Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32021R0025

Verordening (EU) 2021/25 van de Commissie van 13 januari 2021 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1126/2008 tot goedkeuring van bepaalde internationale standaarden voor jaarrekeningen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad wat International Accounting Standard 39 en International Financial Reporting Standards 4, 7, 9 en 16 betreft (Voor de EER relevante tekst)

C/2021/16

PB L 11 van 14.1.2021, p. 7–18 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 15/10/2023; stilzwijgende opheffing door 32023R1803

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2021/25/oj

14.1.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 11/7


VERORDENING (EU) 2021/25 VAN DE COMMISSIE

van 13 januari 2021

houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1126/2008 tot goedkeuring van bepaalde internationale standaarden voor jaarrekeningen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad wat International Accounting Standard 39 en International Financial Reporting Standards 4, 7, 9 en 16 betreft

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 19 juli 2002 betreffende de toepassing van internationale standaarden voor jaarrekeningen (1), en met name artikel 3, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1126/2008 van de Commissie (2) zijn bepaalde op 15 oktober 2008 bestaande internationale standaarden en interpretaties goedgekeurd.

(2)

Op 22 juli 2014 heeft de Raad voor financiële stabiliteit het verslag “Reforming Major Interest Rate Benchmarks” gepubliceerd. Daarin zijn aanbevelingen geformuleerd om bestaande benchmarks en andere op interbankenmarkten gebaseerde potentiële referentierentes te versterken en tevens alternatieve bijna risicovrije referentierentes te ontwikkelen.

(3)

Bij Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad (3) is een gemeenschappelijk kader vastgesteld om in de Unie de nauwkeurigheid en integriteit te waarborgen van indices die worden gebruikt als benchmarks in financiële instrumenten en financiële overeenkomsten of om de prestatie van beleggingsfondsen te meten.

(4)

Verordening (EU) 2020/34 van de Commissie (4) voorziet in tijdelijke en beperkte vrijstellingen van de vereisten inzake hedge accounting van International Accounting Standard (IAS) 39 Financiële instrumenten: opname en waardering en International Financial Reporting Standard (IFRS) 9 Financiële instrumenten om in de periode vóór de vervanging van een bestaande rentebenchmark de gevolgen van de rentebenchmarkhervorming voor de financiële verslaggeving aan te pakken.

(5)

Omdat de financiële verslaggeving gevolgen ondervindt van de huidige vervanging van bestaande rentebenchmarks door alternatieve referentierenten, heeft de International Accounting Standards Board op 27 augustus 2020 Rentebenchmarkhervorming — Fase 2 (Wijzigingen in IFRS 9, IAS 39, IFRS 7, IFRS 4 en IFRS 16) gepubliceerd om die gevolgen aan te pakken.

(6)

Die wijzigingen voorzien in een specifieke boekhoudkundige behandeling om waardeveranderingen van financiële instrumenten of leasecontracten als gevolg van de vervanging van de rentebenchmark in de tijd te spreiden. Daarmee worden een plotselinge impact op winst of verlies en onnodige stopzettingen van afdekkingsrelaties als gevolg van de vervanging van de rentebenchmark vermeden.

(7)

Na overleg met de European Financial Reporting Advisory Group concludeert de Commissie dat de wijzigingen in IAS 39 Financiële instrumenten: opname en waardering, IFRS 4 Verzekeringscontracten, IFRS 7 Financiële instrumenten: informatieverschaffing, IFRS 9 Financiële instrumenten en IFRS 16 Leaseovereenkomsten voldoen aan de goedkeuringscriteria van artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1606/2002.

(8)

Verordening (EG) nr. 1126/2008 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(9)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Regelgevend Comité voor financiële verslaglegging,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlage bij Verordening (EG) nr. 1126/2008 wordt als volgt gewijzigd:

a)

International Accounting Standard (IAS) 39 Financiële instrumenten: opname en waardering wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening;

b)

International Financial Reporting Standard (IFRS) 4 Verzekeringscontracten wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening;

c)

IFRS 7 Financiële instrumenten: informatieverschaffing wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening;

d)

IFRS 9 Financiële instrumenten wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening;

e)

IFRS 16 Leaseovereenkomsten wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Elke onderneming past de in artikel 1 bedoelde wijzigingen toe vanaf uiterlijk de aanvangsdatum van haar eerste boekjaar dat op of na 1 januari 2021 van start gaat.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 januari 2021.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)   PB L 243 van 11.9.2002, blz. 1.

(2)  Verordening (EG) nr. 1126/2008 van de Commissie van 3 november 2008 tot goedkeuring van bepaalde internationale standaarden voor jaarrekeningen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 320 van 29.11.2008, blz. 1).

(3)  Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende indices die worden gebruikt als benchmarks voor financiële instrumenten en financiële overeenkomsten of om de prestatie van beleggingsfondsen te meten en tot wijziging van Richtlijnen 2008/48/EG en 2014/17/EU en Verordening (EU) nr. 596/2014 (PB L 171 van 29.6.2016, blz. 1).

(4)  Verordening (EU) 2020/34 van de Commissie van 15 januari 2020 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1126/2008 tot goedkeuring van bepaalde internationale standaarden voor jaarrekeningen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad wat International Accounting Standard 39 en International Financial Reporting Standards 7 en 9 betreft (PB L 12 van 16.1.2020, blz. 5).


BIJLAGE

Rentebenchmarkhervorming — Fase 2

Wijzigingen in IFRS 9, IAS 39, IFRS 7, IFRS 4 en IFRS 16

Wijzigingen in IFRS 9 Financiële Instrumenten

De alinea’s 5.4.5 tot en met 5.4.9, alinea 6.8.13, de alinea’s 6.9.1 tot en met 6.9.13, alinea 7.1.9 en de alinea’s 7.2.43 tot en met 7.2.46 worden toegevoegd. Een kopje wordt toegevoegd vóór alinea 6.9.1 en een onderverdeling wordt toegevoegd vóór de alinea’s 5.4.5, 6.9.7, 6.9.9, 6.9.11 en 7.2.43.

