conclusies van december 2010 heeft bekrachtigd. Dit is een
vlaggenschipinitiatief van de Europa 2020-strategie. De mededeling tekent een
strategie uit om meer groei en banen te creëren door in Europa een sterke,
diverse en concurrerende industriële basis te behouden en te ondersteunen,
vooral door de raamvoorwaarden voor ondernemingen te verbeteren en door diverse
aspecten van de eengemaakte markt, waaronder bedrijfsgerelateerde diensten, te
versterken. (3)
In juni 2008 keurde de Commissie de mededeling
“Denk eerst klein - Een Small Business Act voor Europa”[13] goed die
in december 2008 door de Europese Raad werd bekrachtigd. De Small Business Act
(SBA) reikt een uitgebreid beleidskader aan voor kleine en middelgrote
ondernemingen (kmo’s), bevordert ondernemerschap en verankert het beginsel
“Denk eerst klein” in wetgeving en beleid om zo het concurrentievermogen van
kmo’s te versterken. De SBA stelt tien beginselen vast en omvat beleids‑ en
wetgevingsmaatregelen om het groei- en werkgelegenheidspotentieel van kmo’s te
bevorderen. De uitvoering van de SBA helpt om de doelstellingen van de Europa
2020-strategie te bereiken. Er werden reeds diverse maatregelen voor kmo’s
vastgelegd in de vlaggenschipinitiatieven. (4)
De mededeling van de Commissie met de titel
“Evaluatie van de Small Business Act voor Europa”[14] van
februari 2011, die in mei 2011 door de Raad Concurrentievermogen werd
bekrachtigd, maakt de inventaris op van de uitvoering van de SBA en beoordeelt
de behoeften van kmo’s die actief zijn in het huidige economische klimaat,
waarin ze steeds moeilijker toegang krijgen tot financiering en tot de markten.
Deze evaluatie geeft een overzicht van de vooruitgang die in de eerste twee
jaar van de SBA is geboekt, stelt nieuwe maatregelen vast om in te spelen op
door belanghebbenden gemelde uitdagingen als gevolg van de economische crisis
en stelt manieren voor om de respons en de uitvoering van de SBA te verbeteren
met een duidelijke rol voor de voornaamste belanghebbenden en
bedrijfstakorganisaties. (5)
In het op 29 juni 2011 goedgekeurde voorstel voor
een verordening van de Raad tot bepaling van het meerjarig financieel kader
voor de jaren 2014-2020[15]
stelt de Commissie een pakket wetgevingsvoorstellen en documenten vast voor de
begroting 2014-2020 van de Unie. Dit meerjarig financieel kader beschrijft hoe
de beleidsdoelstellingen van meer groei en meer banen in Europa kunnen worden
bereikt en hoe een koolstofarme en meer milieubewuste economie en een
internationaal prominent Europa kunnen worden gecreëerd. (6)
Om bij te dragen aan de versterking van het
concurrentievermogen en de duurzaamheid van EU-ondernemingen, vooral kmo’s, aan
de versterking van de kennismaatschappij en aan een ontwikkeling gebaseerd op
een evenwichtige economische groei moet een programma voor het
concurrentievermogen van ondernemingen en voor kmo’s (hierna “het programma”)
worden vastgesteld. (7)
De Commissie heeft zich ertoe verbonden
klimaatmaatregelen op te nemen in financieringsprogramma’s van de Unie en om ten
minste 20% van de begroting van de Unie aan klimaatgerelateerde doelstellingen
te besteden. Het is van belang ervoor te zorgen dat de beperking van en
aanpassing aan de klimaatverandering en risicopreventie bij de voorbereiding,
het ontwerp en de uitvoering van het programma worden bevorderd. Maatregelen in
het kader van de verordening moeten bijdragen aan de bevordering van de
omschakeling naar een koolstofarme en uit klimaatoogpunt veerkrachtige economie
en maatschappij. (8)
Het concurrentiebeleid van de Unie is bedoeld om de
institutionele en beleidsregelingen in te voeren die de juiste omstandigheden
creëren waarin bedrijven op duurzame wijze kunnen groeien. Een betere
productiviteit is de sterkste stimulans voor duurzame inkomstengroei die op
zijn beurt bijdraagt tot een verbetering van de levensstandaard.
Concurrentievermogen wordt ook bepaald door de mate waarin een bedrijf optimaal
gebruik kan maken van geboden kansen, zoals de Europese eengemaakte markt. Dit
is vooral belangrijk voor kmo’s die 99% van de ondernemingen in de Unie
uitmaken, twee op drie bestaande banen in de privésector en 80% van de nieuwe
banen verschaffen en goed zijn voor meer dan de helft van de totale toegevoegde
waarde die door ondernemingen in de Unie is gecreëerd. Kmo’s zijn
een essentiële motor voor economische groei, werkgelegenheid en sociale
integratie. (9)
Concurrentievermogen is de voorbije jaren een
belangrijk aspect geworden in de beleidsvorming van de Unie, als gevolg van de
tekortkomingen van de markt en het beleid en van institutionele tekortkomingen
die het concurrentievermogen van de EU-ondernemingen, en met name van kmo’s,
ondermijnen. (10)
Het programma moet dan ook markttekortkomingen
aanpakken die het concurrentievermogen van de economie van de Unie op
wereldschaal aantasten, vooral door factoren die het voor ondernemingen
moeilijker maken om met ondernemingen in andere delen van de wereld te
concurreren. (11)
Het programma moet zich vooral richten tot kmo’s,
zoals gedefinieerd in Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie van 6 mei 2003
betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen[16]. Er moet
vooral aandacht worden besteed aan micro-ondernemingen, ondernemingen die
ambachtelijke activiteiten verrichten en sociale ondernemingen. Aandacht moet
ook worden besteed aan de specifieke kenmerken en vereisten van jonge
ondernemers, nieuwe en potentiële ondernemers en vrouwelijke ondernemers,
alsmede voor specifieke doelgroepen, zoals migranten en ondernemers uit sociaal
benadeelde of kwetsbare groepen, zoals personen met een functiebeperking. Het
programma moet oudere burgers ook aanmoedigen om ondernemer te worden of te
blijven en tweede kansen voor ondernemers bevorderen. (12)
Veel problemen rond concurrentievermogen in de Unie
zijn te wijten aan het feit dat kmo’s moeilijk toegang hebben tot financiering
omdat zij hun kredietwaardigheid niet goed kunnen aantonen en moeilijk toegang
krijgen tot durfkapitaal. Dit heeft een negatief effect op het aantal en de
kwaliteit van de nieuw opgerichte ondernemingen en op de groei van
ondernemingen. De toegevoegde waarde van de voorgestelde financiële
instrumenten ligt voor de Unie onder meer in de versterking van de eengemaakte
markt voor durfkapitaal en in de ontwikkeling van een pan-Europese
financieringsmarkt voor kmo’s. De maatregelen van de Unie moeten een aanvulling
zijn op het gebruik door de lidstaten van financiële instrumenten voor kmo’s.
De organisaties die zijn belast met de uitvoering van de maatregelen, moeten
zorgen voor additionaliteit en dubbele financiering met EU-middelen vermijden. (13)
Het Enterprise Europe Network heeft zijn
toegevoegde waarde voor Europese kmo’s als centraal aanspreekpunt inzake
bedrijfsondersteuning bewezen door ondernemingen te helpen hun
concurrentievermogen te versterken en op de eengemaakte markt en daarbuiten
geboden mogelijkheden te benutten. Methoden, werkwijzen en voorwaarden met een
Europese dimensie rond bedrijfsondersteunende diensten kunnen alleen op
EU-niveau worden gestroomlijnd. Het EEN heeft kmo’s met name geholpen om
bedrijfspartners te vinden voor samenwerking of technologieoverdracht en advies
gegeven over financieringsbronnen en intellectuele eigendom en over
eco-innovatie en duurzame productie. Het heeft ook feedback gevraagd over de
wetgeving en normen van de Unie. De unieke expertise van het netwerk is vooral
belangrijk om een ongelijke informatieverspreiding te vermijden en om de met
grensoverschrijdende transacties gepaard gaande transactiekosten te verlagen. (14)
De beperkte internationalisering van kmo’s binnen
en buiten Europa beïnvloedt hun concurrentievermogen. Volgens schattingen doet
momenteel 25% van de kmo’s in de Unie aan export of heeft dat in de afgelopen
drie jaar gedaan, waarbij slechts 13% daarvan regelmatig buiten de Unie
exporteert en slechts 2% in het buitenland heeft geïnvesteerd. In
overeenstemming met de Small Business Act, die de Unie en de lidstaten ertoe
aanzette om kmo’s te ondersteunen en aan te moedigen om van de groeiende
markten buiten de Unie te profiteren, ondersteunt de EU een netwerk van
Europese bedrijfstakorganisaties op meer dan twintig buitenlandse markten. Het
verleent financiële steun aan het Centrum voor industriële samenwerking
EU-Japan, bedrijfsorganisaties in Hong Kong, Maleisië en Singapore en aan het
Europees bedrijfs- en technologiecentrum in India, EU-kmo-centra in China en
Thailand en de China IPR SME Helpdesk. De Europese toegevoegde waarde wordt
gecreëerd door de nationale inspanningen op dit vlak te bundelen, overlappingen
te vermijden, samenwerking te bevorderen en diensten aan te bieden die niet
over de nodige kritische massa zouden beschikken als zij op nationaal niveau
werden aangeboden. (15)
Om het concurrentievermogen van Europese
ondernemingen, vooral kmo’s, te verbeteren, moeten de lidstaten en de Commissie
een gunstig ondernemingsklimaat creëren. Er moet vooral aandacht worden besteed
aan de belangen van de kmo’s en de sectoren waarin zij het meest actief zijn.
Er moeten initiatieven op het niveau van de Unie worden genomen om gelijke
concurrentievoorwaarden voor kmo’s te ontwikkelen en om informatie en kennis op
Europese schaal uit te wisselen. (16)
Nog een factor die het concurrentievermogen
beïnvloedt, is de vrij zwakke ondernemingszin in de Unie. Slechts 45% van de
EU-burgers (en minder dan 40% van de vrouwen) zou graag als zelfstandige
werken, vergeleken met 55% van de bevolking in de VS en 71% in China[17].
Voorbeeld- en katalysatorfuncties, zoals Europese prijzen en conferenties, en
maatregelen die de coherentie en consistentie versterken, zoals benchmarking en
uitwisseling van beste praktijken, leveren een grote Europese toegevoegde
waarde op. (17)
Wereldwijde concurrentie, demografische
veranderingen, beperkte hulpbronnen en nieuwe maatschappelijke tendensen
creëren voor sommige sectoren uitdagingen en kansen. Bijvoorbeeld
ontwerpgebaseerde sectoren die voor wereldwijde uitdagingen staan en gekenmerkt
worden door een hoog percentage van kmo’s, moeten zich aanpassen om de
voordelen te grijpen en het onbenutte potentieel aan te boren van de grote
vraag naar gepersonaliseerde, inclusieve producten. Omdat deze uitdagingen
gelden voor alle kmo’s in de Unie in deze sectoren, is een gezamenlijke
inspanning op het niveau van de Unie noodzakelijk. (18)
Zoals beschreven in de Mededeling van de Commissie
van 30 juni 2010 “Europa, toeristische topbestemming in de wereld – een nieuw
beleidskader voor het toerisme in Europa”[18], die bekrachtigd werd in de conclusies van
de Europese Raad in oktober 2010, is toerisme een belangrijke sector van de
Europese economie. Ondernemingen in deze sector leveren een aanzienlijke
bijdrage aan het bruto binnenlands product (bbp) en de schepping van nieuwe
banen de Unie en hebben een groot potentieel voor de ontwikkeling van
ondernemingsactiviteiten, omdat deze sector voornamelijk uit kmo’s bestaat. Het
Verdrag van Lissabon erkent het belang van toerisme en stelt de specifieke
bevoegdheden van de Unie vast die op dit gebied de maatregelen van de lidstaten
moeten aanvullen. Er is een duidelijke toegevoegde waarde voor het
toerisme-initiatief op het niveau van de Unie, vooral door de
beschikbaarstelling van gegevens en analyses, door transnationale
promotiestrategieën te ontwikkelen en beste praktijken uit te wisselen. (19)
Het programma moet maatregelen aangeven voor de
doelstellingen, de benodigde financiële middelen om deze doelstellingen te
bereiken; verschillende soorten uitvoeringsmaatregelen en de regelingen voor
monitoring en evaluatie en voor de bescherming van de financiële belangen van
de Unie. (20)
Het programma moet een aanvulling zijn op andere
programma’s van de Unie en tegelijk erkennen dat elk instrument volgens zijn
eigen specifieke procedures moet werken. Dezelfde subsidiabele kosten mogen dus
geen twee keer gefinancierd worden. Teneinde toegevoegde waarde en een
aanzienlijke impact van de EU-financiering te bereiken, moeten nauwe synergieën
tussen het programma, andere programma’s van de Unie en de structuurfondsen
worden ontwikkeld. (21)
Er moet rekening gehouden worden met de beginselen
van transparantie en gelijke kansen voor mannen en vrouwen bij alle relevante
initiatieven en maatregelen in het kader van het programma. Naleving van
mensenrechten en fundamentele vrijheid voor alle burgers moet in deze
initiatieven en activiteiten ook in overweging worden genomen. (22)
Deze verordening moet, voor de hele looptijd van
het programma, een financieel kader vastleggen dat het voornaamste
referentiepunt vormt, in de zin van punt 17 van het Interinstitutioneel Akkoord
van XX/YY/201Z tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie
betreffende samenwerking in begrotingszaken en over de begrotingsdiscipline en
een goed financieel beheer[19],
voor de begrotingsautoriteit tijdens de jaarlijkse begrotingsprocedure. (23)
Om te bewerkstelligen dat de financiering beperkt
blijft tot het wegwerken van tekortkomingen van de markt, het beleid en de
instellingen en om marktverstoringen te vermijden, moet de financiering van het
programma voldoen aan de regels inzake overheidssteun van de Unie. (24)
De Overeenkomst inzake de Europese Economische
Ruimte en de protocollen bij associatieovereenkomsten bepalen dat de landen die
betrokken zijn bij de programma’s van de Unie kunnen deelnemen. Ook andere
derde landen moeten kunnen deelnemen als overeenkomsten en procedures daarin
voorzien. (25)
Het programma moet gemonitord en geëvalueerd worden
om aanpassingen mogelijk te maken. (26)
De financiële belangen van de Unie moeten beschermd
worden door passende maatregelen, waaronder preventie, opsporing en onderzoek
van onregelmatigheden, terugvordering van verloren, ten onrechte betaalde of
onjuist gebruikte fondsen en, waar nodig, boetes, in elke fase van de
uitgavencyclus. (27)
Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de
uitvoering van deze verordening, moeten aan de Commissie
uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend om een jaarlijks werkprogramma voor de
uitvoering van het programma te kunnen goedkeuren. Deze bevoegdheden moeten
worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het
Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de
algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop
de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie
controleren[20]. (28)
De bevoegdheid om handelingen vast te stellen ten
aanzien van specifieke regels voor deelname en outsourcing van bepaalde taken
moet overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de
Europese Unie aan de Commissie worden overgedragen. Het is van bijzonder belang
dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden de tot passende
raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau. (29)
De Commissie moet bij de voorbereiding en
opstelling van de gedelegeerde handelingen ervoor zorgen dat de desbetreffende
documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig worden toegezoncen aan het
Europees Parlement en de Raad. HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING
VASTGESTELD: HOOFDSTUK I
Onderwerp Artikel 1
Vaststelling Een programma voor maatregelen van de Unie om
het concurrentievermogen te verbeteren van ondernemingen, met het accent op
kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) (hierna “het programma”), wordt
vastgesteld voor de periode van 1 januari 2014 tot 31 december 2020. Artikel 2
Algemene doelstellingen 1.
