This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32019R2175
Regulation (EU) 2019/2175 of the European Parliament and of the Council of 18 December 2019 amending Regulation (EU) No 1093/2010 establishing a European Supervisory Authority (European Banking Authority), Regulation (EU) No 1094/2010 establishing a European Supervisory Authority (European Insurance and Occupational Pensions Authority), Regulation (EU) No 1095/2010 establishing a European Supervisory Authority (European Securities and Markets Authority), Regulation (EU) No 600/2014 on markets in financial instruments, Regulation (EU) 2016/1011 on indices used as benchmarks in financial instruments and financial contracts or to measure the performance of investment funds, and Regulation (EU) 2015/847 on information accompanying transfers of funds (Text with EEA relevance) (Text with EEA relevance)
Verordening (EU) 2019/2175 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2019 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1093/2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), Verordening (EU) nr. 1094/2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen), Verordening (EU) nr. 1095/2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), Verordening (EU) nr. 600/2014 betreffende markten in financiële instrumenten, Verordening (EU) 2016/1011 betreffende indices die worden gebruikt als benchmarks voor financiële instrumenten en financiële overeenkomsten of om de prestatie van beleggingsfondsen te meten, en Verordening (EU) 2015/847 betreffende bij geldovermakingen te voegen informatie (Voor de EER relevante tekst) (Voor de EER relevante tekst)
Verordening (EU) 2019/2175 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2019 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1093/2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), Verordening (EU) nr. 1094/2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen), Verordening (EU) nr. 1095/2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), Verordening (EU) nr. 600/2014 betreffende markten in financiële instrumenten, Verordening (EU) 2016/1011 betreffende indices die worden gebruikt als benchmarks voor financiële instrumenten en financiële overeenkomsten of om de prestatie van beleggingsfondsen te meten, en Verordening (EU) 2015/847 betreffende bij geldovermakingen te voegen informatie (Voor de EER relevante tekst) (Voor de EER relevante tekst)
PE/75/2019/REV/1
PB L 334 van 27.12.2019, p. 1–145
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
In force: This act has been changed. Current consolidated version: 27/12/2019
27.12.2019 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 334/1 |
VERORDENING (EU) 2019/2175 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 18 december 2019
tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1093/2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), Verordening (EU) nr. 1094/2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen), Verordening (EU) nr. 1095/2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), Verordening (EU) nr. 600/2014 betreffende markten in financiële instrumenten, Verordening (EU) 2016/1011 betreffende indices die worden gebruikt als benchmarks voor financiële instrumenten en financiële overeenkomsten of om de prestatie van beleggingsfondsen te meten, en Verordening (EU) 2015/847 betreffende bij geldovermakingen te voegen informatie
(Voor de EER relevante tekst)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien de adviezen van de Europese Centrale Bank (1),
Gezien de adviezen van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (3),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Na de financiële crisis en de aanbevelingen van een groep deskundigen op hoog niveau onder leiding van Jacques de Larosière heeft de Unie belangrijke vooruitgang geboekt bij het tot stand brengen van sterkere, maar ook meer geharmoniseerde regels voor de financiële markten in de vorm van het gemeenschappelijk rulebook. De Unie heeft ook het Europees Systeem voor financieel toezicht („ESFS“) opgezet, dat is gebaseerd op een tweepijlersysteem dat microprudentieel toezicht, gecoördineerd door Europese toezichthoudende autoriteiten (European Supervisory Authorities - „ESA’s“), en macroprudentieel toezicht combineert door de oprichting van het Europees Comité voor systeemrisico’s („ESRB“). De drie ESA’s, namelijk de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit) („EBA“), opgericht bij Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad (4), de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) („Eiopa“), opgericht bij Verordening (EU) nr. 1094/2010 van het Europees Parlement en de Raad (5), en de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten) („ESMA“), opgericht bij Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad (6) (samen „de oprichtingsverordeningen“), werden operationeel in januari 2011. De algemene doelstelling van de ESA’s is de stabiliteit en effectiviteit van het financiële systeem in heel de Unie duurzaam te versterken en de consumenten- en beleggersbescherming te verbeteren. |
(2) |
De ESA’s hebben een cruciale bijdrage geleverd aan de harmonisatie van de regels van de financiële markten in de Unie door de Commissie te voorzien van input voor haar initiatieven voor verordeningen en richtlijnen die door het Europees Parlement en de Raad zijn vastgesteld. De ESA’s hebben de Commissie ook ontwerpen van gedetailleerde technische regels verstrekt, die als gedelegeerde en uitvoeringshandelingen zijn vastgesteld. |
(3) |
De ESA’s hebben ook bijgedragen tot de convergentie van het financieel toezicht en de toezichtspraktijken in de Unie door middel van richtsnoeren voor de bevoegde autoriteiten, de financiële instellingen of financiëlemarktdeelnemers en door coördinatie van de toetsingen van toezichtspraktijken. |
(4) |
Voor het versterken van de bevoegdheden van de ESA’s teneinde hen in staat te stellen hun doelstellingen te verwezenlijken, zijn een passende governance, een efficiënt gebruik van middelen en toereikende financiering vereist. Uitbreiding van de bevoegdheden alleen zou niet voldoende zijn om de doelstellingen van de ESA’s te verwezenlijken indien zij niet over voldoende financiële middelen beschikken of indien zij niet effectief en efficiënt worden beheerd. |
(5) |
Bij de uitvoering van hun taken en de uitoefening van hun bevoegdheden dienen de ESA’s te handelen overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) verankerde beginsel van evenredigheid en conform het beleid voor betere regelgeving. De inhoud en de vorm van acties en maatregelen van de ESA’s, daaronder begrepen instrumenten zoals richtsnoeren, aanbevelingen, adviezen of vragen en antwoorden, dienen steeds gebaseerd te worden op en te blijven binnen de grenzen van de in artikel 1, lid 2, van de oprichtingsverordeningen bedoelde wetgevingshandelingen of binnen de grenzen van hun bevoegdheden. De ESA’s mogen niet verder gaan dan wat nodig is om de doelstellingen van deze verordening te verwezenlijken en dienen evenredig te handelen met de aard, de omvang en de complexiteit van de risico’s die inherent zijn aan de financiële activiteiten of bedrijfsactiviteiten van de betrokken financiële instelling of onderneming. |
(6) |
In haar mededeling van 8 juni 2017 over de midterm review van het actieplan voor de kapitaalmarktenunie heeft de Commissie benadrukt dat een effectiever en consistenter toezicht op de financiële markten en diensten van cruciaal belang is om reguleringsarbitrage tussen de lidstaten bij de uitoefening van hun toezichtstaken uit de weg te ruimen, om de marktintegratie te versnellen en om kansen voor financiële entiteiten en beleggers op de interne markt te creëren. |
(7) |
Verdere vooruitgang bij de convergentie van het toezicht is bijgevolg bijzonder urgent om de kapitaalmarktenunie te voltooien. Tien jaar na het uitbreken van de financiële crisis en de invoering van het nieuwe toezichtssysteem worden financiële diensten en de kapitaalmarktenunie in toenemende mate gestuwd door twee belangrijke ontwikkelingen: duurzame financiën en technologische innovatie. Beide hebben het potentieel om de financiële diensten te transformeren en ons systeem van financieel toezicht moet daarvoor worden toegerust. Het is bijgevolg van cruciaal belang dat het financiële systeem ten volle bijdraagt aan het aangaan van cruciale duurzaamheidsuitdagingen. Dit zal een actieve bijdrage door de ESA’s vereisen om het passende regelgevings- en toezichtskader tot stand te brengen. |
(8) |
De ESA’s moeten een belangrijke rol spelen bij het opsporen en rapporteren van risico’s die ecologische, sociale en governancegerelateerde factoren voor de financiële stabiliteit opleveren en bij het consistenter maken van de activiteiten van de financiële markten met duurzaamheidsdoelstellingen. De ESA’s moeten richtsnoeren verstrekken over de wijze waarop duurzaamheidsoverwegingen daadwerkelijk in de relevante financiële wetgeving van de Unie kunnen worden geïncorporeerd, en de coherente uitvoering van deze bepalingen na de vaststelling ervan bevorderen. Wanneer de ESA’s Uniebrede beoordelingen van de veerkracht van financiële instellingen bij ongunstige marktontwikkelingen initiëren en coördineren, moeten zij terdege rekening houden met de risico’s die ecologische, sociale en governancegerelateerde factoren kunnen opleveren voor de financiële stabiliteit van die instellingen. |
(9) |
Technologische innovatie heeft een steeds grotere impact op de financiële sector en de bevoegde autoriteiten hebben bijgevolg diverse initiatieven genomen om met deze technologische ontwikkelingen om te gaan. Om de toezichtsconvergentie te blijven bevorderen en beste praktijken uit te wisselen tussen de relevante autoriteiten enerzijds en tussen relevante autoriteiten en financiële instellingen of financiëlemarktdeelnemers anderzijds, moet de rol van de ESA’s met betrekking tot hun toezichtsfunctie en toezichtscoördinatie worden versterkt. |
(10) |
Technologische vooruitgang op de financiële markten kan de financiële inclusie verbeteren, toegang tot financiering verschaffen, de marktintegriteit en operationele efficiëntie verbeteren en ook de toegangsbelemmeringen tot die markten verlagen. Voor zover relevant voor de toepasselijke materiële regels, moet de opleiding van bevoegde autoriteiten ook betrekking hebben op technologische innovatie. Dit moet helpen voorkomen dat de lidstaten op dat gebied uiteenlopende benaderingen ontwikkelen. |
(11) |
De EBA moet, op haar expertisegebied, de belemmeringen voor of de invloed op prudentiële consolidatie monitoren, en het moet mogelijk zijn voor haar om adviezen uit te brengen of aanbevelingen te doen om deze belemmeringen of invloed op passende wijze weg te nemen. |
(12) |
Het instrument „vragen en antwoorden“ is een belangrijk convergentie-instrument dat gemeenschappelijke toezichtsbenaderingen en -praktijken bevordert door sturing te geven in verband met de toepassing van de Uniewetgeving waaronder de ESA’s vallen. |
(13) |
Het wordt steeds belangrijker om een consistente, systematische, en effectieve monitoring en beoordeling van risico’s met betrekking tot witwassen van geld en terrorismefinanciering in het financiële bestel van de Unie te bevorderen. Het voorkomen en tegengaan van het witwassen van geld of terrorismefinanciering is een gedeelde verantwoordelijkheid van de lidstaten en de instellingen en instanties van de Unie binnen hun respectieve mandaten. Zij dienen mechanismen in te richten voor nauwere samenwerking, betere coördinatie en wederzijdse bijstand, en daarbij ten volle gebruik te maken van alle instrumenten en maatregelen die op grond van het bestaande regelgevend en institutioneel kader beschikbaar zijn. |
(14) |