5.4   WAARDERING TEGEN GEAMORTISEERDE KOSTPRIJS

Veranderingen in de grondslag voor de vaststelling van de contractuele kasstromen ten gevolge van de rentebenchmarkhervorming

5.4.5

Een entiteit moet de alinea’s 5.4.6 tot en met 5.4.9 alleen op financiële activa of financiële verplichtingen toepassen als de grondslag voor de vaststelling van de contractuele kasstromen van die financiële activa of financiële verplichtingen verandert ten gevolge van de rentebenchmarkhervorming. Voor de toepassing daarvan verwijst de term “rentebenchmarkhervorming” naar de marktbrede hervorming van een rentebenchmark zoals omschreven in alinea 6.8.2.

5.4.6

De grondslag voor de vaststelling van de contractuele kasstromen van financiële activa of financiële verplichtingen kan veranderen:

a)

door de contractuele voorwaarden te wijzigen die gespecificeerd zijn bij de eerste opname van het financieel instrument (de contractuele voorwaarden worden bijvoorbeeld gewijzigd om de referentierentebenchmark te vervangen door een alternatieve referentierente);

b)

op een wijze die niet aangegeven was door (of niet overwogen was in) de contractuele voorwaarden bij de eerste opname van het financieel instrument, zonder de contractuele voorwaarden te wijzigen (de methode voor de berekening van de rentebenchmark wordt bijvoorbeeld gewijzigd zonder de contractuele voorwaarden te wijzigen), en/of

c)

wegens de activering van een bestaande contractuele bepaling (er wordt bijvoorbeeld een bestaande fallbackclausule in werking gesteld).

5.4.7

Als praktische oplossing moet een entiteit alinea B5.4.5 toepassen om rekening te houden met een verandering in de grondslag voor de vaststelling van de contractuele kasstromen van financiële activa of financiële verplichtingen, zoals vereist door de rentebenchmarkhervorming. Deze praktische oplossing is alleen op deze veranderingen van toepassing voor zover de verandering vereist is door de rentebenchmarkhervorming (zie ook alinea 5.4.9). Voor de toepassing daarvan is een verandering in de grondslag voor de vaststelling van de contractuele kasstromen alleen door de rentebenchmarkhervorming vereist indien voldaan is aan de volgende twee voorwaarden:

a)

de verandering is noodzakelijk als direct gevolg van de rentebenchmarkhervorming, en

b)

de nieuwe grondslag voor de vaststelling van de contractuele kasstromen is economisch gelijkwaardig aan de voorgaande grondslag (d.w.z. de grondslag die onmiddellijk voorafgaat aan de verandering).

5.4.8

Voorbeelden van veranderingen die aanleiding geven tot een nieuwe grondslag voor de vaststelling van de contractuele kasstromen die economisch gelijkwaardig is aan de voorgaande grondslag (d.w.z. de grondslag die onmiddellijk voorafgaat aan de verandering):

a)

de vervanging van een bestaande rentebenchmark die gebruikt wordt voor de vaststelling van de contractuele kasstromen van financiële activa of financiële verplichtingen, door een alternatieve referentierente — of de uitvoering van een dergelijke hervorming van een rentebenchmark door een wijziging aan te brengen in de methode voor de berekening van de rentebenchmark — met de toevoeging van een vaste spread die noodzakelijk is om het verschil in grondslag tussen de bestaande rentebenchmark en de alternatieve referentierente te compenseren;

b)

veranderingen in de herzieningsperiode, de herzieningsdata of het aantal dagen tussen de data van couponbetalingen met het oog op de uitvoering van de hervorming van de rentebenchmark, en

c)

de toevoeging van een fallbackbepaling aan de contractuele voorwaarden van financiële activa of financiële verplichtingen om een verandering als beschreven onder a) en b) uit te voeren.

5.4.9

Indien er veranderingen worden aangebracht in financiële activa of financiële verplichtingen naast veranderingen in de grondslag voor de vaststelling van de contractuele kasstromen zoals vereist door de rentebenchmarkhervorming, moet een entiteit eerst de praktische oplossing in alinea 5.4.7 toepassen op de veranderingen die vereist zijn door de rentebenchmarkhervorming. De entiteit moet dan de in deze standaard toepasselijke vereisten toepassen op bijkomende veranderingen waarop de praktische oplossing niet van toepassing is. Indien de bijkomende verandering niet in het niet langer opnemen van het financieel actief of de financiële verplichting resulteert, moet de entiteit alinea 5.4.3 of alinea B5.4.6, al naargelang het geval, toepassen om rekening te houden met die bijkomende verandering. Indien de bijkomende verandering ertoe leidt dat het financieel actief of de financiële verplichting niet langer wordt opgenomen, moet de entiteit de vereisten met betrekking tot het niet langer opnemen toepassen.

6.8   TIJDELIJKE UITZONDERINGEN VAN DE TOEPASSING VAN SPECIFIEKE VEREISTEN INZAKE HEDGE ACCOUNTING

Einde van de toepassing

6.8.13

Een entiteit moet de toepassing van de alinea’s 6.8.7 en 6.8.8 prospectief beëindigen op het vroegste van de volgende twee momenten:

a)

wanneer er in de niet contractueel gespecificeerde risicocomponent veranderingen worden aangebracht die vereist zijn door de rentebenchmarkhervorming, met toepassing van alinea 6.9.1, of

b)

wanneer de afdekkingsrelatie waarin de niet contractueel gespecificeerde risicocomponent is aangewezen, wordt beëindigd.

6.9   BIJKOMENDE TIJDELIJKE UITZONDERINGEN TEN GEVOLGE VAN DE RENTEBENCHMARKHERVORMING

6.9.1

Wanneer de vereisten van de alinea’s 6.8.4 tot en met 6.8.8 niet langer worden toegepast op een afdekkingsrelatie (zie alinea’s 6.8.9 tot en met 6.8.13), moet een entiteit de formele aanwijzing van die afdekkingsrelatie zoals eerder gedocumenteerd wijzigen om rekening te houden met de veranderingen die vereist zijn ten gevolge van de rentebenchmarkhervorming, d.w.z. de veranderingen moeten consistent zijn met de vereisten in de alinea’s 5.4.6, 5.4.7 en 5.4.8. In dit verband moet de aanwijzing van de afdekking alleen worden gewijzigd om een of meer van deze veranderingen aan te brengen:

a)

de (al dan niet contractueel gespecificeerde) alternatieve referentierente aanmerken als een afgedekt risico;

b)

de beschrijving wijzigen van de afgedekte positie, waaronder de beschrijving van het aangewezen gedeelte van de af te dekken kasstromen of reële waarde, of

c)

de beschrijving van het afdekkingsinstrument wijzigen.