Het programma draagt bij aan de volgende algemene
doelstellingen, waarbij bijzondere aandacht wordt besteed aan de specifieke
behoeften van kmo’s op Europees en wereldniveau. (a)
versterking van het concurrentievermogen en de
duurzaamheid van de EU-ondernemingen, onder meer in de toeristische sector; (b)
aanmoediging van een ondernemerscultuur en
bevordering van de oprichting en de groei van kmo’s. 2.
De verwezenlijking van de in lid 1 genoemde
doelstellingen wordt gemeten met de volgende indicatoren: (c)
het groeipercentage van de industriële sector van
de Unie in verhouding tot de totale stijging van het bruto binnenlands product
(bbp); (d)
de groei van de industriële productie in de Unie in
eco-ondernemingen; (e)
de veranderingen in de administratieve belasting
voor kmo’s; (f)
kmo-groei op het gebied van toegevoegde waarde en
aantal werknemers; (g)
en kmo-omlooptijd. 3.
Het programma ondersteunt de uitvoering van de Europa
2020-strategie en draagt bij aan het bereiken van de doelstelling van een
“slimme, duurzame en inclusieve groei”. In het bijzonder draagt het programma
bij aan de hoofddoelstelling inzake werkgelegenheid. HOOFDSTUK II
Specifieke doelstellingen en actiegebieden Artikel 3
Specifieke doelstellingen 1.
De specifieke doelstellingen van het programma
zijn: a) verbetering van de raamvoorwaarden voor
het concurrentievermogen en de duurzaamheid van de ondernemingen in de Unie,
waaronder in de toeristische sector; b) bevordering van ondernemerschap,
waaronder bij specifieke doelgroepen; c) verbetering van de toegang voor kmo’s tot
financiering in de vorm van eigen vermogen en schuld; d) verbetering van de toegang tot markten
binnen de Unie en wereldwijd. 2.
De noodzakelijke aanpassing van ondernemingen aan
een koolstofarme, klimaatbestendige, energie- en hulpbronnenefficiënte economie
wordt bij de uitvoering van het programma bevorderd. 3.
Om de impact van het programma te meten ten aanzien
van het bereiken van de specifieke doelstellingen waarnaar in lid 1 wordt
verwezen, worden prestatie-indicatoren gebruikt. Die indicatoren zijn
uiteengezet in bijlage I. Artikel 4
Budget 4.
Het financiële kader voor de uitvoering van het
programma bedraagt 2,522 miljard euro, waarvan ongeveer 1,4 miljard euro aan
financiële instrumenten zal worden toegewezen. 5.
Het financiële kader, dat wordt vastgesteld in het
kader van deze verordening, kan ook de kosten dekken met betrekking tot
activiteiten in verband met voorbereiding, monitoring, controle, audits en
evaluaties die vereist zijn voor het beheer van het programma en het
verwezenlijken van de doelstellingen; in het bijzonder studies, vergaderingen
van deskundigen, informatie- en communicatieacties, met inbegrip van
bekendmaking van de beleidsprioriteiten van de Unie voor zover deze verband
houden met de algemene doelstellingen van de verordening, kosten die gepaard
gaan met de IT-netwerken die gericht zijn op informatieverwerking en ‑uitwisseling,
samen met alle andere kosten voor technische en administratieve bijstand die de
Commissie maakt voor het beheer van het programma. 6.
De financiële middelen kunnen ook de kosten voor
technische en administratieve bijstand dekken die nodig zijn voor de overgang
tussen het programma en de in het kader van Besluit nr. 1639/2006/EG van het
Europees Parlement en de Raad[21]
vastgestelde maatregelen. Indien nodig kunnen in de begroting voor de jaren na
2020 kredieten worden opgenomen om vergelijkbare uitgaven te dekken, zodat
maatregelen die per 31 december 2020 nog niet zijn voltooid verder kunnen
worden beheerd. Artikel 5
Deelname van derde landen 7.
Het programma staat open voor de deelname van: a) landen van de Europese
Vrijhandelsassociatie (EVA) die lid zijn van de Europese Economische Ruimte
(EER), in overeenstemming met de in de EER-overeenkomst genoemde voorwaarden,
en andere Europese landen wanneer de overeenkomsten en procedures dit mogelijk
maken; b) toetredende landen, kandidaat-lidstaten
en potentiële kandidaat-lidstaten in overeenstemming met de algemene beginselen
en voorwaarden voor de deelname van deze landen aan programma’s van de Unie die
werden vastgesteld in de desbetreffende raamovereenkomsten en besluiten van de
Associatieraad, of soortgelijke regelingen; c) landen die onder het toepasssingsgebied
van het Europees nabuurschapsbeleid vallen, indien de overeenkomsten en
procedures dit mogelijk maken en in overeenstemming met de algemene beginselen
en voorwaarden voor de deelname van deze landen aan programma's van de Unie,
die zijn vastgesteld in het kader van de desbetreffende raamovereenkomsten,
protocollen bij associatieovereenkomsten en besluiten van de Associatieraad. 8.
Organisaties die zijn opgericht in de landen
waarnaar wordt verwezen in lid 1, ingeval de voorwaarden in dat lid niet
vervuld zijn of wanneer die landen besluiten niet deel te nemen aan het
programma, of organisaties die zijn opgericht in andere derde landen, kunnen
deelnemen aan acties in het kader van deze verordening. 9.
Dergelijke organisaties hebben geen recht op
financiële bijdragen van de Unie, tenzij dit onontbeerlijk is voor het
programma, met name op het gebied van concurrentievermogen en markttoegang voor
EU-ondernemingen. Deze uitzondering geldt niet voor organisaties die winst
maken. Artikel 6
Acties ter verbetering van de raamvoorwaarden voor het concurrentievermogen
en de duurzaamheid van EU-ondernemingen 10.
De Commissie ondersteunt acties ter verbetering en
versterking van het concurrentievermogen en de duurzaamheid van
EU-ondernemingen, in het bijzonder kmo’s, om de doeltreffendheid, coherentie en
consistentie van nationale beleidsprogramma’s ter bevordering van het
concurrentievermogen, de duurzaamheid en de groei van ondernemingen in Europa
te verbeteren. 11.
De Commissie kan acties ondersteunen die bedoeld
zijn om nieuwe concurrentievermogenstrategieën te ontwikkelen. Dergelijke
acties kunnen het volgende omvatten: a) maatregelen om het ontwerp, de uitvoering
en de evaluatie van beleid met betrekking tot concurrentievermogen en
duurzaamheid van ondernemingen, met inbegrip van weerbaarheid ten aanzien van
rampen, te verbeteren en om de ontwikkeling van passende infrastructuren,
clusters van wereldklasse en zakelijke netwerken, raamvoorwaarden en de
ontwikkeling van duurzame producten, diensten en processen te waarborgen; b) maatregelen om de samenwerking bij de
beleidsvorming en de uitwisseling van goede praktijken tussen de lidstaten,
andere landen die aan het programma deelnemen en de belangrijkste concurrenten
van de Unie aan te moedigen, en om de internationale aspecten van het beleid
inzake concurrentievermogen aan te pakken. c) ondersteuning voor de ontwikkeling van
een kmo-beleid en samenwerking tussen beleidmakers, voornamelijk met het oog op
een betere toegankelijkheid van programma’s en maatregelen voor kmo’s. 12.
De Commissie kan initiatieven ondersteunen die de
opkomst van concurrerende sectoren versnellen dankzij sectoroverschrijdende
activiteiten in gebieden die worden gekenmerkt door een hoog percentage kmo’s
en die een grote bijdrage leveren aan het bbp van de Unie. Dergelijke
initiatieven bevorderen de ontwikkeling van nieuwe markten en de levering van
goederen en diensten op basis van de meest concurrerende bedrijfsmodellen of
van gewijzigde waardeketens. Zij omvatten initiatieven ter verbetering van de
productiviteit, het efficiënte gebruik van hulpbronnen, de duurzaamheid en het
maatschappelijk verantwoord ondernemen. Artikel 7
Acties ter bevordering van ondernemerschap 13.
De Commissie draagt bij aan de bevordering van
ondernemerschap door de raamvoorwaarden voor de ontwikkeling van
ondernemerschap te verbeteren. De Commissie ondersteunt een ondernemingsklimaat
dat bevorderlijk is voor de ontwikkeling en groei van ondernemingen. 14.
Bijzondere aandacht wordt besteed aan jonge
ondernemers, nieuwe en potentiële ondernemers en vrouwelijke ondernemers,
alsmede aan specifieke doelgroepen. 15.
De Commissie kan maatregelen van de lidstaten
ondersteunen voor het opbouwen van ondernemersopleiding,
ondernemersvaardigheden en ondernemingszin, met name onder potentiële en nieuwe
ondernemers. Artikel 8
Acties ter verbetering van de toegang tot financiering voor kmo’s 16.
De Commissie ondersteunt acties die bedoeld zijn om
de toegang tot financiering voor kmo’s in hun start- en groeifase te verbeteren
en die een aanvulling zijn op het gebruik van financiële instrumenten voor
kmo’s door de lidstaten op nationaal en regionaal niveau. Om complementariteit
te verzekeren, zullen deze acties nauw worden gecoördineerd met acties die in
het kader van het cohesiebeleid en op nationaal niveau worden ondernomen.
Dergelijke acties zijn bedoeld om het aanbod van zowel aandelenfinanciering als
schuldfinanciering te stimuleren. 17.
Als onderdeel van de in lid 1 bedoelde acties
ontwikkelt de Commissie maatregelen, afhankelijk van de vraag op de markt, ter
verbetering van grensoverschrijdende en meerlandenfinanciering, om zo kmo’s te
helpen hun activiteiten in overeenstemming met de EU-wetgeving te
internationaliseren. 18.
Bijzonderheden over de in lid 1 bedoelde acties
zijn opgenomen in bijlage II. Artikel 9
Acties ter verbetering van de markttoegang 19.
Om het concurrentievermogen en de markttoegang voor
EU-ondernemingen verder te verbeteren, blijft de Commissie het Enterprise
Europe Network ondersteunen. 20.
De Commissie kan acties ondersteunen om de toegang
van kmo’s tot de eengemaakte markt te verbeteren, onder meer door
informatieverstrekking en bewustmaking. 21.
Specifieke maatregelen zijn erop gericht de toegang
van kmo’s tot markten buiten de Unie te vergemakkelijken en de bestaande
ondersteunende diensten op die markten te versterken. Kmo’s kunnen in het kader
van het programma worden ondersteund op het gebied van normen en
intellectuele-eigendomsrechten in prioritaire derde landen. 22.
Acties in het kader van het programma kunnen
gericht zijn op de bevordering van internationale industriële samenwerking, met
inbegrip van dialogen over industrie en regelgeving. Specifieke maatregelen
kunnen gericht zijn op de reductie van verschillen tussen de Unie en andere
landen inzake de regelgevingskaders voor industrieproducten, op het
industriebeleid en op de verbetering van het ondernemingsklimaat. HOOFDSTUK III
Uitvoering van het programma Artikel 10
Jaarlijks werkprogramma 23.
Met het oog op de uitvoering van het programma
stelt de Commissie een jaarlijks werkprogramma vast in overeenstemming met de
in artikel 16, lid 2, genoemde onderzoeksprocedure. De jaarlijkse
werkprogramma’s stellen de beoogde doelstellingen, de verwachte resultaten, de
uitvoeringsmethode en het totale bedrag ervan vast. Zij bevatten tevens een
beschrijving van de te financieren acties, een aanwijzing voor het aan elke
actie toegewezen bedrag en een indicatief uitvoeringstijdschema, alsmede
passende indicatoren om erop toe te zien hoe doeltreffend resultaten worden
behaald en doelstellingen worden bereikt. Voor subsidies omvatten zij de
prioriteiten, de essentiële evaluatiecriteria en het maximale
medefinancieringspercentage. 24.
De Commissie voert het programma uit in
overeenstemming met het Financieel Reglement (Verordening (EU) nr. XXX/2012
[nieuw Financieel Reglement]). 25.
Het programma wordt zodanig uitgevoerd dat bij de
ondersteunde acties rekening wordt gehouden met toekomstige ontwikkelingen en
behoeften, in het bijzonder na de tussentijdse evaluatie als bedoeld in artikel
12, lid 3, en dat deze relevant zijn voor markten en economie in ontwikkeling,
en voor maatschappelijk veranderingen. Artikel 11
Ondersteunende maatregelen 26.
Naast de maatregelen in het kader van het
werkprogramma als bedoeld in artikel 10, neemt de Commissie regelmatig
ondersteunende maatregelen, waaronder: a) analyse en monitoring van sectorale en
sectoroverschrijdende concurrentiekwesties; b) opsporen van goede praktijken en
beleidsbenaderingen, en hun verdere ontwikkeling; c) effectbeoordelingen van maatregelen van
de Unie die bijzonder relevant zijn voor het concurrentievermogen van
ondernemingen, met het oog op het identificeren van gebieden van de bestaande
wetgeving die vereenvoudigd moeten worden of van gebieden waarop nieuwe
wetgevingsmaatregelen moeten worden voorgesteld; d) evaluatie van wetgeving die een invloed
heeft op ondernemingen, specifiek industriebeleid en concurrentiegerelateerde
maatregelen. 27.
