Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32022L0542

    Richtlijn (EU) 2022/542 van de Raad van 5 april 2022 tot wijziging van Richtlijnen 2006/112/EG en (EU) 2020/285 wat de btw-tarieven betreft

    ST/5442/2022/INIT

    PB L 107 van 6.4.2022, p. 1–12 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2022/542/oj

    6.4.2022   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 107/1


    RICHTLIJN (EU) 2022/542 VAN DE RAAD

    van 5 april 2022

    tot wijziging van Richtlijnen 2006/112/EG en (EU) 2020/285 wat de btw-tarieven betreft

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 113,

    Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

    Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

    Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

    Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),

    Handelend volgens een bijzondere wetgevingsprocedure,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    De regels voor de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde (btw) in Richtlijn 2006/112/EG van de Raad (3) zijn bedoeld om de werking van de interne markt te beschermen en verstoring van mededinging te voorkomen. Deze regels zijn meer dan twee decennia geleden opgesteld en berusten op het oorsprongsbeginsel. De Commissie heeft in haar mededelingen van 7 april 2016 over een actieplan betreffende de btw — Naar een gemeenschappelijke btw-ruimte in de EU — Tijd om knopen door te hakken, en van 4 oktober 2017 over de follow-up van het actieplan betreffende de btw — Naar een gemeenschappelijke btw-ruimte in de EU — Tijd om in actie te komen, haar voornemen aangekondigd om die regels aan te passen en te voorzien in een definitief btw-stelsel voor de grensoverschrijdende business-to-business-handel in goederen tussen de lidstaten dat berust op belastingheffing in de lidstaat van bestemming.

    (2)

    In een stelsel waarin goederenleveringen en diensten worden belast in de lidstaat van bestemming, hebben de leveranciers er niet veel baat bij om in een lidstaat met een lager btw-tarief te zijn gevestigd. Grotere verschillen in de btw-tarieven zouden in een dergelijk stelsel niet leiden tot een verstoring van de mededinging of van de werking van de interne markt. In die situatie zou het dus zinvol zijn om de lidstaten meer ruimte te bieden bij de vaststelling van de tarieven.

    (3)

    Met goederen en diensten die voor verlaagde tarieven in aanmerking komen moet het belang van de eindverbruiker worden beoogd en moeten doelstellingen van algemeen belang worden nagestreefd. Om onnodige complexiteit en de daarmee gepaard gaande kostenstijgingen voor het bedrijfsleven, met name in het handelsverkeer binnen de Unie, te voorkomen, zijn, zodra de lidstaten dergelijke goederen en diensten met dat doel selecteren, de verlaagde tarieven normaal gesproken in de gehele handelsketen van toepassing.

    (4)

    Het juridisch kader voor de toepassing van verlaagde tarieven moet algemeen gezien coherent zijn met ander beleid van de Unie, zoals Verordening (EU) 2021/522 van het Europees Parlement en de Raad (4) en de mededeling van de Commissie van 11 december 2019 over de Europese Green Deal. Teneinde de lidstaten in staat te stellen verlaagde tarieven toe te passen om de veerkracht van hun gezondheidszorgstelsels te versterken, is het zinvol de reikwijdte uit te breiden van de goederen en diensten die essentieel worden geacht om de verstrekking van gezondheidszorg te ondersteunen en handicaps te verlichten en te boven te komen. Voorts moeten lidstaten de mogelijkheid krijgen om bij te dragen tot een klimaatneutrale en groene economie door verlaagde tarieven toe te passen op milieuvriendelijke handelingen en tegelijkertijd de geleidelijke afschaffing van de bestaande preferentiële behandeling van milieuschadelijke handelingen voor te bereiden.

    (5)

    Alle lidstaten moeten gelijk worden behandeld en moeten daarom dezelfde mogelijkheden krijgen om verlaagde tarieven toe te passen, die evenwel een uitzondering op het normale tarief moeten blijven. Zo'n gelijke behandeling kan worden bereikt door alle lidstaten de mogelijkheid te bieden om, binnen bepaalde grenzen, op de in aanmerking komende goederen en diensten maximaal twee verlaagde tarieven van minimaal 5 % toe te passen, een verlaagd tarief dat onder het minimum van 5 % ligt en een vrijstelling met recht op aftrek van voorbelasting.

    (6)

    Rekening houdend met de noodzaak om de proliferatie van verlaagde tarieven om budgettaire redenen te voorkomen, en met het beginsel van gelijke behandeling, moet het de lidstaten worden toegestaan verlaagde tarieven die niet lager zijn dan het minimum van 5 % toe te passen op goederenleveringen of diensten die vallen onder maximaal 24 punten in bijlage III bij Richtlijn 2006/112/EG. Om dezelfde redenen staat het de lidstaten vrij een verlaagd tarief dat lager ligt dan het minimum van 5 % en een vrijstelling met recht op aftrek van voorbelasting toe te passen, maar slechts op goederenleveringen of diensten die vallen onder maximaal zeven punten in bijlage III bij Richtlijn 2006/112/EG, gekozen uit de goederenleveringen of diensten die worden geacht te voorzien in basisbehoeften, namelijk die welke verband houden met de levering van levensmiddelen, water, geneesmiddelen, farmaceutische producten, gezondheids- en hygiëneproducten, vervoer van personen en bepaalde culturele producten (boeken, kranten en tijdschriften), of uit andere in bijlage III bij Richtlijn 2006/112/EG opgenomen goederenleveringen en diensten waarop andere lidstaten verlaagde tarieven die lager liggen dan het minimum van 5 % of vrijstellingen met recht op aftrek van voorbelasting toepassen, voor zover zij de toepasselijke termijnen eerbiedigen. De lidstaten die reeds dergelijke verlaagde tarieven of vrijstellingen toepassen, moeten de nodige tijd krijgen om zich aan deze beperkingen aan te passen.

    (7)

    Het is zinvol zonnepanelen in die lijst van zeven punten op te nemen conform de milieutoezeggingen van de Unie inzake decarbonisatie en de Europese Green Deal, alsook de lidstaten de mogelijkheid te bieden het gebruik van hernieuwbare energiebronnen ook door middel van verlaagde btw-tarieven te bevorderen. Om de transitie naar het gebruik van hernieuwbare energiebronnen te ondersteunen en de zelfvoorziening van de Unie op energiegebied te bevorderen, moeten de lidstaten de toegang van eindverbruikers tot groene energiebronnen kunnen verbeteren.