6.9.2

Een entiteit moet ook het vereiste in alinea 6.9.1(c), toepassen indien aan deze drie voorwaarden is voldaan:

a)

de entiteit zorgt voor een verandering die vereist is door de rentebenchmarkhervorming en maakt daarbij gebruik van een andere aanpak dan een verandering van de grondslag voor de vaststelling van de contractuele kasstromen van het afdekkingsinstrument (zoals beschreven in alinea 5.4.6);

b)

het oorspronkelijke afdekkingsinstrument wordt niet uit de balans verwijderd, en

c)

de gekozen aanpak is economisch gelijkwaardig met een verandering van de grondslag voor de vaststelling van de contractuele kasstromen van het oorspronkelijke afdekkingsinstrument (zoals beschreven in de alinea’s 5.4.7 en 5.4.8).

6.9.3

Het is mogelijk dat de vereisten van de alinea’s 6.8.4 tot en met 6.8.8 op een verschillend tijdstip niet langer van toepassing zijn. Bij de toepassing van alinea 6.9.1 is het dus mogelijk dat een entiteit ertoe verplicht wordt de formele aanwijzing van haar afdekkingsrelaties op verschillende tijdstippen te wijzigen of dat zij de formele aanwijzing van een afdekkingsrelatie meer dan eens moet wijzigen. Alleen wanneer een dergelijke wijziging in de aanwijzing van de afdekking wordt aangebracht, moet een entiteit indien nodig de alinea’s 6.9.7 tot en met 6.9.12 toepassen. Een entiteit moet ook alinea 6.5.8 (voor een reëlewaardeafdekking) of alinea 6.5.11 (voor een kasstroomafdekking) toepassen om rekening te houden met veranderingen in de reële waarde van de afgedekte positie of het afdekkingsinstrument.

6.9.4

Een entiteit moet een afdekkingsrelatie zoals vereist in alinea 6.9.1 wijzigen tegen het einde van de verslagperiode waarin een door de rentebenchmarkhervorming vereiste wijziging wordt aangebracht in het afgedekte risico, de afgedekte positie of het afdekkingsinstrument. Om twijfel te voorkomen betekent een dergelijke wijziging in de formele aanwijzing van een afdekkingsrelatie noch de beëindiging van de afdekkingsrelatie noch de aanwijzing van een nieuwe afdekkingsrelatie.

6.9.5

Indien naast de veranderingen die door de rentebenchmarkhervorming zijn vereist, veranderingen worden aangebracht aan het financieel actief of de financiële verplichting die in een afdekkingsrelatie (zoals beschreven in de alinea’s 5.4.6 tot en met 5.4.8) is aangewezen, of aan de aanwijzing van de afdekkingsrelatie (zoals vereist door alinea 6.9.1), moet een entiteit eerst de toepasselijke vereisten van deze standaard toepassen om te bepalen of die bijkomende veranderingen aanleiding geven tot de beëindiging van hedge accounting. Indien de bijkomende veranderingen geen aanleiding geven tot de beëindiging van hedge accounting, moet een entiteit de formele aanwijzing van de in alinea 6.9.1 omschreven afdekkingsrelatie wijzigen.

6.9.6

De alinea’s 6.9.7 tot en met 6.9.13 voorzien alleen in uitzonderingen op de vereisten die in de genoemde alinea’s zijn beschreven. Een entiteit moet alle andere verplichtingen inzake hedge accounting in deze standaard, met inbegrip van de criteria in alinea 6.4.1 waaraan moet worden voldaan om in aanmerking te komen, toepassen op de afdekkingsrelaties waarop de rentebenchmarkhervorming rechtstreeks van invloed is.

Administratieve verwerking van in aanmerking komende afdekkingsrelaties

Kasstroomafdekkingen

6.9.7

Voor de toepassing van alinea 6.5.11 wordt, op het tijdstip dat een entiteit de beschrijving van een afgedekte positie als vereist in alinea 6.9.1(b) wijzigt, het in de kasstroomafdekkingsreserve geaccumuleerde bedrag geacht te zijn gebaseerd op de alternatieve referentierente waarop de afgedekte toekomstige kasstromen worden vastgesteld.

6.9.8

Voor een beëindigde afdekkingsrelatie wordt, wanneer de rentebenchmark waarop de afgedekte toekomstige kasstromen waren gebaseerd, wordt veranderd zoals vereist door de rentebenchmarkhervorming, het voor die afdekkingsrelatie in de kasstroomafdekkingsreserve geaccumuleerde bedrag, voor de toepassing van alinea 6.5.12 voor het bepalen of de afgedekte toekomstige kasstromen naar verwachting zullen plaatsvinden, geacht te zijn gebaseerd op de alternatieve referentierente waarop de afgedekte toekomstige kasstromen zullen zijn gebaseerd.

Groepen posities

6.9.9

Wanneer een entiteit alinea 6.9.1 toepast op groepen posities die als afgedekte posities in een reëlewaarde- of een kasstroomafdekking zijn aangewezen, moet zij de afgedekte posities toewijzen aan subgroepen gebaseerd op de af te dekken rentebenchmark en de rentebenchmark aanwijzen als het afgedekte risico voor elke subgroep. In een afdekkingsrelatie waarbij een groep posities wordt afgedekt voor veranderingen in een onder de rentebenchmarkhervorming vallende rentebenchmark, kunnen bijvoorbeeld de afgedekte kasstromen of reële waarde van bepaalde posities in de groep worden veranderd om te refereren aan een alternatieve referentierente voordat andere posities in de groep worden veranderd. In dit voorbeeld zou de entiteit bij de toepassing van alinea 6.9.1 de alternatieve referentierente aanwijzen als het afgedekte risico voor die betrokken subgroep van afgedekte posities. De entiteit zou de bestaande rentebenchmark blijven aanwijzen als het afgedekte risico voor de andere subgroep van afgedekte posities totdat de afgedekte kasstromen of reële waarde van die posities worden veranderd om te refereren aan de alternatieve referentierente of vervallen de posities en worden zij vervangen door afgedekte posities die refereren aan de alternatieve referentierente.

