This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52011DC0567
COMMUNICATION FROM THE COMMISSION TO THE EUROPEAN PARLIAMENT, THE COUNCIL, THE EUROPEAN ECONOMIC AND SOCIAL COMMITTEE AND THE COMMITTEE OF THE REGIONS Supporting growth and jobs – an agenda for the modernisation of Europe's higher education systems
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S Ondersteuning van groei en werkgelegenheid - een agenda voor de modernisering van de Europese hogeronderwijssystemen
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S Ondersteuning van groei en werkgelegenheid - een agenda voor de modernisering van de Europese hogeronderwijssystemen
/* COM/2011/0567 definitief */
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S Ondersteuning van groei en werkgelegenheid - een agenda voor de modernisering van de Europese hogeronderwijssystemen /* COM/2011/0567 definitief */
1.
INLEIDING
De Europa
2020-strategie, de kerninitiatieven in het kader daarvan en de nieuwe
geïntegreerde richtsnoeren kennen aan kennis een centrale rol toe om slimme,
duurzame en inclusieve groei te bewerkstelligen. Het voorstel van de
Commissie voor het meerjarig financieel kader 2014-2020 ondersteunt deze
strategie en voorziet in een aanzienlijke stijging van het budget voor
investeringen in onderwijs, onderzoek en innovatie. Dit is omdat onderwijs, en
met name hoger onderwijs en de band tussen onderwijs en onderzoek en innovatie,
een essentiële rol speelt bij de persoonlijke en maatschappelijke vooruitgang.
Niet minder belangrijk is dat het hoger onderwijs Europa de hooggekwalificeerde
werkers en mondige burgers levert die nodig zijn om nieuwe banen, economische
groei en welvaart te verzekeren. Hogeronderwijsinstellingen[1] zijn
aldus cruciale partners bij de uitvoering van de strategie van de Europese Unie
om de economische groei te bevorderen en in stand te houden. Ondanks een problematische werkgelegenheidssituatie
als gevolg van de economische crisis is hoger onderwijs een gezonde keuze[2]. Wel blijft het potentieel
van de Europese hogeronderwijsinstellingen om hun maatschappelijke rol te
vervullen en aan de Europese welvaart bij te dragen, onderbenut. Europa
speelt geen voortrekkersrol meer in de wereldwijde concurrentie om kennis en
talent, terwijl de investeringen van opkomende economieën in het hoger
onderwijs snel toenemen[3].
Hoewel voor 35% van alle banen in de EU in 2020 hoge kwalificaties vereist zullen
zijn[4], heeft momenteel slechts 26%
van de arbeidskrachten een hogere opleiding. De EU loopt nog steeds achter
wat betreft het aandeel van onderzoekers in de totale werkende bevolking: 6 per
100, vergeleken met 9 in de VS en 11 in Japan[5].
De kenniseconomie heeft behoefte aan mensen met de juiste combinatie van
vaardigheden: transversale competenties, e-skills voor het digitale tijdperk,
creativiteit en flexibiliteit, en beheersing van het eigen specialisme
(bijvoorbeeld natuurwetenschappen, technologie, ingenieurswetenschappen,
wiskunde). Werkgevers in de overheids- en de privésector, ook in sectoren waar
veel onderzoek wordt verricht, melden echter dat het steeds moeilijker wordt om
mensen te vinden die aan hun zich ontwikkelende behoeften voldoen. Tegelijkertijd proberen
hogeronderwijsinstellingen al te vaak op vele gebieden te concurreren, hoewel
relatief weinig instellingen over de nodige capaciteit beschikken om over de
hele linie uit te munten. Volgens de actuele onderzoekgerichte mondiale rangschikkingen
van universiteiten zijn er dan ook te weinig Europese
hogeronderwijsinstellingen van wereldklasse. Zo horen slechts ongeveer 200 van
de 4000 Europese hogeronderwijsinstellingen bij de Top 500, en niet meer dan 3
bij de Top 20, volgens de laatste Academic Ranking of World Universities. En er
is geen echte verbetering opgetreden in de afgelopen jaren. Er is niet slechts
één excellentiemodel: Europa heeft behoefte aan een grote verscheidenheid
aan hogeronderwijsinstellingen en elk van deze instellingen moet naar
excellentie streven in overeenstemming met haar opdracht en strategische
prioriteiten. Met meer transparante informatie over het specifieke profiel en
de prestaties van afzonderlijke instellingen zouden beleidmakers in een betere
positie verkeren om doeltreffende hogeronderwijsstrategieën te ontwikkelen en
zouden de instellingen gemakkelijker op hun eigen sterke punten kunnen
voortbouwen. De verantwoordelijkheid voor het
bewerkstelligen van hervormingen in het hoger onderwijs ligt in de eerste plaats
bij de lidstaten en bij de onderwijsinstellingen zelf.
Het Bolognaproces, de EU-agenda voor de modernisering van universiteiten[6] en de totstandbrenging van de
Europese Onderzoeksruimte maken echter duidelijk dat de uitdagingen en de
beleidsrespons de nationale grenzen overstijgen. Om de bijdrage van de Europese
hogeronderwijssystemen aan slimme, duurzame en inclusieve groei te
maximaliseren, zijn hervormingen op kerngebieden vereist: meer
afgestudeerden in het hoger onderwijs op alle niveaus, verbetering van de kwaliteit
en relevantie van de ontwikkeling van het menselijk potentieel in het hoger
onderwijs, totstandbrenging van doeltreffend bestuur en doeltreffende
financieringsmechanismen ter bevordering van excellentie, en versterking
van de kennisdriehoek tussen onderwijs, onderzoek en bedrijfsleven.
Daarnaast hebben de internationale mobiliteit van studenten, onderzoekers en
personeel en de toenemende internationalisering van het hoger onderwijs een
sterke impact op de kwaliteit en werken zij in deze kerngebieden door. Sectie 2 van deze mededeling behandelt de
voornaamste beleidsdoelstellingen voor de lidstaten en
hogeronderwijsinstellingen, die erop gericht moeten zijn hun bijdrage aan
de Europese groei en werkgelegenheid te maximaliseren. De
specifieke maatregelen die de EU zal nemen, waarbij zij
haar toegevoegde waarde zal inbrengen ter
ondersteuning van de moderniseringsinspanningen van overheidsdiensten en
-instellingen worden in sectie 3 gepresenteerd. In het bij deze
mededeling gevoegde werkdocument van de diensten van de Commissie worden de
analytische gegevens ter ondersteuning van deze beleidskwesties en maatregelen
besproken.
2.
VOORNAAMSTE BELEIDSDOELSTELLINGEN VOOR LIDSTATEN EN INSTELLINGEN VAN
HOGER ONDERWIJS
2.1.