Deze ondersteunende maatregelen als bedoeld in
lid 1 maken niet noodzakelijkerwijs deel uit van de in artikel 10 genoemde
jaarlijkse werkprogramma’s. Artikel 12
Toezicht en evaluatie 28.
De Commissie zal toezicht houden op de uitvoering
en het beheer van het programma. 29.
De Commissie stelt een jaarlijks toezichtverslag op
waarin de doelmatigheid en de doeltreffendheid van de ondersteunde activiteiten
uit het oogpunt van financiële uitvoering, resultaten en, zo mogelijk, de
impact worden onderzocht. Het verslag bevat informatie over het bedrag van de
klimaatgerelateerde uitgaven en over de impact van de steun in het kader van
klimaatveranderingsdoelstellingen, voor zover de verzameling van deze
informatie geen ongerechtvaardigde administratieve belasting voor kmo’s vormt. 30.
Uiterlijk in 2018 stelt de Commissie een
evaluatieverslag op over de verwezenlijking van de doelstellingen van de in het
kader van het programma ondersteunde acties, op het gebied van resultaten en
impact, het efficiënte gebruik van hulpbronnen en de Europese toegevoegde
waarde daarvan, met het oog op een beslissing over de vernieuwing, wijziging of
opschorting van de maatregelen. Het evaluatieverslag heeft daarnaast ook
betrekking op mogelijke vereenvoudigingen, interne en externe coherentie van
het programma, aanhoudende relevantie van alle doelstellingen, evenals de
bijdrage van de maatregelen aan de prioriteiten van de Unie inzake slimme,
duurzame en inclusieve groei. Het evaluatieverslag houdt rekening met de
evaluatieresultaten betreffende het langetermijneffect van de voorgaande
maatregelen. 31.
Er wordt een evaluatieverslag opgesteld over de
langetermijneffecten en over de duurzaamheid van de impact van de maatregelen,
als inbreng voor een beslissing over een mogelijke vernieuwing, wijziging of
opschorting van een volgende maatregel. 32.
Er wordt een reeks prestatiekernindicatoren
ontwikkeld als basis ter beoordeling van de mate waarin de doelstellingen van
de in het kader van het programma ondersteunde acties zijn bereikt. Zij worden
afgemeten tegen vooraf vastgestelde ijkpunten die de situatie vóór de
uitvoering van de acties weerspiegelen. 33.
Alle betrokken partijen verstrekken de Commissie
alle nodige gegevens en informatie om het toezicht en de evaluatie van de
betrokken maatregelen mogelijk te maken. HOOFDSTUK IV
Financiële bepalingen en vormen van financiële steun Artikel 13
Vormen van financiële steun De financiële steun in het kader van het
programma kan onrechtstreeks worden verleend door taken voor de uitvoering van
de begroting te delegeren aan de organisaties die zijn genoemd in artikel XX
van Verordening (EU) nr. XXX/2012 [nieuw Financieel Reglement]. Artikel 14
Financiële instrumenten 34.
Financiële instrumenten in het kader van het
programma worden aangewend om financiering toegankelijker te maken voor
groeigerichte kmo’s. De financiële instrumenten omvatten een
vermogensfaciliteit en een leninggarantiefaciliteit. 35.
De financiële instrumenten voor groeigerichte kmo’s
kunnen in voorkomend geval worden gecombineerd met andere financiële
instrumenten van de lidstaten en hun beheersautoriteiten in overeenstemming met
[artikel 33, lid 1, onder a), van Verordening (EU) nr. XXX/201X [nieuwe
verordening inzake de structuurfondsen]], en met subsidies van de Unie,
waaronder in het kader van deze verordening. 36.
De financiële instrumenten zijn gericht op de
instandhouding van de waarde van de activa uit de begroting van de Unie. Ze
kunnen aanvaardbare rendementen genereren om te voldoen aan de doelstellingen
van andere partners of investeerders. 37.
In overeenstemming met artikel 18, lid 4, van de
Verordening (EU) nr. XXXX/2012 [nieuw Financieel Reglement] worden de
ontvangsten en terugbetalingen die afkomstig zijn van een bepaald financieel
instrument, aan dat financieel instrument toegewezen. Voor financiële
instrumenten die al vastgesteld zijn in het meerjarige financiële kader voor de
periode 2007-2013, worden de ontvangsten en terugbetalingen uit in die periode
aangevangen verrichtingen aan het financieel instrument voor de periode
2014-2020 toegewezen. Artikel 15
Bescherming van de financiële belangen van de Unie 38.
De Commissie neemt passende maatregelen om ervoor
te zorgen dat bij de uitvoering van uit hoofde van deze verordening
gefinancierde acties, de financiële belangen van de Unie met de toepassing van
preventieve maatregelen tegen fraude, corruptie en andere onwettige
activiteiten worden beschermd door middel van doeltreffende controles en, indien
onregelmatigheden worden ontdekt, door middel van terugvordering van de ten
onrechte betaalde bedragen en, voor zover van toepassing, door middel van
doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties. 39.
De Commissie of haar vertegenwoordigers en de Rekenkamer
hebben de bevoegdheid om audits, op basis van documenten of ter plaatse, uit te
voeren bij alle begunstigden, contractanten en subcontractanten die uit hoofde
van deze verordening middelen van de Unie hebben ontvangen. 40.
Het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF)
kan overeenkomstig de procedures van Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96
controles en verificaties ter plaatse bij de direct of indirect bij de
financiering betrokken economische subjecten uitvoeren om vast te stellen of er
sprake is van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten in verband met
een subsidieovereenkomst of –besluit of een contract betreffende financiering
door de Unie, waardoor de financiële belangen van de Unie zijn geschaad. 41.
Onverminderd de eerste en de tweede alinea verlenen
de uit [dit besluit / deze verordening] voortvloeiende
samenwerkingsovereenkomsten met derde landen en internationale organisaties,
subsidieovereenkomsten en –besluiten en contracten de Commissie, de Rekenkamer
en OLAF uitdrukkelijk de bevoegdheid om dergelijke audits en controles en
verificaties ter plaatse uit te voeren. HOOFDSTUK V
Comité en slotbepalingen Artikel 16
Comité 42.
De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat
comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011. 43.
Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5
van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. Artikel 17
Gedelegeerde handelingen 44.
De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 18
gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot wijzigingen in de
indicatoren in de lijst in bijlage I bij deze verordening, indien deze niet
geschikt blijken te zijn om de vooruitgang bij het bereiken van de algemene en
specifieke doelstellingen van het programma te meten. 45.
De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 18
gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot wijzigingen in de
bijzonderheden van de specifieke acties in bijlage II bij deze
verordening, indien de economische ontwikkelingen op de markt dit vereisen of
overeenkomstig de resultaten van de leninggarantiefaciliteit van het
kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie en van het
risicodelingsinstrument van het zevende kaderprogramma voor de
financieringsfaciliteit met risicodeling. 46.
Indien dit om dwingende redenen van urgentie, zoals
snel veranderende economische omstandigheden, vereist is, is de in artikel 19
neergelegde procedure van toepassing op overeenkomstig dit artikel vastgestelde
gedelegeerde handelingen. Artikel 18
Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie 47.
De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te
stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde
voorwaarden. 48.
De in artikel 17 bedoelde bevoegdheidsdelegatie
wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van zeven jaar met ingang van
[de datum van inwerkingtreding van het basiswetgevingsbesluit]. 49.
Het Europees Parlement of de Raad kan de in in
artikel 17 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit
tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde
bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in
het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum.
Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen
onverlet. 50.
Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft
vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees
Parlement en de Raad. 51.
Een overeenkomstig artikel 17 vastgestelde
gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement
of de Raad binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de
handeling aan het Europees Parlement en de Raad daartegen geen bezwaar heeft
gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken
van de termijn van twee maanden de Commissie hebben meegedeeld dat zij
daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het
Europees Parlement of de Raad met twee maanden worden verlengd. Artikel 19
Spoedprocedure 52.
Een overeenkomstig dit artikel vastgestelde
gedelegeerde handeling treedt onverwijld in werking en is van toepassing zolang
geen bezwaar wordt gemaakt overeenkomstig lid 2. In de kennisgeving van de
gedelegeerde handeling aan het Europees Parlement en de Raad wordt vermeld om
welke redenen gebruik wordt gemaakt van de spoedprocedure. 53.
Het Europees Parlement of de Raad kan
overeenkomstig de in artikel 18, lid 5, bedoelde procedure bezwaar maken tegen
een gedelegeerde handeling. In dat geval trekt de Commissie de handeling onverwijld
in na de kennisgeving van het besluit waarbij het Europees Parlement of de Raad
bezwaar maakt. Artikel 20
Intrekkings- en overgangsbepalingen 54.
Besluit nr. 1639/2006/EG wordt met ingang van 1
januari 2014 ingetrokken. 55.
Voor in het kader van Besluit nr. 1639/2006/EG
aangevangen acties en met deze acties gepaard gaande financiële verplichtingen
blijft dat besluit echter van toepassing totdat deze zijn voltooid. 56.
De in artikel 4 bedoelde financiële middelen kunnen
ook betrekking hebben op de uitgaven voor technische en administratieve
bijstand die nodig zijn voor de overgang tussen dit programma en de in het
kader van Besluit nr. 1639/2006/EG vastgestelde maatregelen. Artikel 21
Inwerkingtreding Deze verordening treedt in werking op de derde
dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese
Unie. Deze verordening is verbindend in al haar
onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat. Gedaan te Straatsburg, Voor het Europees Parlement Voor
de Raad De
Voorzitter De Voorzitter BIJLAGE I
Indicatoren voor algemene en specifieke doelstellingen Algemene doelstelling: || 1. Het concurrentievermogen en de duurzaamheid van de EU-ondernemingen, onder meer in de toeristische sector, versterken Impactindicator[22] || Huidige situatie || Langetermijndoelstelling en mijlpaal (2020) Groei van het industriële concurrentievermogen[23] Verandering van de administratieve belasting van kmo’s (aantal dagen nodig om een nieuw bedrijf te starten) Vermogensgroei EU-productie in eco-industrieën ( % gewijzigd ten opzichte van voorgaand jaar) || 2009: -3,1%, 2008: -0,3%, 2007: +0,7% 2009: -3,1% Aantal dagen nodig om een nieuwe kmo op te richten: 7 werkdagen Jaarlijkse groei van 6-7% in de afgelopen jaren || Jaarlijkse groei van 1% en een groei van 5% in 2015 Vermindering van het aantal dagen om een nieuwe kmo op te richten: 3 werkdagen in 2020. Jaarlijkse groei van gemiddeld 8% in het volgende decennium; Voor 2015 is het doel een stijging van 50% in productievermogen Algemene doelstelling: || 2. Een ondernemingscultuur aanmoedigen en de oprichting en groei van kmo’s bevorderen Impactindicator || Huidige situatie || Langetermijndoelstelling en mijlpaal (2020) Kmo-groei op het gebied van toegevoegde waarde en aantal personeelsleden Feedback van kmo’s en andere eindbegunstigden over de meerwaarde, het nut en de relevantie van het programma (te meten in de programma-evaluaties) via het Europe Enterprise Network (EEN) en online-enquêtes Kmo-omlooptijd (starters en stopzetting) || In 2010 waren kmo’s goed voor meer dan 58 % van de totale EU-omzet (btw); totaal aantal personeelsleden in kmo’s: 87,5 miljoen (67% van de banen in de privésector in de EU) 78% tevredenheid en positieve feedback op de toegevoegde waarde vanuit het EEN || Doelstijging in bruto toegevoegde waarde van kmo’s van 4% per jaar; jaarlijkse groei van personeelsleden in kmo’s van 1% Stijging tot meer dan 80% tevredenheid op de toegevoegde waarde vanuit het EEN Specifieke doelstelling: || Verbetering van de raamvoorwaarden voor het concurrentievermogen en de duurzaamheid van EU-ondernemingen, waaronder in de toeristische sector Resultaatindicator || Laatst bekende resultaat || Doelstelling op middellange termijn (resultaat) 2017 Activiteiten ter verbetering van het concurrentievermogen Aantal goedgekeurde vereenvoudigingsmaatregelen Aantal “fitheidscontroles” op kwaliteit en toegevoegde waarde van activiteiten Toepassing door ondernemingen van Europese duurzame productie- en producttools, inclusief EMAS, milieukeur en ecologisch ontwerp || Het vereenvoudigingsprogramma van de Commissie werd in 2010 bijgewerkt en ligt op schema om de administratieve belasting met 25% te verminderen in 2012. Er werden 5 vereenvoudigingsmaatregelen per jaar ingevoerd tot 2010. In 2010 werden er vier “fitheidscontroles” bij belanghebbenden gevoerd voor milieu, vervoer, werkgelegenheid en industriebeleid. De feedback omvatte opmerkingen over de wetgeving en de toegevoegde waarde van activiteiten. Ongeveer 35 000 ISO 14001 MBS-certificeringen en 4 500 EMAS-registraties, 18 000 vergunningen voor de EU-milieukeur || Ongeveer 7 