6.9.10

Een entiteit moet afzonderlijk onderzoeken of elke subgroep voldoet aan de vereisten in alinea 6.6.1 om in aanmerking te komen als afgedekte positie. Indien een subgroep niet aan de vereisten in alinea 6.6.1 voldoet, moet de entiteit hedge accounting prospectief beëindigen voor de afdekkingsrelatie in haar geheel. Een entiteit moet ook de vereisten in de alinea’s 6.5.8 en 6.5.11 toepassen om rekening te houden met de ineffectiviteit met betrekking tot de afdekkingsrelatie in haar geheel.

Aanwijzing van risicocomponenten

6.9.11

Een als een niet contractueel gespecificeerde risicocomponent aangewezen alternatieve referentierente die op de datum waarop zij wordt aangewezen, niet afzonderlijk identificeerbaar is (zie alinea’s 6.3.7(a) en B6.3.8), wordt geacht op die datum aan dat vereiste te hebben voldaan indien de entiteit redelijkerwijs verwacht dat de alternatieve referentierente binnen 24 maanden afzonderlijk identificeerbaar zal zijn. De periode van 24 maanden geldt voor elke alternatieve referentierente afzonderlijk en gaat in op de datum waarop de entiteit de alternatieve referentierente voor de eerste maal aanwijst als een niet contractueel gespecificeerde risicocomponent (d.w.z. dat de periode van 24 maanden op elke rente afzonderlijk (“rate-by-rate”) van toepassing is).

6.9.12

Indien een entiteit vervolgens redelijkerwijs verwacht dat de alternatieve referentierente niet afzonderlijk identificeerbaar zal zijn binnen 24 maanden na de datum waarop zij deze als een niet contractueel gespecificeerde risicocomponent heeft aangewezen, moet zij het vereiste in alinea 6.9.11 niet langer op die alternatieve referentierente toepassen en moet zij vanaf de datum van die herbeoordeling hedge accounting prospectief beëindigen voor alle afdekkingsrelaties waarbij de alternatieve referentierente als een niet contractueel gespecificeerde risicocomponent was aangewezen.

6.9.13

Naast de in alinea 6.9.1 vermelde afdekkingsrelaties moet een entiteit de vereisten van de alinea’s 6.9.11 en 6.9.12 toepassen op nieuwe afdekkingsrelaties waarin een alternatieve referentierente als een niet-contractueel gespecificeerde risicocomponent wordt aangewezen (zie alinea’s 6.3.7(a) en B6.3.8) wanneer die risicocomponent vanwege de rentebenchmarkhervorming niet afzonderlijk identificeerbaar is op de datum waarop deze wordt aangewezen.

7.1   INGANGSDATUM

7.1.9

De alinea’s 5.4.5 tot en met 5.4.9, alinea 6.8.13, afdeling 6.9 en de alinea’s 7.2.43 tot en met 7.2.46 zijn toegevoegd door Rentebenchmarkhervorming — Fase 2 waarbij IFRS 9, IAS 39, IFRS 7, IFRS 4 en IFRS 16 zijn gewijzigd, uitgegeven in augustus 2020. Entiteiten moeten deze wijzigingen toepassen op jaarperioden die op of na 1 januari 2021 aanvangen. Eerdere toepassing is toegestaan. Als een entiteit deze wijzigingen op een eerdere periode toepast, moet zij dit feit vermelden.

7.2   OVERGANG

Overgang voor Rentebenchmarkhervorming — Fase 2

7.2.43

Entiteiten moeten Rentebenchmarkhervorming — Fase 2 retroactief toepassen in overeenstemming met IAS 8, behalve als bepaald in de alinea’s 7.2.44, 7.2.45 en 7.2.46.

7.2.44

Een entiteit moet een nieuwe afdekkingsrelatie (bijvoorbeeld zoals omschreven in alinea 6.9.13) alleen prospectief toepassen (d.w.z. het is een entiteit verboden een nieuwe hedge-accountingrelatie aan te wijzen in voorgaande perioden). Een entiteit moet een beëindigde afdekkingsrelatie echter opnieuw invoeren indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de entiteit heeft die afdekkingsrelatie alleen beëindigd wegens veranderingen die vereist waren door de rentebenchmarkhervorming, en de entiteit zou niet verplicht zijn geweest die afdekkingsrelatie beëindigen indien deze veranderingen op dat moment waren toegepast, en

b)

bij de aanvang van de verslagperiode waarin een entiteit deze wijzigingen voor de eerste maal toepast (datum van eerste toepassing van deze wijzigingen), voldoet die beëindigde afdekkingsrelatie aan de criteria om voor hedge accounting in aanmerking te komen (rekening houdend met deze wijzigingen).

7.2.45

Indien een entiteit bij de toepassing van alinea 7.2.44 een beëindigde afdekkingsrelatie opnieuw invoert, moet zij alle verwijzingen in de alinea’s 6.9.11 en 6.9.12 naar de datum waarop de alternatieve referentierente voor de eerste maal als een niet-contractueel gespecificeerde risicocomponent wordt aangewezen, lezen als verwijzingen naar de datum van eerste toepassing van deze wijzigingen (d.w.z. de periode van 24 maanden voor die alternatieve referentierente aangewezen als een niet-contractueel gespecificeerde risicocomponent gaat in vanaf de datum van eerste toepassing van deze wijzigingen).

7.2.46

Een entiteit is niet verplicht voorgaande perioden aan te passen om rekening te houden met de toepassing van deze wijzigingen. De entiteit mag voorgaande perioden aanpassen als en alleen als zulks zonder gebruik van kennis achteraf mogelijk is. Indien een entiteit voorgaande perioden niet aanpast, moet zij een eventueel verschil tussen de vorige boekwaarde en de boekwaarde aan het begin van de jaarlijkse verslagperiode waarin de datum van eerste toepassing van deze wijzigingen valt, opnemen in het beginsaldo van ingehouden winsten (of in een andere eigenvermogenscomponent, al naargelang van het geval) van de jaarlijkse verslagperiode waarin de datum van eerste toepassing van deze wijzigingen valt.