Onderwijsniveaus verhogen om Europa de academici en
onderzoekers te leveren die het nodig heeft
Het Europa 2020-kerndoel voor onderwijs
bepaalt dat in 2020 40% van de jongeren met succes hoger onderwijs of een
gelijkwaardige opleiding moet voltooien[7]. De opleidingsniveaus zijn de laatste tien jaar
bijna overal in Europa aanzienlijk verhoogd, maar zijn nog steeds onvoldoende
om te kunnen inspelen op de beoogde toename van kennisintensieve banen, om de
capaciteit van Europa zodanig te vergroten dat het van de mondialisering kan
profiteren en om het Europese sociale model te ondersteunen. De verhoging van de onderwijsniveaus moet ook een
katalysator zijn voor systemische verandering, voor kwaliteitsverhoging en voor
de ontwikkeling van nieuwe onderwijsmethoden. Bovendien wordt de groep schoolverlaters
waaruit het hoger onderwijs traditioneel put kleiner, hoewel het tempo van de vergrijzing van lidstaat tot lidstaat verschilt[8]. Daarom
moet Europa het hoger onderwijs voor bredere lagen van de bevolking
aantrekkelijk maken, ook voor kansarme en kwetsbare groepen, en daartoe de
middelen beschikbaar stellen. In diverse lidstaten is het ook essentieel dat
minder studenten afhaken. Deze hogere aspiraties en
betere resultaten kunnen niet alleen op het tertiaire niveau worden
gerealiseerd. Het succes is ook afhankelijk van de beleidsmaatregelen om
onderwijsresultaten op lagere niveaus te verbeteren en voortijdig
schoolverlaten te verminderen, in overeenstemming met het Europa
2020-doel[9]
en de recente aanbeveling van de Raad over vroegtijdig schoolverlaten[10]. Europa heeft ook meer onderzoekers nodig om het pad te effenen voor de industrie van morgen. Om onze economieën
kennisintensiever te maken, tot het streefcijfer van 3% van het bbp voor
investeringen in onderzoek, zullen er in de Europese Unie naar schatting één
miljoen nieuwe onderzoeksbanen nodig zijn[11],
vooral in de privésector. Om daarnaast betere voorwaarden voor het
bedrijfsleven te scheppen om in onderzoek en innovatie te investeren, zijn meer
doctoraatskandidaten nodig en moeten de onderzoeksvaardigheden van het
voorhanden personeel worden verbeterd, en moet de informatievoorziening over
mogelijkheden verbeterd worden, zodat carrières buiten de academische wereld
een reële optie worden voor beginnende onderzoekers.
Door stereotypes en belemmeringen tegen te gaan waarmee vrouwen nog steeds
worden geconfronteerd als zij de hoogste niveaus in postdoctoraal onderwijs en
onderzoek willen bereiken – vooral voor bepaalde specialisaties en in leidende
posities – kan niet aangeboord talent worden geëxploiteerd. Voornaamste beleidsdoelstellingen voor lidstaten en
hogeronderwijsinstellingen: ·
Duidelijke overgangen
van beroeps- en andere opleidingstypes naar hoger onderwijs ontwikkelen. Dit
kan op doeltreffende wijze gebeuren door middel van nationale kwalificatiekaders
gerelateerd aan het Europese kwalificatiekader en gebaseerd op
leerresultaten, en door middel van duidelijke procedures voor de erkenning van
buiten het formele onderwijs- en opleidingssysteem opgedane kennis en ervaring. ·
Meer contact zoeken met
leerlingen uit ondervertegenwoordigde groepen en met “niet-traditionele”
leerlingen, waaronder volwassenen; meer transparante informatie verstrekken
over onderwijsmogelijkheden en op maat gesneden richtsnoeren om over studiekeuzen
te informeren en voortijdig schoolverlaten te reduceren. ·
Ervoor zorgen dat financiële steun
terechtkomt bij potentiële leerlingen uit milieus met een lager inkomen door
middel van een betere focussering van de middelen. ·
Nationale strategieën ontwerpen en uitvoeren om
voldoende onderzoekers op te leiden en bij te scholen in overeenstemming met de
O&O-doelstellingen van de EU.
2.2.
Kwaliteit en relevantie van het hoger onderwijs
verbeteren
Hoger onderwijs
verhoogt het individuele potentieel en moet afgestudeerden de kennis en
essentiële overdraagbare competenties meegeven die zij nodig hebben om in
hooggekwalificeerde beroepen te slagen. De studieprogramma's spelen vaak
slechts langzaam in op de veranderende behoeften in de economie en anticiperen
niet op de loopbanen van morgen of helpen ook niet om deze vorm te geven;
afgestudeerden hebben moeite een kwaliteitsbaan te vinden, die bij hun studie
aansluit[12].
De werkgevers en arbeidsmarktinstellingen betrekken bij het ontwerpen en
uitvoeren van programma's, personeelsuitwisselingen ondersteunen en
praktische ervaring in de cursussen inbrengen, kan ertoe bijdragen de
leerplannen af te stemmen op de huidige en toekomstige behoeften van de
arbeidsmarkt en kan inzetbaarheid en ondernemerschap bevorderen. Wanneer de
onderwijsinstellingen de loopbaanontwikkeling van hun vroegere studenten beter
volgen, kan dat betere informatie opleveren voor de opzet en de relevantie van
programma's. Er is een grote behoefte aan flexibele en
innovatieve leer- en onderwijsmethoden: om de kwaliteit en relevantie te
verbeteren terwijl het aantal studenten toeneemt, om de deelname van diverse
groepen studenten te verruimen en om voortijdig afbreken van de studie te
bestrijden. Om dit te realiseren, in overeenstemming met de digitale agenda
voor Europa[13],
is het belangrijk de transformerende voordelen van ICT en andere nieuwe
technologieën te exploiteren om het onderwijs te verrijken, leerervaringen
te verbeteren, gepersonaliseerd leren te ondersteunen, de toegankelijkheid te
vergemakkelijken door leren op afstand en virtuele mobiliteit, de administratie
te stroomlijnen en nieuwe onderzoeksmogelijkheden te creëren[14]. Om aan de toenemende vraag naar
kennisarbeiders te voldoen, moet de opleiding van onderzoekers in het
hoger onderwijs beter afgestemd worden op de behoeften van de kennisintensieve
arbeidsmarkt en met name op de vereisten van kleine en middelgrote
ondernemingen. Voor het bedrijfsleven relevante doctoraatsopleiding van hoge
kwaliteit levert een nuttige bijdrage om aan deze behoefte aan deskundig