    (8)

    Wanneer een lidstaat voor een van die opties kiest, moet dat worden beschouwd als een maatregel die past in de logica van het systeem van btw-tarieven en die om duidelijk omschreven redenen van maatschappelijk belang en ten behoeve van de eindverbruiker of in het algemeen belang wordt genomen.

    (9)

    Naast algemene regels inzake btw-tarieven zijn er een aantal bestaande afwijkingen die bepaalde lidstaten de mogelijkheid bieden lagere tarieven toe te passen. Die lagere tarieven zijn gerechtvaardigd op grond van specifieke geografische kenmerken of van redenen van maatschappelijk belang ten behoeve van de eindverbruiker of in het algemeen belang. Zulke lagere tarieven kunnen voor andere lidstaten relevant zijn. In overeenstemming met het beginsel van gelijke behandeling is het derhalve zinvol om alle lidstaten de optie te geven om onder dezelfde voorwaarden lagere tarieven toe te passen op dezelfde goederen en diensten als die waarop in andere lidstaten lagere tarieven worden toegepast. Om aan het maximum van zeven punten te voldoen, moeten de lidstaten die op 1 januari 2021 dergelijke lagere tarieven toepasten op goederenleveringen en diensten die vallen onder meer dan zeven punten in bijlage III bij Richtlijn 2006/112/EG, uiterlijk op 1 januari 2032 of, indien dit eerder is, op het tijdstip van invoering van de definitieve regeling, de toepassing van verlaagde tarieven die lager liggen dan het minimum van 5 % en het verlenen van vrijstellingen met recht op aftrek van voorbelasting beperken tot goederenleveringen en diensten die vallen onder zeven punten in bijlage III bij Richtlijn 2006/112/EG. Deze wijzigingen doen geen afbreuk aan de in bijlage X bij Richtlijn 2006/112/EG vastgelegde regelingen voor afwijkingen betreffende de toepassing van vrijstellingen zonder recht op aftrek van voorbelasting.

    (10)

    Voorts staat een aantal andere afwijkingen bepaalde lidstaten momenteel toe om verlaagde tarieven die niet lager liggen dan 12 % toe te passen op goederen en diensten die niet in de lijst in bijlage III bij Richtlijn 2006/112/EG zijn opgenomen. Aangezien het niveau van die verlaagde tarieven in de buurt van het normale tarief ligt, en overeenkomstig het beginsel van gelijke behandeling, is het zinvol alle lidstaten de optie te geven om onder dezelfde voorwaarden verlaagde tarieven die niet lager liggen dan 12 % toe te passen op dezelfde goederen en diensten als die waarop in andere lidstaten verlaagde tarieven die niet lager liggen dan 12 % worden toegepast.

    (11)

    Andere lidstaten moeten verlaagde tarieven kunnen toepassen die niet lager liggen dan 12 % op niet in bijlage III bij Richtlijn 2006/112/EG opgenomen goederenleveringen en diensten, en verlaagde tarieven die lager liggen dan 5 % en vrijstellingen met recht op aftrek van voorbelasting wat betreft goederenleveringen en diensten die vallen onder andere punten dan de punten 1) tot en met 6) en punt 10 quater) van bijlage III bij Richtlijn 2006/112/EG, voor zover zij de in deze richtlijn vastgelegde btw-tariefstructuur en de overeenkomstige voorwaarden die werden toegepast door de lidstaten die op 1 januari 2021 verlaagde tarieven of vrijstellingen met recht op aftrek van voorbelasting hadden, naleven. Bij deze andere lidstaten dienen lidstaten te zijn begrepen die momenteel verlaagde tarieven en vrijstellingen met recht op aftrek van voorbelasting toepassen en die andere dan de momenteel door hen toegepaste verlaagde tarieven die niet lager liggen dan 12 % op niet in bijlage III bij Richtlijn 2006/112/EG opgenomen goederenleveringen en diensten, verlaagde tarieven die lager liggen dan 5 % of vrijstellingen met het recht op aftrek van voorbelasting op andere goederenleveringen en diensten als welke zij momenteel toepassen, zouden willen toepassen.

    (12)

    Lidstaten die op 1 januari 2021 op basis van afwijkingen verlaagde tarieven toepasten of vrijstellingen met recht op aftrek van voorbelasting verleenden, moeten het btw-comité in kennis stellen van de belangrijkste bepalingen en voorwaarden betreffende de afwijkingen die op 1 januari 2021 in hun nationale wetgeving van toepassing waren en waartoe andere lidstaten toegang zullen krijgen. Met het oog op rechtszekerheid en gelijke toegang tot deze afwijkingen voor alle lidstaten en op basis van de informatie die door de betrokken lidstaten binnen de vastgestelde termijn is verstrekt, moet de Commissie onmiddellijk na ontvangst van die informatie een verslag met een volledige lijst van de goederen en diensten waarop die verlaagde tarieven of vrijstellingen van toepassing zijn, opstellen en aan alle lidstaten toezenden. Naleving door de lidstaten van de termijn voor de kennisgeving van dergelijke informatie is van essentieel belang om ervoor te zorgen dat alle lidstaten op gelijke wijze toegang hebben tot afwijkingen.

    (13)

    Op basis van de door de Commissie toegezonden informatie moeten de lidstaten verlaagde tarieven en vrijstellingen met recht op aftrek van voorbelasting kunnen toepassen op de goederenleveringen en diensten waarop andere lidstaten dergelijke tarieven en vrijstellingen toepassen, mits de verlaagde tarieven en vrijstellingen worden toegepast onder dezelfde voorwaarden als in lidstaten die deze tarieven en vrijstellingen reeds toepassen. Om voor deze opties te kunnen kiezen, moeten de lidstaten nadere regels vaststellen en de tekst ervan aan het btw-comité toezenden. Op basis van die communicatie moet de Commissie bij de Raad een verslag indienen met een volledige lijst van goederen en diensten waarop de lidstaten verlaagde tarieven en vrijstellingen met recht op aftrek van voorbelasting toepassen.