Wijzigingen in IAS 39 Financiële instrumenten: opname en waardering

Alinea 102M wordt gewijzigd.

De alinea’s 102O tot en met 102Z3 en de alinea’s 108H tot en met 108K worden toegevoegd. Een kopje wordt toegevoegd vóór alinea 102P en onderverdelingen worden toegevoegd vóór de alinea’s 102P, 102V, 102Y en 102Z1.

Tijdelijke uitzonderingen van de toepassing van specifieke vereisten inzake hedge accounting

Einde van de toepassing

102M

Een entiteit moet de toepassing van alinea 102G op een afdekkingsrelatie prospectief beëindigen op het vroegste van de volgende twee momenten:

a)

wanneer er geen onzekerheid ten gevolge van de rentebenchmarkhervorming meer bestaat ten aanzien van het afgedekte risico en het tijdstip en het bedrag van de op een rentebenchmark gebaseerde kasstromen die uit de afgedekte positie en uit het afdekkingsinstrument voortvloeien, en

b)

wanneer de afdekkingsrelatie waarop de uitzondering wordt toegepast, wordt beëindigd.

102O

Een entiteit moet de toepassing van de alinea’s 102H en 102I prospectief beëindigen op het vroegste van de volgende twee momenten:

a)

wanneer er in het niet contractueel gespecificeerde risicogedeelte veranderingen worden aangebracht die vereist zijn door de rentebenchmarkhervorming, met toepassing van alinea 102P, of

b)

wanneer de afdekkingsrelatie waarin het niet contractueel gespecificeerde risicogedeelte is aangewezen, wordt beëindigd.

Bijkomende tijdelijke uitzonderingen ten gevolge van de rentebenchmarkhervorming

Hedge accounting

102P

Wanneer de vereisten in de alinea’s 102D tot en met 102I niet langer worden toegepast op een afdekkingsrelatie (zie alinea’s 102J tot en met 102O), moet een entiteit de formele aanwijzing van die afdekkingsrelatie zoals eerder gedocumenteerd wijzigen om rekening te houden met de veranderingen die vereist zijn ten gevolge van de rentebenchmarkhervorming, d.w.z. de veranderingen moeten consistent zijn met de vereisten in de alinea’s 5.4.6, 5.4.7 en 5.4.8 van IFRS 9. In dit verband moet de aanwijzing van de afdekking alleen worden gewijzigd om een of meer van deze veranderingen aan te brengen:

a)

de (al dan niet contractueel gespecificeerde) alternatieve referentierente aanmerken als een afgedekt risico;

b)

de beschrijving wijzigen van de afgedekte positie, waaronder de beschrijving van het aangewezen gedeelte van de af te dekken kasstromen of reële waarde;

c)

de beschrijving van het afdekkingsinstrument wijzigen, of

d)

de beschrijving wijzigen van de wijze waarop de entiteit de afdekkingseffectiviteit zal beoordelen.

102Q

Een entiteit moet ook het vereiste in alinea 102P(c), toepassen indien aan deze drie voorwaarden is voldaan:

a)

de entiteit zorgt voor een verandering die vereist is door de rentebenchmarkhervorming en maakt daarbij gebruik van een andere aanpak dan een verandering van de grondslag voor de vaststelling van de contractuele kasstromen van het afdekkingsinstrument (zoals beschreven in alinea 5.4.6 van IFRS 9);

b)

het oorspronkelijke afdekkingsinstrument wordt niet uit de balans verwijderd, en

c)

de gekozen aanpak is economisch gelijkwaardig met een verandering van de grondslag voor de vaststelling van de contractuele kasstromen van het oorspronkelijke afdekkingsinstrument (zoals beschreven in de alinea’s 5.4.7 en 5.4.8 van IFRS 9).

102R

Het is mogelijk dat de vereisten van de alinea’s 102D tot en met 102I op een verschillend tijdstip niet langer van toepassing zijn. Bij toepassing van alinea 102P is het dus mogelijk dat een entiteit ertoe verplicht wordt de formele aanwijzing van haar afdekkingsrelaties op verschillende tijdstippen te wijzigen of dat zij de formele aanwijzing van een afdekkingsrelatie meer dan eens moet wijzigen. Alleen wanneer een dergelijke wijziging in de aanwijzing van de afdekking wordt aangebracht, moet een entiteit, voor zover van toepassing, de alinea’s 102V tot en met 102Z2 toepassen. Een entiteit moet ook alinea 89 (voor een reëlewaardeafdekking) of alinea 96 (voor een kasstroomafdekking) toepassen om rekening te houden met veranderingen in de reële waarde van de afgedekte positie of het afdekkingsinstrument.

102S

Een entiteit moet een afdekkingsrelatie zoals vereist in alinea 102P wijzigen tegen het einde van de verslagperiode waarin een door de rentebenchmarkhervorming vereiste wijziging wordt aangebracht in het afgedekte risico, de afgedekte positie of het afdekkingsinstrument. Om twijfel te voorkomen betekent een dergelijke wijziging in de formele aanwijzing van een afdekkingsrelatie noch de beëindiging van de afdekkingsrelatie noch de aanwijzing van een nieuwe afdekkingsrelatie.

102T

Indien naast de veranderingen die door de rentebenchmarkhervorming zijn vereist, veranderingen worden aangebracht aan het financieel actief of de financiële verplichting die in een afdekkingsrelatie (zoals beschreven in de alinea’s 5.4.6, 5.4.7 en 5.4.8 van IFRS 9) is aangewezen, of aan de aanwijzing van de afdekkingsrelatie (zoals vereist door alinea 102P), moet een entiteit eerst de toepasselijke vereisten van deze standaard toepassen om te bepalen of deze bijkomende veranderingen aanleiding geven tot de beëindiging van hedge accounting. Indien de bijkomende veranderingen geen aanleiding geven tot de beëindiging van hedge accounting, moet een entiteit de formele aanwijzing van de in alinea 102P omschreven afdekkingsrelatie wijzigen.