Gezien de gevolgen die misbruik van de financiële sector voor doeleinden van witwassen van geld of terrorismefinanciering kan hebben voor de financiële stabiliteit omdat precies in de banksector de kans het grootst is dat de risico’s inzake witwassen van geld en terrorismefinanciering een systemische impact hebben, moet de EBA, die een autoriteit is waarin de nationale bevoegde autoriteiten van alle lidstaten zijn vertegenwoordigd – voortbouwend op de ervaring die zij al heeft opgedaan bij het beschermen van de banksector tegen dit soort misbruik – op Unieniveau een leidende, coördinerende en monitorende rol opnemen om te voorkomen dat het financiële systeem wordt gebruikt voor zulke doeleinden. Daarom is het nodig om de EBA, naast haar huidige bevoegdheden, te belasten met de bevoegdheid om te handelen binnen de werkingssfeer van de Verordeningen (EU) nr. 1094/2010 en (EU) nr. 1095/2010, voor zover die bevoegdheid verband houdt met het voorkomen en tegengaan van het witwassen van geld of terrorismefinanciering, waar het gaat om financiëlesectordeelnemers en de daarop toezicht houdende bevoegde autoriteiten, die onder die verordeningen vallen. Voorts zou, door dit mandaat voor de hele financiële sector te concentreren binnen de EBA, de inzet van haar deskundigheid en middelen worden geoptimaliseerd, en dit onverminderd de wezenlijke verplichtingen neergelegd in Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad (7). |
(15) |
Wil de EBA haar mandaat doeltreffend kunnen uitoefenen, dan moet zij van al haar bevoegdheden en instrumenten in het kader Verordening (EU) nr. 1093/2010 ten volle kunnen gebruikmaken, conform het proportionaliteitsbeginsel. Daartoe moet zij regulerings- en toezichtsnormen ontwikkelen, met name door het opstellen van ontwerpen van technische reguleringsnormen, ontwerpen van technische uitvoeringsnormen, richtsnoeren en aanbevelingen, en door het verstrekken van adviezen voor het voorkomen en tegengaan van het witwassen van geld en terrorismefinanciering in de financiële sector en het bevorderen van de consistente toepassing ervan, overeenkomstig het mandaat dat is vastgesteld in de in artikel 1, lid 2, en artikel 16 van de oprichtingsverordeningen bedoelde relevante wetgevingshandelingen. De door de EBA vastgestelde maatregelen ter bevordering van de integriteit, transparantie en veiligheid in het financiële stelsel, en ter voorkoming en tegengaan van het witwassen van geld en terrorismefinanciering, mogen niet verder gaan dan wat nodig is om de doelstellingen van deze verordening of van de in artikel 1, lid 2, van de oprichtingsverordeningen genoemde wetgevingshandelingen te verwezenlijken, en moeten terdege rekening houden met de aard, omvang en complexiteit van de risico’s, bedrijfspraktijken, bedrijfsmodellen en de grootte van financiëlesectordeelnemers en van de markten. |
(16) |
In lijn met haar nieuwe rol is het van belang dat de EBA alle relevante informatie verzamelt met betrekking tot zwakke punten ten aanzien van activiteiten van witwassen van geld en terrorismefinanciering die de betrokken autoriteiten van de Unie en de lidstaten hebben geïdentificeerd, onverminderd de op grond van Richtlijn (EU) 2015/849 aan autoriteiten opgedragen taken, en zonder onnodige overlapping. De EBA moet die informatie in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad (8) opslaan in een gecentraliseerde databank en samenwerking tussen autoriteiten stimuleren door te zorgen voor een passende verspreiding van relevante informatie. De EBA moet daarom de opdracht krijgen om ontwerpen van technische reguleringsnormen op te stellen voor het verzamelen van informatie. Voor die uitdrukkelijk opgedragen taken kan de EBA, indien zij over informatie beschikt die mogelijk aanleiding kan geven tot strafrechtelijke procedures, deze in voorkomend geval doen toekomen aan de nationale gerechtelijke instanties van de betreffende lidstaat en, voor zover het lidstaten betreft die deelnemen aan een nauwere samenwerking bij de instelling van het Europees Openbaar Ministerie op grond van Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad (9), aan het Europees Openbaar Ministerie. |
(17) |
De EBA mag geen informatie verzamelen over concrete verdachte transacties, die financiëlesectordeelnemers op grond van Richtlijn (EU) 2015/849 verplicht zijn te melden bij de financiële-inlichtingeneenheden in de Unie in hun respectieve lidstaten. Zwakke punten moeten als wezenlijk worden aangemerkt indien zij een inbreuk of mogelijke inbreuk door een financiëlesectordeelnemer vormen op, of een ongepaste of ineffectieve toepassing door een financiëlesectordeelnemer vormen, dan wel een ongepaste of ineffectieve toepassing door een financiëlesectordeelnemer vormen van interne gedragslijnen en procedures die de naleving beogen van de wettelijke bepalingen inzake het voorkomen van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering. Een inbreuk wordt geacht plaats te vinden wanneer een financiëlesectordeelnemer niet voldoet aan de voorschriften handelingen van de Unie en van de nationale bepalingen tot omzetting van dergelijke voorschriften als bedoeld in artikel 1, lid 2, van de oprichtingsverordeningen, voor zover die handelingen bijdragen tot het voorkomen van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering. Van een mogelijke inbreuk is sprake indien de bevoegde autoriteit redelijke gronden heeft om te vermoeden dat er een inbreuk is gepleegd, maar in dat stadium nog niet definitief kan concluderen dat dit is gebeurd. Op basis van de in dat stadium verkregen informatie, bijvoorbeeld informatie uit inspecties ter plaatse of procedures die elders plaatsvinden, is het evenwel zeer waarschijnlijk dat een inbreuk is gepleegd. De ongepaste of ineffectieve toepassing van wettelijke bepalingen bestaat erin dat een financiëlesectordeelnemer de voorschriften van die handelingen niet op bevredigende wijze toepast. De ongepaste of ineffectieve toepassing van interne gedragslijnen en procedures van een financiëlesectordeelnemer die de naleving van deze wettelijke bepalingen beogen, moet worden beschouwd als een tekortkoming die het risico dat inbreuken zijn of kunnen worden gepleegd, aanzienlijk verhoogt. |
(18) |
Wanneer de EBA kwetsbaarheden en risico’s voor witwassen van geld en terrorismefinanciering in de financiële sector beoordeelt, moet zij, in voorkomend geval, ook rekening houden met de gevolgen voor het witwassen van geld en terrorismefinanciering van alle daarmee verband houdende basisdelicten, met inbegrip van die welke fiscale misdrijven vormen. |
(19) |
Op verzoek moet de EBA bijstand verlenen aan de bevoegde autoriteiten in het kader van de uitvoering van hun taken ten aanzien van het prudentieel toezicht. De EBA moet ook nauw coördineren en, in voorkomend geval, informatie uitwisselen met de bevoegde autoriteiten, met inbegrip van de Europese Centrale Bank in haar hoedanigheid van toezichthouder, en met de autoriteiten waaraan van overheidswege het toezicht op meldingsplichtige entiteiten als bedoeld in artikel 2, lid 1, punten 1 en 2, van Richtlijn (EU) 2015/849 is opgedragen, teneinde de doeltreffendheid te waarborgen en overlappingen of tegenstrijdige acties te vermijden bij het voorkomen en tegengaan van het witwassen van geld of terrorismefinanciering. |
(20) |
De EBA dient collegiale toetsingen van bevoegde autoriteiten te verrichten, alsmede risicobeoordelingen inzake de geschiktheid van de strategieën en middelen van de bevoegde autoriteiten in het licht van de belangrijkste nieuwe witwas- en terrorismefinancieringsrisico’s die in de supranationale risicobeoordeling in kaart zijn gebracht. Bij het verrichten van dergelijke collegiale toetsingen overeenkomstig artikel 30 van Verordening (EU) nr. 1093/2010, moet de EBA rekening houden met toepasselijke evaluaties, beoordelingen of verslagen die zijn opgesteld door internationale organisaties en intergouvernementele organen met bevoegdheden op het gebied van het voorkomen en tegengaan van het witwassen van geld of terrorismefinanciering, en met het tweejaarlijks verslag van de Commissie op grond van artikel 6 van Richtlijn (EU) 2015/849 en de op grond van artikel 7 van die richtlijn opgestelde nationale risicobeoordeling van de betreffende lidstaat. |
(21) |
Voorts moet de EBA een leidende rol vervullen bij het vergemakkelijken van de samenwerking in deze kwesties tussen de bevoegde autoriteiten in de Unie en de relevante autoriteiten in derde landen om zo het optreden op Unieniveau beter te coördineren in wezenlijke gevallen van witwassen van geld en terrorismefinanciering die een grensoverschrijdende dimensie en derde land dimensie hebben. Die rol moet de reguliere interactie tussen bevoegde autoriteiten en autoriteiten van derde landen onverlet laten. |
(22) |
Om de doeltreffendheid te versterken van het toezicht op de naleving op het gebied van witwassen van geld en terrorismefinanciering en om voor meer coördinatie te zorgen bij de handhaving door nationale bevoegde autoriteiten bij inbreuken op rechtstreeks toepasselijk Unierecht of nationale omzettingsmaatregelen daarvan, moet de EBA de bevoegdheid hebben om de verzamelde gegevens te analyseren en zo nodig onderzoek in te stellen naar beweerde wezenlijke inbreuken op of niet-toepassing van het Unierecht die onder haar aandacht worden gebracht, en, wanneer er aanwijzingen zijn van wezenlijke inbreuken bevoegde autoriteiten te verzoeken mogelijke inbreuken van de betrokken regels te onderzoeken, om te overwegen besluiten te nemen gericht tot en sancties op te leggen aan financiëlesectordeelnemers om deze te dwingen hun wettelijke verplichtingen na te komen. Die bevoegdheid mag alleen worden gebruikt wanneer de EBA over aanwijzingen van wezenlijke inbreuken beschikt. |
(23) |
Met het oog op de in artikel 17 van de oprichtingsverordeningen bedoelde procedure voor inbreuken op het Unierecht en de correcte toepassing van Unierecht is het passend de toegang van de ESA’s tot informatie te vergemakkelijken en te versnellen. Zij moeten bijgevolg rechtstreeks, via een naar behoren gemotiveerd en met redenen omkleed verzoek, informatie aan andere bevoegde autoriteiten kunnen vragen, telkens als de aan de betrokken bevoegde autoriteit gevraagde informatie ontoereikend is gebleken of ontoereikend wordt geacht om de informatie te verkrijgen die nodig wordt geacht voor het onderzoek van een aangevoerde inbreuk op of niet-toepassing van het Unierecht. |
(24) |
Een geharmoniseerd toezicht op de financiële sector vereist een consistente aanpak van de bevoegde autoriteiten. Daartoe zijn de activiteiten van de bevoegde autoriteiten onderworpen aan collegiale toetsingen. De ESA’s dienen er tevens voor te zorgen dat de methodiek op dezelfde manier wordt toegepast. Bij dergelijke collegiale toetsingen moet niet alleen worden gekeken naar de convergentie van de toezichtspraktijken, maar ook naar het vermogen van de bevoegde autoriteiten om toezichtsresultaten van hoge kwaliteit te behalen alsmede naar de onafhankelijkheid van die bevoegde autoriteiten. De belangrijkste resultaten van die collegiale toetsingen moeten worden gepubliceerd om naleving van de regels aan te moedigen en de transparantie te vergroten, tenzij een dergelijke publicatie risico’s voor de financiële stabiliteit zou inhouden. |
(25) |
Aangezien het belangrijk is ervoor te zorgen dat het Unietoezichtsraamwerk voor het voorkomen en tegengaan van het witwassen van geld en terrorismefinanciering daadwerkelijk wordt toegepast, zijn collegiale toetsingen om een objectief en transparant beeld te geven van toezichtspraktijken, van kapitaal belang. De EBA moet ook de strategieën, de capaciteiten en de middelen van de bevoegde autoriteiten beoordelen voor het aanpakken van de risico’s met betrekking tot witwassen van geld en terrorismefinanciering. |
(26) |
Om haar taken te kunnen uitvoeren en haar bevoegdheden te kunnen uitoefenen voor het voorkomen en tegengaan van het witwassen van geld en terrorismefinanciering, moet het voor de EBA mogelijk zijn, nadat zij een tot de bevoegde autoriteit gericht besluit heeft genomen, tot financiëlesectordeelnemers gerichte individuele besluiten te nemen in het kader van de procedure voor inbreuken op Unierecht en van de procedure voor bindende bemiddeling, zelfs wanneer de materiële regels niet rechtstreeks op financiëlesectordeelnemers van toepassing zijn. Wanneer de materiële regels in richtlijnen zijn vastgesteld, moet de EBA het nationale recht toepassen voor zover daarmee die richtlijnen worden omgezet. Wanneer het betrokken Unierecht uit verordeningen bestaat en wanneer, op de datum van de inwerkingtreding van de onderhavige verordening, door die verordeningen uitdrukkelijk opties aan de lidstaten worden gelaten, moet de EBA de nationale wetgeving toepassen voor zover dergelijke opties zijn uitgeoefend. |
(27) |