vereenvoudigingsmaatregelen per jaar . De feedbackbenadering met “fitheidscontroles” zal uitgebreid worden naar andere beleidsvormen en zal leiden tot vereenvoudigingen die een positieve weerslag hebben op de industrie. Er zijn tot twaalf “fitheidscontroles” gepland, met een betere regelgeving als doelstelling. Talrijke ondernemingen zien toe op hun prestaties, passen milieubeheerssystemen toe en verbeteren de productiviteit van hun hulpmiddelen en hun milieuprestatie. Een groot aandeel van de productie is efficiënt wat het gebruik van hulpmiddelen en milieuvriendelijke producten betreft Ontwikkeling van een kmo-beleid Aantal lidstaten die de kmo-test gebruiken Grotere bekendmaking in de hele EU van de European Enterprise Awards met publicaties en clips in de media in alle lidstaten Vermindering van de starttijd en van de complexiteit voor nieuwe bedrijven || Aantal lidstaten die de kmo-test gebruiken: 15 lidstaten Aantal publicaties en clips in de media in alle lidstaten: 60 in 2010 Beperking van de starttijd: 7 werkdagen || Aantal lidstaten die de kmo-test gebruiken: 21 lidstaten Aantal publicaties en clips in de media in alle lidstaten: 80 Beperking van de starttijd: 5 werkdagen Nieuwe bedrijfsconcepten Aantal nieuwe producten en diensten op de markt Niveau van bijkomende export en desbetreffende geldbedragen Feedback van belanghebbenden over kwaliteit en toegevoegde waarde van activiteiten || Tot nu toe werd deze activiteit beperkt tot analytisch werk op beperkte schaal. || Doel voor het totale aantal nieuwe producten en diensten: 5 in 2017 (en zal stijgen tot 15 in 2018 en 25 in 2019). Wat de export betreft, wordt er in 2017 nog geen impact verwacht. Het aandeel in de export van de eerste generatie deelnemende kmo’s zal pas duidelijk worden in 2018, met een doelstijging van 20%. Ten minste 70% van de in 2014 deelnemende kmo’s dient in een enquête eind 2017 van een positieve impact op hun omzet te melden Toerisme Aantal financieringsaanvragen Percentage van kmo’s (en trend) in aanvragen voor toerismegerelateerde financieringsmogelijkheden Aantal organisaties die het European Tourism Quality Label verkrijgen Aantal bestemmingen die de ontwikkelingsmodellen voor duurzaam toerisme aannemen die worden gepromoot door de European Destinations of Excellence || Aantal financieringsaanvragen (voor alle oproepen tot het indienen van voorstellen) in totaal: ongeveer 75 per jaar (gemiddeld voor 2011) Tot nu toe werden er geen oproepen tot het indienen van voorstellen rechtstreeks aan kmo’s gericht Tot nu toe heeft geen enkele organisatie het European Tourism Quality Label aangenomen (actie wordt nog uitgewerkt) Aantal toegekende European Destinations of Excellence: in totaal 98 (gemiddeld 20 per jaar – in 2007: 10, in 2008: 20, in 2009: 22, in 2010: 25, in 2011: 21) || Aantal financieringsaanvragen (voor alle oproepen tot het indienen van voorstellen) in totaal: meer dan 100 per jaar 30% van de oproepen tot het indienen van voorstellen rechtstreeks gericht aan kmo’s 50% van de evaluatieschema’s komt in aanmerking om deel te nemen aan het European Tourism Quality Label 200 en meer bestemmingen die de ontwikkelingsmodellen voor duurzaam toerisme aannemen die worden gepromoot door de European Destinations of Excellence (tot 30 per jaar) Specifieke doelstelling: || Ondernemerschap bevorderen, ook bij specifieke doelgroepen Resultaatindicator || Laatst bekende resultaat || Doelstelling op middellange termijn (resultaat) 2017 Ondersteuning voor ondernemerschap Feedback over de publieke perceptie van het ondernemerschap (% van EU-burgers die graag als zelfstandige zouden werken, zoals gemeten door Eurobarometer) Aantal landen die op EU-niveau ontwikkelde ondernemerschapsoplossingen toepassen Aantal nationale programma’s die beschikbaar zijn voor kmo’s uit andere lidstaten Aantal voor kmo’s goedgekeurde vereenvoudigingsmaatregelen || Cijfers uit 2007 en 2009 zijn stabiel op 45% Aantal staten die op EU-niveau ontwikkelde ondernemerschapsoplossingen toepassen: 22 (2010) Aantal nationale programma’s die beschikbaar zijn voor kmo’s uit andere lidstaten: 5 5 vereenvoudigingsmaatregelen per jaar (2010). || Stijging van EU-burgers die zelfstandig zouden willen worden tot 50 % Aantal landen die op EU-niveau ontwikkelde ondernemerschapsoplossingen toepassen: 25 Aantal nationale programma’s die beschikbaar zijn voor kmo’s uit andere lidstaten: 10 Ongeveer 7 vereenvoudigingsmaatregelen per jaar Specifieke doelstelling: || Kmo’s beter toegang geven tot financiering in de vorm van eigen vermogen en schuld Resultaatindicator || Laatst bekende resultaat || Doelstelling op middellange termijn (resultaat) 2017 Financiële instrumenten voor groei Aantal bedrijven die lening(krediet)garanties en leningswaarden ontvangen Aantal bedrijven gedekt door risicokapitaal en waarde van investeringen (waaronder grensoverschrijdende transacties) || De voorgestelde instrumenten zijn nog niet geïntroduceerd en zijn niet dezelfde als de huidige instrumenten, waardoor gegevens van huidige instrumenten mogelijk niet vergelijkbaar zijn || Aantal bedrijven die lening(krediet)garanties (+/- 95 000) en leningswaarden (+/-10,7 miljard euro) ontvangen Aantal bedrijven gedekt door risicokapitaal: (+/- 180) en waarde van investeringen (+/-220 miljoen euro) Specifieke doelstelling: || De markttoegang binnen de Unie en wereldwijd verbeteren Resultaatindicator || Laatst bekende resultaat || Doelstelling op middellange termijn (resultaat) 2017 Enterprise Europe Network Aantal ondertekende partnerschapsovereenkomsten Toename erkenning Netwerk-merk en merk-Cultuur (bv. merkbewustzijn bij kmo-doelgroep) Tevredenheidscijfer klanten (% kmo’s die tevredenheid en toegevoegde waarde van specifieke dienstverlening melden) Aantal kmo’s die ondersteunende diensten ontvangen: Aantal kmo’s die deelnemen aan partnerbemiddelingsevenementen en bedrijfsreizen || Enterprise Europe Network Ondertekende partnerschapsovereenkomsten: 1 950 (2010) Toename erkenning Netwerk-merk en merk-Cultuur: nog niet gemeten Tevredenheidscijfer klanten (% kmo’s die tevredenheid en toegevoegde waarde van specifieke dienstverlening melden): 78% Aantal kmo’s die ondersteunende diensten ontvangen: 435 000 (2010) Aantal kmo’s die deelnemen aan partnerbemiddelingsevenementen en bedrijfsreizen: 45 000 (2010) || Enterprise Europe Network Ondertekende partnerschapsovereenkomsten: 3 000/jaar Toename erkenning Netwerk-merk en merk-Cultuur: 30% van bereikte kmo's Tevredenheidscijfer klanten (% kmo’s die tevredenheid en toegevoegde waarde van specifieke dienstverlening melden): >80% Aantal kmo’s die ondersteunende diensten ontvangen: 500 000/jaar Aantal kmo’s die deelnemen aan partnerbemiddelingsevenementen en bedrijfsreizen: 60 000/jaar Kmo bedrijfsondersteuning op markten buiten de EU Aandeel (%) van kmo’s met internationale activiteiten (export, import, DBI en andere activiteiten) buiten de EU || 13% (2009) || 17% (2017) Internationale industriële samenwerking Aantal gevallen waarin de regelgeving in de EU en in derde landen voor industrieproducten beter op elkaar is afgestemd Aantal gebieden en goede praktijken van de Small Business Act van de EU die geïntroduceerd zijn in naburige landen en kandidaat-lidstaten || Er wordt geschat dat in de regelgevingssamenwerking met de belangrijkste handelspartners (VS, Japan, China, Brazilië, Rusland, Canada, India) gemiddeld op 2 relevante gebieden de technische regelgeving goed op elkaar is afgestemd Er wordt geschat dat er gemiddeld, in de drie beleidsregio’s (kandidaat-lidstaten, oostelijke naburige landen en naburige landen aan de Middellandse Zee), van de 10 beleidsgebieden van de SBA, ten minste drie werden gereguleerd in deze landen. || 3 relevante gebieden met aanzienlijke afstemming van technische regelgeving met de voornaamste handelspartners (VS, Japan, China, Brazilië, Rusland, Canada, India) (2017) 5 beleidsgebieden van de SBA in de drie beleidsregio’s (kandidaat-lidstaten, oostelijke naburige landen en naburige landen aan de Middellandse Zee) (2017) BIJLAGE
II Acties om de toegang tot financiering
voor kmo’s te verbeteren 57.
Acties voor een betere toegang tot financiering
voor kmo's omvatten een vermogensfaciliteit en een leninggarantiefaciliteit. 58.
De vermogensfaciliteit van programma voor
concurrentievermogen en kmo’s en de Equity Facility for Growth (EFG) moeten
worden uitgevoerd als een onderdeel van een enkel eigenvermogensinstrument van
de EU ter ondersteuning van de groei van EU-ondernemingen en RDI vanaf de
allereerste beginfase tot de groeifase en financieel worden ondersteund door
het Horizon 2020-programma en dit programma. EFG dient van hetzelfde uitvoeringsmechanisme
gebruik te maken als de eigenvermogensfaciliteit voor RDI die in het kader van
Horizon 2020 moet worden opgezet in overeenstemming met de onderstaande
voorwaarden. 59.
De leninggarantiefaciliteit (LGF) moet worden
uitgevoerd als onderdeel van een enkel EU-schuldinstrument voor de van de groei
van EU-ondernemingen en RDI, onder gebruikmaking van hetzelfde
uitvoeringsmechanisme als het vraaggestuurde kmo-onderdeel van de
schuldfaciliteit in het kader van Horizon 2020 (RSI II) in overeenstemming met
de onderstaande voorwaarden. 60.
De eigenvermogens- en leninggarantiefaciliteiten
moeten voldoen aan de bepalingen inzake financiële instrumenten in het
Financieel Reglement en in de gedelegeerde handeling die de
uitvoeringsvoorschriften vervangt en met meet gedetailleerde specifieke
operationele vereisten die in de Commissierichtsnoeren moeten uiteengezet. 61.
De eigenvermogens- en leninggarantiefaciliteiten
moeten een aanvulling vormen op het gebruik van financiële instrumenten van de
lidstaten voor kmo's in het kader van het cohesiebeleid. 62.
De eigenvermogens- en leninggarantiefaciliteiten
kunnen in voorkomend geval zorgen voor het samenvoegen van financiële middelen
met lidstaten die bereid zijn en gedeelte bij te dragen van de aan hen
toegewezen middelen uit de structuurfondsen in overeenstemming met [artikel 33,
lid 1, onder a), van de verordening inzake structuurfondsen]. 63.
Ontvangsten en terugbetalingen in verband met
GIF 2 in het kader van het kaderprogramma voor concurrentievermogen en
innovatie (Besluit nr. 1639/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad)
moeten worden toegewezen aan het programma voor concurrentievermogen en kmo’s. 64.
De financiële instrumenten voor groeigerichte kmo’s
moeten worden toegepast in overeenstemming met de relevante regels voor
staatssteun. De Equity
Facility for Growth (EFG) 65.
De EFG moet gericht zijn op fondsen die
durfkapitaal en mezzaninefinanciering bieden, zoals achtergestelde leningen en
participatieleningen, voor ondernemingen in de expansie- en groeifase, met name
voor ondernemingen die grensoverschrijdend werken, terwijl het mogelijk moet
zijn te investeren in ondernemingen in de beginfase in samenhang met de
eigenvermogensfaciliteit voor RDI in het kader van Horizon 2020. In het laatste
geval mag de investering uit het EFG 20% van de totale EU-investering niet overschrijden,
behalve bij meerfasefondsen, waar financiering uit het EFG en de
eigenvermogensfaciliteit voor RDI verhoudingsgewijs zal worden verstrekt, op
basis van het investeringsbeleid van de fondsen. Het EFG moet buy-outkapitaal
of vervangingskapitaal dat bedoeld is voor de ontmanteling van een verworven
onderneming vermijden.. De Commissie kan beslissen de drempel van 20% te
wijzigen in het licht van veranderende marktomstandigheden. 66.
Ondersteuning moet gebeuren in de vorm van een van
de volgende investeringen: a) rechtstreeks door het Europees
Investeringsfonds (EIF) of andere met de tenuitvoerlegging namens de Commissie
belaste organisaties; of b) door paraplufondsen of
investeringsmechanismen die grensoverschrijdend investeren en die zijn opgezet
door het EIF of door ander organisaties die belast zijn met de
tenuitvoerlegging namens de Commissie samen met privé-investeerders en/of
nationale financiële overheidsinstellingen. De
leninggarantiefaciliteit (LGF) 67.
De LGF moet rechtstreeks worden beheerd door het
EIF of andere met de tenuitvoerlegging namens de Commissie belaste
organisaties. De faciliteit biedt: ·
tegengaranties en andere risicodelingsregelingen
voor garantiestelsels; ·
directe garanties en andere risicodelingsregelingen
voor andere financiële intermediairs die voldoen aan de criteria om in
aanmerking te komen. 68.
De LGF bestaat uit de volgende twee acties: ·
de eerste actie, schuldfinanciering via leningen
waaronder achtergestelde en participatieleningen, of leasing, moet de
specifieke moeilijkheden verminderen waarmee kmo’s worden geconfronteerd om
toegang te krijgen tot financiering, ofwel ten gevolge van het veronderstelde
hoge risico of van onvoldoende beschikbaar onderpand; ·
de tweede actie, de effectisering van
kmo-schuldfinancieringsportefeuilles, moet de bijkomende schuldfinanciering
voor kmo’s mobiliseren door middel van geschikte risicodelingsregelingen met de
beoogde instellingen. Ondersteuning voor deze transacties moet gebeuren onder
voorwaarde dat de broninstellingen een aanzienlijk deel van de resulterende
liquiditeiten of het gemobiliseerde kapitaal moeten gebruiken voor nieuwe
leningen aan kmo’s binnen een redelijke tijdspanne. Het bedrag van deze nieuwe
schuldfinanciering moet worden berekend in verhouding tot het bedrag van het
gegarandeerde portefeuillerisico en moet individueel, samen met de tijdspanne,
overeengekomen worden met de broninstelling. 69.