102U

De alinea’s 102V tot en met 102Z3 voorzien alleen in uitzonderingen op de vereisten die in de genoemde alinea’s zijn beschreven. Een entiteit moet alle andere verplichtingen inzake hedge accounting in deze standaard, met inbegrip van de criteria in alinea 88 waaraan moet worden voldaan om in aanmerking te komen, toepassen op de afdekkingsrelaties waarop de rentebenchmarkhervorming rechtstreeks van invloed is.

Administratieve verwerking van in aanmerking komende afdekkingsrelaties

Retroactieve beoordeling van de effectiviteit

102V

Voor de beoordeling van de retroactieve effectiviteit van een afdekkingsrelatie op cumulatieve basis met toepassing van alinea 88(e) en alleen met dit doel kan een entiteit ervoor kiezen de cumulatieve veranderingen in de reële waarde van de afgedekte positie en het afdekkingsinstrument opnieuw op nul te stellen wanneer, zoals vereist bij alinea 102M, de toepassing van alinea 102G wordt beëindigd. Deze keuze wordt afzonderlijk verricht voor elke afdekkingsrelatie (d.w.z. op basis van een individuele afdekkingsrelatie).

Kasstroomafdekkingen

102W

Voor de toepassing van alinea 97 wordt, op het tijdstip dat een entiteit de beschrijving van een afgedekte positie als vereist in alinea 102P(b) wijzigt, de cumulatieve winst of het cumulatieve verlies in de overige onderdelen van het totaalresultaat is opgenomen, geacht te zijn gebaseerd op de alternatieve referentierente waarop de afgedekte toekomstige kasstromen worden bepaald.

102X

Voor een beëindigde afdekkingsrelatie wordt, wanneer de rentebenchmark waarop de afgedekte toekomstige kasstromen waren gebaseerd, wordt veranderd zoals vereist door de rentebenchmarkhervorming, het in de overige onderdelen van het totaalresultaat geaccumuleerde bedrag voor die afdekkingsrelatie, voor de toepassing van alinea 101(c) voor het bepalen of de afgedekte toekomstige kasstromen naar verwachting zullen plaatsvinden, geacht te zijn gebaseerd op de alternatieve referentierente waarop de afgedekte toekomstige kasstromen zullen zijn gebaseerd.

Groepen posities

102Y

Wanneer een entiteit alinea 102P toepast op groepen posities die als afgedekte posities in een reëlewaarde- of een kasstroomafdekking zijn aangewezen, moet zij de afgedekte posities toewijzen aan subgroepen gebaseerd op de af te dekken rentebenchmark en de rentebenchmark aanwijzen als het afgedekte risico voor elke subgroep. In een afdekkingsrelatie waarbij een groep posities wordt afgedekt voor veranderingen in een onder de rentebenchmarkhervorming vallende rentebenchmark, kunnen bijvoorbeeld de afgedekte kasstromen of reële waarde van bepaalde posities in de groep worden veranderd om te refereren aan een alternatieve referentierente voordat andere posities in de groep worden veranderd. In dit voorbeeld zou de entiteit bij de toepassing van alinea 102P de alternatieve referentierente aanwijzen als het afgedekte risico voor die relevante subgroep van afgedekte posities. De entiteit zou de bestaande rentebenchmark blijven aanwijzen als het afgedekte risico voor de andere subgroep van afgedekte posities totdat de afgedekte kasstromen of reële waarde van die posities worden veranderd om te refereren aan de alternatieve referentierente of vervallen de posities en worden zij vervangen door afgedekte posities die refereren aan de alternatieve referentierente.

102Z

Een entiteit moet afzonderlijk onderzoeken of elke subgroep voldoet aan de vereisten in de alinea’s 78 en 83 om in aanmerking te komen als afgedekte positie. Indien een subgroep niet aan de vereisten van de alinea’s 78 en 83 voldoet, moet de entiteit hedge accounting prospectief beëindigen voor de afdekkingsrelatie in haar geheel. Een entiteit moet ook de vereisten in de alinea’s 89 en 96 toepassen om rekening te houden met de ineffectiviteit met betrekking tot de afdekkingsrelatie in haar geheel.

Aanwijzing van financiële posities als afgedekte positie

102Z1

Een alternatieve referentierente aangewezen als een niet contractueel gespecificeerd risicogedeelte dat op de datum waarop zij wordt aangewezen niet afzonderlijk identificeerbaar is (zie alinea 81 en TL99F), wordt geacht op die datum aan dat vereiste te hebben voldaan indien de entiteit redelijkerwijs verwacht dat de alternatieve referentierente binnen 24 maanden afzonderlijk identificeerbaar zal zijn. De periode van 24 maanden geldt voor elke alternatieve referentierente afzonderlijk en gaat in op de datum waarop de entiteit de alternatieve referentierente voor de eerste maal aanwijst als een niet contractueel gespecificeerde risicocomponent (d.w.z. dat de periode van 24 maanden op elke rente afzonderlijk (“rate-by-rate”) van toepassing is).

102Z2

Indien een entiteit vervolgens redelijkerwijs verwacht dat de alternatieve referentierente niet afzonderlijk identificeerbaar zal zijn binnen 24 maanden na de datum waarop zij deze als een niet contractueel gespecificeerd risicogedeelte heeft aangewezen, moet zij het vereiste in alinea 102Z1 niet langer op die alternatieve referentierente toepassen en vanaf de datum van die herbeoordeling hedge accounting prospectief beëindigen voor alle afdekkingsrelaties waarbij de alternatieve referentierente als een niet contractueel gespecificeerd risicogedeelte was aangewezen.

102Z3

Naast die in alinea 102P vermelde afdekkingsrelaties moet een entiteit de vereisten van de alinea’s 102Z1 en 102Z2 toepassen op nieuwe afdekkingsrelaties waarin een alternatieve referentierente als een niet-contractueel gespecificeerd risicogedeelte wordt aangewezen (zie alinea’s 81 en TL99F) wanneer dat risicogedeelte vanwege de rentebenchmarkhervorming niet afzonderlijk identificeerbaar is op de datum waarop dit wordt aangewezen.