Indien de EBA bij de onderhavige verordening de bevoegdheid krijgt om het nationale recht tot omzetting van richtlijnen toe te passen, kan dat nationaal recht slechts door de EBA worden toegepast voor zover zulks nodig is voor het uitoefenen van de haar bij Unierecht toevertrouwde taken. De EBA moet derhalve alle toepasselijke Unieregelgeving toepassen, en indien deze regelgeving in richtlijnen is neergelegd, moet de EBA het nationale recht tot omzetting van die richtlijnen toepassen voor zover door het Unierecht vereist, waarbij overal in de Unie een gelijke toepassing van de wetgeving wordt beoogd, met inachtneming van de relevante nationale wetgeving. |
(28) |
Indien een besluit van de EBA gebaseerd is op of in verband staat met haar bevoegdheden voor het voorkomen en tegengaan van het witwassen van geld en terrorismefinanciering en betrekking heeft op financiëlesectordeelnemers of bevoegde autoriteiten binnen het mandaat van de Eiopa of de ESMA, mag de EBA dat besluit uitsluitend nemen in overeenstemming met respectievelijk de Eiopa of de ESMA. De Eiopa en de ESMA houden voor ieder geval rekening met de urgentie van het besluit in kwestie, en moeten bij het kenbaar maken van hun standpunt overwegen gebruik te maken van snelle beslissingsprocedures in overeenstemming met hun respectieve interne governance. |
(29) |
De ESA’s moeten beschikken over speciaal hiervoor bestemde meldingskanalen voor de ontvangst en behandeling van informatie die wordt verstrekt door een natuurlijke persoon of rechtspersoon die melding maakt van daadwerkelijke of potentiële inbreuken, rechtsmisbruik, of de niet-toepassing van het Unierecht. De ESA’s moeten ervoor zorgen dat het mogelijk is om die informatie geanonimiseerd of vertrouwelijk en veilig te melden. De persoon die de melding doet, moet tegen vergelding worden beschermd. De ESA’s moeten de persoon die de melding doet, feedback verschaffen. |
(30) |
Een geharmoniseerd toezicht op de financiële sector vereist ook dat meningsverschillen tussen de bevoegde autoriteiten van de verschillende lidstaten in grensoverschrijdende situaties efficiënt worden beslecht. De bestaande regels voor de beslechting van dergelijke geschillen zijn niet geheel bevredigend. Zij moeten bijgevolg worden aangepast zodat zij gemakkelijker toepasbaar zijn. |
(31) |
Wezenlijk voor de werkzaamheden van de ESA’s met betrekking tot de convergentie van toezichtspraktijken is het bevorderen van een toezichtscultuur in de Unie. Met het oog daarop kan de Autoriteit op regelmatige tijdstippen maximaal twee prioriteiten bepalen die voor de gehele Unie van belang zijn. Met die prioriteiten dienen de bevoegde autoriteiten rekening te houden bij de opstelling van hun werkprogramma’s. De raad van toezichthouders van elke ESA moet de relevante activiteiten bespreken die de bevoegde autoriteiten in het volgende jaar moeten verrichten, en conclusies trekken. |
(32) |
Beoordelingen door de commissies voor collegiale toetsing moeten ruimte bieden voor diepgaande studies op basis van een zelfbeoordeling door de getoetste autoriteiten, gevolgd door een evaluatie door de commissie voor collegiale toetsing. Het lid van een bevoegde autoriteit die wordt getoetst, mag niet aan de beoordeling deelnemen wanneer deze op die bevoegde autoriteit betrekking heeft. |
(33) |
Uit praktische ervaring van de ESA’s zijn de voordelen gebleken van versterkte coördinatie op bepaalde terreinen via ad-hocgroepen of -platformen. Deze verordening moet in een rechtsgrondslag voorzien voor die regelingen en moet hen versterken via de creatie van een nieuw instrument, namelijk de oprichting van coördinatiegroepen. Die coördinatiegroepen moeten convergentie bevorderen met betrekking tot de toezichtsprakijken die bevoegde autoriteiten toepassen, met name via de uitwisseling van informatie en ervaring. De deelneming van alle bevoegde autoriteiten aan die coördinatiegroepen moet verplicht zijn en bevoegde autoriteiten moeten de coördinatiegroepen de nodige informatie verschaffen. De oprichting van coördinatiegroepen moet worden overwogen telkens als de bevoegde autoriteiten een behoefte constateren om te coördineren in het licht van specifieke marktontwikkelingen. Dergelijke coördinatiegroepen kunnen worden opgericht met betrekking tot alle terreinen die onder de in artikel 1, lid 2, van de oprichtingsverordeningen bedoelde wetgevingshandelingen vallen. |
(34) |
Met het oog op ordelijke en goed functionerende internationale financiële markten is het nodig dat de door de Commissie vastgestelde gelijkwaardigheidsbesluiten ten aanzien van derde landen worden gemonitord. Elke ESA moet zowel de ontwikkelingen op het gebied van regulering en toezicht als de handhavingspraktijken in die derde landen monitoren. Zij moet dit doen teneinde na te gaan of nog steeds wordt voldaan aan de criteria op basis waarvan die besluiten zijn genomen en aan de daarin gestelde voorwaarden. Elke ESA moet op jaarbasis bij de Commissie een vertrouwelijk verslag over haar monitoringactiviteiten indienen. In dat verband dient elke ESA ook, waar mogelijk, administratieve regelingen te ontwikkelen met de bevoegde autoriteiten van derde landen om informatie te verkrijgen voor monitoringdoeleinden en voor het coördineren van toezichtsactiviteiten. Dat versterkte toezichtsstelsel moet garanderen dat de situatie op het gebied van gelijkwaardigheid van derde landen transparanter, voorspelbaarder voor de betrokken derde landen en consistenter voor alle sectoren is. |
(35) |
De vertegenwoordiger van de ESRB in de raad van toezichthouders moet het gezamenlijke standpunt van de algemene raad van het ESRB presenteren, met bijzondere aandacht voor financiële stabiliteit. |
(36) |
Teneinde te garanderen dat besluiten met betrekking tot maatregelen tegen witwassen van geld en terrorismefinanciering op het passende niveau van deskundigheid berusten, is het noodzakelijk dat een permanent intern comité in de EBA wordt opgericht. Dat comité moet bestaan uit vertegenwoordigers op hoog niveau van autoriteiten en organen die verantwoordelijk zijn voor de naleving van wetgeving inzake tegengaan van het witwassen van geld of terrorismefinanciering die over deskundigheid en beslissingsbevoegdheden op het gebied van het voorkomen van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering beschikken. Dat comité moet ook vertegenwoordigers op hoog niveau omvatten afkomstig van de ESA’s die beschikken over deskundigheid ten aanzien van de verschillende bedrijfsmodellen en de specifieke sectorale kenmerken daarvan. Dat comité moet de door de EBA te nemen besluiten onderzoeken en voorbereiden. Om overlapping te voorkomen, zal het nieuwe comité het bestaande Anti-Money Laundering-subcomité vervangen dat binnen het Gemengd Comité van de ESA’s is opgericht. Het moet voor de ESA’s mogelijk zijn om bij ieder ontwerpbesluit van het interne comité schriftelijke opmerkingen te maken, waarmee de raad van toezichthouders van de EBA terdege rekening moet houden voordat hij een definitief besluit neemt. |
(37) |
Overeenkomstig de doelstelling gericht op de totstandbrenging van een coherenter en draagkrachtiger toezichtssysteem in de Unie ter voorkoming en tegengaan van het witwassen van geld en terrorismefinanciering, moet de Commissie, na raadpleging van alle relevante autoriteiten en belanghebbenden, een diepgaande beoordeling uitvoeren met betrekking tot de uitvoering, werking en effectiviteit van de bij deze verordening aan de EBA toevertrouwde specifieke taken met betrekking tot de voorkoming en het tegengaan van het witwassen van geld en terrorismefinanciering. Met name moeten in de beoordeling, voor zover mogelijk, ervaringen aan bod komen van gevallen waarbij de EBA een bevoegde autoriteit verzoekt om: mogelijke inbreuken door financiëlesectordeelnemers op de nationale wetgeving te onderzoeken voor zover deze richtlijnen omzet of dient ter uitoefening van door Unierecht aan lidstaten gelaten opties; te overwegen sancties op te leggen aan die partij voor die inbreuken; te overwegen een individueel, tot die financiëlesectordeelnemer gericht besluit te nemen waarbij zij wordt gelast al het nodige te doen om haar verplichtingen op grond van nationale wetgeving na te komen voor zover deze richtlijnen omzet of dient ter uitoefening van door Unierecht aan lidstaten gelaten opties. In de beoordeling moeten tevens dergelijke ervaringen aan bod komen waarbij de EBA nationaal recht toepast voor zover dit richtlijnen omzet of dient ter uitoefening van door het Unierecht aan de lidstaten gelaten opties. De Commissie moet die beoordeling, in voorkomend geval vergezeld van wetgevingsvoorstellen, uiterlijk op 11 januari 2022 bij het Europees Parlement en bij de Raad indienen als onderdeel van haar verslag op grond van artikel 65 van Richtlijn (EU) 2015/849. Totdat die beoordeling is ingediend, moeten de aan de EBA verleende bevoegdheden in verband met het voorkomen van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering op grond van artikel 9 ter, artikel 17, lid 6, en artikel 19, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1093/2010 worden beschouwd als een voorlopige oplossing voor zover zij de EBA toestaan om verzoeken aan bevoegde autoriteiten te baseren op mogelijke inbreuken op het nationale recht of de EBA toestaan nationaal recht toe te passen. |
(38) |
Om de vertrouwelijkheid van de werkzaamheden van de ESA’s te bewaren, dienen de vereisten van het beroepsgeheim ook van toepassing te zijn op elke persoon die direct of indirect, permanent of incidenteel, diensten verleent die verband houden met de taken van de betrokken ESA. |
(39) |
Op grond van de oprichtingsverordeningen alsmede de sectorale wetgevingshandelingen moeten de ESA’s effectieve administratieve regelingen treffen, die onder meer betrekking hebben op de uitwisseling van informatie met toezichthouders van derde landen. De noodzaak van effectieve samenwerking en informatie-uitwisseling moet des te belangrijker worden wanneer sommige ESA’s ingevolge deze wijzigingsverordening aanvullende, ruimere verantwoordelijkheden op zich nemen met betrekking tot het toezicht op entiteiten en activiteiten buiten de EU. Indien de ESA’s in dat verband persoonsgegevens verwerken, onder meer door deze gegevens buiten de Unie door te geven, zijn zij gebonden aan de vereisten van Verordening 2018/1725. Bij gebreke van een adequaatheidsbesluit of van passende waarborgen, waarin bijvoorbeeld is voorzien in administratieve regelingen in de zin van artikel 48, lid 3, onder b), van Verordening (EU) 2018/1725, kunnen de ESA’s persoonsgegevens uitwisselen met autoriteiten van derde landen in overeenstemming met en onder de voorwaarden van de afwijking op grond van het openbaar belang als vastgesteld in artikel 50, lid 1, onder d), van die verordening, die met name geldt voor gevallen van internationale gegevensuitwisseling tussen financiële toezichthoudende autoriteiten. |
(40) |
De oprichtingsverordeningen bepalen dat de ESA’s, in samenwerking met het ESRB, het initiatief moeten nemen tot stresstests in heel de Unie en deze moeten coördineren om de veerkracht van financiële instellingen of financiëlemarktdeelnemers bij ongunstige marktontwikkelingen te beoordelen. Ook moet ervoor worden gezorgd dat op nationaal niveau bij dergelijke tests zoveel mogelijk een consistente methode wordt gehanteerd. Ook moet ten aanzien van alle ESA’s worden verduidelijkt dat ondanks het beroepsgeheim van de bevoegde autoriteiten deze de resultaten van stresstests met het oog op publicatie aan de ESA’s kunnen doorgeven. |
(41) |
Om te zorgen voor een hoge mate van convergentie op het gebied van toezicht op en goedkeuring van interne modellen in overeenstemming met Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad (10), moet de Eiopa, op verzoek, de bevoegde autoriteiten kunnen bijstaan bij het besluit over de goedkeuring van interne modellen. |
(42) |
Om de ESA’s in staat te stellen hun taken met betrekking tot consumentenbescherming uit te voeren, moeten zij het recht krijgen om, in voorkomend geval, zogenaamde „mystery shopping-activiteiten“ van de bevoegde autoriteiten te coördineren. |
(43) |
De ESA’s moeten over voldoende middelen en personeel beschikken om, binnen het kader van hun respectieve bevoegdheden op grond van deze verordening, een doeltreffende bijdrage te kunnen leveren tot het consistente, efficiënte en effectieve financieel toezicht. Aanvullende aan de ESA’s opgedragen bevoegdheden en taken moeten vergezeld gaan van toereikende personele en financiële middelen. |
(44) |