    (14)

    Aangezien de lijst van goederen en diensten die in aanmerking komen voor verlaagde tarieven moet worden gemoderniseerd en geactualiseerd, moet Richtlijn 2006/112/EG worden gewijzigd om de toepassing van verlaagde tarieven voor specifieke doelstellingen van sociaal beleid mogelijk te maken, om te zorgen voor duidelijkheid en om rekening te houden met het neutraliteitsbeginsel, met name door te zorgen voor de gelijke behandeling, wat btw-tarieven betreft, van het huren of leasen en het leveren van bepaalde goederen.

    (15)

    Om de lidstaten de mogelijkheid te bieden de overgang naar het gebruik van milieuvriendelijke verwarmingssystemen te ondersteunen en in overeenstemming met de milieuverbintenissen van de Unie inzake decarbonisatie, moet in bijlage III bij Richtlijn 2006/112/EG voorts worden voorzien in de mogelijkheid voor de lidstaten om een verlaagd tarief toe te passen op de levering en installatie van zeer efficiënte emissiearme verwarmingssystemen die voldoen aan de criteria van de milieuwetgeving.

    (16)

    Digitalisering speelt een sleutelrol bij het creëren van waarde en het bevorderen van het concurrentievermogen. De index van de digitale economie en samenleving meet en rangschikt de digitale prestaties van de lidstaten op basis van vooraf bepaalde indicatoren, die aanzienlijke verschillen in de digitale ontwikkeling laten zien. Om een einde te maken aan de slechte dekking van internettoegangsdiensten en om de ontwikkeling ervan te bevorderen, moeten de lidstaten op zulke diensten een verlaagd tarief kunnen toepassen. De toepassing van een verlaagd tarief op internettoegangsdiensten moet worden afgestemd op de doelstellingen van het nationale digitaliseringsbeleid en bijgevolg een beperkte draagwijdte hebben. Overeenkomstig Verordening (EU) 2015/2120 van het Europees Parlement en de Raad (5) voorzien internettoegangsdiensten in connectiviteit, maar hebben zij geen betrekking op de inhoud die via het internet wordt aangeboden.

    (17)

    Met het oog op de digitale transformatie van de economie moeten de lidstaten voorts gelivestreamde activiteiten, met inbegrip van evenementen, op dezelfde manier kunnen behandelen als die welke voor verlaagde tarieven in aanmerking komen wanneer ze fysiek worden bijgewoond.

    (18)

    Om de belastingheffing in de lidstaat van verbruik te waarborgen, moeten alle diensten die langs elektronische weg aan een afnemer kunnen worden verstrekt, belastbaar zijn op de plaats waar de afnemer is gevestigd of zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft. Daarom moeten de regels betreffende de plaats van de dienst in verband met dergelijke activiteiten worden gewijzigd.

    (19)

    Met het oog op rechtszekerheid moet worden verduidelijkt dat in het geval van organisaties die als liefdadige instellingen zijn erkend, bij de beoordeling van de vereisten voor de toepassing van een verlaagd tarief rekening moet worden gehouden met de algemene activiteit en doelstellingen van de organisatie als geheel, onafhankelijk van de uiteindelijke begunstigde van de goederenlevering of van de diensten.

    (20)

    Voorts moet Richtlijn 2006/112/EG worden gewijzigd teneinde de toepassing van verlaagde tarieven in een beperkt aantal specifieke situaties mogelijk te maken om redenen van maatschappelijk belang, ten behoeve van de eindverbruiker of om een doelstelling van algemeen belang na te streven. Daarom wordt de lijst van goederen en diensten die in aanmerking komen voor verlaagde tarieven in bijlage III bij Richtlijn 2006/112/EG uitgebreid met een beperkt aantal van dergelijke bestaande afwijkingen.

    (21)

    De COVID-19-pandemie heeft aangetoond dat Richtlijn 2006/112/EG moet worden aangepast om het juridisch kader gereed te maken om toekomstige crises aan te pakken zodat de lidstaten snel kunnen reageren op uitzonderlijke omstandigheden zoals pandemieën, humanitaire crises en natuurrampen. Daartoe moeten de lidstaten die van de Commissie toestemming hebben gekregen om een vrijstelling van btw toe te passen op goederen die ten behoeve van slachtoffers van rampen zijn ingevoerd, onder dezelfde voorwaarden een vrijstelling met recht op aftrek van voorbelasting kunnen toepassen op de intracommunautaire verwervingen en de binnenlandse leveringen van die goederen en van diensten in verband met die goederen aan de in aanmerking komende instanties, zodat zij slachtoffers van rampen kunnen helpen. Indien niet langer aan de voorwaarden voor vrijstelling wordt voldaan, moeten dergelijke goederenleveringen en diensten aan btw zijn onderworpen.

    (22)

    Daar de hoofddoelstellingen van deze richtlijn, namelijk het actualiseren van de lijst van goederen en diensten die in aanmerking komen voor verlaagde tarieven en het vaststellen van basisbepalingen om te waarborgen dat de lidstaten op gelijke wijze verlaagde tarieven kunnen toepassen, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege de bestaande beperkingen beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om dit doel te verwezenlijken.

    (23)

    Richtlijn 2006/112/EG is gewijzigd bij Richtlijn (EU) 2020/285 van de Raad (6). Gezien de verschillende structuur van de btw-tarieven in deze richtlijn moeten de verwijzingen in Richtlijn (EU) 2020/285 worden gewijzigd.

    (24)

    Overeenkomstig de gezamenlijke politieke verklaring van 28 september 2011 van de lidstaten en de Commissie over toelichtende stukken (7) hebben de lidstaten zich ertoe verbonden om, indien gerechtvaardigd, de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van een of meer stukken waarin het verband tussen de onderdelen van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht. Met betrekking tot deze richtlijn acht de wetgever de toezending van die stukken gerechtvaardigd.

    (25)

    Richtlijnen 2006/112/EG en (EU) 2020/285 moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,

    HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Wijzigingen in Richtlijn 2006/112/EG

    Richtlijn 2006/112/EG wordt als volgt gewijzigd:

    1)

    Aan artikel 53 wordt de volgende alinea toegevoegd:

    “Dit artikel is niet van toepassing op het verlenen van toegang tot de in de eerste alinea bedoelde evenementen indien de aanwezigheid virtueel is.”.