menselijk potentieel te voldoen. Door financiering te koppelen aan de
toepassing van de EU-beginselen voor innovatieve doctoraatsopleiding[15] zal Europa meer onderzoekers
beter en sneller kunnen opleiden. De hervorming en modernisering van het
hoger onderwijs in Europa hangt af van de competentie en motivering van
docenten en onderzoekers. De omvang van het
onderwijzend personeel en het onderzoekspersoneel heeft echter in veel gevallen
geen gelijke tred gehouden met het steeds toenemend aantal studenten, waardoor
de reeds beperkte capaciteit onder druk staat. Betere arbeidsomstandigheden,
met inbegrip van transparante en eerlijke wervingsprocedures[16],
betere initiële en voortgezette beroepsontwikkeling en betere erkenning en
beloning van onderwijs- en onderzoeksexcellentie zijn essentieel om Europa in
staat te stellen het nodige academisch personeel van hoge kwaliteit te
produceren, aan te trekken en te behouden. Voornaamste beleidsdoelstellingen voor lidstaten en
hogeronderwijsinstellingen: ·
De aanwending van vaardigheden- en groeiprognoses
en van gegevens over werkgelegenheid voor afgestudeerden aanmoedigen
(onder meer nagaan waar afgestudeerden terechtkomen), bij het ontwerpen,
onderwijzen en evalueren van cursussen en kwaliteitsborging en financieringsmechanismen
aanpassen om succes bij het uitrusten van studenten voor de arbeidsmarkt te
belonen. ·
Een grotere verscheidenheid in studievormen
aanmoedigen (bv. deeltijds, modulair en afstandsonderwijs,
bijscholing voor herintredende volwassenen en anderen die reeds op de arbeidsmarkt
zijn), door zo nodig de financieringsmechanismen aan te passen. ·
Het potentieel van ICT's beter te exploiteren teneinde effectievere en gepersonaliseerde leerervaringen, onderwijs-
en onderzoeksmethoden (bv. eLearning en "gemengd leren") mogelijk te
maken en het gebruik van virtuele leerplatforms te verhogen. ·
De capaciteit van arbeidsmarktinstellingen (met
inbegrip van openbare arbeidsbemiddelingsdiensten) en regelgeving vergroten
zodat vaardigheden en banen op elkaar worden afgestemd en actief arbeidsmarktbeleid
ontwikkelen om werkgelegenheid voor afgestudeerden te bevorderen en
beroepsoriëntatie te verbeteren. ·
Stimulansen invoeren
voor hogeronderwijsinstellingen om in permanente beroepsontwikkeling voor
hun personeel te investeren, om voldoende personeel aan te werven om nieuwe
studierichtingen te kunnen ontwikkelen, en om excellentie in onderwijs
te belonen. ·
De financiering van doctoraatsprogramma's koppelen
aan de beginselen voor innovatieve doctoraatsopleiding.
2.3.
Kwaliteit verbeteren door middel van mobiliteit en
grensoverschrijdende samenwerking
Leermobiliteit helpt mensen hun professionele,
sociale en interculturele vaardigheden en hun inzetbaarheid te verbeteren. De
ministers van de Europese hogeronderwijsruimte (EHOR) zijn overeengekomen het
aandeel van de studenten die een studie of onderwijsperiode in het
buitenland hebben voltooid voor 2020 te verdubbelen en op 20% te brengen[17]. De EHOR heeft verreikende
veranderingen teweeggebracht: de bachelor-master-doctoraatstructuur en
vooruitgang bij de kwaliteitsborging hebben individuele mobiliteit
vergemakkelijkt en instellingen en systemen versterkt. Tegelijkertijd verbetert
de ontwikkeling van de Europese onderzoeksruimte (EOR) de
complementariteit tussen nationale stelsels teneinde de kosteneffectiviteit van
investeringen in onderzoek te verbeteren en uitwisselingen en samenwerking
tussen instellingen te intensiveren. De erkenning van in het buitenland verworven
academische kwalificaties blijft echter nog te moeilijk, de overdraagbaarheid
van leningen en beurzen is begrensd, "verticale" mobiliteit[18] is nog steeds beperkt en er
zijn hinderpalen voor het vrije verkeer van onderzoekers binnen de EU. De
tenuitvoerlegging van de aanbeveling van de Raad over het bevorderen van de
leermobiliteit[19]
en de toepassing van Europese kwaliteitsborgingsinstrumenten, zoals het
Europees register voor kwaliteitsborging in het hoger onderwijs (EQAR), zouden
wederzijds vertrouwen, academische erkenning en mobiliteit vergemakkelijken. De beste
studenten, academici en onderzoekers van buiten de EU aantrekken en nieuwe
vormen van grensoverschrijdende samenwerking ontwikkelen, zijn de
voornaamste methoden om kwaliteit te bevorderen. Dit kunnen ook belangrijke
inkomensbronnen voor onderwijsinstellingen zijn. Hoewel sommige lidstaten al
een zeer aantrekkelijke studiebestemming zijn[20],
moet de EU als geheel de beste studenten en onderzoekers kunnen
aantrekken om met de VS te kunnen concurreren[21].
De aantrekkingskracht van Europa kan verbeteren wanneer een aantal problemen
dringend wordt aangepakt: stijgende kosten en middelmatige kwaliteit, moeilijke
academische erkenning, ondoorzichtige werving en onaantrekkelijke
arbeidsomstandigheden voor onderzoekers en problemen om een visa te krijgen
voor studie en werk, ook bij mobiliteit binnen de EU. Voornaamste beleidsdoelstellingen voor lidstaten en
hogeronderwijsinstellingen: ·
Instellingen aanmoedigen om leermobiliteit
systematischer in leerplannen in te bouwen en onnodige belemmeringen
opheffen bij verandering van instelling tussen bachelors- en mastersniveau
en voor grensoverschrijdende samenwerking en uitwisselingen. ·
Zorgen voor een efficiënte erkenning van in het
buitenland verworven studiepunten door middel van een doeltreffende
kwaliteitsborging, vergelijkbaar en consistent gebruik van het Europees
puntenoverdrachtsysteem (ECTS) en het diplomasupplement, en door kwalificaties
aan het Europees kwalificatiekader te koppelen. ·
Toegang, werkgelegenheidsvoorwaarden en
ontwikkelingskansen voor studenten, onderzoekers en leraren uit andere landen
verbeteren, onder meer door een volledige tenuitvoerlegging van de richtlijnen
betreffende studenten en onderzoekers[22]
en van de EU-visumcode om de afgifte van Schengenvisa voor studenten en
onderzoekers voor een kort verblijf te vergemakkelijken[23].
2.4.