De LGF moet, behalve voor leningen in de
geëffectiseerde portefeuille, leningen dekken tot maximaal 150 000 euro en
met een minimumlooptijd van 12 maanden. De LGF moet zodanig zijn opgezet dat
kan worden gerapporteerd over de innovatieve ondersteunde kmo’s, zowel wat het
aantal als de omvang van de leningen betreft. FINANCIEEL
MEMORANDUM VOOR VOORSTELLEN 1. KADER VAN HET
VOORSTEL/INITIATIEF 1.1. Benaming van het voorstel/initiatief 1.2. Betrokken
beleidsterrein(en) in de ABM/ABB/structuur 1.3. Aard
van het voorstel/initiatief 1.4. Doelstelling(en)
1.5. Motivering
van het voorstel/initiatief 1.6. Duur
en financiële gevolgen 1.7. Beheersvorm(en)
2. BEHEERSMAATREGELEN 2.1. Regels
inzake het toezicht en de verslagen 2.2. Beheers-
en controlesysteem 2.3. Maatregelen
ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden 3. GERAAMDE FINANCIËLE
GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 3.1. Rubriek(en)
van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor
uitgaven 3.2. Geraamde
gevolgen voor de uitgaven 3.2.1. Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven 3.2.2. Geraamde
gevolgen voor de beleidskredieten 3.2.3. Geraamde
gevolgen voor de administratieve kredieten 3.2.4. Verenigbaarheid
met het huidige meerjarige financiële kader 3.2.5. Bijdragen
van derden aan de financiering 3.3. Geraamde
gevolgen voor de ontvangsten FINANCIEEL MEMORANDUM VOOR VOORSTELLEN 1. KADER VAN HET
VOORSTEL/INITIATIEF 1.1. Benaming
van het voorstel/initiatief Voorstel voor een verordening van het Europees
Parlement en de Raad tot vaststelling van een programma voor het
concurrentievermogen van ondernemingen en kleine en middelgrote ondernemingen
(2014 – 2020) 1.2. Betrokken
beleidsterrein(en) in de ABM/ABB/structuur[24] Beleidsterrein: ondernemingen en industrie Activiteiten: concurrentievermogen,
industriebeleid, innovatie en ondernemerschap Dit beleidsterrein beantwoordt aan de huidige
ABB-structuur. Voor het begrotingsjaar 2014 kan eventueel een nieuwe
begrotingsstructuur worden gedefinieerd na goedkeuring van de
interinstitutionele overeenkomst voor de financiële vooruitzichten 2014-2020. 1.3. Aard
van het voorstel/initiatief ¨ Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe
actie ¨ Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe
actie na een proefproject/voorbereidende actie[25] x Het voorstel/initiatief betreft de
verlenging van een bestaande actie ¨ Het voorstel/initiatief betreft een actie
die wordt omgebogen naar een nieuwe actie 1.4. Doelstellingen 1.4.1. De
met het voorstel/initiatief beoogde strategische meerjarendoelstelling(en) van
de Commissie De strategische meerjarendoelstelling die door
het voorgestelde programma wordt beoogd, is de uitvoering van de Europa
2020-strategie, die met haar vlaggenschipinitiatieven van slimme, duurzame en
inclusieve groei maatregelen bepaalt om de duurzaamheid en het
concurrentievermogen van EU-bedrijven op de lange termijn voor de toekomst te
versterken. Het programma zal ook een ondernemingscultuur stimuleren en de
oprichting en de groei van kmo’s bevorderen. In het bijzonder zal het
voorgestelde programma bijdragen aan de hoofddoelstelling inzake
werkgelegenheid (75% van de 20-64-jarigen aan het werk). 1.4.2. Specifieke
doelstelling(en) en betrokken ABM/ABB-activiteit(en) 1. Verbetering van de raamvoorwaarden
voor het concurrentievermogen en de duurzaamheid van de ondernemingen in de
Unie, waaronder in de toeristische sector. 2. Bevordering van ondernemerschap,
waaronder bij specifieke doelgroepen. 3. Verbetering van de toegang tot
financiering voor kmo’s. 4. Verbetering van de toegang tot
markten binnen de Unie en wereldwijd. De middellangetermijndoelen voor deze
specifieke doelstellingen zijn uiteengezet in bijlage I bij de verordening. Betrokken ABM/ABB-activiteit(en) Er kan eventueel een nieuwe
begrotingsstructuur worden gedefinieerd na goedkeuring van de
interinstitutionele overeenkomst voor de financiële vooruitzichten 2014-2020. 1.4.3. Verwacht(e)
resulta(a)t(en) en gevolgen Vermeld de
gevolgen die het voorstel/initiatief zou moeten hebben voor de
begunstigden/doelgroepen. Het uiteindelijke doel van het voorgestelde
programma is een positieve verandering te bewerkstelligen in de economische
situatie van de Europese Unie en haar ondernemingen, zoals een hogere groei,
meer werkgelegenheid en meer startende ondernemingen. De inspanningen zullen er
vooral op gericht zijn bij te dragen aan de doelstellingen van de Europa
2020-strategie en haar hoofddoelen door ondersteuning van de activiteiten van
het vlaggenschipinitiatief “Een geïntegreerd industriebeleid in een tijd van
mondialisering” en van de herziening van de Small Business Act. De hoofddoelstelling en de rol van het
programma is ondersteuning van de ontwikkeling, coördinatie en uitvoering van
een modern en doeltreffend Europees beleid inzake concurrentievermogen, met het
accent op kmo’s. Meer bepaald zullen de onder 1.4.2 vermelde
specifieke doelstellingen worden behaald worden door middel van: –
betere toegang tot financiering voor groeigerichte
kmo’s en kmo’s met een potentieel om te internationaliseren; –
betere bedrijfsondersteuning en informatiediensten
aan kmo’s, op de interne markt en daarbuiten; –
betere uitwisseling van beste praktijken en
informatie, benchmarking en beleidscoördinatie op regionaal, nationaal en
Europees niveau; –
een beter concurrentievermogen voor specifieke
sectoren. Europese bedrijven zijn de belangrijkste
belanghebbenden die te maken hebben met de onderliggende oorzaken van het
probleem dat het nieuwe programma moet aanpakken. Kmo’s krijgen hier meer mee
te maken dan grotere bedrijven gezien hun kenmerken betreffende
kapitaaleigendom, beheer en financieringsmethoden, die vragen om maatgesneden
beleidsmaatregelen. Aangezien kmo’s de belangrijkste bron van nieuwe banen zijn
in de EU, heeft hun ontwikkeling een rechtstreekse invloed op de arbeidsmarkt.
Door de problemen aan te pakken waar kmo’s mee te kampen hebben, kunnen de
werkgelegenheidsvooruitzichten in de EU aanzienlijk worden verbeterd. 1.4.4. Resultaat-
en effectindicatoren Vermeld de
indicatoren aan de hand waarvan kan worden nagegaan in hoeverre het
voorstel/initiatief is uitgevoerd. De resultaatgebaseerde beheersaanpak die voor
dit programma wordt toegepast en de monitoring van jaarlijkse prestaties zijn
succesvol gebleken om de verwezenlijkingen van het programma aan te tonen en om
de verantwoordingsplicht van de EU te verbeteren. Voortbouwend op deze ervaring
en rekening houdend met de ontvangen evaluatieaanbevelingen bezit het nieuwe
programma een duidelijke actiestrategie (waarbij operationele
SMART-doelstellingen bijdragen aan het bereiken van de algemene doelstellingen)
en een reeks bijbehorende resultaat- en effectindicatoren. Gezien het tijdsverloop
tussen de levering van outputs en hun effect op de algemene doelstellingen zal
de vooruitgang op weg naar deze doelstellingen in de regel driejaarlijks
worden, terwijl de vooruitgang op weg naar de operationele doelstellingen op
jaarbasis zal worden gemeten. De volledige lijst van indicatoren is opgenomen
in bijlage I bij het voorstel van de Commissie voor de verordening. 1.5. Motivering
van het voorstel/initiatief 1.5.1. Behoefte(n)
waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien Het voorgestelde programma zal de Commissie,
de lidstaten en de belangrijkste belanghebbenden ondersteunen bij het
ontwerpen, coördineren en uitvoeren van een doeltreffend beleid inzake
concurrentievermogen en ondernemerschap, en zal activiteiten ondersteunen die erop
gericht zijn de volgende langetermijnuitdagingen aan te pakken: –
Problematische toegang tot financiering –
Weinig nieuw opgerichte kmo’s –
Problemen bij industriespecialisatie –
Beperkte capaciteit om zich aan te passen aan de
uitdagingen inzake duurzaamheid –
Beperkte internationalisering van kmo’s –
Zwakke ondernemersgeest –
Onvriendelijk ondernemingsklimaat Op korte tot middellange termijn zal het
nieuwe programma de volgende tekortkomingen in het beleid, op de markt en op
institutioneel vlak aanpakken: –
Een gebrek aan beleidscoördinatie –
Ongelijke informatieverspreiding –
Hoge transactiekosten –
Fragmentatie van het regelgevingskader 1.5.2. Toegevoegde
waarde van de deelname van de EU De EU bevindt zich in een unieke positie om
een Europees platform te creëren voor beleidsuitwisselingen en wederzijds leren
op het gebied van concurrentievermogen en een kmo-gerelateerd beleid waarbij
nationale, regionale en Europese belanghebbenden betrokken zijn.
EU-activiteiten zorgen voor een toegevoegde waarde voor activiteiten op nationaal
en/of regionaal niveau door de inzameling en analyse van gegevens en de
ontwikkeling van statistische hulpmiddelen, methoden en gezamenlijke
indicatoren een Europese dimensie te geven. Dergelijke gegevens uit heel Europa
zijn een absolute voorwaarde voor een degelijke analyse van de belangrijkste
factoren die een invloed hebben op het concurrentievermogen en op kmo’s. 1.5.3. Nuttige
ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan EIP-evaluatie De Commissie heeft de tussentijdse en
eindevalutaties uitgevoerd van het programma voor ondernemerschap en innovatie
(EIP) (voltooid in april 2009 en april 2011) en heeft een tussentijdse
evaluatie uitgevoerd van het CIP (maart 2010). Deze evaluaties van het EIP en
het CIP hebben aangetoond dat de doelstellingen van de programma’s relevant
zijn en afgestemd zijn op de strategische doelstellingen van het EU-beleid.
Ondanks een beperkt budget is de vooruitgang goed zichtbaar, in het bijzonder
wat de belangrijkste op kmo’s gerichte acties betreft. Interviews en ander
bewijsmateriaal wijzen in de richting van een duidelijke toegevoegde waarde
voor Europa. EACI-evaluatie Een deel van het budget voor het EIP werd
uitbesteed aan het Uitvoerend Agentschap voor concurrentievermogen en innovatie
(EACI). Een in mei 2011 uitgevoerde evaluatie wees uit dat het EACI goed
presteerde en een doelmatig en doeltreffend uitvoeringsmechanisme bood voor de
initiatieven waarover het operationeel verantwoordelijk was. Het bevestigde dat
vrijwel het hele budget werd besteed. Openbare raadpleging Openbare raadpleging over een mogelijke
opvolger van het CIP werd ingevoerd als onderdeel van het
effectbeoordelingsproces. Zij was bedoeld voor overheids- en privéorganisaties
en personen die hun oordeel wilden geven, zoals ondernemingen,
bedrijfstakorganisaties, verschaffers van ondersteuning voor onderzoek en
innovatie en nationale en regionale overheden. Het openbare raadplegingsproces bestond uit
een online-enquête, een publieke conferentie, vergaderingen met de vertegenwoordigers
van de lidstaten in de verschillende CIP-beheercomités en een vergadering met
de Strategisch Adviesraad van het CIP. De raadpleging bevestigde dat veel delen
van het huidige programma goed werken en dat er een brede ondersteuning is om
een EU-programma te behouden dat zich richt op de ondersteuning van kmo’s en de
totstandbrenging van een gunstig ondernemingsklimaat. Kwesties betreffende de
toegang tot financiering voor kmo’s werden ook besproken in de vergaderingen
van het SME Finance Forum in september 2010 en maart 2011. 1.5.4. Samenhang
en eventuele synergie met andere relevante instrumenten De Commissie zal de efficiënte coördinatie
garanderen tussen de initiatieven van de Unie en de Lidstaten enerzijds, en
tussen de verschillende initiatieven van de Unie op gerelateerde gebieden
anderzijds, waarbij het accent zal liggen op de toegevoegde waarde voor Europa
en een minimum aan overlappingen. Synergieën met andere programma’s zullen
worden gemaximaliseerd, in het bijzonder door een hulpmiddel aan te bieden dat
ook andere beleidsdoelstellingen kan dienen. Het Enterprise Europe Network zal
de link leggen naar andere programma’s en initiatieven, zowel voor een
top-downverspreiding van informatie om die te promoten, als voor een bottom‑upverzameling
van feedback van belanghebbenden. Het nieuwe programma zou overlappingen met
andere programma’s moeten vermijden: het zal geen acties omvatten die gericht
zijn op markttekortkomingen die verband houden met innovatie, aangezien het
Horizon 2020-programma hiervoor dient. In het bijzonder zouden de financiële
instrumenten in het kader van Horizon 2020 gericht moeten zijn op het
financieren van op onderzoek en innovatie gerichte ondernemingen, terwijl het
nieuwe programma zich zou richten op kmo’s in hun groei- en
internationaliseringsfase. Met deze doelgroep zou het nieuwe programma tevens
overlappingen vermijden met de Europese Progress-microfinancieringsfaciliteit
(Progress-microfinanciering). Deze werd opgericht als onderdeel van de reactie
van de Unie op de crisis, met stijgende werkloosheid en sociale uitsluiting.