    2)

    Aan lid 1 van artikel 54 wordt de volgende alinea toegevoegd:

    “Indien de diensten en de daarmee samenhangende diensten betrekking hebben op activiteiten die worden gestreamd of anderszins virtueel ter beschikking worden gesteld, is de plaats van de dienst evenwel de plaats waar de niet-belastingplichtige is gevestigd of zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft.”.

    3)

    In artikel 59 bis wordt de inleidende zin vervangen door:

    “Teneinde dubbele heffing of niet-heffing van de belasting alsmede verstoring van de mededinging te voorkomen, kunnen de lidstaten met betrekking tot diensten waarvan de plaats van verrichting valt onder de artikelen 44 en 45, artikel 54, lid 1, tweede alinea, en de artikelen 56, 58 en 59:”.

    4)

    In artikel 81 wordt de eerste alinea vervangen door:

    “De lidstaten die op 1 januari 1993 geen gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheid uit hoofde van artikel 98 een verlaagd tarief toe te passen, kunnen, wanneer zij gebruikmaken van de in artikel 89 bedoelde mogelijkheid, bepalen dat de maatstaf van heffing voor de in bijlage III, punt 26), bedoelde leveringen van kunstvoorwerpen gelijk is aan een gedeelte van het overeenkomstig de artikelen 73, 74, 76, 78 en 79 vastgestelde bedrag.”.

    5)

    Artikel 94 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    lid 2 wordt vervangen door:

    “2.   Het op de invoer van goederen toe te passen tarief is het tarief dat binnen het grondgebied van de lidstaat op de levering van eenzelfde goed wordt toegepast.”;

    b)

    het volgende lid wordt toegevoegd:

    “3.   In afwijking van lid 2 van dit artikel kunnen de lidstaten die een normaal tarief toepassen op de levering van kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten vermeld in bijlage IX, delen A, B en C, een verlaagd tarief als bedoeld in artikel 98, lid 1, eerste alinea, toepassen op de invoer van deze goederen binnen het grondgebied van de lidstaat.”.

    6)

    Artikel 98 wordt vervangen door:

    “Artikel 98

    1.   De lidstaten kunnen maximaal twee verlaagde tarieven toepassen.

    De verlaagde tarieven worden vastgesteld op een percentage van de maatstaf van heffing dat niet lager mag zijn dan 5 % en zijn uitsluitend van toepassing op goederenleveringen en diensten die zijn vermeld in bijlage III.

    De lidstaten kunnen de verlaagde tarieven toepassen op goederenleveringen en diensten die vallen onder maximaal 24 punten in bijlage III.

    2.   De lidstaten kunnen, naast de twee verlaagde tarieven bedoeld in lid 1 van dit artikel, een verlaagd tarief dat lager is dan het minimum van 5 % en een vrijstelling met recht op aftrek van de in het voorgaande stadium betaalde btw toepassen op goederenleveringen en diensten die vallen onder maximaal zeven punten in bijlage III.

    Het verlaagde tarief dat lager is dan het minimum van 5 % en de vrijstelling met recht op aftrek van de in het voorgaande stadium betaalde btw mogen alleen worden toegepast op goederenleveringen en diensten die vallen onder de volgende punten in bijlage III:

    a)

    de punten 1) tot en met 6) en 10 quater);

    b)

    elk ander punt van bijlage III dat onder de in artikel 105 bis, lid 1, bedoelde opties valt.

    Voor de toepassing van punt b) van de tweede alinea van dit lid worden de in artikel 105 bis, lid 1, tweede alinea, bedoelde handelingen met betrekking tot huisvesting geacht onder bijlage III, punt 10), te vallen.

    De lidstaten die op 1 januari 2021 verlaagde tarieven die lager zijn dan het minimum van 5 % toepasten of vrijstellingen met recht op aftrek van de in het voorgaande stadium betaalde btw verleenden op goederenleveringen en diensten die vallen onder meer dan zeven punten in bijlage III, beperken de toepassing van die verlaagde tarieven of het verlenen van die vrijstellingen teneinde uiterlijk op 1 januari 2032 of, als dat eerder is, bij de invoering van de in artikel 402 bedoelde definitieve regeling aan de eerste alinea van dit lid te voldoen. Het staat de lidstaten vrij te bepalen op welke goederenleveringen of diensten zij die verlaagde tarieven zullen blijven toepassen of voor welke zij die vrijstellingen zullen blijven verlenen.

    3.   De in de leden 1 en 2 van dit artikel bedoelde verlaagde tarieven en vrijstellingen zijn niet van toepassing op langs elektronische weg verrichte diensten, behalve op die welke zijn vermeld in bijlage III, punten 6), 7), 8) en 13.

    4.   Ingeval lidstaten de verlaagde tarieven en vrijstellingen van deze richtlijn toepassen, mogen zij, voor de vaststelling van de juiste omschrijving van de betrokken categorie, de gecombineerde nomenclatuur of de aan activiteiten gekoppelde statistische productenclassificatie, of beide, gebruiken.”.

    7)

    Het volgende artikel wordt ingevoegd:

    “Artikel 98 bis

    De in artikel 98, leden 1 en 2, bedoelde verlaagde tarieven en vrijstellingen zijn niet van toepassing op leveringen van kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten waarop de bijzondere regelingen van titel XII, hoofdstuk 4, worden toegepast.”.

    8)

    Artikel 99 wordt geschrapt.

    9)

    Artikel 100 wordt vervangen door:

    “Artikel 100

    De Commissie dient uiterlijk op 31 december 2028, en daarna om de vijf jaar, bij de Raad een verslag in over het toepassingsgebied van bijlage III, met daarbij, indien nodig, passende voorstellen.”.

    10)

    Artikel 101 wordt geschrapt.

    11)

    In hoofdstuk 2 van titel VIII wordt de volgende afdeling ingevoegd:

    Deel 2 bis

    Uitzonderlijke situaties

    Artikel 101 bis

    1.   Indien de Commissie een lidstaat overeenkomstig artikel 53, eerste alinea, van Richtlijn 2009/132/EG van de Raad (*1) toestemming heeft verleend om een vrijstelling toe te passen op voor slachtoffers van rampen ingevoerde goederen, kan die lidstaat onder dezelfde voorwaarden een vrijstelling met recht op aftrek van de in het voorgaande stadium betaalde btw toekennen voor de intracommunautaire verwerving en levering van die goederen en voor de diensten in verband met die goederen, met inbegrip van verhuurdiensten.