Beter gebruik van de kennisdriehoek: hoger
onderwijs, onderzoek en bedrijfsleven met elkaar in verbinding brengen met het
oog op excellentie en regionale ontwikkeling
De bijdrage van het hoger onderwijs aan
werkgelegenheid en groei, en de internationale aantrekkingskracht van het hoger
onderwijs, kunnen worden vergroot door middel van nauwe en doeltreffende
banden tussen onderwijs, onderzoek en bedrijfsleven – de drie zijden van de
"kennisdriehoek". De recente verschuiving naar open innovatie heeft
geleid tot grotere kennisstromen en nieuwe vormen van samenwerking tussen
onderwijsinstellingen, onderzoekorganisaties en ondernemingen, maar de
capaciteit van hogeronderwijsinstellingen om onderzoekresultaten en innovatieve
praktijk in het onderwijsaanbod te integreren en om het potentieel voor
verhandelbare producten en diensten te benutten, blijft beperkt[24]. Overschrijding
van de grenzen tussen onderzoek, bedrijfsleven en onderwijs vergt grondige
wetenschappelijke kennis, ondernemersvaardigheden, een creatieve en innovatieve
houding en intensieve onderlinge samenwerking tussen de betrokkenen om de
gegenereerde kennis optimaal te kunnen verspreiden en te exploiteren. Overheidsbeleid
dat partnerschap aanmoedigt tussen beroepsinstellingen,
onderzoeksuniversiteiten en hightechcentra kan onderwijs in de kennisdriehoek
verankeren, de aansluiting tussen basisonderzoek en toegepast onderzoek
verbeteren en kennis efficiënter naar de markt overbrengen. Een beter beheer
van de intellectuele-eigendomsrechten zal dit proces vergemakkelijken[25]. Als kennis-, expertise- en leercentra kunnen
hogeronderwijsinstellingen economische ontwikkeling stimuleren in de
regio’s waar zij gevestigd zijn. Zij kunnen ook getalenteerde mensen in een
innovatieve omgeving brengen en regionale sterke punten wereldwijd exploiteren
en een open uitwisseling van kennis, personeel en expertise bevorderen. Zij kunnen eveneens fungeren als het middelpunt van een
kennisnetwerk of cluster dat de lokale economie en samenleving dient, wanneer
lokale en regionale autoriteiten intelligente specialisatiestrategieën
toepassen om hun middelen op de voornaamste prioriteiten te concentreren en het
effect te maximaliseren. Voornaamste beleidsdoelstellingen voor lidstaten en
hogeronderwijsinstellingen: ·
De ontwikkeling bevorderen van creatieve,
ondernemers- en innovatievaardigheden in alle vakgebieden en in de drie
cycli, en innovatie in het hoger onderwijs bevorderen door meer
interactieve leeromgevingen en een sterkere infrastructuur voor
kennisoverdracht. ·
De infrastructuur voor kennisoverdracht van
hogeronderwijsinstellingen versterken en hun vermogen om een actieve rol te
spelen bij start-ups en spin-offs verbeteren. ·
Partnerschap en samenwerking met het
bedrijfsleven aanmoedigen als kernactiviteit van hogeronderwijsinstellingen door middel van beloningsstructuren, stimulansen voor samenwerking
tussen vakgebieden en organisaties en het afbouwen van administratieve en
regelgevingsbarrières voor partnerschappen tussen instellingen en andere
overheids- en privéactoren. ·
Hogeronderwijsinstellingen systematischer betrekken
bij de ontwikkeling van geïntegreerde lokale en regionale ontwikkelingsplannen
en regionale steun afstemmen op samenwerking tussen hoger onderwijs en
bedrijfsleven, met name voor de totstandbrenging van regionale
excellentie- en specialisatiecentra.
2.5.
Verbetering van bestuur en financiering
Voor hogeronderwijssystemen is passende
financiering nodig en de Europa 2020-strategie benadrukt dat de onderwijs-
en onderzoeksectoren die groei bevorderen, moeten worden beschermd wanneer bij
de overheidsuitgaven prioriteiten worden gesteld. Hoewel de uitgaven tussen de
lidstaten sterk verschillen[26],
zijn de totale investeringen in het hoger onderwijs in Europa te laag:
gemiddeld 1,3% van het bbp, vergeleken met 2,7% in de VS en 1,5% in Japan. De
huidige druk om de begrotingen te consolideren, heeft de lidstaten ertoe
aangezet de kosteneffectiviteit van hun investeringen in hoger onderwijs en
onderzoek te evalueren: terwijl sommige de uitgaven hebben gereduceerd, hebben
andere hun budgetten verhoogd omdat zij het groeipotentieel van uitgaven in
deze sectoren hebben erkend. Overheidsinvesteringen moeten ook in de
toekomst de grondslag zijn voor duurzaam hoger onderwijs. De financiële
middelen die nodig zijn om hoogwaardige onderwijssystemen in stand te houden en
uit te breiden, zullen echter waarschijnlijk aanvullende financieringsbronnen
noodzakelijk maken, hetzij publieke, hetzij private. De lidstaten streven er
steeds meer naar de waarde van de geïnvesteerde middelen te maximaliseren, ook
door middel van gerichte prestatieovereenkomsten met instellingen,
concurrerende financieringsregelingen en het rechtstreeks doorsluizen van
financiële middelen naar afzonderlijke personen. Zij streven naar een diversificatie
van de financiële middelen en willen daarbij overheidsinvesteringen
gebruiken om middelen van elders over te hevelen en meer privéfinanciering aan
te trekken; collegegeld wordt steeds gangbaarder, vooral op mastersniveau en
daarboven. Het zal belangrijk zijn de doeltreffendheid en de impact van deze
nieuwe ontwikkelingen te volgen en te beoordelen, ook voor studenten uit armere
milieus en uit het oogpunt van rechtvaardigheid en mobiliteit. De uitdagingen die het hoger onderwijs moet
aangaan, vereisen flexibelere bestuurs- en financieringssystemen die een
goed evenwicht bieden tussen meer zelfstandigheid voor onderwijsinstellingen
enerzijds en het afleggen van verantwoording aan alle belanghebbenden
anderzijds. Zelfstandige instellingen kunnen gemakkelijker specialiseren,
onderwijs- en onderzoekprestaties bevorderen[27]
en diversificatie binnen hogeronderwijssystemen stimuleren. Juridische,
financiële en bestuurlijke restricties beperken echter nog steeds de
institutionele vrijheid om strategieën en structuren te definiëren en om zich
van concurrenten te onderscheiden. De efficiëntie van
hogeronderwijsinstellingen en bijgevolg de doeltreffendheid van
overheidsinvesteringen kunnen worden verhoogd door minder beperkingen op
te leggen: op het aantrekken van privékapitaal, op kapitaalinvesteringen, op
eigendom van de infrastructuur, op de vrijheid om personeel te werven en op
erkenning. Investeren in professioneel management kan een strategische
visie en leiderschap opleveren en tegelijkertijd leraren en onderzoekers de
nodige academische vrijheid geven om zich op hun kerntaken te concentreren. Voornaamste beleidsdoelstellingen voor lidstaten en
hogeronderwijsinstellingen: ·
Betere identificatie van de reële kosten van hoger
onderwijs en onderzoek en een zorgvuldige afstemming van de uitgaven aanmoedigen,
onder meer door middel van prestatiegerelateerde financieringsmechanismen die
een concurrentie-element inbrengen. ·
Financieringsmechanismen afstemmen op de behoeften
van verschillende institutionele profielen om instellingen aan te moedigen hun
inspanningen op hun eigen sterke punten te concentreren, stimulansen
ontwikkelen ter ondersteuning van uiteenlopende strategische keuzen en excellentiecentra
ontwikkelen. ·
Toegang tot alternatieve financieringsbronnen
vergemakkelijken, onder meer door overheidsfondsen aan te wenden voor het
aantrekken van privé- en andere overheidsinvesteringen (bijvoorbeeld door
aanvullende financiering). ·
De ontwikkeling ondersteunen van strategische en
professionele leiders in het hoger onderwijs en ervoor zorgen dat hogeronderwijsinstellingen
beschikken over de nodige autonomie om de strategische richting te bepalen,
inkomensstromen te beheren, prestaties te belonen om het beste onderwijs- en
onderzoekspersoneel aan te trekken, toelatingsbeleid te bepalen en nieuwe
leerplannen in te voeren. ·
Instellingen aanmoedigen om hun personeelsbeleid
te moderniseren en daarvoor het logo voor excellent onderzoek te krijgen en om
de aanbevelingen van de Groep van Helsinki inzake vrouwen en wetenschap toe te
passen[28].