Het doel van de Progress-microfinanciering is de toegang tot en de
beschikbaarheid van microfinanciering te verbeteren voor kwetsbare groepen,
vooral in de sociale economie. Dit geldt ook voor het vervolgprogramma na 2013,
dat bovendien zal worden uitgebreid naar investeringen in sociale
ondernemingen. Daarnaast zullen de garantieactiviteiten in het voorgestelde
programma gelijklopen met garantieactiviteiten die in het kader van de
structuurfondsen worden gefinancierd. Het SMEG-vervolgprogramma zal zich meer
richten op garanties die grensoverschrijdende leningen en leningen in
verschillende landen ondersteunen, evenals op de effectisering ervan, in
overeenstemming met de aanbevelingen van de Europese Rekenkamer. Dit zou een
hoog niveau van complementariteit moeten verzekeren met programma’s zoals
JEREMIE die zich richten op het nationale en regionale niveau. Er zal ook zorgvuldig aandacht worden besteed
aan de complementariteit van het nieuwe programma met het voorgestelde
partnerschapsinstrument. Het is essentieel dat het externe optreden van de
Europese Unie complementair is aan de externe dimensie van de interne agenda om
duurzame groei en werkgelegenheid in Europa te verzekeren. Om de doelstellingen van het nieuwe programma
te bereiken, en zoals wordt beklemtoond in de mededeling van de Commissie over
het volgende meerjarig financieel kader, is het essentieel dat bij het ontwerp
van alle beleidsvormen en financieringsprogramma’s van de Unie rekening wordt
gehouden met de specifieke belangen en omstandigheden van kmo’s. Het
toekomstige financiële kader zal zodanig zijn opgezet dat het de deelname van
kleine ondernemingen aan financieringsprogramma’s vergemakkelijkt door de
regels te vereenvoudigen, de deelnamekosten te verlagen, de
toekenningsprocedures te versnellen en een centraal aanspreekpunt te bieden,
wat het leven van de begunstigden van EU-financiering gemakkelijker moet maken. 1.6. Duur
en financiële gevolgen X Voorstel/initiatief met een beperkte
geldigheidsduur –
X Voorstel/initiatief is van kracht vanaf
1/1/2014 tot 31/12/2020 –
X Financiële gevolgen (betalingskredieten)
van 2014 tot 2024 (voor de financiële instrumenten tot 2035) ¨ Voorstel/initiatief met een onbeperkte
geldigheidsduur –
Uitvoering met een opstartperiode vanaf YYYY tot en
met YYYY –
gevolgd door een volledige uitvoering. 1.7. Beheersvorm(en)[26] X Direct gecentraliseerd beheer door de
Commissie X Indirect gecentraliseerd beheer door
delegatie van uitvoeringstaken aan: –
X uitvoerende agentschappen –
X door de Unie opgerichte organen[27] –
¨ nationale publiekrechtelijke organen of organen met een
openbaredienstverleningstaak –
¨ personen aan wie de uitvoering van specifieke acties in het kader
van titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie is toevertrouwd en die
worden genoemd in het betrokken basisbesluit in de zin van artikel 49 van het
Financieel Reglement ¨ Gedeeld beheer
met lidstaten ¨ Gedecentraliseerd beheer met derde landen X Gezamenlijk beheer met internationale
organisaties Opmerkingen: Het is de bedoeling dat de actie gedeeltelijk
direct door de Commissie zal worden beheerd en gedeeltelijk indirect door
delegatie aan uitvoerende agentschappen. Wat de andere mogelijkheden voor indirect
beheer betreft, en gezien de aard van de acties en projecten die beoogd worden
in het voorgestelde programma, overweegt de Commissie gebruik te maken van een
bestaand uitvoerend agentschap. Dit zal enkel gelden voor taken die geen
beleidskeuzes inhouden. Er wordt ook gezamenlijk beheer gepland met
internationale organisaties zoals de Raad van Europa, de OESO, de UNWTO (United
Nations World Tourism Organisation) en de ETC (European Travel Commission) voor
bepaalde analyse- en benchmarkingactiviteiten. De financiële instrumenten zullen
geïmplementeerd worden door het Europees Investeringsfonds. 2. BEHEERSMAATREGELEN 2.1. Regels
inzake het toezicht en de verslagen Vermeld
frequentie en voorwaarden Het toezicht op
de uitvoering van het toekomstige programma zal op een continue basis verzekerd
worden door de Europese Commissie, rechtstreeks door de diensten van de
Commissie en onrechtstreeks door intermediairs zoals het EIF en de uitvoerende
agentschappen waaraan de uitvoering van delen van het programma kan worden
toevertrouwd. De Commissie zal een jaarlijks toezichtverslag opstellen waarin
de doelmatigheid en de doeltreffendheid van de ondersteunde activiteiten inzake
de financiële uitvoering, de resultaten en, waar mogelijk, de impact onderzocht
worden, en om ervoor te zorgen dat eventuele nodige aanpassingen aan het beleid
en aan de financieringsprioriteiten kunnen worden aangebracht. Het meten van de
prestaties zal gebeuren aan de hand van een consistente reeks van indicatoren. Het toezicht- en
evaluatiesysteem zal grotendeels gebaseerd zijn op dat van het huidige
programma, maar de volgende verbeteringen zullen aangebracht worden aan het
gegevensinzamelings- en analysesysteem en aan de evaluatie- en toezichtmethode
(als gevolg van de aanbevelingen uit de evaluaties van het huidige programma): –
formulering van een nieuwe reeks specifieke
indicatoren en toezichtmaatregelen; –
kruisverwijzing naar indicatoren met betrekking tot
vlaggenschipinitiatieven van Europa 2020 om het programmabeheersproces te
sturen en bijkomende input aan het toezichtproces van Europa 2020 te leveren; –
gebruik van feitentoetsingsmethoden waarbij
steekproeven van begunstigden vergeleken worden met soortgelijke groepen
niet-begunstigden, indien relevant. Op deze manier kan het effect van het
programma op de voorgestelde indicatoren onderscheiden worden van het effect
van veranderende economische omstandigheden. –
gebruik van thematische evaluaties van de
verschillende onderdelen van het toekomstige programma, indien relevant. Het nieuwe
programma zal onderworpen worden aan een tussentijdse evaluatie en een
evaluatie achteraf om de vooruitgang op weg naar de doelstellingen en de
resultaten te beoordelen. De tussentijdse evaluatie zal afgerond worden voor
het einde van 2017 ter voorbereiding van een vervolginstrument voor het
programma. De evaluatie achteraf zal worden uitgevoerd binnen de twee jaar na
de voltooiing van het programma. 2.2. Beheers-
en controlesysteem 2.2.1. Mogelijke
risico’s Het budget van het programma zal worden
uitgevoerd door middel van financiële instrumenten, subsidies en
overheidsopdrachten. De risico’s verschillen voor elk van deze verschillende
soorten uitgaven. Door middel van audits uitgevoerd door de Europese Rekenkamer
en door de eigen ex-postaudits van de Commissie werden de volgende belangrijkste
risico’s geïdentificeerd, die potentieel voor dit programma blijven bestaan: Voor financiële instrumenten: De belangrijkste
risico’s die werden geïdentificeerd, hebben te maken met de geschiktheid (van
de internationale financiële intermediairs) en de eindbegunstigden), de
naleving van de contracten (omzetting van de vereisten van de Commissie in de
contractuele documentatie), de naleving van de processen (niet-naleving van de
processen zoals voorgeschreven door de Commissie) en de prestaties (niet bereiken
van de vooraf gedefinieerde doelen/doelstellingen). Deze soorten risico’s zullen aangepakt worden
rekening houdend met de volgende factoren: ·
Belangrijke aspecten van het beheers- en
controleproces worden uitgevoerd door de IFI’s. ·
De Commissie moet in hoge mate vertrouwen op de
beheercontrolesystemen van de IFI’s. ·
Het is belangrijk dat in de gehele uitvoeringsketen
een passend niveau van controles wordt gehanteerd, met duidelijke
verantwoordelijkheden voor alle betrokken partners. ·
De centrale ex-anteverificatie van de financiële
eenheid van het DG is enkel van toepassing op budgettaire transacties met de
IFI’s, en is niet projectspecifiek. Voor subsidies: De complexe regels voor het in
aanmerking nemen van de kosten en de vrij beperkte financiële beheerservaring
van sommige begunstigen (kmo’s) zou kunnen resulteren in een hoog risico van
onjuist aangegeven kosten (bv. het aangeven van niet-gemaakte kmo-beheerskosten
door begunstigden). Het gebrek aan een complete databank met
informatie over begunstigden, projecten en gedeclareerde kosten kan het
opsporen van risicovolle begunstigden en van mogelijk dubbel gedeclareerde
kosten of andere onregelmatigheden moeilijk maken, wat zou kunnen leiden tot
ondoeltreffende antifraudemaatregelen. Voor overheidsopdrachten: Niet-opgespoorde
fouten of niet-gecorrigeerde onnauwkeurigheden in aanbestedingen of in de
specificaties van aanbestedingen zouden kunnen leiden tot een slechte
uitvoering van het contract. 2.2.2. Beoogde
controlemethode(s) Er worden verschillende controlemethodes
overwogen om de verschillende hierboven geïdentificeerde risico’s aan te pakken 1. FINANCIËLE INSTRUMENTEN Informatie over
de opstelling van het interne controlesysteem Er wordt een beheers- en controlesysteem
overwogen voor de financiële instrumenten, dat gebaseerd is op de volgende
maatregelen: –
ex-antebeoordeling van de IFI –
risicogebaseerd toezicht, ook op basis van
gestandaardiseerde verslaglegging, –
preventieve actie door het behoorlijk opstellen van
de vereisten inzake geschiktheid en naleving van contracten, processen en
prestaties; –
contractuele verweermiddelen die bijsturing
mogelijk maken in geval van uitvoeringsfouten op het gebied van de vereisten
inzake geschiktheid en naleving van contracten, processen en prestaties; –
ex-antecontroles op betalingen van het DG aan de
trustrekening van de IFI; –
het op één lijn brengen van de interestmaatregelen; –
deelname in goed bestuur –
audittoegangsrechten bij de IFI’s, subintermediairs
en financiële begunstigden; –
een volledig uitschoor dat de hele uitvoeringsketen
bestrijkt; –
nalevings- en prestatieaudits door
Commissiemedewerkers –
geïntegreerde verzekeringen die rekening houden met
het systeem van interne controles en interne audits die gehouden worden door
IFI’s en subintermediairs, gericht op de vereisten inzake geschiktheid en
naleving van contracten, processen en prestaties; –
jaarrekeningen gecontroleerd door externe
auditeurs; –
jaarlijks door de IFI’s verstrekte
betrouwbaarheidsverklaringen. Om na te gaan of de processen werken zoals ze
werden bedoeld, zullen verschillende informatiekanalen worden gebruikt: –
kennis van het management over de toestand van de
interne controlesystemen van het DG, verzameld via het dagelijkse werk en door
ervaringen; –
formeel toezicht-, follow-up- en toezichtregelingen
van het DG; –
de resultaten van de beoordeling door de interne
controlesystemen (‘volledige naleving van de basisvereisten’); –
de resultaten van de risicobeoordeling; –
de ex-ante- en ex-postcontroles, inclusief
verslagen van uitzonderingen en/of zwakke punten bij de interne controle; –
de resultaten van de externe financiële audits
uitgevoerd door het DG; –
de audit- en consultancyactiviteiten uitgevoerd
door de eigen auditdienst van het DG; –
evaluaties van de programma's uitgevoerd door
externe evaluatoren. Audits door de IAC, de IAS of de ECA zullen
verdere feedback bieden over de geschiktheid van het controlesysteem. Schatting van de kosten en voordelen van de
controles die het controlesysteem met zich meebrengt De beoogde controles zijn grotendeels in
overeenstemming met de COSO-modeldefinitie van interne controles, gedefinieerd
als "een proces dat ontworpen is om een redelijke garantie te verschaffen
dat de doelstellingen inzake doelmatigheid en doeltreffendheid van de
verrichtingen, betrouwbaarheid van de financiële verslaglegging, en naleving
van de toepasselijke wet- en regelgeving verwezenlijkt zullen worden". De
kosten van de controles worden ruim geschat om alle activiteiten te dekken die
rechtstreeks of onrechtstreeks verband houden met de controle van de rechten
van IFI’s, FI’s, FB’s en met de regelmatigheid van de uitgaven. Waar mogelijk
zijn ze gedetailleerd volgens de verschillende beheerstadia en in
overeenstemming met de beschrijving van het beoogde controlesysteem. De aanpassingen die rekening houden met de
verwachte wijzigingen aan het nieuwe voorstel, omvatten gegevens voor de
volgende belangrijke wijzigingen: a) verduidelijking van de toepasselijke regels
voor de eigenvermogens- en schuldplatforms preventieve actie door het opstellen
van passende vereisten; b) maatregelen voor afstemming van de belangen
en verder contractuele verweermiddelen die correctieve actie mogelijk maken in
geval van uitvoeringsfouten ten aanzien van de vereisten. Beoordeling van het verwachte risiconiveau
van niet-naleving van de toepasselijke regels Onder het beoogde controlesysteem zal het
verwachte risiconiveau van niet-naleving (gedefinieerd als het verwachte risico
van fouten inzake de wettelijkheid en regelmatigheid op het niveau van de
transacties) onder de 2% gehouden worden over meerdere jaren, echter met lagere
kosten aangezien de risicofrequentie en de risico-impact worden gereduceerd als
gevolg van de ingevoerde bijkomende maatregelen. De foutenfrequentie zal naar verwachting dalen
als gevolg van de verduidelijking van de toepasselijke regels, waaronder
SMART-vereisten, als gevolg van het verder versterken van de contractuele
verweermiddelen en als gevolg van de betere afstemming van belangen. 2. SUBSIDIES Het is de bedoeling dat een groot deel van het
programmabudget wordt uitgevoerd door middel van gecentraliseerd indirect
beheer, d.w.z. door de uitvoerende agentschappen. Informatie over de opzet van het interne
controlesysteem Het huidige interne controlekader is gebaseerd
op de uitvoering van de interne controlenormen van de Commissie, procedures om
de beste projecten te selecteren en ze te vertalen in rechtsinstrumenten,
project- en contractbeheer gedurende de levenscyclus van het project, ex‑antecontroles
van vorderingen, waaronder de ontvangst van auditcertificaten, ex‑antecertificering
van kostenmethoden, ex-postaudits en correcties en evaluaties. De documentatie van oproepen tot het indienen
van voorstellen bevat gedetailleerde richtsnoeren over subsidiabiliteitsregels
en met name over de meest frequente fouten met betrekking tot personeelskosten.
Begunstigden wordt verzocht al bij de indiening van hun voorstel voldoende
details op te nemen over de verwachte kosten, zodat een ex-anteverificatie en
-detectie van mogelijke fouten en misverstanden kan worden uitgevoerd en zo
nodig wijzigingen kunnen worden aangebracht aan de uitvoering of de aanpassing
van de subsidieovereenkomst. Dit zal de rechtszekerheid van de begunstigden
aanzienlijk verhogen en het risico van fouten verminderen. Ex-postcontroles zullen worden uitgevoerd om
het representatieve gemiddelde foutencijfer te bepalen dat zal blijven bestaan
ondanks training, ex-antecontroles en correcties. De ex-postauditstrategie voor
uitgaven in het kader van het programma zal gebaseerd zijn op de financiële audit
van transacties, gedefinieerd door een steekproef op basis van geldwaarde
(Monetary Unit Sampling) en aangevuld met een steekproef op basis van
risicobasis. De ex-postauditstrategie betreffende wettelijkheid en
regelmatigheid zal aangevuld worden door versterkte operationele evaluaties en
de antifraudestrategie (zie punt 2.3 hieronder). Schatting van de kosten en voordelen van de
controles die het controlesysteem meebrengt Er moet een evenwicht worden gevonden tussen
enerzijds het verhogen van de aantrekkelijkheid van het programma door de
controlebelasting voor de begunstigden te verlagen (meer vertrouwen en
risicobereidheid dankzij meer vaste, vaste bedragen en kosten per eenheid), en
er anderzijds voor te zorgen dat het niveau van ongecorrigeerde fouten zo laag
blijft als redelijkerwijs haalbaar is. DG Ondernemingen zal een kosteneffectief
intern controlesysteem opzetten dat een redelijke garantie zal bieden dat het
foutenrisico, in de loop van de meerjarige uitgavenperiode op jaarbasis binnen
de 2 tot 5% blijft, waarbij het uiteindelijke doel een resterend foutenniveau
is dat bij de voltooiing van de meerjarenprogramma’s zo dicht mogelijk bij de
2% ligt, nadat de financiële gevolgen van alle audits en correctie- en
terugbetalingsmaatregelen zo veel mogelijk in aanmerking zijn genomen. De auditstrategie is erop gericht het
foutenrisico eerlijk en betrouwbaar weer te geven en aanwijzingen van fraude
doeltreffend en doelmatig te bestrijden. De ex-antecontroles van voorstellen
vóór ondertekening van de subsidieovereenkomst en de verduidelijking van de
subsidiabiliteitsregels mogen sluiting een contract niet aanzienlijk verlengen.