INGANGSDATUM EN OVERGANG

108H

De alinea’s 102O tot en met 102Z3 en de alinea’s 108I, 108J en 108K zijn toegevoegd en alinea 102M is gewijzigd door Rentebenchmarkhervorming — Fase 2 waarbij IFRS 9, IAS 39, IFRS 7, IFRS 4 en IFRS 16 zijn gewijzigd, uitgegeven in augustus 2020. Entiteiten moeten deze wijzigingen toepassen op jaarperioden die op of na 1 januari 2021 aanvangen. Eerdere toepassing is toegestaan. Als een entiteit deze wijzigingen op een eerdere periode toepast, moet zij dit feit vermelden. Entiteiten moeten deze wijzigingen retroactief toepassen in overeenstemming met IAS 8, tenzij anders vermeld in de alinea’s 108I, 108J en 108K.

108I

Een entiteit moet een nieuwe afdekkingsrelatie (bijvoorbeeld zoals omschreven in alinea 102Z3) alleen prospectief toepassen (d.w.z. het is een entiteit verboden een nieuwe hedge-accountingrelatie aan te wijzen in voorgaande perioden). Een entiteit moet een beëindigde afdekkingsrelatie echter opnieuw invoeren indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de entiteit heeft die afdekkingsrelatie alleen beëindigd wegens de veranderingen die vereist waren door de rentebenchmarkhervorming en de entiteit zou niet verplicht zijn geweest die afdekkingsrelatie te beëindigen indien deze veranderingen op dat moment waren toegepast, en

b)

bij de aanvang van de verslagperiode waarin een entiteit deze wijzigingen voor de eerste maal toepast (datum van eerste toepassing van deze wijzigingen), voldoet die beëindigde afdekkingsrelatie aan de criteria om voor hedge accounting in aanmerking te komen (rekening houdend met deze wijzigingen).

108J

Indien een entiteit bij de toepassing van alinea 108I een beëindigde afdekkingsrelatie opnieuw invoert, moet zij alle verwijzingen in de alinea’s 102Z1 en 102Z2 naar de datum waarop de alternatieve referentierente voor de eerste maal als een niet-contractueel gespecificeerd risicogedeelte wordt aangewezen, lezen als verwijzingen naar de datum van eerste toepassing van deze wijzigingen (d.w.z. de periode van 24 maanden voor die alternatieve referentierente aangewezen als een niet-contractueel gespecificeerde risicogedeelte gaat in vanaf de datum van eerste toepassing van deze wijzigingen).

108K

Een entiteit is niet verplicht voorgaande perioden aan te passen om rekening te houden met de toepassing van deze wijzigingen. De entiteit mag voorgaande perioden aanpassen als en alleen als zulks zonder gebruik van kennis achteraf mogelijk is. Indien een entiteit voorgaande perioden niet aanpast, moet zij een eventueel verschil tussen de vorige boekwaarde en de boekwaarde aan het begin van de jaarlijkse verslagperiode waarin de datum van eerste toepassing van deze wijzigingen valt, opnemen in het beginsaldo van ingehouden winsten (of in een andere eigenvermogenscomponent, al naargelang van het geval) van de jaarlijkse verslagperiode waarin de datum van eerste toepassing van deze wijzigingen valt.

Wijzigingen in IFRS 7 Financiële instrumenten: informatieverschaffing

De alinea’s 24I en 24J en de alinea’s 44GG en 44HH worden toegevoegd en vóór alinea 24I wordt een kopje van een onderafdeling toegevoegd.

Overige informatieverschaffing

Bijkomende informatieverschaffing met betrekking tot de rentebenchmarkhervorming

24I

Om gebruikers van jaarrekeningen in staat te stellen inzicht te verkrijgen in de effecten van de rentebenchmarkhervorming op de financiële instrumenten en de risicobeheerstrategie van een entiteit, moet deze informatie verschaffen over:

a)

de aard en de omvang van de risico’s waaraan een entiteit is blootgesteld ten gevolge van financiële instrumenten waarop de rentebenchmarkhervorming van toepassing is, en de wijze waarop de entiteit deze risico’s beheert, en

b)

de vorderingen van de entiteit bij de voltooiing van de overgang naar alternatieve referentierentes en de wijze waarop de entiteit de overgang beheert.

24J

Om aan de doelstellingen in alinea 24I te voldoen, moet een entiteit de volgende informatie verschaffen:

a)

de wijze waarop de entiteit de overgang naar alternatieve referentierentes beheert, de vorderingen die zij boekt op de verslagdatum en de uit de financiële instrumenten voortvloeiende risico’s waaraan zij is blootgesteld vanwege de overgang;

b)

uitgesplitst naar significante rentebenchmark waarop de rentebenchmarkhervorming van toepassing is, kwantitatieve informatie over financiële instrumenten die nog de overgang moeten maken naar een alternatieve referentierente tegen het einde van de verslagperiode, met afzonderlijke vermelding van:

i)

niet-afgeleide financiële activa;

ii)

niet-afgeleide financiële verplichtingen, en

iii)

derivaten, en

c)

indien de in alinea 24J(a) vermelde risico’s tot veranderingen in de risicobeheerstrategie van een entiteit hebben geleid (zie alinea 22A), een beschrijving van deze veranderingen.

INGANGSDATUM EN OVERGANG

44GG

De alinea’s 24I, 24J en 44HH zijn toegevoegd door Rentebenchmarkhervorming — Fase 2 waarbij IFRS 9, IAS 39, IFRS 7, IFRS 4 en IFRS 16 zijn gewijzigd, uitgegeven in augustus 2020. Entiteiten moeten deze wijzigingen toepassen wanneer zij de wijzigingen in IFRS 9, IAS 39, IFRS 4 of IFRS 16 toepassen.

44HH

In de verslagperiode waarin een entiteit Rentebenchmarkhervorming — Fase 2 voor de eerste maal toepast, is zij niet verplicht de informatie te verschaffen die anders vereist zou zijn op grond van alinea 28(f) van IAS 8.

Wijzigingen in IFRS 4 Verzekeringscontracten

De alinea’s 20R en 20S en de alinea’s 50 en 51 worden toegevoegd. Vóór alinea 20R wordt een kopje toegevoegd.