3.
DE EU-BIJDRAGE: STIMULANSEN VOOR TRANSPARANTIE, DIVERSIFICATIE,
MOBILITEIT EN SAMENWERKING
De voornaamste in punt 2 uiteengezette
beleidskwesties moeten in de eerste plaats door nationale autoriteiten en
instellingen worden aangepakt. De EU kan hun inspanningen bij de hervorming van
hogeronderwijssystemen echter door middel van diverse EU-beleidslijnen en
begrotingsinstrumenten ook in aanzienlijke mate ondersteunen. Wat beleid betreft, bieden de mechanismen
voor goed bestuur en rapportage in het kader van Europa 2020 het voornaamste instrument om de ontwikkelingen te volgen en de
hervormingsinspanningen van de lidstaten te ondersteunen, onder meer door
middel van specifieke aanbevelingen per land, gekoppeld aan de geïntegreerde
richtsnoeren. Tegelijkertijd moet de EU de beleidsinstrumenten
die op het gebied van hoger onderwijs beschikbaar zijn beter benutten, met name
het Europees samenwerkingsnetwerk voor onderwijs en opleiding ET2020. De
Commissie kan transparantie en excellentie ondersteunen door middel van op
feiten gebaseerde beleidsanalyse. Zij kan de mobiliteit van studenten,
leraren en onderzoekers ondersteunen. Zij kan ook strategische
samenwerking tussen Europese onderwijsinstellingen steunen en, in het kader
van de toenemende wereldwijde concurrentie op zoek naar talent, een
gemeenschappelijk kader bieden ter ondersteuning van de interactie van het
Europees hoger onderwijs met de rest van de wereld. Wat financiering betreft, biedt het
meerjarig financieel kader 2014-2020 de kans om EU‑instrumenten
en -beleid – vooral op het gebeid van onderwijs, onderzoek, werkgelegenheid,
ondernemerschap en cohesie – doeltreffend op elkaar af te stemmen, teneinde de
modernisering van het hoger onderwijs te ondersteunen. Om de EU-uitgaven
nauwgezet op de prioriteiten van de Europa 2020-strategie en op de stuwende
krachten van groei en werkgelegenheid te richten, heeft de Commissie
voorgesteld het budget voor onderwijsprogramma's en het budget voor onderzoek
aanzienlijk te verhogen.
3.1.
Ondersteuning van de hervorming door middel van
beleidsgegevens, analyse en transparantie
De
Commissie zal zich toeleggen op een verbetering van het feitenmateriaal als
input voor beleidsvorming op kerngebieden. De beschikbare informatie over de
prestaties van hogeronderwijsinstellingen is vooral gericht op universiteiten
waar intensief onderzoek wordt verricht en bestrijkt daarom slechts een zeer
klein deel van de Europese hogeronderwijsinstellingen[29]: er is behoefte aan meer
analyse en informatie die alle prestatieaspecten omvat om studenten te
helpen met kennis van zaken een studiekeuze te maken, om instellingen in staat
te stellen hun sterke punten te identificeren en te ontwikkelen en om
beleidmakers te ondersteunen bij hun strategische keuzen met het oog op de
hervorming van de hogeronderwijssystemen. Gebleken is dat een
meerdimensionale rangschikkings- en informatietool haalbaar is en door
belanghebbenden in het onderwijs op grote schaal wordt gesteund[30]. Bovendien zou betere arbeidsmarktinformatie
over bestaande en toekomstige behoeften aan vaardigheden groeigebieden voor
werkgelegenheid helpen opsporen en ertoe leiden dat onderwijs en
arbeidsmarktbehoeften beter op elkaar worden afgestemd. Zoals gezegd in het
kerninitiatief "Een agenda voor nieuwe vaardigheden en banen", zal de
Commissie het EU Skills Panorama opzetten om de informatie over bestaande en
toekomstige behoeften aan vaardigheden te verbeteren. Als afgestudeerden onder
betere omstandigheden praktische ervaring kunnen opdoen, bijvoorbeeld met
hoogwaardige stages, kan dat hun integratie op de arbeidsmarkt
vergemakkelijken. De Europese Commissie zal: ·
U-Multirank opzetten:
een nieuwe op prestaties gebaseerde rangschikkings- en informatietool voor
de profilering van hogeronderwijsinstellingen met het oog op een drastische
verbetering van de transparantie van de hogeronderwijssector, met eerste
resultaten in 2013. Door verder te gaan dan de bestaande, sterk
onderzoekgerichte rangschikkingen en prestatie-indicatoren en door gebruikers
in staat te stellen gepersonaliseerde multidimensionale rangschikkingen te creëren,
zal deze onafhankelijk geëxploiteerde tool alle belanghebbenden bij het
onderwijs helpen keuzen te maken en beslissingen te nemen. ·
In samenwerking met Eurostat betere gegevens
verzamelen over leermobiliteit en werkgelegenheidsresultaten in het hoger
onderwijs en werken aan een Europees register voor tertiair
onderwijs. ·
Specifieke richtsnoeren en aanbevelingen
presenteren betreffende de verbetering van basisvaardigheden en transversale
vaardigheden en om ervoor te zorgen dat vaardigheden beter op de arbeidsmarkt
aansluiten. ·
In samenwerking met de lidstaten en de
belanghebbenden de impact van verschillende financieringsmethoden analyseren
wat diversificatie, efficiëntie en rechtvaardigheid van hogeronderwijssystemen,
en ook de mobiliteit van studenten, betreft.
3.2.