De uitbreiding van de reikwijdte van het directe toezicht kan er eventueel toe leiden dat financiële instellingen en financiëlemarktdeelnemers waarop de ESA’s direct toezicht uitoefenen, aanvullende bijdragen moeten betalen op basis van de geraamde uitgaven van de betrokken ESA. |
(45) |
Inconsistenties in de kwaliteit, opmaak, betrouwbaarheid en kosten van handelsgegevens hebben een nadelig effect op de transparantie, beleggersbescherming en marktefficiëntie. Om de monitoring en reconstructie van handelsgegevens te versterken en de consistentie en kwaliteit van die gegevens en de beschikbaarheid en toegankelijkheid ervan tegen redelijke kosten in heel de Unie voor de relevante handelsplatforms te verbeteren, heeft Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad (11) een nieuw wettelijk kader voor datarapporteringsdiensten ingevoerd, waaronder de vergunningverlening aan en het toezicht op aanbieders van datarapporteringsdiensten. |
(46) |
De kwaliteit van de handelsgegevens en van de verwerking en aanbieding van deze gegevens, waaronder grensoverschrijdende verwerking en aanbieding van gegevens, is van het grootste belang om de hoofddoelstelling van Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad (12), namelijk het versterken van de transparantie van de financiële markten, te verwezenlijken. Het aanbieden van kerngegevensdiensten is bijgevolg van essentieel belang voor gebruikers om zich het gewenste beeld van de handelsactiviteit op de financiële markten in de gehele Unie te kunnen vormen, alsook voor bevoegde autoriteiten om accurate en uitvoerige informatie over relevante transacties te ontvangen. |
(47) |
Bovendien zijn handelsgegevens een steeds belangrijker instrument voor effectieve handhaving van de uit Verordening (EU) nr. 600/2014 voortvloeiende vereisten. Gezien de grensoverschrijdende dimensie van gegevensbehandeling, gegevenskwaliteit en de noodzaak om schaalvoordelen te realiseren en om de negatieve gevolgen van potentiële divergenties met betrekking tot zowel de gegevenskwaliteit als de taken van aanbieders van datarapporteringsdiensten te vermijden, is het nuttig en gerechtvaardigd om vergunnings- en toezichtsbevoegdheden met betrekking tot aanbieders van datarapporteringsdiensten over te dragen van de bevoegde autoriteiten aan de ESMA, behalve voor aanbieders die een vrijstelling genieten, en deze bevoegdheden in Verordening (EU) nr. 600/2014 te specificeren, zodat tegelijkertijd de voordelen van het poolen van gegevensgerelateerde bevoegdheden kunnen worden geconsolideerd binnen de ESMA. |
(48) |
Retailbeleggers moeten adequaat worden geïnformeerd over potentiële risico’s wanneer zij besluiten in een financieel instrument te beleggen. Het wettelijke kader van de Unie heeft tot doel het risico van miskoop te verminderen, waarvan sprake is indien aan retailbeleggers financiële producten worden verkocht die niet aan hun behoeften of verwachtingen voldoen. Daartoe versterken Richtlijn 2014/65/EU en Verordening (EU) nr. 600/2014 de organisatorische en bedrijfsvoeringsvereisten om ervoor te zorgen dat beleggingsondernemingen handelen in het belang van hun cliënten. Deze vereisten omvatten onder meer een betere informatieverschaffing over risico’s aan cliënten, een betere beoordeling van de geschiktheid van aanbevolen producten en een verplichting om financiële instrumenten op de vastgestelde doelmarkt te distribueren, rekening houdend met factoren zoals de solvabiliteit van emittenten. De ESMA dient ten volle gebruik te maken van haar bevoegdheden om de toezichtsconvergentie te waarborgen en de nationale autoriteiten te ondersteunen bij het realiseren van een hoog niveau van beleggersbescherming en effectief toezicht op de risico’s die aan financiële producten verbonden zijn. |
(49) |
Het is belangrijk te zorgen voor effectieve en efficiënte indiening, verzameling, analyse en publicatie van gegevens voor berekeningen om de vereisten voor de stelsels van transparantie vóór en na de handel en van handelsverplichtingen te bepalen, alsmede ten behoeve van referentiegegevens in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 600/2014 en Verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad (13). Niet alleen aan de bevoegde autoriteiten, maar ook aan de ESMA moeten bijgevolg bevoegdheden worden toegekend om bij marktpartijen rechtstreeks gegevens te verzamelen met betrekking tot transparantievereisten vóór en na de handel, alsook ten aanzien van hun vergunningverlening aan en toezicht op aanbieders van datarapporteringsdiensten. |
(50) |
Door deze bevoegdheden aan de ESMA toe te kennen, is centraal beheerde vergunningverlening en centraal beheerd toezicht mogelijk, waardoor de huidige situatie zou worden vermeden waarin meerdere handelsplatforms, beleggingsondernemingen met systematische interne afhandeling, goedgekeurde publicatieregelingen (approved publication arrangements - APA’s) en verstrekkers van een consolidated tape (CTP’s) verplicht zijn aan meerdere bevoegde autoriteiten gegevens te verstrekken die pas daarna aan de ESMA worden verstrekt. Een dergelijk centraal beheerd systeem zou in hoge mate voordelig moeten zijn voor de marktdeelnemers in termen van grotere gegevenstransparantie, beleggersbescherming en marktefficiëntie. |
(51) |
De overdracht van bevoegdheden op het gebied van gegevensverzameling, vergunningverlening en toezicht door de bevoegde autoriteiten aan de ESMA is ook van belang voor andere taken die krachtens Verordening (EU) nr. 600/2014 door de ESMA worden verricht, zoals marktmonitoring en de tijdelijke interventiebevoegdheden van de ESMA. |
(52) |
Opdat de ESMA haar toezichtsbevoegdheden op het gebied van gegevensverwerking en gegevensaanbieding effectief kan uitoefenen, moet de ESMA in staat zijn onderzoeken en inspecties ter plaatse te verrichten. De ESMA moet boetes of dwangsommen kunnen opleggen om aanbieders van datarapporteringsdiensten te dwingen een einde te maken aan een inbreuk, volledige en correcte door de ESMA gevraagde informatie te verstrekken of zich aan een onderzoek of een inspectie ter plaatse te onderwerpen, en bestuursrechtelijke sancties of andere bestuursrechtelijke maatregelen kunnen opleggen indien zij vaststelt dat een persoon opzettelijk of uit onachtzaamheid inbreuk op Verordening (EU) nr. 600/2014 heeft gemaakt. |
(53) |
Financiële producten die cruciale benchmarks gebruiken, zijn in alle lidstaten beschikbaar. Die benchmarks zijn bijgevolg van cruciaal belang voor de werking van de financiële markten en de financiële stabiliteit in de Unie. Het toezicht op een cruciale benchmark moet bijgevolg een holistisch beeld geven van de potentiële effecten, niet alleen in de lidstaat waar de beheerder is gevestigd en de lidstaten waar de contribuanten gevestigd zijn, maar in heel de Unie. Bijgevolg is het passend dat op Unieniveau toezicht wordt uitgeoefend op bepaalde cruciale benchmarks door de ESMA. Om dubbel werk te voorkomen, mogen beheerders van cruciale benchmarks alleen onder toezicht staan van de ESMA, die ook toezicht houdt op alle niet-cruciale benchmarks die zij mogelijk beheren. |
(54) |
Aangezien beheerders van cruciale benchmarks aan strengere vereisten worden onderworpen dan beheerders van andere benchmarks, moet de aanwijzing van benchmarks als cruciale benchmark door de Commissie worden uitgevoerd of door de ESMA worden gevraagd en door de Commissie worden gecodificeerd. Aangezien de nationale bevoegde autoriteiten de beste toegang hebben tot gegevens en informatie over de benchmarks waarop zij toezicht houden, moeten zij de Commissie of de ESMA in kennis stellen van alle benchmarks die naar hun mening voldoen aan de criteria voor cruciale benchmarks. |
(55) |
De procedure voor de vaststelling van de referentielidstaat voor in derde landen gevestigde benchmarkbeheerders die een aanvraag om erkenning in de Unie indienen, is omslachtig en tijdrovend voor zowel de aanvragers als de nationale bevoegde autoriteiten. Aanvragers kunnen proberen invloed uit te oefenen op deze vaststelling om toezichtsarbitrage te bewerkstelligen. Die benchmarkbeheerders kunnen hun wettelijke vertegenwoordiger strategisch kiezen in een lidstaat waar zij het toezicht minder streng achten. Met een geharmoniseerde aanpak waarbij de ESMA optreedt als bevoegde autoriteit voor het erkennen van benchmarkbeheerders van derde landen worden die risico’s en de kosten voor het bepalen van de referentielidstaat alsook van het latere toezicht vermeden. Met deze rol als bevoegde autoriteit voor erkende benchmarkbeheerders uit derde landen wordt de ESMA bovendien de tegenhanger in de Unie van toezichthouders in derde landen, waardoor de grensoverschrijdende samenwerking efficiënter en effectiever wordt. |
(56) |
Veel, zo niet de meeste, benchmarkbeheerders zijn banken of financiële dienstverleningsbedrijven die cliëntengelden beheren. Om de strijd van de Unie tegen het witwassen van geld of de financiering van terrorisme niet te ondergraven, moet het een basisvoorwaarde zijn voor het sluiten van een samenwerkingsovereenkomst met een bevoegde autoriteit in het kader van een gelijkwaardigheidsregeling, dat het land van de bevoegde autoriteit niet voorkomt op de lijst van derde landen met strategische tekortkomingen in hun nationale regelgeving ter bestrijding van witwassen van geld en terrorismefinanciering die een aanzienlijke bedreiging vormen voor het financiële stelsel van de Unie. |
(57) |
Bijna alle benchmarks verwijzen naar financiële producten die in verschillende lidstaten, zo al niet heel de Unie, beschikbaar zijn. Om risico’s op te sporen die verband houden met de aanbieding van benchmarks die mogelijk niet langer betrouwbaar of representatief zijn voor de markt of economische realiteit die zij beogen te meten, moeten de bevoegde autoriteiten, waaronder de ESMA, samenwerken en elkaar in voorkomende gevallen bijstaan. |
(58) |
Het is aangewezen te voorzien in een redelijke termijn om de noodzakelijke regelingen te treffen voor de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen teneinde de ESA’s en de andere betrokken partijen in staat te stellen de regels van deze verordening toe te passen. |
(59) |
Verordeningen (EU) nr. 1093/2010, (EU) nr. 1094/2010, (EU) nr. 1095/2010 en (EU) nr. 600/2014, Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad (14) en Verordening (EU) 2015/847 van het Europees Parlement en de Raad (15) moeten derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Wijzigingen van Verordening (EU) nr. 1093/2010
Verordening (EU) nr. 1093/2010 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
|
2) |
artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
|
3) |
artikel 3 wordt vervangen door: „Artikel 3 Verantwoordingsplicht van de Autoriteiten 1. De in artikel 2, lid 2, onder a) tot en met d), bedoelde autoriteiten leggen verantwoording af aan het Europees Parlement en aan de Raad. De Europese Centrale Bank legt, overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1024/2013, aan het Europees Parlement en aan de Raad verantwoording af wat betreft de uitoefening van de toezichtstaken die aan haar zijn toevertrouwd krachtens die verordening. 2. In overeenstemming met artikel 226 VWEU verleent de Autoriteit haar volledige medewerking aan het Europees Parlement tijdens onderzoeken die op grond van dat artikel worden uitgevoerd. 3. De raad van toezichthouders stelt een jaarverslag over de werkzaamheden van de Autoriteit, met inbegrip van de uitvoering van de taken van de voorzitter, vast en doet dit verslag uiterlijk op 15 juni van ieder jaar toekomen aan het Europees Parlement, aan de Raad, aan de Commissie, aan de Rekenkamer en aan het Europees Economisch en Sociaal Comité. Dit verslag wordt openbaar gemaakt. 4. Op verzoek van het Europees Parlement neemt de voorzitter deel aan een hoorzitting voor het Europees Parlement over de prestaties van de Autoriteit. Een hoorzitting wordt ten minste jaarlijks gehouden. De voorzitter legt een verklaring af voor het Europees Parlement en beantwoordt desgevraagd door de leden van het Europees Parlement gestelde vragen. 5. Indien daarom wordt verzocht en ten minste 15 dagen voordat hij de in lid 4 bedoelde verklaring aflegt, brengt de voorzitter schriftelijk verslag uit aan het Europees Parlement over de werkzaamheden van de Autoriteit. 6. Naast de informatie bedoeld in de artikelen 11 tot en met 18 en in de artikelen 20 en 33, bevat het verslag tevens alle door het Europees Parlement ad hoc opgevraagde relevante informatie. 7. De Autoriteit antwoordt mondeling of schriftelijk op de door het Europees Parlement of de Raad tot haar gerichte vragen, en dat binnen vijf weken na ontvangst van een vraag. 8. Desgevraagd voert de voorzitter achter gesloten deuren met de voorzitter, de ondervoorzitters en de coördinatoren van de bevoegde commissie van het Europees Parlement vertrouwelijke mondelinge besprekingen. Alle deelnemers nemen het beroepsgeheim in acht. 9. Onverminderd haar uit deelname aan internationale fora voortvloeiende vertrouwelijkheidsverplichtingen, informeert de Autoriteit het Europees Parlement desgevraagd over haar bijdrage aan een eendrachtige, gemeenschappelijke, consistente en effectieve vertegenwoordiging van de belangen van de Unie op die internationale fora.“; |