OPNAME EN WAARDERING

Veranderingen in de grondslag voor de vaststelling van de contractuele kasstromen ten gevolge van de rentebenchmarkhervorming

20R

Een verzekeraar die de tijdelijke vrijstelling van IFRS 9 toepast, moet de vereisten van de alinea’s 5.4.6 tot en met 5.4.9 van IFRS 9 alleen op financiële activa of financiële verplichtingen toepassen als de grondslag voor de vaststelling van de contractuele kasstromen van die financiële activa of financiële verplichtingen verandert ten gevolge van de rentebenchmarkhervorming. Voor de toepassing daarvan verwijst de term “rentebenchmarkhervorming” naar de marktbrede hervorming van een rentebenchmark zoals omschreven in alinea 102B van IAS 39.

20S

Voor de toepassing van de alinea’s 5.4.6 tot en met 5.4.9 van de wijzigingen in IFRS 9 moeten de verwijzingen naar alinea B5.4.5 van IFRS 9 worden gelezen als verwijzingen naar alinea TL7 van IAS 39. Verwijzingen naar de alinea’s 5.4.3 en B5.4.6 van IFRS 9 moeten worden gelezen als verwijzingen naar alinea TL8 van IAS 39.

INGANGSDATUM EN OVERGANG

50

De alinea’s 20R en 20S en alinea 51 zijn toegevoegd door Rentebenchmarkhervorming — Fase 2 waarbij IFRS 9, IAS 39, IFRS 7, IFRS 4 en IFRS 16 zijn gewijzigd, uitgegeven in augustus 2020. Entiteiten moeten deze wijzigingen toepassen op jaarperioden die op of na 1 januari 2021 aanvangen. Eerdere toepassing is toegestaan. Als een entiteit deze wijzigingen op een eerdere periode toepast, moet zij dit feit vermelden. Entiteiten moeten deze wijzigingen retroactief toepassen in overeenstemming met IAS 8, tenzij anders vermeld in alinea 51.

51

Een entiteit is niet verplicht voorgaande perioden aan te passen om rekening te houden met de toepassing van deze wijzigingen. De entiteit mag voorgaande perioden aanpassen als en alleen als zulks zonder gebruik van kennis achteraf mogelijk is. Indien een entiteit voorgaande perioden niet aanpast, moet zij een eventueel verschil tussen de vorige boekwaarde en de boekwaarde aan het begin van de jaarlijkse verslagperiode waarin de datum van eerste toepassing van deze wijzigingen valt, opnemen in het beginsaldo van ingehouden winsten (of in een andere eigenvermogenscomponent, al naargelang van het geval) van de jaarlijkse verslagperiode waarin de datum van eerste toepassing van deze wijzigingen valt.

Wijziging in IFRS 16 Leaseovereenkomsten

De alinea’s 104, 105 en 106 en de alinea’s C1B, C20C en C20D worden toegevoegd. Vóór alinea 104 wordt een kopje toegevoegd en vóór alinea C20C wordt een kopje van een onderafdeling toegevoegd.

TIJDELIJKE UITZONDERING TEN GEVOLGE VAN DE RENTEBENCHMARKHERVORMING

104

Een lessee moet de alinea’s 105 en 106 toepassen op alle wijzigingen die de grondslag voor de vaststelling van toekomstige leasebetalingen ten gevolge van de rentebenchmarkhervorming bepalen (zie alinea’s 5.4.6 en 5.4.8 van IFRS 9). Deze alinea’s zijn alleen van toepassing op dergelijke wijzigingen in de leaseovereenkomst. Voor de toepassing daarvan verwijst de term “rentebenchmarkhervorming” naar de marktbrede hervorming van een rentebenchmark zoals omschreven in alinea 6.8.2 van IFRS 9.

105

Als praktische oplossing moet een lessee alinea 42 toepassen om rekening te houden met een wijziging in de leaseovereenkomst, zoals vereist door de rentebenchmarkhervorming. Deze praktische oplossing geldt alleen voor deze wijzigingen. Voor de toepassing daarvan is een wijziging in de leaseovereenkomst door de rentebenchmarkhervorming alleen vereist indien voldaan is aan de volgende twee voorwaarden:

a)

de wijziging is noodzakelijk als direct gevolg van de rentebenchmarkhervorming, en

b)

de nieuwe grondslag voor de vaststelling van de leasebetalingen is economisch gelijkwaardig aan de voorgaande grondslag (d.w.z. de grondslag die onmiddellijk voorafgaat aan de wijziging).

106

Indien naast die wijzigingen in de leaseovereenkomst als vereist door de rentebenchmarkhervorming wijzigingen worden aangebracht, moet de lessee de in deze standaard omschreven vereisten toepassen om rekening te houden met alle gelijktijdig aangebrachte wijzigingen, waaronder die welke vereist zijn door de rentebenchmarkhervorming.

INGANGSDATUM

C1B

De alinea’s 104, 105 en 106 en de alinea’s C20C en C20D zijn toegevoegd door Rentebenchmarkhervorming — Fase 2 waarbij IFRS 9, IAS 39, IFRS 7, IFRS 4 en IFRS 16 zijn gewijzigd, uitgegeven in augustus 2020. Een entiteit moet deze wijzigingen toepassen op jaarlijkse verslagperioden die op of na 1 januari 2021 aanvangen. Eerdere toepassing is toegestaan. Als een entiteit deze wijzigingen op een eerdere periode toepast, moet zij dit feit vermelden.

OVERGANG

Rentebenchmarkhervorming — Fase 2

C20C

Entiteiten moeten deze wijzigingen retroactief toepassen in overeenstemming met IAS 8, tenzij anders vermeld in alinea C20D.

C20D

Een entiteit is niet verplicht voorgaande perioden aan te passen om rekening te houden met de toepassing van deze wijzigingen. De entiteit mag voorgaande perioden aanpassen als en alleen als zulks zonder gebruik van kennis achteraf mogelijk is. Indien een entiteit voorgaande perioden niet aanpast, moet zij een eventueel verschil tussen de vorige boekwaarde en de boekwaarde aan het begin van de jaarlijkse verslagperiode waarin de datum van eerste toepassing van deze wijzigingen valt, opnemen in het beginsaldo van ingehouden winsten (of in een andere eigenvermogenscomponent, al naargelang van het geval) van de jaarlijkse verslagperiode waarin de datum van eerste toepassing van deze wijzigingen valt.

Top