Bevordering van mobiliteit
Dankzij de Europese hogeronderwijsruimte
zal het Bolognaproces mobiliteit en samenwerking versterken. Sommige
mobiliteitsstromen kunnen echter een uitdaging vormen voor de onderwijssystemen
die een grote toevloed aan studenten kennen of leiden tot braindrain in landen
waar veel getalenteerde mensen in het buitenland willen studeren en daar dan
ook blijven. Tevens heerst bezorgdheid over de kwaliteit van
grensoverschrijdend onderwijs, ook in geval van franchising. EU-mobiliteitsprogramma's zoals Erasmus en
Erasmus Mundus hebben verreikende positieve effecten voor personen en
instellingen opgeleverd. In 2013 zullen drie miljoen studenten van het
lopende Erasmusprogramma hebben geprofiteerd, en ook de mobiliteitskansen
voor leraren en personeel in het hoger onderwijs nemen toe. Daarnaast
ontwikkelt de Commissie een mobiliteitsscorebord om de vooruitgang bij het
verwijderen van hinderpalen voor leermobiliteit[31] binnen de EU te beoordelen. De
Single Market Act[32], een actieplan dat er specifiek op gericht
is het potentieel van de interne markt voor groei, werkgelegenheid en
vertrouwen van de burgers te ontsluiten, omvat een herziening van de richtlijn
beroepskwalificaties, teneinde barrières voor mobiliteit in de gereglementeerde
beroepen af te bouwen. Mobiliteit voor onderzoekers zal vergemakkelijkt worden
door het Europees kader voor onderzoekloopbanen, een nieuw
transparantie-instrument in het EURAXESS Jobs Portal. Mastersopleidingen stellen studenten in staat
kennis en vaardigheden van hoger niveau te verwerven die bijzonder waardevol
zijn voor kennisintensieve banen en onderzoek. Samenwerking en mobiliteit op
dit niveau kan bijdragen tot versterking van "centres of excellence"
in heel Europa, zodat dit een terrein is waar de EU duidelijk toegevoegde
waarde kan bieden. De bestaande financieringsinstrumenten van de EU
ondersteunen echter momenteel mobiliteit voor het verkrijgen van een graad op
mastersniveau niet; daarvoor is gewoonlijk financiële steun voor 12 maanden of
langer noodzakelijk[33].
Bovendien betekenen de beperkingen op de meeneembaarheid van nationale
studiebeurzen dat die veelal niet gebruikt kunnen worden voor het behalen van
een graad in het buitenland, en studenten uit lagere inkomensgroepen kunnen
vaak geen commerciële lening krijgen. De Europese Commissie heeft vastgesteld
dat er behoefte is aan meer financiële steun voor deze categorie studenten. De Europese Commissie zal: ·
De erkenning van studies in het buitenland
verbeteren door het Europees systeem voor het verzamelen en overdragen van
studiepunten (ECTS) te versterken, stimulansen in EU-programma’s ter verbetering
van de tenuitvoerlegging voor te stellen en aan het Bolognaproces mee te
werken. ·
Een Erasmus-mobiliteitsplan voor
mastersopleidingen (door middel van een garantiefaciliteit voor
studentenleningen op Europees niveau) voorstellen, dat in 2014 operationeel zou
moeten worden, teneinde mobiliteit, excellentie en toegang tot betaalbare
financiering voor studenten die hun mastersgraad in een andere lidstaat behalen
te bevorderen, ongeacht hun sociale achtergrond. ·
In de context van de EHOR bijdragen tot de
versterking van synergieën tussen de EU en intergouvernementele processen. ·
De analyse van de potentiële mogelijkheden van
studentenmobiliteitsstromen ondersteunen, ook binnen het Bolognaproces, om
rekening te houden met de uitspraken van het Europees Hof van Justitie[34], alsmede van de
kwaliteitsborgingsnormen ter ondersteuning van de kwaliteit van
franchise-onderwijs. ·
Het Europees kader voor onderzoekloopbanen
bevorderen om de grensoverschrijdende mobiliteit van onderzoekers te
stimuleren, onderzoekers helpen aangeboden banen op te sporen, werkgevers
helpen geschikte kandidaten te vinden en onderzoekbanen volgens vier
competentieniveaus profileren[35].
3.3.
Hoger onderwijs centraal stellen bij innovatie, het
creëren van banen en inzetbaarheid
In de toekomst zal het vermogen van Europa om
te innoveren sterk bepaald worden door de vraag of hogeronderwijsinstellingen
hun rol binnen de kennisdriehoek volledig op zich kunnen nemen, zij aan zij met
het bedrijfsleven en niet-universitaire onderzoeksorganisaties. Het Europees Instituut voor innovatie en
technologie (EIT) biedt een bruikbaar model om het hoger onderwijs in de
kennisdriehoek te integreren. Door middel van onderwijsprogramma's van hoog
academisch niveau bevorderen het EIT en zijn kennis- en innovatiegemeenschappen
(KIG's) kennisintensief ondernemerschap op basis van multidisciplinair
innovatief onderzoek. Het EIT zal zich steeds meer richten op de verspreiding
van de opgedane ervaringen en op die manier voorbeelden geven van geïntegreerde
partnerschappen, nieuwe bestuursvormen en financieringsmodellen om zo het
innovatiepotentieel van hogeronderwijsinstellingen in samenwerking met het
bedrijfsleven te vergroten. De Commissie is voornemens om in haar voorstel
betreffende de Agenda voor strategische innovatie, dat tegen het einde van dit
jaar ingediend zal worden, volgende stappen voor te stellen om de
kennisdriehoek verder te ontwikkelen. Er zijn ook nog andere mogelijkheden om op
EU-niveau de interactie tussen het hoger onderwijs en de economie als geheel en
de doorstroming van kennis te ondersteunen. Recente Europese proefprojecten ter
stimulering van de ontwikkeling van gestructureerde partnerschappen, zogenaamde
"kennisallianties", die het bedrijfsleven samenbrengen met
hogeronderwijsinstellingen om nieuwe universitaire cursussen te ontwerpen en te
geven, hebben al veelbelovende resultaten opgeleverd en zouden verder
ontwikkeld moeten worden. De Marie Curie-acties zijn eveneens een
doelmatig instrument voor kennisoverdracht, en het nieuwe kader voor
de Europese onderzoeksruimte, dat in 2012 zal worden ingediend, zal
maatregelen ondersteunen om belemmeringen voor de mobiliteit van onderzoekers
en voor grensoverschrijdende samenwerking op te heffen[36]. De Commissie ontwikkelt ook Europese
industriële doctoraten en "Doctoral Schools" ter
bevordering van innovatie in de opleiding van de onderzoekers van morgen. Het succes van de Erasmus-stages, die sinds
2007 deel uitmaken van het Erasmus-programma, illustreert dat er behoefte
bestaat aan mogelijkheden om praktische arbeidsrelevante ervaring op te doen
als onderdeel van studieprogramma's in het hoger onderwijs. Stages vormen een
belangrijk mechanisme voor het afstemmen van de vaardigheden van afgestudeerden
op de behoeften van de arbeidsmarkten, en ook voor de persoonlijke ontwikkeling
van studenten. Stages bieden echter niet altijd optimale voorwaarden voor
studenten om hun vaardigheden te ontwikkelen en passende erkenning te krijgen
voor de opgedane ervaring. Er moet meer gedaan worden om de kwaliteit en
relevantie van stages te verbeteren. De Europese Commissie zal: ·
Tegen het einde van 2011 een Agenda voor
strategische innovatie goedkeuren waarin de toekomst van het EIT en de
prioriteiten daarvan worden uiteengezet, alsmede een voorstel voor het opzetten
van nieuwe KIG's. ·
Voortbouwen op het onlangs gelanceerde proefproject
ter versterking van de interactie tussen universiteiten en bedrijfsleven door
middel van de kennisallianties. ·
In het kader van de Marie Curie-acties een Europese
industriële doctoraatsopleiding versterken teneinde toegepast onderzoek te
ondersteunen. ·
Een kwaliteitskader voor stages om studenten
en afgestudeerden te helpen de praktische kennis te verwerven die zij nodig
zullen hebben in het arbeidsleven en meer en betere stages te vinden. De
Commissie zal ook één centraal platform voor het aanbod van stages in Europa
creëren.