    2.   Een lidstaat die de in lid 1 bedoelde maatregel wil toepassen, stelt het btw-comité daarvan in kennis.

    3.   Ingeval goederen of diensten die verworven zijn door organisaties waaraan de in lid 1 bedoelde vrijstelling is verleend, gebruikt worden voor andere dan de in titel VIII, hoofdstuk 4, van Richtlijn 2009/132/EG genoemde doeleinden, wordt het gebruik van die goederen of diensten onderworpen aan btw onder de voorwaarden die gelden op het tijdstip waarop de voorwaarden voor de vrijstelling niet langer vervuld zijn.

    (*1)  Richtlijn 2009/132/EG van de Raad van 19 oktober 2009 houdende bepaling van de werkingssfeer van artikel 143, punten b) en c), van Richtlijn 2006/112/EG met betrekking tot de vrijstelling van de belasting over de toegevoegde waarde voor de definitieve invoer van bepaalde goederen (PB L 292 van 10.11.2009, blz. 5).”."

    12)

    De artikelen 102 en 103 worden geschrapt.

    13)

    Artikel 104 wordt vervangen door:

    “Artikel 104

    1.   Oostenrijk mag in de gemeenten Jungholz en Mittelberg (Kleines Walsertal) een tweede normaal tarief toepassen dat lager ligt dan het overeenkomstige tarief dat in de rest van Oostenrijk wordt toegepast, maar dat niet minder dan 15 % mag bedragen.

    2.   Griekenland mag tarieven die tot 30 % lager liggen dan de overeenkomstige tarieven op het Griekse vasteland, toepassen in de departementen Lesbos, Chios, Samos, de Dodekanesos en de Cycladen, en op de eilanden Thassos, de noordelijke Sporaden, Samothraki en Skiros.

    3.   Portugal mag op de handelingen in de autonome gebieden van de Azoren en Madeira en op de rechtstreekse invoer in deze gebieden lagere tarieven toepassen dan die welke op het vasteland gelden.

    4.   Portugal mag een van de twee in artikel 98, lid 1, bedoelde verlaagde tarieven toepassen voor de tolheffing op bruggen rond Lissabon.”.

    14)

    Artikelen 104 bis en 105 worden geschrapt.

    15)

    De volgende artikelen worden ingevoegd:

    “Artikel 105 bis

    1.   Lidstaten die, overeenkomstig het Unierecht, op 1 januari 2021 verlaagde tarieven die lager liggen dan het in artikel 98, lid 1, vastgelegde minimum toepasten of vrijstellingen met recht op aftrek van de in het voorgaande stadium betaalde btw verleenden op de leveringen van goederen of diensten die in andere punten dan punten 1) tot en met 6) en 10 quater) van bijlage III worden vermeld, mogen onverminderd lid 4 van dit artikel deze verlaagde tarieven blijven toepassen of deze vrijstellingen blijven verlenen overeenkomstig artikel 98, lid 2.

    Lidstaten die, overeenkomstig het Unierecht, op 1 januari 2021 verlaagde tarieven die lager liggen dan het in artikel 98, lid 1, vastgelegde minimum toepasten op handelingen met betrekking tot huisvesting die niet kaderen in het sociaal beleid, mogen deze verlaagde tarieven overeenkomstig artikel 98, lid 2, blijven toepassen.

    De lidstaten stellen het btw-comité uiterlijk op 7 juli 2022 in kennis van de tekst van de belangrijkste bepalingen van nationaal recht en de voorwaarden voor de toepassing van de verlaagde tarieven en vrijstellingen met betrekking tot artikel 98, lid 2, tweede alinea, punt b).

    Onverminderd lid 4 van dit artikel kunnen andere lidstaten overeenkomstig artikel 98, lid 2, eerste alinea, verlaagde tarieven onder het minimum van Artikel 98, lid 1, of vrijstellingen met recht op aftrek van de in het voorgaande stadium betaalde btw toepassen op dezelfde goederenleveringen of diensten als die bedoeld in de eerste en tweede alinea van dit lid en onder dezelfde voorwaarden als die welke op 1 januari 2021 golden in de in de eerste en tweede alinea van dit lid bedoelde lidstaten.

    2.   Lidstaten die, overeenkomstig het Unierecht, op 1 januari 2021 verlaagde tarieven van minder dan 12 %, met inbegrip van verlaagde tarieven die lager liggen dan het in artikel 98, lid 1, vastgelegde minimum, toepasten of die vrijstellingen met recht op aftrek van de in het voorgaande stadium betaalde btw verleenden op andere goederenleveringen of diensten dan die welke zijn vermeld in bijlage III, mogen overeenkomstig artikel 98, leden 1 en 2, en onverminderd lid 4 van dit artikel, deze verlaagde tarieven blijven toepassen of deze vrijstellingen blijven verlenen tot 1 januari 2032 of, als dat eerder is, tot de vaststelling van de in artikel 402 bedoelde definitieve regeling.

    3.   Lidstaten die, overeenkomstig het Unierecht, op 1 januari 2021 verlaagde tarieven van niet minder dan 12 % toepasten op andere goederenleveringen of diensten dan die vermeld in bijlage III, mogen overeenkomstig artikel 98, lid 1, eerste alinea, en onverminderd lid 4 van dit artikel, deze tarieven blijven toepassen.

    De lidstaten delen het btw-comité uiterlijk op 7 juli 2022 de tekst mee van de belangrijkste bepalingen van nationaal recht en voorwaarden voor de toepassing van de verlaagde tarieven als bedoeld in de eerste alinea van dit lid.

    Onverminderd lid 4 van dit artikel kunnen andere lidstaten overeenkomstig artikel 98, lid 1, eerste alinea, verlaagde tarieven van niet minder dan 12 % toepassen op dezelfde goederenleveringen of diensten als welke zijn vermeld in de eerste alinea van dit lid en onder dezelfde voorwaarden als die welke op 1 januari 2021 golden in de in de eerste alinea van dit lid bedoelde lidstaten.