4) |
artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:
|
5) |
Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
|
6) |
artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:
|
7) |
de volgende artikelen worden ingevoegd: „Artikel 9 bis Bijzondere taken met betrekking tot het voorkomen en tegengaan van het witwassen van geld en terrorismefinanciering 1. De Autoriteit neemt, met inachtneming van haar respectieve bevoegdheden, een leidende, coördinerende en monitorende rol op bij het bevorderen van de integriteit, transparantie en veiligheid in het financiële stelsel, door maatregelen vast te stellen die witwassen van geld en terrorismefinanciering in dat stelsel moeten voorkomen en tegengaan. Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel gaan die maatregelen niet verder dan wat nodig is om de doelstellingen van deze verordening en van de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen te verwezenlijken, en houden zij terdege rekening met de aard, omvang en complexiteit van de risico’s, bedrijfspraktijken, bedrijfsmodellen en grootte van financiëlesectordeelnemers en van markten. Deze maatregelen omvatten:
Uiterlijk 31 december 2020 stelt de Autoriteit ontwerpen van technische reguleringsnormen op waarin zwakke punten als bedoeld in de eerste alinea, onder a), nader worden omschreven, met inbegrip van de overeenkomstige situaties waarin zich zwakke punten kunnen voordoen, de wezenlijkheid ervan en de praktische uitvoering van de informatieverzameling door de Autoriteit, alsmede het soort informatie dat overeenkomstig, punt a) van de eerste alinea moet worden verstrekt. Bij het opstellen van die technische normen houdt de Autoriteit rekening met het volume van de te verstrekken informatie en de noodzaak overlapping te voorkomen. Ook stelt zij regelingen op ter waarborging van doeltreffendheid en vertrouwelijkheid. Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd om deze verordening aan te vullen door de in de tweede alinea van dit lid bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14. 2. De Autoriteit zet een centrale databank op voor de in overeenstemming met lid 1, onder a), verzamelde informatie en houdt deze actueel. De Autoriteit zorgt ervoor dat die informatie wordt geanalyseerd en aan bevoegde autoriteiten beschikbaar wordt gesteld op need-to-know-basis en op vertrouwelijke basis. In voorkomend geval kan de Autoriteit informatie waarover zij beschikt en die aanleiding zou kunnen geven tot strafrechtelijke procedures, doen toekomen aan de nationale rechterlijke instanties en de bevoegde instanties van de betreffende lidstaat in overeenstemming met nationale procedureregels. De Autoriteit kan, in voorkomend geval, ook bewijsmateriaal doen toekomen aan de instelling van het Europees openbaar ministerie wanneer dat bewijs strafbare feiten betreft ten aanzien waarvan de instelling van het Europees Openbaar Ministerie bevoegdheid uitoefent of kan uitoefenen in overeenstemming met Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad (*19). 3. De bevoegde autoriteiten kunnen gemotiveerde verzoeken richten tot de Autoriteit voor informatie over financiëlesectordeelnemers die relevant is voor hun toezichtsactiviteiten in verband met het voorkomen van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering. De Autoriteit beoordeelt die verzoeken en verstrekt de door de bevoegde autoriteiten gevraagde informatie tijdig op een „need-to-know“-basis. Indien de Autoriteit de gevraagde informatie niet verstrekt, stelt zij de verzoekende bevoegde autoriteit hiervan in kennis en legt zij uit waarom de informatie niet wordt verstrekt. De Autoriteit deelt de bevoegde autoriteit of iedere andere autoriteit of instelling die de gevraagde informatie oorspronkelijk heeft verstrekt, mede welke bevoegde autoriteit om de informatie heeft verzocht, op welke financiëlesectordeelnemer de informatie betrekking heeft, waarom het verzoek om informatie werd ingediend, en of de informatie is gedeeld. Daarnaast analyseert de Autoriteit de informatie teneinde bevoegde autoriteiten op eigen initiatief informatie mede te delen die relevant is voor hun toezichtsactiviteiten in verband met het voorkomen van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering. Wanneer zij die mededeling doet, stelt zij de bevoegde autoriteit die de informatie oorspronkelijk heeft verstrekt, daarvan in kennis. Ook verricht zij op geaggregeerd niveau een analyse ten behoeve van het advies dat zij overeenkomstig artikel 6, lid 5, van Richtlijn (EU) 2015/849 moet uitbrengen. Uiterlijk 31 december 2020 stelt de Autoriteit technische reguleringsnormen op waarin nader wordt bepaald hoe de informatie moet worden geanalyseerd en aan bevoegde autoriteiten beschikbaar moet worden gesteld op een „need-to-know“-basis en vertrouwelijke basis. Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd om deze verordening aan te vullen door de in de tweede alinea van dit lid bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14. 4. De Autoriteit bevordert de convergentie van de in Richtlijn (EU) 2015/849 bedoelde toezichtsprocessen, onder meer door, in overeenstemming met artikel 30 van deze verordening, collegiale toetsingen uit te voeren en in verband daarmee verslagen uit te brengen en follow-upmaatregelen te nemen. Bij het verrichten van dergelijke toetsingen overeenkomstig artikel 30 van deze verordening, houdt de Autoriteit rekening met relevante evaluaties, beoordelingen of verslagen die zijn opgesteld door internationale organisaties en intergouvernementele organen die bevoegd zijn op het gebied van het voorkomen van witwassen van geld of terrorismefinanciering, en met het tweejaarlijks verslag dat wordt opgesteld door de Commissie op grond van artikel 6 van Richtlijn (EU) 2015/849, en de door de lidstaten op grond van artikel 7 van die richtlijn verrichte risicobeoordeling. 5. De Autoriteit verricht, met medewerking van de bevoegde autoriteiten, risicobeoordelingen van de strategieën, capaciteiten en middelen van de bevoegde autoriteiten voor het aanpakken van de in de supranationale risicobeoordeling in kaart gebrachte belangrijkste nieuwe risico’s in verband met witwassen van geld en terrorismefinanciering op Unieniveau. Zij verricht die risicobeoordelingen met name om het advies te kunnen uitbrengen dat zij overeenkomstig artikel 6, lid 5, van Richtlijn (EU) 2015/849 moet uitbrengen. De Autoriteit verricht risicobeoordelingen op basis van de informatie die haar ter beschikking staat, waaronder collegiale toetsingen overeenkomstig artikel 30 van deze verordening, de geaggregeerde analyse die zij heeft verricht op basis van de overeenkomstig lid 2 van dit artikel met het oog op de centrale databank verzamelde informatie, alsook de desbetreffende evaluaties, beoordelingen of verslagen opgesteld door internationale organisaties en intergouvernementele organen met bevoegdheden op het gebied van het voorkomen van witwassen van geld en terrorismefinanciering en de door de lidstaten op grond van artikel 7 van Richtlijn (EU) 2015/849 verrichte risicobeoordelingen. De Autoriteit stelt de risicobeoordelingen ter beschikking van alle bevoegde autoriteiten. Voor de toepassing van de eerste alinea van dit lid ontwikkelt en implementeert de Autoriteit via het op grond van lid 7 van dit artikel ingestelde interne comité methoden die een objectieve beoordeling, alsook een hoogwaardige en consistente evaluatie van de beoordelingen en de toepassing van de methodiek mogelijk maken, en die een gelijk speelveld garanderen. Dat interne comité toetst de risicobeoordelingen op kwaliteit en consistentie. Het bereidt de ontwerpen van risicobeoordelingen voor met het oog op de vaststelling ervan door de raad van toezichthouders overeenkomstig artikel 44. 6. In gevallen waarin er aanwijzingen zijn dat financiëlesectordeelnemers inbreuken hebben gepleegd op de in Richtlijn (EU) 2015/849 vastgelegde vereisten en er van een grensoverschrijdende dimensie met derde landen sprake is, krijgt de Autoriteit zo nodig een leidende rol bij het bijdragen aan het faciliteren van de samenwerking tussen bevoegde autoriteiten in de Unie en de betrokken autoriteiten in derde landen. Die rol van de Autoriteit laat de reguliere interactie tussen bevoegde autoriteiten en autoriteiten van derde landen onverlet. 7. De Autoriteit richt een permanent intern comité inzake anti-witwassen en het tegengaan van terrorismefinanciering op voor de coördinatie van maatregelen ter voorkoming en tegengaan van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering en voor het voorbereiden, overeenkomstig Verordening (EU) 2015/847 en Richtlijn (EU) 2015/849, van alle ontwerpbesluiten die de Autoriteit overeenkomstig artikel 44 van deze verordening moet nemen. 8. Het in lid 7 bedoelde comité bestaat uit vertegenwoordigers op hoog niveau van de autoriteiten en organen van alle lidstaten die bevoegd zijn de naleving door financiëlesectordeelnemers van Richtlijn (EU) 2015/847 en Verordening (EU) 2015/849 af te dwingen en die over deskundigheid en beslissingsbevoegdheden op het gebied van het voorkomen van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering beschikken, alsmede vertegenwoordigers op hoog niveau die beschikken over deskundigheid ten aanzien van de verschillende bedrijfsmodellen en specifieke sectorale kenmerken van, respectievelijk, de Autoriteit, de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) en de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten). De vertegenwoordigers op hoog niveau van de Autoriteit en van die andere Europese Toezichthoudende Autoriteiten nemen zonder stemrecht deel aan de vergaderingen van het comité. Daarnaast wijzen de Commissie, het ESRB en de raad van toezicht van de Europese Centrale Bank elk een vertegenwoordiger op hoog niveau aan om als waarnemer deel te nemen aan de vergaderingen van dat comité. De voorzitter van dat comité wordt door de stemgerechtigde leden van dat comité uit hun midden gekozen. Alle in de eerste alinea bedoelde instellingen, autoriteiten en organen wijzen een plaatsvervangende vertegenwoordiger aan uit hun personeel, die het lid kan vervangen wanneer die persoon verhinderd is. De lidstaten met meer dan één autoriteit bevoegd voor het waarborgen van de naleving van Richtlijn (EU) 2015/849 door financiëlesectordeelnemers kunnen één vertegenwoordiger voor elke bevoegde autoriteit aanwijzen. Elke lidstaat heeft één stem, ongeacht het aantal in de vergadering vertegenwoordigde bevoegde autoriteiten. Dat comité kan voor de voorbereiding van zijn ontwerpbesluiten interne werkgroepen oprichten voor specifieke aspecten van zijn werkzaamheden. Die groepen staan open voor deelname door personeelsleden van alle in dat comité vertegenwoordigde bevoegde autoriteiten en van de Autoriteit, van de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) en van de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten). 9. De Autoriteit, de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) en de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten) kunnen te allen tijde schriftelijke opmerkingen bij ieder ontwerpbesluit van het in lid 7 van dit artikel bedoelde comité indienen. De raad van toezichthouders houdt terdege rekening met dergelijke opmerkingen voordat hij een definitief besluit neemt. Indien een ontwerpbesluit is gebaseerd op of in verband staat met de overeenkomstig artikel 9 ter, 17 of 19 aan de Autoriteit verleende bevoegdheden en betrekking heeft op