3.4.
Ondersteuning van de internationalisering van het
Europees hoger onderwijs
De toekomstige samenwerking in het hoger
onderwijs binnen de EU moet deel uitmaken van een ruimere strategie om met
partnerlanden overal ter wereld banden te smeden, om de EU-waarden en
-deskundigheid te delen en om het hoger onderwijs in ontwikkelingslanden te steunen
als een integrerend onderdeel van het EU-ontwikkelingsbeleid en van een
alomvattende aanpak van de ontwikkeling van de onderwijssector. De Commissie
zal de samenhang tussen nationale en EU-onderzoeksacties bevorderen door middel
van het Strategisch Forum voor internationale wetenschappelijke en
technologische samenwerking. De internationalisering en openheid van
hogeronderwijssystemen vergt een gezamenlijke benadering van vele
beleidsgebieden en door vele belanghebbenden om de beste studenten, personeelsleden
en onderzoekers uit de hele wereld aan te trekken, de internationale reikwijdte
en zichtbaarheid te verhogen en internationale excellentienetwerken aan te
moedigen. De Commissie zal nagaan of het mogelijk is een specifieke
strategie voor de internationalisering van hoger onderwijs te ontwerpen[37]: De Europese Commissie zal: ·
De EU als studie- en onderzoekbestemming voor
toptalent van over de hele wereld bevorderen door het opzetten en
ontwikkelen van internationaliseringsstrategieën door Europese hogeronderwijsinstellingen
te ondersteunen. ·
Betrekkingen inzake
hoger onderwijs ontwikkelen met partners van buiten de EU om de nationale
onderwijssstelsels, de beleidsdialoog, de mobiliteit en academische erkenning
te verbeteren, onder meer door middel van de uitbreidingssstrategie, het
Europees nabuurschapsbeleid, de totaalaanpak van migratie en het
Bolognabeleidsforum. ·
Bestaande mobiliteitspartnerschappen
exploiteren om uitwisselingen van studenten en onderzoekers uit te breiden en
te vergemakkelijken. ·
Nagaan welke wijzigingen kunnen worden voorgesteld
aan de richtlijnen betreffende studenten en onderzoekers[38] om de EU nog aantrekkelijker
te maken voor talent uit niet-EU-lidstaten en na te gaan of de procedures en de
bijbehorende rechten moeten worden vereenvoudigd en/of versterkt. ·
Doctoraatsstudenten van buiten de EU beter
traceren, als percentage van het totaal aantal doctoraatsstudenten, zoals
aangegeven in het prestatiescorebord voor onderzoek en innovatie, om de
aantrekkelijkheid van onderzoeks- en doctoraatsopleidingen in de EU in
vergelijking met de rest van de wereld te meten.
3.5.
Versterking van het langetermijneffect en van de
complementariteit van EU-financiering
Voorgesteld
wordt de EU-investeringen in het hoger onderwijs via drie hoofdfinancieringsmechanismen
van het meerjarig financieel kader 2014-2020 te laten geschieden: 1.
Onderwijs Europa: één enkel programma voor onderwijs, opleiding en jeugd Om bij te dragen aan de doelstellingen van
Europa 2020 zal de Commissie één enkel programma voor onderwijs, opleiding
en jeugd voorstellen dat gemakkelijk toegankelijk is en eenvoudig beheerd
kan worden. Het programma zal de uitgaven richten op prioriteiten zoals
kwaliteit en innovatie in het onderwijs, betere relaties met de arbeidswereld
en betere erkenning van door mobiliteit opgedane ervaring. Het zal bijdragen
aan het 20%-mobiliteitsdoel van Bologna en de middelen vooral besteden aan
mobiliteitskansen op basis van kwaliteit en excellentie (ook door middel van
Erasmus Masters Degree Mobility), partnerschappen met partners uit andere
lidstaten en de rest van de wereld met het oog op intensieve samenwerking en
capaciteitsopbouw, specifieke initiatieven voor erkenning en beloning van
excellentie in het onderwijs en aanmoediging van studenten-ondernemers en innovatieve
samenwerking tussen universiteiten en bedrijfsleven. 2. Horizon
2020: het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie Het nieuwe programma Horizon 2020 zal
alle financiering van relevant EU-onderzoek en innovatie omvatten die momenteel
wordt verstrekt via het zevende kaderprogramma, het programma voor
concurrentievermogen en innovatie en andere EU-innovatie-initiatieven, zoals
het EIT. Horizon 2020 wil EU-financiering aantrekkelijker en gemakkelijker
toegankelijk maken. Het zal zorgen voor een sterke beleidscoördinatie en voor
maximale synergieën tussen initiatieven en het zal eenvoudigere en efficiëntere
gestroomlijnde financieringsinstrumenten voor de gehele innovatiecyclus
mogelijk maken. 3.
Instrumenten van het cohesiebeleid In de financieringsperiode 2007-2013 zal
ongeveer 72,5 miljard euro uit het EU-Cohesiefonds worden besteed aan onderwijs
en opleidingen en 60 miljard euro aan onderzoek en innovatie. Door een
strategische uitvoering van het EU-cohesiebeleid kan het hoger onderwijs
aanzienlijk aan de sociale, economische en territoriale cohesie bijdragen. Het Europees
Fonds voor Regionale Ontwikkeling kan investeren in de bouw of renovatie
van hogeronderwijsinstellingen, apparatuur verstrekken en digitalisering
bevorderen en starterscentra, spin-offs en andere vormen van partnerschappen
tussen universiteiten en het bedrijfsleven ondersteunen. Het Europees
Sociaal Fonds (ESF) kan moderniseringsprocessen financieren, de deelname en
de resultaten vooral van studenten uit ondervertegenwoordigde milieus
verbeteren, de onderwijsinhoud verrijken en programma's en de vraag op de
arbeidsmarkt beter op elkaar afstemmen. Het voorstel voor een meerjarig
financieel kader voor 2014-2020 wijst een minimum van 84 miljard euro toe aan
het ESF, waarvan, afgaande op de ervaringen in het verleden, meer dan 40
miljard euro voor onderwijs en opleiding beschikbaar zou kunnen worden gesteld.
3.6.