    4.   In afwijking van de leden 1, 2 en 3 worden de verlaagde tarieven of vrijstellingen met recht op aftrek van de in het voorgaande stadium betaalde btw voor fossiele brandstoffen, andere goederen met een vergelijkbaar effect op broeikasgasemissies, zoals turf, en hout dat als brandhout wordt gebruikt, uiterlijk op 1 januari 2030 niet meer toegepast. De verlaagde tarieven of vrijstellingen met recht op aftrek van de in het voorgaande stadium betaalde btw voor chemische bestrijdingsmiddelen en chemische meststoffen worden uiterlijk op 1 januari 2032 niet meer toegepast.

    5.   De lidstaten die overeenkomstig lid 1, vierde alinea van dit artikel, overeenkomstig lid 3, derde alinea, van dit artikel of overeenkomstig artikel 105 ter verlaagde tarieven die niet lager zijn dan 12 %, verlaagde tarieven die lager liggen dan het in artikel 98, lid 1, vastgelegde minimum of vrijstellingen met recht op aftrek van de in het voorgaande stadium betaalde btw wensen toe te passen, stellen uiterlijk op 7 oktober 2023 de nadere bepalingen voor de uitoefening van deze keuzemogelijkheden vast. Zij delen het btw-comité de tekst van de belangrijkste bepalingen van de door hen vastgestelde nationale wetgeving mee.

    6.   Uiterlijk op 1 juli 2025 dient de Commissie, op basis van de door de lidstaten verstrekte gegevens, bij de Raad een verslag in met een complete lijst van goederen en diensten als bedoeld in de leden 1 en 3 van dit artikel en in artikel 105 ter, waarop de verlaagde tarieven, met inbegrip van de verlaagde tarieven die lager liggen dan het in artikel 98, lid 1, vastgelegde minimum, of de vrijstellingen met recht op aftrek van de in het voorgaande stadium betaalde btw in de lidstaten worden toegepast.

    Artikel 105 ter

    Lidstaten die, overeenkomstig het Unierecht, op 1 januari 2021 verlaagde tarieven die niet lager zijn dan het minimum van 5 % toepasten op handelingen in verband met buiten het kader van sociaal beleid verstrekte huisvesting, mogen overeenkomstig artikel 98, lid 1, eerste alinea, die verlaagde tarieven blijven toepassen. In dergelijke gevallen mogen de op zulke handelingen toe te passen verlaagde tarieven met ingang van 1 januari 2042 niet lager zijn dan 12 %.

    De lidstaten delen het btw-comité uiterlijk op 7 juli 2022 de tekst mee van de belangrijkste bepalingen van nationaal recht en voorwaarden voor de toepassing van de in de eerste alinea bedoelde verlaagde tarieven.

    Andere lidstaten kunnen overeenkomstig artikel 98, lid 1, eerste alinea, een verlaagd tarief van niet minder dan 12 % toepassen op de in de eerste alinea van dit artikel bedoelde handelingen onder dezelfde voorwaarden als die welke op 1 januari 2021 golden in de in de eerste alinea van dit artikel bedoelde lidstaten.

    Voor de toepassing van artikel 98, lid 1, derde alinea, worden de in dit artikel bedoelde handelingen geacht onder bijlage III, punt 10), te vallen.”.

    16)

    In titel VIII wordt hoofdstuk 4 geschrapt.

    17)

    De artikelen 123, 125, 128 en 129 worden geschrapt.

    18)

    In artikel 221 wordt lid 3 vervangen door:

    “3.   De lidstaten kunnen de belastingplichtige ontheffing verlenen van de in artikel 220, lid 1, of in artikel 220 bis vastgelegde factureringsplicht voor de op hun grondgebied verrichte goederenleveringen of diensten die, al dan niet met recht op aftrek van de in het voorgaande stadium betaalde btw, overeenkomstig artikel 98, lid 2, de artikelen 105 bis en 132, artikel 135, lid 1, punten h) tot en met l), de artikelen 136, 371, 375, 376 en 377, artikel 378, lid 2, artikel 379, lid 2, en de artikelen 380 tot en met 390 quater, vrijgesteld zijn.”.

    19)

    In artikel 288, eerste alinea, wordt punt 2 vervangen door:

    “2)

    het bedrag van de handelingen die krachtens artikel 98, lid 2, of artikel 105 bis zijn vrijgesteld met recht op aftrek van de in het voorgaande stadium betaalde btw;”.

    20)

    In artikel 316 wordt lid 1 vervangen door:

    “1.   Indien geen verlaagd tarief is toegepast op de betrokken kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten die aan een belastingplichtige wederverkoper worden geleverd of door hem worden ingevoerd, verlenen de lidstaten belastingplichtige wederverkopers het recht te kiezen voor toepassing van de winstmargeregeling op de volgende handelingen:

    a)

    de levering van kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten die zij zelf hebben ingevoerd;

    b)

    de levering van kunstvoorwerpen die aan hen zijn geleverd door de maker of diens rechthebbenden;

    c)

    de levering van kunstvoorwerpen die aan hen zijn geleverd door een andere belastingplichtige dan een belastingplichtige wederverkoper.”.

    21)

    In artikel 387 wordt punt c) geschrapt.

    22)

    In bijlage III wordt de titel vervangen door:

    “Lijst van goederenleveringen en diensten waarop de verlaagde tarieven en de vrijstelling met recht op aftrek van de btw bedoeld in artikel 98 worden toegepast”.

    23)

    Bijlage III wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze richtlijn.

    Artikel 2

    Wijzigingen in Richtlijn (EU) 2020/285

    In artikel 1 van Richtlijn (EU) 2020/285, wordt punt 15) vervangen door:

    “15)

    artikel 288 wordt vervangen door:

    “Artikel 288

    1.   De jaaromzet die als maatstaf dient voor de toepassing van de in artikel 284 bepaalde vrijstelling, wordt gevormd door de volgende bedragen, de btw niet inbegrepen:

    a)

    het bedrag van de goederenleveringen en diensten, voor zover die belast zouden zijn als ze door een niet-vrijgestelde belastingplichtige waren verricht;

    b)

    het bedrag van de handelingen die op grond van artikel 98, lid 2, of artikel 105 bis zijn vrijgesteld met recht op aftrek van de in het voorgaande stadium betaalde btw;

    c)

    het bedrag van de handelingen die op grond van de artikelen 146 tot en met 149 en de artikelen 151, 152 en 153 zijn vrijgesteld;

    d)

    het bedrag van de handelingen die op grond van artikel 138 zijn vrijgesteld, indien de in dat artikel bedoelde vrijstelling van toepassing is;

    e)

    het bedrag van handelingen ter zake van onroerende goederen, van financiële handelingen als bedoeld in artikel 135, lid 1, punten b) tot en met g), en van verzekerings- en herverzekeringsdiensten, tenzij die handelingen met andere handelingen samenhangende handelingen zijn.