kan de Autoriteit het besluit uitsluitend nemen in overeenstemming met de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) in het geval vermeld in punt a), of met de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten) in het geval vermeld in punt b). De Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) of de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten) geven aan de Autoriteit kennis van hun standpunt binnen 20 dagen vanaf de datum van het ontwerpbesluit van het comité als bedoeld in lid 7. Wanneer zij niet binnen 20 dagen aan de Autoriteit kennis geven van hun standpunt en geen goed onderbouwd verzoek doen voor een verlenging van de kennisgevingstermijn, worden zij geacht met het besluit in te stemmen. Artikel 9 ter Verzoek tot het voeren van onderzoek met betrekking tot de voorkoming en het tegengaan van het witwassen van geld en terrorismefinanciering 1. In kwesties met betrekking tot het in overeenstemming met Richtlijn (EU) 2015/849 voorkomen en tegengaan van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en terrorismefinanciering, kan de Autoriteit, indien zij over aanwijzingen van wezenlijke inbreuken beschikt, een bevoegde autoriteit als bedoeld in artikel 4, punt 2, onder iii), verzoeken om: a) een onderzoek te doen naar door een financiëlesectordeelnemer eventueel gemaakte inbreuken op Unierecht en, indien dat Unierecht uit richtlijnen bestaat of lidstaten uitdrukkelijk opties laat, inbreuken op nationaal recht voor zover dit richtlijnen omzet of dient ter uitoefening van door Unierecht aan lidstaten gelaten opties; en b) om te overwegen aan die partij sancties op te leggen ten aanzien van die inbreuken. Zo nodig kan zij een bevoegde autoriteit als bedoeld in artikel 4, punt 2, onder iii), ook verzoeken om te overwegen een tot die financiëlesectordeelnemer gericht individueel besluit vast te stellen waarin deze wordt gelast alle nodige maatregelen te treffen om te voldoen aan haar verplichtingen op grond van het rechtstreeks toepasselijke Unierecht of op grond van nationaal recht voor zover dit richtlijnen omzet of dient ter uitoefening van door Unierecht aan lidstaten gelaten opties, met inbegrip van het stopzetten van haar activiteiten. De in dit lid bedoelde verzoeken mogen de reeds genomen toezichtsmaatregelen van de bevoegde autoriteit waaraan het verzoek is gericht, niet in gevaar brengen. 2. De bevoegde autoriteit voldoet aan verzoeken die in overeenstemming met lid 1 tot haar zijn gericht, en stelt de Autoriteit zo spoedig mogelijk en uiterlijk binnen tien werkdagen in kennis van de stappen die zij heeft gezet of voornemens is te zetten om aan dat verzoek te voldoen. 3. Onverminderd de bevoegdheden van de Commissie op grond van artikel 258 VWEU, is artikel 17 van deze verordening van toepassing indien een bevoegde autoriteit de Autoriteit niet binnen tien werkdagen in kennis stelt van de stappen die zij heeft gezet of voornemens is te zetten om te voldoen aan lid 2 van dit artikel. Artikel 9 quater Geen-actiebrieven 1. De Autoriteit neemt de in lid 2 van dit artikel genoemde maatregelen alleen in uitzonderlijke omstandigheden, wanneer zij van oordeel is dat de toepassing van een van de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen of van op die wetgevingshandelingen gebaseerde gedelegeerde of uitvoeringshandelingen waarschijnlijk tot aanzienlijke problemen zal leiden, om een van de volgende redenen:
2. In de in lid 1 genoemde gevallen doet de Autoriteit de bevoegde autoriteiten en de Commissie een uitvoerige schriftelijke beschrijving toekomen van de problemen die er volgens haar bestaan. In de in lid 1, onder a) en b), bedoelde gevallen verstrekt de Autoriteit de Commissie een advies over een door haar passend geacht optreden, in de vorm van een nieuw wetgevingsvoorstel of een voorstel voor een nieuwe gedelegeerde of uitvoeringshandeling, en over de urgentie die naar het oordeel van de Autoriteit aan het probleem is verbonden. De Autoriteit maakt haar advies openbaar. In het in lid 1, onder c), van dit artikel bedoelde geval evalueert de Autoriteit zo snel mogelijk de noodzaak om ter zake richtsnoeren of aanbevelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 16. De Autoriteit handelt met bekwame spoed, met name om bij te dragen aan het zo mogelijk voorkomen van de problemen bedoeld in lid 1. 3. Wanneer zulks nodig is in de in lid 1 bedoelde gevallen, en in afwachting van de vaststelling en toepassing van nieuwe maatregelen na de in lid 2 bedoelde stappen, brengt de Autoriteit adviezen uit met betrekking tot specifieke bepalingen van de in lid 1 bedoelde handelingen om bij te dragen aan consistente, efficiënte en effectieve toezichts- en handhavingspraktijken en om een gemeenschappelijke, uniforme en consistente toepassing van Unierecht te bevorderen. 4. Wanneer de Autoriteit op basis van de informatie die zij heeft ontvangen, met name van bevoegde autoriteiten, van oordeel is dat een van de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen of een op die wetgevingshandelingen gebaseerde gedelegeerde of uitvoeringshandeling aanzienlijke uitzonderlijke problemen doet rijzen met betrekking tot het marktvertrouwen, de bescherming van consumenten, cliënten of beleggers, de ordelijke werking en de integriteit van financiële markten of grondstoffenmarkten, of de stabiliteit van het geheel of een deel van het financiële stelsel in de Unie, doet zij de bevoegde autoriteiten en de Commissie schriftelijk zonder onnodige vertraging een uitvoerige beschrijving toekomen van de problemen die er volgens haar bestaan. De Autoriteit kan de Commissie een advies verschaffen over een door haar passend geacht optreden, in de vorm van een nieuw wetgevingsvoorstel of een voorstel voor een nieuwe gedelegeerde of uitvoeringshandeling en over de urgentie van het probleem. De Autoriteit maakt haar advies openbaar. (*19) Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad van 12 oktober 2017 betreffende nauwere samenwerking bij de instelling van het Europees Openbaar Ministerie („EOM“) (PB L 283 van 31.10.2017, blz. 1).“;" |
8) |
Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:
|
9) |
in artikel 13, lid 1, wordt de tweede alinea geschrapt; |
10) |
Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:
|
11) |
artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:
|
12) |
de volgende artikelen worden ingevoegd: „Artikel 16 bis Adviezen 1. De Autoriteit kan op verzoek van het Europees Parlement, van de Raad of van de Commissie, of op eigen initiatief, aan het Europees Parlement, aan de Raad en aan de Commissie adviezen verstrekken over alle aangelegenheden die verband houden met haar bevoegdheidsgebied. 2. Het in lid 1 bedoelde verzoek kan een openbare raadpleging of een technische analyse omvatten. 3. Met betrekking tot de in artikel 22 van Richtlijn 2013/36/EU bedoelde beoordelingen, waarvoor volgens dat artikel overleg tussen bevoegde autoriteiten van twee of meer lidstaten vereist is, kan de Autoriteit, op verzoek van een van de betrokken bevoegde autoriteiten, een advies uitbrengen en bekendmaken over dat soort beoordelingen. Het advies wordt terstond uitgebracht, maar hoe dan ook vóór het eind van de in dat artikel bedoelde beoordelingsperiode. 4. Op verzoek van het Europees Parlement, van de Raad of van de Commissie, kan de Autoriteit het Europees Parlement, de Raad en de Commissie van technisch advies voorzien op de gebieden als bedoeld in de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen. Artikel 16 ter Vragen en antwoorden 1. Onverminderd lid 5 van dit artikel, kunnen vragen in verband met de praktische toepassing of uitvoering van bepalingen van de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen of hiermee verband houdende gedelegeerde en uitvoeringshandelingen, alsmede richtsnoeren en aanbevelingen die op grond van die wetgevingshandelingen zijn aangenomen, bij de Autoriteit worden ingediend door natuurlijke of rechtspersonen, met inbegrip van bevoegde autoriteiten en instellingen en organen van de Unie, in een van de officiële talen van de Unie. Alvorens een vraag in te dienen bij de Autoriteit, beoordelen financiële instellingen of zij de vraag in de eerste plaats aan hun bevoegde autoriteit moeten voorleggen. Alvorens antwoorden op ontvankelijke vragen te publiceren, kan de Autoriteit om verdere verduidelijking verzoeken met betrekking tot de vragen die de in dit lid bedoelde natuurlijke persoon of rechtspersoon heeft gesteld. 2. De antwoorden van de Autoriteit op in lid 1 bedoelde vragen zijn niet-bindend. Die antwoorden worden ten minste in de taal waarin de vraag is gesteld, beschikbaar gesteld. 3. De Autoriteit ontwikkelt en onderhoudt een onlinehulpmiddel op haar website voor het indienen van vragen en het tijdig bekendmaken van alle ontvangen vragen en alle antwoorden op alle overeenkomstig lid 1 ontvankelijke vragen, tenzij de bekendmaking hiervan strijdig is met het rechtmatige belang van die personen of risico’s voor de stabiliteit van het financiële stelsel zou inhouden. De Autoriteit kan vragen afwijzen die zij niet voornemens is te beantwoorden. Afgewezen vragen worden gedurende twee maanden door de Autoriteit op haar website bekendgemaakt. 4. Drie stemgerechtigde leden van de raad van toezichthouders kunnen de raad van toezichthouders verzoeken om op grond van artikel 44 te besluiten of het onderwerp van de in lid 1 van dit artikel bedoelde ontvankelijke vraag wordt behandeld in richtsnoeren als bedoeld in artikel 16, om advies in te winnen van de in artikel 37 bedoelde Stakeholdergroep, om vragen en antwoorden op gezette tijden opnieuw te bezien, om een openbare raadpleging te houden of om mogelijke gerelateerde kosten en baten te analyseren. Deze raadplegingen en analyses staan in verhouding tot de reikwijdte, aard en impact van de betrokken ontwerpvragen en -antwoorden of tot de specifieke urgentie van de zaak. In geval van betrokkenheid van de in artikel 37 bedoelde Stakeholdergroep geldt er een verplichting tot vertrouwelijkheid. 5. De Autoriteit geleidt vragen die de uitlegging van Unierecht vergen, door naar de Commissie. De Autoriteit maakt de door de Commissie gegeven antwoorden bekend.“; |
13) |
artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:
|
14) |
het volgende artikel wordt ingevoegd: „Artikel 17 bis Bescherming van melders 1. De Autoriteit beschikt over speciaal daartoe bestemde meldingskanalen voor de ontvangst en behandeling van informatie die wordt verstrekt door een natuurlijke of rechtspersoon die daadwerkelijke of potentiële inbreuken, rechtsmisbruik, of de niet-toepassing van het Unierecht meldt. 2. De natuurlijke of rechtspersonen die via deze kanalen melden, zijn, in voorkomend geval, in overeenstemming met richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad (*20) tegen vergelding beschermd. 3. De Autoriteit zorgt ervoor dat alle informatie geanonimiseerd of vertrouwelijk en veilig kan worden gemeld. Indien de Autoriteit van oordeel is dat de gemelde informatie bewijs of significante aanwijzingen van een wezenlijke inbreuk bevat, geeft zij feedback aan de persoon die de melding doet. (*20) Richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2019 inzake de bescherming van personen die inbreuken op het Unierecht melden (PB L 305 van 26.11.2019, blz. 17).“;" |
15) |
in artikel 18 wordt lid 3 vervangen door: „3. Ingeval de Raad een besluit heeft vastgesteld ingevolge lid 2 van dit artikel, alsook in uitzonderlijke gevallen waarin gecoördineerde actie van bevoegde autoriteiten noodzakelijk is om het hoofd te bieden aan ongunstige ontwikkelingen die de ordelijke werking en de integriteit van de financiële markten of de stabiliteit van het geheel of een deel van het financiële stelsel in de Unie of de bescherming van cliënten en consumenten ernstig in gevaar kunnen brengen, kan de Autoriteit individuele besluiten nemen op grond waarvan bevoegde autoriteiten overeenkomstig de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen de nodige maatregelen dienen te nemen om deze ontwikkelingen aan te pakken door te verzekeren dat financiële instellingen en bevoegde autoriteiten aan de in die wetgevingshandelingen vastgestelde eisen voldoen.“; |
16) |
artikel 19 wordt als volgt gewijzigd:
|
17) |
Artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:
|
18) |
artikel 22 wordt als volgt gewijzigd:
|
19) |