De gedelegeerde ordonnateurs brengen jaarlijks verslag uit over de kosten en
voordelen van de controle en de Commissie brengt in het kader van de
tussentijdse evaluatie bij de wetgevende autoriteit verslag uit over het
bereikte niveau van niet-naleving. Beoordeling van het verwachte risiconiveau
van niet-naleving van de toepasselijke regels A. Huidige bronnen van fouten Op basis van de resultaten tot dusver, hadden
de weerkerende fouten te maken met: ·
personeelskosten:
gemiddelde of gebudgetteerde kosten aanrekenen (in plaats van werkelijke
kosten), niet bijhouden van passende gegevens over de aan het programma bestede
tijd, aanrekenen van niet-subsidiabele elementen (kosten
eigenaar-bedrijfsleider van de kmo); ·
andere directe kosten:
fouten die geregeld worden geïdentificeerd, zijn uitbesteding zonder
voorafgaande toestemming, of zonder de regels inzake de
prijs-kwaliteitverhouding na te leven enz;. ·
indirecte kosten: in
een aantal gevallen zijn de indirecte kosten een vast percentage van de directe
kosten, zodat het foutenpercentage in de indirecte kosten recht evenredig is
aan het foutenpercentage in de directe kosten. В. Voorgestelde vereenvoudigingsmogelijkheden Het programma zal voordeel halen uit de
vereenvoudigingsmaatregelen in de driejaarlijkse herziening van het Financieel
Reglement. In dit kader zal de Commissie van de mogelijkheid gebruikmaken om
vereenvoudigingsmaatregelen aan te nemen, zoals eenheidskosten voor
eigenaren-bedrijfsleiders van kmo’s of het gebruik van standaardtarieven voor
personeelskosten in overeenstemming met de gebruikelijke boekhoudkundige
beginselen die voor de begunstigden gelden. C. Bijdrage van de wijzigingen aan de
controle aan de beperking van verwachte niet-naleving Het startpunt is de status quo, op basis van
de CIP-subsidieaudits die tot nu toe werden uitgevoerd. De tot dusver tijdens
lopende CIP-audits ontdekte foutenmarge ligt rond de 5%. Uitgaande van de
veronderstelling dat: –
de begunstigden van subsidies onder het toekomstige
programma voor concurrentievermogen en kmo’s vergelijkbaar zijn met de
begunstigden die hebben deelgenomen aan het CIP-programma, en dat –
naar schatting een derde van de bronnen van fouten
onder punt B hierboven vallen, zullen de vereenvoudigingsmaatregelen die zijn
opgenomen in het Financieel Reglement naar verwachting leiden tot een daling
van de foutenmarge. Er wordt nog eens een daling van de fouten verwacht uit de
ex-anteverduidelijking van de subsidiabiliteitsregels. Conclusie: Wanner alle bovengenoemde
maatregelen worden gecombineerd is het uiteindelijke doel een testerend
foutenniveau te bereiken dat tegen het einde van de levenscyclus zo dicht
mogelijk bij 2% ligt. Dit scenario is gebaseerd op de
veronderstelling dat de vereenvoudigingsmaatregelen tijdens het
besluitvormingsproces niet wezenlijk worden veranderd. 3. OVERHEIDSOPDRACHTEN Het
interne controlekader dat is gebaseerd op de uitvoering van de interne
controlenormen van de Commissie, de procedures voor overheidsopdrachten voor
het selecteren van de beste voorstellen en voor contractbeheer gedurende het
hele het project/contract, en de ex-antecontroles op facturen en betalingen
moeten ervoor zorgen dat de resterende fouten niet meer dan 2% bedragen. 2.3. Maatregelen
ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden Vermeld de bestaande en geplande preventie- en
beschermingsmaatregelen. In het kader van de antifraudestrategie van de
Commissie (CAFS)[28]
en bijgestaan door OLAF door middel van raadpleging en deelname in het
OLAF-netwerk voor fraudebestrijding en ‑opsporing (FPDNet), heeft DG
Ondernemingen zijn eigen ontwerp ontwikkeld van antifraudestrategie (AFS)
opgesteld met maatregelen voor preventie en opsporing van fraude en
onregelmatigheden, zowel intern als ten opzichte van begunstigden en
contractanten. De AFS zal jaarlijks worden bijgewerkt. In het bijzonder voor subsidies voorziet het
AFS-actieplan van DG Ondernemingen in de instelling van een centraal register
van al zijn begunstigden (coördinatoren, partners, onderaannemers en andere
spelers) en projecten (verslagen en kostendeclaraties). Deze databank zal, in
combinatie met de geplande verwerving van krachtige gegevensanalysetools voor
de opsporing van fraude-indicatoren of “rode vlaggen” zijn controlefuncties en
auditcapaciteiten aanzienlijk verbeteren. Om de kennis en capaciteit voor het uitvoeren
van preventieve en doeltreffende controles te vergroten, wil het AFS-actieplan
van DG Ondernemingen in specifieke trainingscursussen en begeleidend materiaal
aanbieden. Daarnaast zal er een controlestrategie voor de evaluatie van de
financiële en technische capaciteiten van begunstigden ontwikkeld en uitgevoerd
worden, evenals een risicocategorisatie van begunstigden op basis van
fraude-indicatoren, registratie in IT-hulpmiddelen en de mogelijkheid om
begunstigden te signaleren voor ex-ante- / ex-postaudits. Daarnaast zullen er auditprocedures en
begeleiding voor risicogebaseerde ex-postaudits ontwikkeld worden, gericht op
mogelijke fraudegevallen en onregelmatigheden. Deze AFS zal ook beter in
overeenstemming zijn met de interne controlenormen, in het bijzonder met de
risicobeoordelingsoefening, en met de AFS van andere DG’s en subgedelegeerde
entiteiten. Wat de financiële instrumenten betreft, zal de
Commissie ervoor zorgen dat de contractuele documentatie voor de IFT's
maatregelen bevat om fraude, corruptie en andere illegale activiteiten te
voorkomen, en een verplichting voor de IFT om deze maatregelen op te nemen in
hun contracten met de geselecteerde intermediairs, evenals in hun beheer- en
controlesystemen, waaronder bijvoorbeeld activiteiten gebaseerd op vooraf
gedefinieerde vereisten van de Commissie. 3. GERAAMDE FINANCIËLE
GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 3.1. Rubriek(en)
van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor
uitgaven ·
Te creëren nieuwe begrotingsonderdelen (indicatief) In volgorde van de rubrieken van het
meerjarige financiële kader en de begrotingsonderdelen Rubriek van het meerjarige financiële kader || Begrotingsonderdeel || Soort krediet || Bijdrage Omschrijving || GK || van EVA-landen || van kandidaat-lidstaten || van derde landen || in de zin van Artikel 18, lid 1, onder aa), van het Financieel Reglement [1] || Operationeel begrotingsonderdeel: 02 02 01 Programma voor concurrentievermogen en kmo’s || GK || JA || JA || JA || NEE [1] || Administratie(f)(ve) begrotingsonderde(e)l(en) || NGK || JA || JA || JA || NEE 3.2. Geraamde
gevolgen voor de uitgaven 3.2.1. Samenvatting van de geraamde
gevolgen voor de uitgaven in miljoenen euro’s (tot op 3 decimalen) Rubriek van het meerjarige financiële kader: 1 || Nummer || [Omschrijving ……………...……………………………………………………………….] DG: Ondernemingen || || || Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 || Na 2020 || TOTAAL Beleidskredieten || || || || || || || || || Nummer begrotingsonderdeel || Vastleggingen || (1) || 213,600 || 256,000 || 300,500 || 346,000 || 393,500 || 441,000 || 492,400 || || 2443,000 Betalingen || (2) || 110,240 || 235,240 || 287,240 || 311,240 || 327,240 || 368,240 || 439,240 || 364,320 || 2443,000 Uit het budget van specifieke programma's gefinancierde administratieve kredieten[29] || 02.0104 || (3) || 11,000 || 11,000 || 11,000 || 11,000 || 11,000 || 12,000 || 12,000 || || 79,000 TOTAAL kredieten voor DG Ondernemingen || Vastleggingen || =1+3 || 224,600 || 267,000 || 311,500 || 357,000 || 404,500 || 453,000 || 504,400 || || 2522,000 Betalingen || =2 +3 || 121,240 || 246,240 || 298,240 || 322,240 || 338,240 || 380,240 || 451,240 || 364,320 || 2522,000 TOTAAL beleidskredieten || Vastleggingen || (4) || 213,600 || 256,000 || 300,500 || 346,000 || 393,500 || 441,000 || 492,400 || || 2443,000 || Betalingen || (5) || 110,240 || 235,240 || 287,240 || 311,240 || 327,240 || 368,240 || 439,240 || 364,320 || 2443,000 || TOTAAL uit het budget van specifieke programma's gefinancierde administratieve kredieten || (6) || 11.000 || 11,000 || 11,000 || 11,000 || 11,000 || 12,000 || 12,000 || || 79,000 || TOTAAL kredieten onder RUBRIEK <1> van het meerjarige financiële kader || Vastleggingen || =4+ 6 || 224,600 || 267,000 || 311,500 || 357,000 || 404,500 || 453,000 || 504,400 || || 2522,000 || Betalingen || =5+ 6 || 121,240 || 246,240 || 298,240 || 322,240 || 338,240 || 380,240 || 451,240 || 364,320 || 2522,000 || || Rubriek van het meerjarige financiële kader: || 5 || “Administratieve uitgaven” in miljoenen euro’s
(tot op 3 decimalen) || || || Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 || TOTAAL DG: Ondernemingen || Personeel || 18,764 || 19,140 || 19,522 || 19,913 || 20,311 || 20,717 || 21,131 || 139,498 Andere administratieve uitgaven || 0,086 || 0,088 || 0,089 || 0,091 || 0,093 || 0,095 || 0,097 || 0,639 || || || || || || || || || TOTAAL kredieten Onder RUBRIEK 5 DG ENTR[30] van het meerjarige financiële kader || (Totaal vastleggingen = Totaal betalingen) || 18,850 || 19,228 || 19,611 || 20,004 || 20,404 || 20,812 || 21,228 || 140,137 in miljoenen euro’s
(tot op 3 decimalen) || || || Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 || Na 2020 || TOTAAL TOTAAL kredieten onder RUBRIEKEN 1 tot 5 van het meerjarige financiële kader || Vastleggingen || 243,450 || 286,228 || 331,111 || 377,004 || 424,904 || 473,812 || 525,628 || || 2662,137 Betalingen || 140,090 || 265,468 || 317,851 || 342,244 || 358,644 || 401,052 || 472,468 || 364,320 || 2662,137 3.2.2. Geraamde
gevolgen voor de beleidskredieten –
¨ Voor het voorstel/initiatief zijn geen beleidskredieten nodig –
X Voor het voorstel/initiatief zijn
beleidskredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven: Vastleggingskredieten in miljoenen euro’s (tot
op 3 decimalen) || Vermeld doelstellingen en outputs[31] ò || || || Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 || TOTAAL || OUTPUTS Soort output[32] || Gem. kosten van de output || Aantal Aantal outputs || Kosten || Aantal Aantal outputs || Kosten || Aantal Aantal outputs || Kosten || Aantal Aantal outputs || Kosten || Aantal Aantal outputs || Kosten || Aantal Aantal outputs || Kosten || Aantal Aantal outputs || Kosten || Totaal outputs || Totaal kosten || SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 1: De raamvoorwaarden verbeteren voor het concurrentievermogen en de duurzaamheid van de bedrijven van de Unie || || || || || || || || || || || || || || || || || Activiteiten om het Europese concurrentievermogen te verbeteren || Onderzoeken, effectbeoordelingen, evaluaties, conferenties || 0,250 || 54 || 13,500 || 55 || 13,750 || 57 || 14,250 || 58 || 14,500 || 60 || 15,000 || 61 || 15,250 || 62 || 15,500 || 407 || 101,680 || Activiteiten om het kmo-beleid te ontwikkelen en het concurrentievermogen van kmo’s te promoten || Vergaderingen, verslagen, databanken || 0,075 || 98 || 7,350 || 98 || 7,350 || 122 || 9,150 || 124 || 9,300 || 128 || 9,600 || 138 || 10,350 || 152 || 11,400 || 860 || 64,480 || Toerisme || Projecten, prijzen, onderzoeken, evenementen || 1,000 || 9 || 9,000 || 12 || 12,000 || 16 || 16,000 || 19 || 19,000 || 22 || 22,000 || 25 || 25,000 || 28 || 28,000 || 131 || 131,440 || Nieuwe bedrijfsconcepten voor consumptiegoederen || Markttoepassingsprojecten || 1,000 || 8 || 8,000 || 9 || 9,000 || 11 || 11,000 || 13 || 13,000 || 14 || 14,000 || 15 || 15,000 || 17 || 17,000 || 87 || 86.800 || Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 1 || || || || || || || || || || || || || || || || 384,400 || SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 2: Ondernemerschap promoten || || || || || || || || || || || || || || || || || Activiteiten die het ondernemerschap promoten || Onderzoeken, campagnes, evenementen || 0,5 || 5 || 2,500 || 6 || 3,000 || 5 || 2,500 || 6 || 3,000 || 6 || 3,000 || 6 || 3,000 || 7 || 3,500 || 41 || 20.720 || aantal uitwisselingen || 0,007 || 600 || 4,200 || 720 || 5,040 || 1300 || 9,100 || 1400 || 9,800 || 1650 || 11,550 || 1770 || 12,390 || 2000 || 14,000 || 9440 || 66.080 || Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 2 || || || || || || || || || || || || || || || || 86,800 || SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 3: De toegang voor kmo’s tot financiering verbeteren || || || || || || || || || || || || || || || || Financiële instrumenten || Aantal kmo-begunstigden (leninggaranties) || 0,004 || 7500 || 30,000 || 17 000 || 68,000 || 27 000 || 108,000 || 31 000 || 124,000 || 31 000 || 124,000 || 31 000 || 124,000 || 42 000 || 168,000 || 186500 || 746.320 || Leningvolume (miljoen euro’s) || || 1 071 || || 2 201 || || 3 384 || || 3 995 || || 4 065 || || 4 119 || || 5 420 || || 24255 || || Aantal kmo-begunstigden (VC) || 1, 220 || 10 || 12,200 || 30 || 36,600 || 46 || 56,120 || 85 || 103,700 || 115 || 140,300 || 140 || 170,800 || 140 || 170,800 || 566 || 690.000 || miljoen euro’s vreemd vermogen (VC) || || 103 || || 343 || || 686 || || 1 064 || || 1 445 || || 1 817 || || 1 869 || || 7 327 || || Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 3 || || || || || || || || || || || || || || || || 1436,320 || SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 4: De markttoegang verbeteren || || || || || || || || || || || || || || || || || Enterprise Europe Network || Partnerschapsvoorstellen || 0,005 || 5732 || 28,660 || 5821 || 29,105 || 5923 || 29,615 || 6040 || 30,200 || 6106 || 30,530 || 6336 || 31,680 || 6540 || 32,700 || 42 498 || 212,500 || Aantal kmo’s die ondersteunende diensten ontvangen (per 1 000 kmo’s) || 0,065 || 403 || 26,195 || 418 || 27,170 || 438 || 28,47 || 458 || 29,77 || 488 || 31,720 || 508 || 33,020 || 539 || 35,035 || 3252 || 211,380 || Ondersteuning van kmo’s in het buitenland || Onderzoeken || 0,250 || 10 || 2,500 || 12 || 3,000 || 15 || 3,750 || 14 || 3,500 || 15 || 3,750 || 18 || 4,500 || 20 || 5,000 || 104 || 25,951 || || Kmo-centra; kmo-helpdesks || 1,000 || 5 || 5,000 || 6 || 6,000 || 7 || 7,000 || 9 || 9,000 || 10 || 10,000 || 11 || 11,000 || 12 || 12,000 || 60 || 60,000 || || Platformen, evenementen, promotieactiviteiten || 0,200 || 6 || 1,200 || 6 || 1,300 || 8 || 1,600 || 10 || 1,900 || 10 || 2,000 || 12 || 2,400 || 13 || 2,600 || || 13,249 || Steun aan internationale industriële samenwerking || Workshops vergaderingen || 0,200 || 5 || 1,000 || 7 || 1,400 || 8 || 1,600 || 9 || 1,800 || 10 || 2,000 || 11 || 2,200 || 12 || 2,400 || 62 || 12,400 || Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 4 || || || || || || || || || || || || || || || || 535,480 || TOTALE KOSTEN || || 213,600 || || 256,000 || || 300,500 || || 346,000 || || 393,500 || || 441,000 || || 492,400 || || 2443,000 3.2.3. Geraamde
gevolgen voor de administratieve kredieten 3.2.3.1. Samenvatting
–
¨ Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten
nodig –
X Voor het voorstel/initiatief zijn
administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven: in miljoenen euro’s
(tot op 3 decimalen) || Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 || TOTAAL RUBRIEK 5 van het meerjarige financiële kader || || || || || || || || Personele middelen || 18,764 || 19,140 || 19,522 || 19,913 || 20,311 || 20,717 || 21,131 || 139,498 Andere administratieve uitgaven || 0,086 || 0,088 || 0,089 || 0,091 || 0,093 || 0,095 || 0,097 || 0,639 Subtotaal RUBRIEK 5 van het meerjarige financiële kader || 18,850 || 19,228 || 19,611 || 20,004 || 20,404 || 20,812 || 21,228 || 140,137 Buiten RUBRIEK 5[33] van het meerjarige financieel kader || || || || || || || || Personele middelen || || || || || || || || Andere administratieve uitgaven || || || || || || || || Subtotaal buiten RUBRIEK 5 van het meerjarige financiële kader || || || || || || || || TOTAAL || 18,85050 || 19,228 || 19,611 || 20,004 || 20,404 || 20,812 || 21,228 || 140,137 3.2.3.2. Geraamde
personeelsbehoeften –
¨ Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig –
X Voor het voorstel/initiatief zijn personele
middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven: Raming in
voltijdequivalenten || Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen) XX 01 01 01 (zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie) || 110 || 110 || 110 || 110 || 110 || 110 || 110 XX 01 01 02 (delegaties) || || || || || || || XX 01 05 01 (onderzoek door derden) || || || || || || || 10 01 05 01 (eigen onderzoek) || || || || || || || Extern personeel (in voltijdequivalenten: VTE)[34] || || || || || || || XX 01 02 01 (AC, INT, END van de “totale financiële middelen”) || 58 || 58 || 58 || 58 || 58 || 58 || 58 XX 01 02 02 (AC, INT, JED, AL en END in de delegaties) || || || || || || || XX 01 04 yy[35] || zetel[36] || || || || || || || || delegaties || || || || || || || XX 01 05 02 (AC, INT, END - onderzoek door derden) || || || || || || || 10 01 05 02 (AC, INT, END – eigen onderzoek) || || || || || || || Ander begrotingsonderdeel (specificeer) || || || || || || || TOTAAL || 168 || 168 || 168 || 168 || 168 || 168 || 168 XX is het
beleidsterrein of de begrotingstitel De benodigde personele middelen zullen worden
gefinancierd uit de middelen die reeds voor het beheer van deze actie zijn
toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel aangevuld met
middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met
inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden
toegewezen. DG Ondernemingen overweegt een gedeeltelijke outsourcing van het
proces aan een bestaand uitvoerend agentschap. De bedragen en toewijzingen
zullen indien nodig worden aangepast volgens de resultaten van het
outsourcingproces. Beschrijving van de uit te voeren taken: Ambtenaren en tijdelijke functionarissen || Extern personeel || 3.2.4. Verenigbaarheid
met het huidige meerjarige financiële kader –
X Het voorstel/initiatief is verenigbaar met
het voorstel van de Commissie voor een meerjarig financieel kader 2014-2020,
COM(2011) 500 definitief. –
¨ Het voorstel/initiatief vergt herprogrammering van de betrokken
rubriek van het meerjarige financiële kader. Zet uiteen
welke herprogrammering nodig is, onder vermelding van de betrokken
begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen. […] –
¨ Het voorstel/initiatief vergt toepassing van het
flexibiliteitsinstrument of herziening van het meerjarige financiële kader[37]. Zet uiteen wat
nodig is, onder vermelding van de betrokken rubrieken en begrotingsonderdelen
en de desbetreffende bedragen. […] 3.2.5. Bijdragen
van derden aan de financiering [nog aan te vullen] –
Het voorstel/initiatief voorziet niet in
medefinanciering door derden Kredieten in miljoenen euro’s (tot op 3
decimalen) || Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 || Totaal niet-EU-lidstaten die deelnemen aan het programma[38] || || || || || || || || TOTAL medegefinancierde kredieten || Pm || Pm || Pm || Pm || Pm || Pm || Pm || Pm 3.3. Geraamde
gevolgen voor de ontvangsten –
X Het voorstel/initiatief heeft geen
financiële gevolgen voor de ontvangsten. –
¨ Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële
gevolgen: –
¨ voor de eigen middelen –
¨ voor de diverse ontvangsten in miljoenen euro’s (tot op 3 decimalen) Begrotingsonderdeel voor ontvangsten: || Voor het lopende begrotingsjaar beschikbare kredieten || Gevolgen van het voorstel/initiatief[39] Jaar N || Jaar N+1 || Jaar N+2 || Jaar N+3 || … zoveel kolommen als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6) Artikel …………. || || || || || || || || Vermeld voor de diverse ontvangsten die worden
toegewezen het (de) betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven. […] Vermeld de wijze van berekening van de
gevolgen voor de ontvangsten. [1] COM(2011)
500 definitief. [2] Meer dan
50 000 verschillende gebruikers van het IER-webportaal en de diensten voor
e-leren in de eerste drie jaar, met meer dan 2 miljoen hits; meer dan 30
opleidingsseminars en interactieve workshops per jaar, waarvan twee derde in
Europa, om de vragen van kmo’s te behandelen. [3] Studies/enquêtes
uitgevoerd door kleinere lidstaten zouden een minder grote Europese toegevoegde
waarde hebben en geen EU-reikwijdte hebben en eventueel overlappen met
onderzoek dat al in andere landen is uitgevoerd. [4] Dit soort
maatregelen veronderstelt een hogere toegevoegde waarde en een grotere impact
wanneer een gecoördineerde en complementaire aanpak onder de lidstaten wordt
gevolgd; bovendien beschikken kleinere lidstaten vaak over minder middelen om
hun bestemmingen en vooral grensoverschrijdende toeristische producten te
promoten. [5] COM(2011)
500 definitief, SEC(2011) 867 - 868 definitief. Mededeling van de Commissie aan
het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en
het Comité van de Regio’s: Een begroting voor Europa 2020 - Deel II:
Beleidsfiches. [6] Final Report: Evaluation
of the Executive Agency for Competitiveness and Innovation; 12 mei 2011.
http://ec.europa.eu/cip/files/docs/evaluation-of-eaci-may-2011_en.pdf [7] http://ec.europa.eu/cip/files/docs/public-consultation-annex2-to-final-report_en.pdf [8] http://ec.europa.eu/enterprise/dg/files/evaluation/final_report_eip_interim_evaluation_04_2009_en.pdf [9] http://ec.europa.eu/cip/files/docs/eip-final-evaluation-report_en.pdf [10] Het budget
voor het programma is lager dan het bedrag dat genoemd is in de in de
mededeling van de Commissie “Een begroting voor Europa 2020” (COM(2011) 500)
omdat maatregelen ter ondersteuning van normalisatie voor maximaal 182 miljoen
euro buiten het programma zullen worden gefinancierd, zodat hun succesvolle structuur
en doelmatige uitvoering behouden blijven. [11] COM(2010) 2020 definitief. [12] COM(2010) 614 definitief. [13] COM(2008) 394 definitief. [14] COM(2011) 78 definitief. [15] COM(2011) 398 definitief. [16] PB L 124 van 20.5.2003, blz. 36. [17] Eurobarometerenquête
over ondernemerschap uit 2009. [18] COM(2010)
352 definitief. [19] PB C 139 van 14.6.2006, blz. 1. [20] PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13. [21] PB L 310
van 9.11.2006, blz. 15. [22] Deze
indicatoren verwijzen naar de ontwikkelingen in het ondernemings- en
industriebeleid. De Commissie zelf is niet als enige verantwoordelijk voor het
bereiken van de doelstellingen. Er zijn ook tal van andere factoren buiten het
bereik van de Commissie, die de resultaten op dit gebied eveneens beïnvloeden. [23] NEER/REER
op basis van de ULC, zonder de impact van wisselkoersschommelingen (NEER =
nominal effective exchange rate = nominale effectieve wisselkoers; REER = real
effective exchange rate = reële effectieve wisselkoers; ULC = unit labour costs
= arbeidskosten per eenheid [24] ABM: Activity-Based
Management – ABB: Activity-Based
Budgeting. [25] In de zin
van artikel 49, lid 6, onder a) of b), van het Financieel
Reglement. [26] Nadere
gegevens over de beheersvormen en verwijzingen naar het Financieel Reglement
zijn beschikbaar op BudgWeb: http://www.cc.cec/budg/man/budgmanag/budgmanag_en.html [27] In de zin
van artikel 185 van het Financieel Reglement. [28] COM(2011)
376 van 24.6.2011. [29] Technische
en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering
van programma's en/of acties van de EU (vroegere "BA"-onderdelen),
uitvoerende agentschappen, onderzoek door derden, eigen onderzoek. [30] DG
Ondernemingen overweegt een gedeeltelijke outsourcing van het proces aan een
bestaand uitvoerend agentschap. De bedragen en toewijzingen zullen indien nodig
worden aangepast volgens de resultaten van het outsourcingproces. "Andere
administratieve uitgaven" dekken de financiering van de verplichte
comitévergaderingen. [31] Deze indicatieve
uitsplitsing van beleidskredieten en de daaruit volgende verdeling van het budget
tussen de voorgestelde acties is gebaseerd op de aard van de geplande acties:
bijvoorbeeld kunnen de activiteiten voor de ontwikkeling van kmo-beleid en ter
bevordering van het kmo-concurrentievermogen worden omschreven als
beleidsvorming op basis van studies en evenementen, die zullen worden
uitgevoerd door middel van overheidsopdrachten, en die relatief minder kosten
zullen meebrengen dan de geplande activiteiten in de secoren toerisme en consumentengoederen,
waarvoor oproepen tot het indienen van voorstellen zullen worden gepubliceerd. [32] Outputs
zijn te leveren producten en diensten (bv. aantal gefinancierde
studentenuitwisselingen, aaantal km gebouwde wegen). [33] Technische
en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering
van programma's en/of acties van de EU (vroegere "BA"-onderdelen),
onderzoek door derden, eigen onderzoek. [34] AC =
arbeidscontractant; INT = uitzendkracht; JED = jonge deskundige in delegaties;
AL = plaatselijk functionaris; END = gedetacheerd nationaal deskundige. [35] Onder het
maximum voor extern personeel uit beleidskredieten (vroegere
"BA"-onderdelen). [36] Vooral
voor structuurfondsen, Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling
(ELFPO) en Europees Visserijfonds (EVF). [37] Zie de
punten 19 en 24 van het Interinstitutioneel Akkoord. [38] Het
Programma zal, onder specifieke voorwaarden en op voorwaarde van betaling van
een financiële bijdrage aan het Programma, open staan voor deelname van landen
die behoren tot de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA) die lid zijn van de
Europese Economische Ruimte (EER), kandidaat-lidstaten en potentiële
kandidaat-lidstaten, landen die vallen onder het Europees Nabuurschapsbeleid
(zie artikel 5). [39] Voor
traditionele eigen middelen (douanerechten en suikerheffingen), moeten
nettobedragen worden vermeld, d.w.z. na aftrek van 25% aan inningskosten.