    2.   De overdracht van materiële of immateriële investeringsgoederen van de belastingplichtige wordt niet in aanmerking genomen voor het berekenen van de in lid 1 bedoelde omzet.”;”.

    Artikel 3

    Omzetting

    1.   De lidstaten stellen uiterlijk op 31 december 2024 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast en maken ze bekend om aan artikel 1, punten 1), 2), 5), 7), 12) wat betreft de schrapping van artikel 103 van Richtlijn 2006/112/EG, en punt 20), en artikel 2 te voldoen.

    Zij passen die bepalingen toe met ingang van 1 januari 2025.

    De lidstaten kunnen de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen met betrekking tot bijlage III, punten 7) en 13), met betrekking tot de toegang tot de livestreaming van evenementen of bezoeken die onder die punten vallen, en punt 26), van Richtlijn 2006/112/EG, die in de bijlage bij deze richtlijn worden vermeld, vanaf 1 januari 2025 toepassen.

    2.   De lidstaten delen de Commissie onmiddellijk de tekst van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

    3.   Wanneer de lidstaten de in de leden 1 en 2 bedoelde bepalingen vaststellen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

    Artikel 4

    Herziening

    Op basis van een beoordeling van de vraag of toekomstbestendige oplossingen die zijn aangepast aan het digitale tijdperk en in overeenstemming zijn met de doelstelling van een op het bestemmingsbeginsel gebaseerd btw-stelsel mogelijk zijn, dient de Commissie in voorkomend geval een wetgevingsvoorstel in tot wijziging van de relevante bepalingen van deze richtlijn die betrekking hebben op de winstmargeregeling van titel XII, hoofdstuk 4, van Richtlijn 2006/112/EG.

    Artikel 5

    Inwerkingtreding

    Deze richtlijn treedt in werking op de datum van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Artikel 6

    Adressaten

    Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

    Gedaan te Luxemburg, 5 april 2022.

    Voor de Raad

    De voorzitter

    B. LE MAIRE


    (1)  Advies van 9 maart 2022 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

    (2)   PB C 283 van 10.8.2018, blz. 35.

    (3)  Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1).

    (4)  Verordening (EU) 2021/522 van het Europees Parlement en de Raad van 24 maart 2021 tot vaststelling van een actieprogramma voor de Unie op het gebied van gezondheid (“EU4Health-programma”) voor de periode 2021-2027, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 282/2014 (PB L 107 van 26.3.2021, blz. 1).

    (5)  Verordening (EU) 2015/2120 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 tot vaststelling van maatregelen betreffende open-internettoegang en retailtarieven voor gereguleerde communicaties binnen de EU en tot wijziging van Richtlijn 2002/22/EG en Verordening (EU) nr. 531/2012 (PB L 310 van 26.11.2015, blz. 1).

    (6)  Richtlijn (EU) 2020/285 van de Raad van 18 februari 2020 tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde wat betreft de bijzondere regeling voor kleine ondernemingen en Verordening (EU) nr. 904/2010 betreffende de administratieve samenwerking en uitwisseling van inlichtingen voor doeleinden van toezicht op de juiste uitvoering van de bijzondere regeling voor kleine ondernemingen (PB L 62 van 2.3.2020, blz. 13).

    (7)   PB C 369 van 17.12.2011, blz. 14.


    BIJLAGE

    Bijlage III bij Richtlijn 2006/112/EG wordt als volgt gewijzigd:

    1)

    De punten 3) tot en met 8) worden vervangen door:

    “3)

    farmaceutische producten die voor medische en veterinaire doeleinden worden gebruikt, met inbegrip van voorbehoedsmiddelen en producten bestemd voor de hygiënische bescherming van de vrouw, en absorberende hygiëneproducten;

    4)

    medische uitrusting, apparaten, toestellen, artikelen, hulpmiddelen en beschermende uitrusting, met inbegrip van mond-neusmaskers, die gewoonlijk bestemd zijn voor gebruik in de gezondheidszorg of om door mensen met een handicap te worden gebruikt, goederen die essentieel zijn om handicaps te compenseren en te boven te komen, evenals de aanpassing, herstelling, huur en leasing van dergelijke goederen;

    5)

    vervoer van personen en van de goederen die zij bij zich hebben, zoals bagage, fietsen, met inbegrip van elektrische fietsen, motoren of andere voertuigen, of het verstrekken van diensten in verband met het vervoer van personen;

    6)

    levering, ook bij uitlening door bibliotheken, van boeken, kranten en tijdschriften, ofwel op fysieke dragers of langs elektronische weg, of op beide wijzen (met inbegrip van brochures, folders en soortgelijk drukwerk, platen-, teken- en kleurboeken voor kinderen, gedrukte of geschreven muziekpartituren, landkaarten en hydrografische en soortgelijke kaarten), voor zover niet uitsluitend of hoofdzakelijk bestaand uit reclamemateriaal of uit video-inhoud of beluisterbare muziek; productie van publicaties van organisaties zonder winstoogmerk en diensten in verband met deze productie;

    7)

    het verlenen van toegang tot shows, schouwburgen, circussen, kermissen, amusementsparken, concerten, musea, dierentuinen, bioscopen, tentoonstellingen en soortgelijke culturele evenementen en voorzieningen, of van toegang tot de livestreaming van die evenementen of bezoeken, of beide;

    8)

    de ontvangst van radio- en televisie-uitzendingen en webcasting van zulke programma’s die door een verrichter van mediadiensten worden aangeboden; internettoegangsdiensten die worden aangeboden in het kader van digitaliseringsbeleid, als omschreven door de lidstaten;”.

    2)

    De punten 10) en 10 bis) worden vervangen door:

    “10)

    levering en bouw van in het kader van sociaal beleid verstrekte huisvesting, als omschreven door de lidstaten; renovatie en verbouwing, met inbegrip van afbraak en heropbouw, en herstelling van huisvesting en particuliere woningen; verhuur van onroerend goed voor residentieel gebruik;

    10 bis)

    bouw en renovatie van openbare en andere gebouwen die worden gebruikt voor activiteiten van algemeen belang;”.