Volgende stappen naar slim, duurzaam en inclusief
Europees hoger onderwijs
Bij de voorbereiding van deze mededeling heeft
de Commissie op grote schaal leiders van hogeronderwijsinstellingen, leraren,
onderzoekers, studenten, ondernemingen en sociale partners, regeringen en
internationale organisaties geraadpleegd. Zij zal verder contact houden met
deze belanghebbenden, samen met het Europees Parlement, het Comité van de
Regio’s en het Economisch en Sociaal Comité, de Europese Investeringsbank en
Eurostat om deze agenda voor acties om te zetten[39]. De Commissie zal ook een beroep doen op
externe deskundigheid om toekomstgericht beleid te ontwikkelen en innovatieve
processen te identificeren. Als eerste stap zal zij in 2012 een groep op
hoog niveau oprichten met een voortschrijdende opdracht om de voornaamste
elementen voor de modernisering van het hoger onderwijs te analyseren, te
beginnen bij de bevordering van excellentie in het onderwijs en met rapportage
in 2013. Moderne en doeltreffende onderwijssystemen
vormen de grondslag van een open, vertrouwensvolle en duurzame samenleving en
van een creatieve, innovatieve en ondernemende kennisgebaseerde economie. De
gezamenlijke inspanningen van de autoriteiten van de lidstaten,
hogeronderwijsinstellingen, belanghebbenden en de Europese Unie zullen cruciaal
zijn om de in deze mededeling uiteengezette doelstellingen te bereiken en het
succes van Europa in zijn geheel te onderbouwen. [1] Deze term wordt gebruikt ter aanduiding van alle
instellingen van tertiair onderwijs, met inbegrip van universiteiten,
hogescholen, technologische instituten, "grandes écoles", business
schools, ingenieursopleidingen, IUT, colleges voor hoger onderwijs,
"professional schools", polytechnische scholen, academies, enz. Op
deze manier wordt rekening gehouden met taalkundige verscheidenheid en
nationale tradities en praktijken. [2] Zie werkdocument van de Commissie, punt 2. [3] Zie werkdocument van de Commissie, punt 7.2. [4] Zie COM(2010) 682 definitief. [5] MORE study on the mobility patterns and career paths of
EU researchers (EC, 2010) [6] COM(2006) 208 definitief. [7] In 2020 moet 40% van de 30-34-jarigen in de EU tertiair
of gelijkwaardig onderwijs hebben voltooid. [8] Zie werkdocument van de diensten van de Commissie, punt
3.4. [9] Vermindering van het aandeel 18-24-jarigen zonder
hogermiddelbare opleiding en zonder vervolgonderwijs of -opleiding tot maximaal
10%. [10] Zie aanbeveling van de Raad inzake beleid ter bestrijding
van voortijdig schoolverlaten (7 juni 2011). [11] COM(2010) 546 definitief, blz. 9. [12] Zie werkdocument van de diensten van de Commissie, punt
4.1. [13] COM(2010) 245 definitief. [14] Zie werkdocument van de diensten van de Commissie, punt
4.3. [15] Deze beginselen, die zijn opgesteld met steun van de de
EOR-stuurgroep voor menselijk potentieel en mobiliteit, beogen
onderzoeksexcellentie en creativiteit, een attractief institutioneel kader met
kritieke massa en naleving van het handvest en de code voor aantrekkelijke
arbeidsomstandigheden voor onderzoekers, interdisciplinaire
onderzoekmogelijkheden, contact met het bedrijfsleven en andere relevante
werkgebieden, internationale netwerkvorming en mobiliteit, opleiding in
overdraagbare vaardigheden en kwaliteitsborging. [16] Ook in overeenstemming met het Europees handvest voor
onderzoekers en de de Gedragscode voor de rekrutering van onderzoekers. [17] Zie SEC (2011) 670 definitief. [18] Tussen het bachelors-, masters- en doctorsniveau naar een
ander land gaan. [19] Aanbeveling van de Raad over het bevorderen van de
leermobiliteit van jongeren, 28 juni 2011. [20] Zie werkdocument van de diensten van de Commissie, punt
7.1. [21] Idem. [22] Richtlijnen 2004/114/EG en 2005/71/EG van de Raad. [23] Een verblijf van maximaal drie maanden binnen een periode
van zes maanden. [24] Conclusies van de Raad betreffende de kennisdriehoek - 20
oktober 2009. [25] Zie Aanbeveling over het beheer van intellectuele eigendom
C(2008) 1329 definitief van 10.4.2008. [26] Zie werkdocument van de diensten van de Commissie, punt
6.1. [27] Zie werkdocument van de diensten van de Commissie, punt
6.2. [28] Zie werkdocument van de diensten van de Commissie, punt
6.3. [29] De kwestie van de excellentie van instellingen in het
licht van de doelstellingen van de EU inzake onderzoek zal nader geanalyseerd
worden. [30] Zie werkdocument van de diensten van de Commissie, punt
1.1. Een U-Multirank-tool zou gebruikers in staat stellen instellingen
te profileren op basis van gegevens over onderwijskwaliteit (bv. werkgelegenheidsresultaten),
onderzoekprestatie, capaciteit voor kennisoverdracht en ondersteuning van
regionale ontwikkeling en de mate van internationalisering. [31] Overeengekomen in de Aanbeveling van de Raad over het
bevorderen van de leermobiliteit van jongeren, 28 juni 2011. [32] Zie COM(2010) 206 van 13.4.2011. [33] Erasmus ondersteunt de mobiliteit van studieonderdelen en
studiepunten, niet zozeer van complete studies en academische titels, terwijl
Erasmus Mundus alleen mobiele studenten ondersteunt die specifieke Erasmus
Mundus Masters-programma's volgen. [34] Zaak
C-73/08 Nicolas Bressol en Céline Chaverot e.a. tegen Gouvernement de la
Communauté française. [35] Gezamenmijke profielen (beginnend/erkend/gevestigd/leidend
onderzoeker) voor alle sectoren en deelnemende landen, waarop in de
Innovatie-Unie is aangedrongen (2010). Verslag goedgekeurd door de
EOR-stuurgroep voor menselijk potentieel en mobiliteit, mei 2011. [36] In overeenstemming met de Gedragscode voor rekrutering van
onderzoekers en het Europees handvest voor onderzoekers. [37] Zoals gevraagd in de conclusies van de Raad van 11 mei
2010 over de internationalisering van het hoger onderwijs. [38] Evenals Aanbeveling 2005/761/EG tot vergemakkelijking van
de afgifte van eenvormige visa voor een verblijf van korte duur aan
onderzoekers die onderdaan zijn van een derde land en die zich met het oog op
wetenschappelijk onderzoek verplaatsen in de Unie. [39] Zo werkt de Commissie bijvoorbeeld samen met de EIB aan op
een garantie voor Europese studentenleningen, met het Comité van de Regio's aan
de rol van hoger onderwijs bij regionale ontwikkeling, en met de lidstaten via
de thematische werkgroep aanp de modernisering van het hoger onderwijs.