    3)

    Het volgende punt wordt ingevoegd:

    “10 quater)

    levering en installatie van zonnepanelen op en in de onmiddellijke nabijheid van particuliere woningen, huisvesting en openbare en andere gebouwen die worden gebruikt voor activiteiten van algemeen belang;”.

    4)

    Punt 11) wordt vervangen door:

    “11)

    goederenleveringen en diensten die normaal bestemd zijn voor gebruik in de landbouw, met uitzondering evenwel van kapitaalgoederen, zoals machines of gebouwen; en, tot 1 januari 2032, levering van chemische bestrijdingsmiddelen en chemische meststoffen;”.

    5)

    Het volgende punt wordt ingevoegd:

    “11 bis)

    levende paardachtigen en diensten met betrekking tot levende paardachtigen;”.

    6)

    Punt 13) wordt vervangen door:

    “13)

    het verlenen van toegang tot sportevenementen, of van toegang tot de livestreaming van deze evenementen, of beide; het gebruik van sportfaciliteiten, en het aanbieden van sport- of bewegingslessen, ook indien gelivestreamd;”.

    7)

    Punt 14) wordt geschrapt.

    8)

    Punt 15) wordt vervangen door:

    “15)

    goederenleveringen en diensten door organisaties die betrokken zijn bij activiteiten op het gebied van bijstand en sociale zekerheid, als omschreven door de lidstaten, en die door de lidstaten als liefdadigheidsinstellingen zijn erkend, voor zover deze handelingen niet op grond van de artikelen 132, 135 en 136 zijn vrijgesteld;”.

    9)

    Punten 18) en 19) worden vervangen door:

    “18)

    het verstrekken van diensten in verband met afvalwater, reiniging van de openbare weg, het ophalen van huisvuil en afvalverwerking of -recycling, andere dan de diensten die worden verstrekt door de in artikel 13 bedoelde lichamen;

    19)

    het verrichten van reparatiediensten met betrekking tot huishoudapparaten, schoeisel en lederwaren, kleding en huishoudlinnen (ook verstellen en vermaken);”.

    10)

    Punt 21) wordt vervangen door:

    “21)

    kappersdiensten;”.

    11)

    De volgende punten worden toegevoegd:

    “22)

    levering van elektriciteit, stadsverwarming en stadskoeling, en biogassen die worden geproduceerd uit in bijlage IX, deel A, bij Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad (*1) vermelde grondstoffen; levering en installatie van zeer efficiënte emissiearme verwarmingssystemen die voldoen aan de benchmarks voor emissies (zwevende deeltjes) als vastgesteld in bijlage V bij Verordening (EU) 2015/1189 van de Commissie (*2) en in bijlage V bij Verordening (EU) 2015/1185 van de Commissie (*3), en waaraan een EU-energielabel is toegekend waaruit blijkt dat is voldaan aan het criterium van artikel 7, lid 2, van Verordening (EU) 2017/1369 van het Europees Parlement en de Raad (*4); en, tot 1 januari 2030 aardgas en hout dat als brandhout wordt gebruikt;

    23)

    levende planten en andere producten van de bloementeelt, met inbegrip van bollen, katoen, wortelen en dergelijke, snijbloemen en snijgroen;

    24)

    kinderkleding en -schoeisel; levering van kinderzitjes voor auto’s;

    25)

    levering van fietsen, inclusief elektrische fietsen; huur en herstelling van deze fietsen;

    26)

    levering van kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten, genoemd in bijlage IX, delen A, B en C;

    27)

    het verrichten van juridische diensten voor mensen met een arbeidsovereenkomst en werklozen in arbeidsrechtelijke gerechtelijke geschillen, en van juridische diensten in het kader van de rechtsbijstandsregeling, als omschreven door de lidstaten;

    28)

    gereedschappen en andere uitrusting van een soort die gewoonlijk wordt gebruikt bij reddings- of EHBO-diensten, wanneer deze worden geleverd aan overheidsinstanties of organisaties zonder winstoogmerk die actief zijn op het gebied van civiele bescherming of gemeenschapsbescherming;

    29)

    diensten in verband met de exploitatie van lichtschepen, vuurtorens of andere navigatiehulpmiddelen en reddingsdiensten, met inbegrip van het organiseren en onderhouden van een reddingsbootdienst.

    (*1)  Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (herziening) (PB L 328 van 21.12.2018, blz. 82)."

    (*2)  Verordening (EU) 2015/1189 van de Commissie van 28 april 2015 tot uitvoering van Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad wat de eisen inzake ecologisch ontwerp voor verwarmingsketels voor vaste brandstoffen betreft (PB L 193 van 21.7.2015, blz. 100)."

    (*3)  Verordening (EU) 2015/1185 van de Commissie van 24 april 2015 tot uitvoering van Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad wat eisen inzake ecologisch ontwerp betreft voor toestellen voor lokale ruimteverwarming die vaste brandstoffen gebruiken (PB L 193 van 21.7.2015, blz. 1)."

    (*4)  Verordening (EU) 2017/1369 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2017 tot vaststelling van een kader voor energie-etikettering en tot intrekking van Richtlijn 2010/30/EU (PB L 198 van 28.7.2017, blz. 1).”."


    (*1)  Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (herziening) (PB L 328 van 21.12.2018, blz. 82).

    (*2)  Verordening (EU) 2015/1189 van de Commissie van 28 april 2015 tot uitvoering van Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad wat de eisen inzake ecologisch ontwerp voor verwarmingsketels voor vaste brandstoffen betreft (PB L 193 van 21.7.2015, blz. 100).

    (*3)  Verordening (EU) 2015/1185 van de Commissie van 24 april 2015 tot uitvoering van Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad wat eisen inzake ecologisch ontwerp betreft voor toestellen voor lokale ruimteverwarming die vaste brandstoffen gebruiken (PB L 193 van 21.7.2015, blz. 1).

    (*4)  Verordening (EU) 2017/1369 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2017 tot vaststelling van een kader voor energie-etikettering en tot intrekking van Richtlijn 2010/30/EU (PB L 198 van 28.7.2017, blz. 1).”.”


    Top