in artikel 23 wordt lid 1 vervangen door: „1. De Autoriteit stelt, in overleg met het ESRB, criteria vast voor de vaststelling en meting van systeemrisico, alsook een adequate regeling voor stresstests die een beoordeling omvat van de mogelijkheid dat het systeemrisico dat financiële instellingen opleveren of dat voor financiële instellingen ontstaat, waaronder het potentiële milieugerelateerde systeemrisico, in stresssituaties toeneemt. De financiële instellingen die een systeemrisico kunnen opleveren, worden onderworpen aan een scherper toezicht en, voor zover nodig, aan de herstel- en afwikkelingsprocedures bedoeld in artikel 25.“; |
20) |
in artikel 27, lid 2, wordt de derde alinea geschrapt; |
21) |
artikel 29 wordt als volgt gewijzigd:
|
22) |
het volgende artikel wordt ingevoegd: „Artikel 29 bis Strategische toezichtsprioriteiten van de Unie Na een bespreking in de raad van toezichthouders en rekening houdend met de bijdragen van de bevoegde autoriteiten, bestaande werkzaamheden van de instellingen van de Unie en de analyse, waarschuwingen en aanbevelingen van het ESRB, bepaalt de Autoriteit ten minste om de drie jaar en uiterlijk op 31 maart maximaal twee prioriteiten van Uniebreed belang die toekomstige ontwikkelingen en tendensen weerspiegelen. De bevoegde autoriteiten houden bij de opstelling van hun werkprogramma’s rekening met die prioriteiten en stellen de Autoriteit daarvan in kennis. De Autoriteit bespreekt de relevante activiteiten die in het daaropvolgende jaar moeten worden verricht door de bevoegde autoriteiten en trekt conclusies. De Autoriteit bespreekt mogelijke vervolgmaatregelen, waartoe onder meer richtsnoeren, aanbevelingen aan bevoegde autoriteiten, en collegiale toetsingen, op het betrokken gebied kunnen behoren. De door de Autoriteit bepaalde strategische prioriteiten van Uniebreed belang beletten de bevoegde autoriteiten niet om hun beste praktijken toe te passen en in te spelen op hen betreffende aanvullende prioriteiten en ontwikkelingen; er wordt rekening gehouden met nationale bijzonderheden.“; |
23) |
artikel 30 wordt vervangen door: „Artikel 30 Collegiale toetsingen van bevoegde autoriteiten 1. De Autoriteit voert periodiek collegiale toetsingen van sommige of alle activiteiten van bevoegde autoriteiten uit om de consistentie en de doeltreffendheid van de toezichtsresultaten verder te versterken. Daartoe ontwikkelt de Autoriteit methoden om een objectieve beoordeling en vergelijking van de aan toetsing onderworpen bevoegde autoriteiten mogelijk te maken. Bij de planning en uitvoering van collegiale toetsingen wordt rekening gehouden met beschikbare informatie en reeds uitgevoerde evaluaties betreffende de betrokken bevoegde autoriteit, met inbegrip van alle relevante overeenkomstig artikel 35 aan de Autoriteit verschafte informatie, en met alle relevante informatie van stakeholders. 2. Voor de toepassing van dit artikel richt de Autoriteit ad-hoccommissies voor collegiale toetsing op, die uit personeelsleden van de Autoriteit en leden van de bevoegde autoriteiten bestaan. De commissies voor collegiale toetsing worden voorgezeten door een personeelslid van de Autoriteit. De voorzitter stelt, na raadpleging van de raad van bestuur en na een open oproep tot deelname, de voorzitter en de leden van een commissie voor collegiale toetsing voor, die de goedkeuring krijgen van de raad van toezichthouders. Het voorstel wordt geacht te zijn goedgekeurd, tenzij de raad van toezichthouders, binnen tien dagen nadat de voorzitter dit voorstel heeft gedaan, een besluit vaststelt om het te verwerpen. 3. De collegiale toetsing omvat een beoordeling van onder meer, maar niet beperkt tot:
4. De Autoriteit legt een verslag met de uitkomsten van de collegiale toetsing voor. Dat verslag inzake collegiale toetsing wordt opgesteld door de commissie voor collegiale toetsing en wordt overeenkomstig artikel 44, lid 3 bis, door de raad van toezichthouders aangenomen. Bij de opstelling van dat verslag wordt de raad van bestuur door de commissie voor collegiale toetsing geraadpleegd om de consistentie met andere verslagen inzake collegiale toetsing te behouden en voor een gelijk speelveld te zorgen. De raad van bestuur gaat met name na of de methodiek op dezelfde manier is toegepast. Het verslag geeft toelichting en vermeldt welke vervolgmaatregelen in aansluiting op de collegiale toetsing passend, evenredig en noodzakelijk worden geacht. Die follow-upmaatregelen kunnen worden genomen in de vorm van richtsnoeren en aanbevelingen krachtens artikel 16 en adviezen krachtens artikel 29, lid 1, onder a). Overeenkomstig artikel 16, lid 3, stellen de bevoegde autoriteiten alles in het werk om aan die richtsnoeren en aanbevelingen te voldoen. Bij het opstellen van ontwerpen van technische reguleringsnormen of technische uitvoeringsnormen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 15 of van richtsnoeren of aanbevelingen overeenkomstig artikel 16 houdt de Autoriteit rekening met het resultaat van de collegiale toetsing, alsmede met alle andere informatie die de Autoriteit bij de uitvoering van haar taken heeft verkregen, om te zorgen voor convergentie in de richting van de toezichtspraktijken van de hoogste kwaliteit. 5. De Autoriteit legt de Commissie een advies voor wanneer zij, gelet op de uitkomst van de collegiale toetsing of andere informatie die de Autoriteit bij de uitvoering van haar taken heeft verkregen, van oordeel is dat een verdere harmonisering van de Unieregels die gelden voor financiële instellingen of voor bevoegde autoriteiten, noodzakelijk zou zijn vanuit het oogpunt van de Unie. 6. De Autoriteit legt twee jaar na de publicatie van het verslag van collegiale toetsing een vervolgverslag voor. Het vervolgverslag wordt opgesteld door de commissie voor collegiale toetsing en wordt overeenkomstig artikel 44, lid 3 bis, door de raad van toezichthouders aangenomen. Bij de opstelling van dat verslag wordt de raad van bestuur door de commissie voor collegiale toetsing geraadpleegd om de consistentie met andere vervolgverslagen te behouden. Het vervolgverslag omvat een beoordeling van onder meer, maar niet beperkt tot, de adequaatheid en doeltreffendheid van de door de bevoegde autoriteiten ondernomen acties waarop de collegiale toetsing van toepassing is in antwoord op de vervolgmaatregelen van het verslag van collegiale toetsing. 7. De commissie voor collegiale toetsing identificeert, na raadpleging van de bevoegde autoriteiten waarop de collegiale toetsing van toepassing is, de met redenen omklede belangrijkste bevindingen van de collegiale toetsing. De Autoriteit maakt de met redenen omklede belangrijkste bevindingen van de collegiale toetsing en van het in lid 6 bedoelde vervolgverslag bekend. Wanneer de met redenen omklede belangrijkste bevindingen van de Autoriteit verschillen van die welke de commissie voor collegiale toetsing heeft vastgesteld, zendt de Autoriteit, op vertrouwelijke basis, de bevindingen van de commissie voor collegiale toetsing aan het Europees Parlement, aan de Raad en aan de Commissie. Wanneer een bevoegde autoriteit waarop de collegiale toetsing van toepassing is, bezorgd is dat de bekendmaking van de met redenen omklede belangrijkste bevindingen van de Autoriteit een risico zou inhouden voor de stabiliteit van het financiële stelsel, beschikt zij over de mogelijkheid om de zaak aan de raad van toezichthouders voor te leggen. De raad van toezichthouders kan besluiten die uittreksels niet bekend te maken. 8. Voor de toepassing van dit artikel doet de raad van bestuur een voorstel voor een werkplan voor collegiale toetsingen voor de volgende twee jaar, waarin onder meer rekening wordt gehouden met de uit de vorige collegiale toetsingen getrokken lessen en met de besprekingen van de in artikel 45 ter bedoelde coördinatiegroepen. Het werkplan voor collegiale toetsingen vormt een apart onderdeel van het jaarlijkse en het meerjarenwerkprogramma. Het wordt openbaar gemaakt. In dringende gevallen of bij onvoorziene gebeurtenissen kan de Autoriteit besluiten aanvullende collegiale toetsingen uit te voeren.“; |
24) |
artikel 31 wordt als volgt gewijzigd:
|
25) |
Het volgende artikel wordt ingevoegd: „Artikel 31 bis Uitwisseling van informatie over de deskundigheid en betrouwbaarheid De Autoriteit zet, samen met de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) en met de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), een systeem op voor de uitwisseling van informatie die relevant is voor de beoordeling door de bevoegde autoriteiten overeenkomstig de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen van de deskundigheid en betrouwbaarheid van houders van gekwalificeerde deelnemingen, bestuurders en sleutelfunctionarissen van financiële instellingen.“; |
26) |
artikel 32 wordt als volgt gewijzigd:
|
27) |
Artikel 33 wordt vervangen door: „Artikel 33 Internationale betrekkingen, waaronder gelijkwaardigheid 1. Onverminderd de respectieve bevoegdheden van de instellingen van de lidstaten en van de Unie kan de Autoriteit contacten ontwikkelen met regelgevende, toezichthoudende en, in voorkomend geval, afwikkelingsautoriteiten, internationale organisaties en overheidsinstanties van derde landen, en met hen administratieve regelingen sluiten. Die regelingen scheppen geen wettelijke verplichtingen voor de Unie en voor haar lidstaten, noch beletten zij lidstaten en hun bevoegde autoriteiten om bilaterale of multilaterale regelingen te sluiten met die derde landen. Wanneer een derde land, overeenkomstig een van kracht zijnde gedelegeerde handeling die de Commissie heeft vastgesteld overeenkomstig artikel 9 van Richtlijn (EU) 2015/849, is opgenomen in de lijst van rechtsgebieden die in hun nationale regelgeving ter bestrijding van witwassen van geld en terrorismefinanciering strategische tekortkomingen vertonen die een aanzienlijke bedreiging vormen voor het financiële stelsel van de Unie, gaat de Autoriteit geen administratieve regelingen aan met de regelgevende, toezichthoudende en, in voorkomend geval, afwikkelingsautoriteiten van dat derde land. Een en ander sluit andere vormen van samenwerking tussen de Autoriteit en de respectieve autoriteiten van dat derde land om dreigingen voor het financiële stelsel van de Unie te verminderen, niet uit. 2. De Autoriteit verleent de Commissie bijstand bij het opstellen van gelijkwaardigheidsbesluiten met betrekking tot regulerings- en toezichtsregelgeving in derde landen na een specifiek verzoek om advies van de Commissie of wanneer zij op grond van de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen daartoe verplicht is. 3. De Autoriteit monitort, met bijzondere aandacht voor de gevolgen ervan voor de financiële stabiliteit, de integriteit van de markt, de bescherming van beleggers en de werking van de interne markt, de relevante ontwikkelingen op het gebied van regulering en toezicht en, in voorkomend geval, afwikkeling en handhavingspraktijken en marktontwikkelingen, voor zover deze van belang zijn voor risicogebaseerde gelijkwaardigheidsbeoordelingen, in derde landen waarvoor gelijkwaardigheidsbesluiten door de Commissie zijn vastgesteld op grond van de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen. Voorts gaat zij na of de criteria op basis waarvan die gelijkwaardigheidsbesluiten zijn genomen en de daarin bepaalde voorwaarden, nog steeds vervuld worden. De Autoriteit kan contacten onderhouden met relevante autoriteiten in derde landen. De Autoriteit dient bij het Europees Parlement, bij de Raad, bij de Commissie en bij de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) en de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten) een vertrouwelijk verslag in met een samenvatting van de bevindingen inzake haar monitoring van alle gelijkwaardige derde landen. Het verslag is met name gericht op de gevolgen voor de financiële stabiliteit, marktintegriteit, beleggersbescherming of de werking van de interne markt. Wanneer de Autoriteit in de in dit lid bedoelde derde landen relevante ontwikkelingen op het gebied van regulering, toezicht of, in voorkomend geval, afwikkeling of handhavingspraktijken constateert die van invloed kunnen zijn op de financiële stabiliteit van de Unie of van één of meer van haar lidstaten, op de integriteit van de markt of de bescherming van beleggers of de werking van de interne markt, stelt zij het Europees Parlement, de Raad en de Commissie daarvan vertrouwelijk en zonder onnodige vertraging in kennis. 4. Onverminderd de specifieke voorwaarden bepaald in de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen en volgens de voorwaarden van de tweede zin van lid 1 van dit artikel, werkt de Autoriteit, voor zover mogelijk, samen met de betrokken bevoegde autoriteiten en, in voorkomend geval, ook met de afwikkelingsautoriteiten van derde landen waarvan het regulerings- en toezichtskader als gelijkwaardig zijn erkend. In beginsel verloopt die samenwerking op basis van administratieve regelingen die met de desbetreffende autoriteiten van die derde landen zijn aangegaan. Bij de onderhandelingen over die administratieve regelingen neemt de Autoriteit bepalingen over de volgende punten op:
De Autoriteit stelt de Commissie in kennis wanneer een bevoegde autoriteit van een derde land weigert dit soort administratieve regelingen aan te gaan of wanneer deze weigert om daadwerkelijk mee te werken. 5. De Autoriteit kan modellen voor administratieve regelingen uitwerken, met het oog op de totstandbrenging van coherente, efficiënte en effectieve toezichtspraktijken binnen de Unie en de versterking van de coördinatie van het internationale toezicht. De bevoegde autoriteiten stellen alles in het werk om die modelregelingen te volgen. In het in artikel 43, lid 5, bedoelde verslag neemt de Autoriteit informatie op over de administratieve regelingen die zijn overeengekomen met toezichthoudende autoriteiten, internationale organisaties of overheidsdiensten in derde landen, over de bijstand die de Autoriteit aan de Commissie heeft verleend bij de voorbereiding van gelijkwaardigheidsbesluiten en over de monitoring door de Autoriteit uitgevoerd in overeenstemming met lid 3 van dit artikel. 6. De Autoriteit draagt, binnen haar bevoegdheden op grond van deze verordening en van de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen, bij aan een eendrachtige, gemeenschappelijke, consistente en effectieve vertegenwoordiging van de belangen van de Unie in internationale fora.“; |
28) |
artikel 34 wordt geschrapt; |
29) |
artikel 36 wordt als volgt gewijzigd:
|
30) |
artikel 37 wordt als volgt gewijzigd:
|
31) |
artikel 39 wordt vervangen door: „Artikel 39 Besluitvormingsprocedures 1. De Autoriteit handelt in overeenstemming met de leden 2 tot en met 6 van dit artikel wanneer zij overeenkomstig de artikelen 17, 18 en 19 besluiten vaststelt. 2. De Autoriteit stelt adressaten van een besluit in de officiële taal van de adressaten op de hoogte van haar voornemen om het besluit vast te stellen en bepaalt een termijn waarbinnen de adressaat, terdege rekening houdend met de urgentie, complexiteit en mogelijke consequenties van de zaak, zijn standpunten over het voorwerp van het besluit kenbaar kan maken. Adressaten kunnen hun standpunten in hun officiële taal kenbaar maken. De bepaling uit de eerste zin is van overeenkomstige toepassing op aanbevelingen als bedoeld in artikel 17, lid 3. 3. De besluiten van de Autoriteit worden met redenen omkleed. 4. De adressaten van besluiten van de Autoriteit worden op de hoogte gebracht van de op grond van deze verordening beschikbare rechtsmiddelen. 5. Wanneer de Autoriteit een besluit overeenkomstig artikel 18, lid 3 of lid 4, heeft genomen, evalueert zij dat besluit op gezette tijden. 6. De besluiten die de Autoriteit neemt ingevolge artikel 17, 18 of 19, worden bekendgemaakt. De bekendmaking vermeldt de identiteit van de bevoegde autoriteit of financiële instelling in kwestie en de belangrijkste punten van het besluit, tenzij deze bekendmaking in strijd is met het rechtmatige belang van die financiële instellingen of met de bescherming van hun bedrijfsgeheimen, dan wel de ordelijke werking en de integriteit van de financiële markten of de stabiliteit van het gehele financiële stelsel van de Unie of een deel daarvan ernstig in gevaar zou kunnen brengen.“. |
32) |
Artikel 40 wordt als volgt gewijzigd:
|
33) |
De artikelen 41 en 42 worden vervangen door: „Artikel 41 Interne comités 1. De raad van toezichthouders kan, op eigen initiatief of op verzoek van de voorzitter, voor bepaalde hem toegekende taken interne comités oprichten. Op verzoek van de raad van bestuur of op verzoek van de voorzitter kan de raad van toezichthouders voor bepaalde aan de raad van bestuur toegekende taken interne comités oprichten. De raad van toezichthouders kan voorzien in de delegatie van bepaalde welomschreven taken en besluiten aan interne comités, aan de raad van bestuur of aan de voorzitter. 2. Voor de toepassing van artikel 17, en onverminderd de rol van het in artikel 9 bis, lid 7, genoemde comité, doet de voorzitter een voorstel voor een besluit om een onafhankelijk panel bijeen te roepen, dat door de raad van toezichthouders moet worden goedgekeurd. Dit onafhankelijke panel bestaat uit de voorzitter en zes andere leden, die door de voorzitter moeten worden voorgesteld na raadpleging van de raad van bestuur en na een open oproep tot deelname. De zes andere leden zijn geen vertegenwoordiger van de bevoegde autoriteit die een inbreuk op het Unierecht zou hebben gepleegd en hebben geen belang bij de kwestie, noch directe banden met de betrokken bevoegde autoriteit. Elk lid van het panel heeft één stem. Besluiten van het panel worden aangenomen wanneer ten minste vier leden voorstemmen. 3. Voor de toepassing van artikel 19, en onverminderd de rol van het in artikel 9 bis, lid 7, genoemde comité, doet de voorzitter een voorstel voor een besluit om een onafhankelijk panel bijeen te roepen, dat door de raad van toezichthouders moet worden goedgekeurd. Dit onafhankelijke panel bestaat uit de voorzitter en zes andere leden, die door de voorzitter moeten worden voorgesteld na raadpleging van de raad van bestuur en na een open oproep tot deelname. De zes andere leden zijn geen vertegenwoordiger van de bevoegde autoriteiten die bij het meningsverschil betrokken zijn en hebben geen belang bij de kwestie, noch directe banden met de betrokken bevoegde autoriteiten. Elk lid van het panel heeft één stem. Besluiten van het panel worden aangenomen wanneer ten minste vier leden voorstemmen. 4. Om het in artikel 22, lid 4, eerste alinea, bedoelde onderzoek te kunnen voeren, kan de voorzitter ook een besluit tot instelling van het onderzoek en een besluit tot bijeenroeping van een onafhankelijk panel voorstellen, welke besluiten door de raad van toezichthouders moeten worden aangenomen. Dit onafhankelijke panel bestaat uit de voorzitter van de raad van toezichthouders en zes andere leden, die door de voorzitter moeten worden voorgesteld na raadpleging van de raad van bestuur en na een open oproep tot deelname. Elk lid van het panel heeft één stem. Besluiten van het panel worden aangenomen wanneer ten minste vier leden van het panel voorstemmen. 5. De in de leden 2 en 3 van dit artikel bedoelde panels of de voorzitter leggen een besluit op grond van artikel 17 of van artikel 19, behalve voor kwesties met betrekking tot het voorkomen van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en voor terrorismefinanciering, ter definitieve vaststelling aan de raad van toezichthouders voor. Een in lid 4 van dit artikel bedoeld panel presenteert de uitkomsten van het overeenkomstig artikel 22, lid 4, eerste alinea, gevoerde onderzoek aan de raad van toezichthouders. 6. De raad van toezichthouders stelt voor de in dit artikel bedoelde panels een reglement van orde vast. Artikel 42 Onafhankelijkheid van de raad van toezichthouders 1. Bij de uitvoering van de hun bij deze verordening toevertrouwde taken, handelen de leden van de raad van toezichthouders onafhankelijk en objectief, in het uitsluitende belang van de Unie in haar geheel, en vragen noch aanvaarden zij instructies van instellingen of organen van de Unie, van regeringen of van een ander publiek of privaat orgaan. 2. De lidstaten, de instellingen of organen van de Unie, en andere publieke of private organen doen geen pogingen invloed uit te oefenen op de leden van de raad van toezichthouders bij het vervullen van hun taken. 3. De leden van de raad van toezichthouders, de voorzitter en de niet-stemgerechtigde vertegenwoordigers en waarnemers die aan de vergaderingen van de raad van toezichthouders deelnemen, maken vóór dergelijke vergaderingen accuraat en onverkort kenbaar of er al dan niet belangen zijn die geacht zouden kunnen worden afbreuk te doen aan hun onafhankelijkheid ten aanzien van agendapunten, en zij nemen niet deel aan de bespreking en de stemming betreffende die agendapunten. 4. De raad van toezichthouders legt in zijn reglement van orde de praktische regelingen vast voor de in lid 3 bedoelde belangenverklaringen en voor het voorkomen van en omgaan met belangenconflicten.“; |
34) |
artikel 43 wordt als volgt gewijzigd:
|
35) |
het volgende artikel wordt ingevoegd: „Artikel 43 bis Transparantie van door de raad van toezichthouders genomen besluiten Niettegenstaande artikel 70 voorziet de Autoriteit, uiterlijk zes weken na elke vergadering van de raad van toezichthouders, het Europees Parlement ten minste van een uitgebreid en relevant verslag van het verloop van die vergadering waarmee een volledig begrip van de besprekingen mogelijk wordt, met inbegrip van een geannoteerde lijst van besluiten. In dat verslag zijn de besprekingen binnen de raad van toezichthouders die betrekking hebben op individuele financiële instellingen niet weergegeven, behoudens andersluidende bepaling in artikel 75, lid 3, of in de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen.“; |
36) |
artikel 44 wordt als volgt gewijzigd:
|
37) |
Artikel 45 wordt vervangen door: „Artikel 45 Samenstelling 1. De raad van bestuur is samengesteld uit de voorzitter en zes leden van de raad van toezichthouders die door en uit de stemgerechtigde leden van de raad van toezichthouders worden verkozen. Elk lid van de raad van bestuur, uitgezonderd de voorzitter, heeft een plaatsvervanger, die hem vervangt als hij niet aanwezig kan zijn. 2. Het mandaat van de door de raad van toezichthouders verkozen leden bedraagt tweeënhalf jaar. Deze termijn kan eenmaal worden verlengd. De samenstelling van de raad van bestuur is genderevenwichtig en proportioneel en vormt een afspiegeling van de gehele Unie. De raad van bestuur telt ten minste twee vertegenwoordigers van niet-deelnemende lidstaten. De mandaten zijn overlappend en er geldt een passend roulatiesysteem. 3. De vergaderingen van de raad van bestuur worden door de voorzitter op zijn initiatief of op verzoek van ten minste een derde van de leden bijeengeroepen en worden voorgezeten door de voorzitter. De raad van bestuur komt voorafgaand aan iedere vergadering van de raad van toezichthouders bijeen en zo vaak als de raad van bestuur dit noodzakelijk acht. Hij komt ten minste vijfmaal per jaar bijeen. 4. De leden van de raad van bestuur kunnen zich, op de door het reglement van orde bepaalde wijze, laten bijstaan door adviseurs of deskundigen. De niet-stemgerechtigde leden, met uitzondering van de uitvoerend directeur, wonen de besprekingen in de raad van bestuur over individuele financiële instellingen niet bij.“; |
38) |
de volgende artikelen worden ingevoegd: „Artikel 45 bis Besluitvorming 1. De raad van bestuur besluit met gewone meerderheid van zijn leden, waarbij naar consensus wordt gestreefd. Elk lid heeft één stem. De voorzitter is een stemgerechtigd lid. 2. De uitvoerend directeur en een vertegenwoordiger van de Commissie nemen deel aan de bijeenkomsten van de raad van bestuur, maar hebben geen stemrecht. De vertegenwoordiger van de Commissie is stemgerechtigd voor de in artikel 63 bedoelde aangelegenheden. 3. De raad van bestuur stelt zijn reglement van orde vast en maakt het bekend. Artikel 45 ter Coördinatiegroepen 1. De raad van bestuur kan, op eigen initiatief of op verzoek van een bevoegde autoriteit, coördinatiegroepen opzetten rond specifieke thema’s waarvoor er, gelet op specifieke marktontwikkelingen, behoefte aan coördinatie kan zijn. De raad van bestuur stelt coördinatiegroepen rond specifieke thema’s in op verzoek van vijf leden van de raad van toezichthouders. 2. Alle bevoegde autoriteiten nemen deel aan de coördinatiegroepen en verschaffen de coördinatiegroepen, in overeenstemming met artikel 35, de nodige informatie zodat deze coördinatiegroepen hun coördinerende taken kunnen uitvoeren in overeenstemming met hun mandaat. De werkzaamheden van de coördinatiegroepen zijn gebaseerd op door de bevoegde autoriteiten verschafte informatie en door de Autoriteit gedane bevindingen. 3. De groepen worden voorgezeten door een lid van de raad van bestuur. Elk jaar brengt het respectieve lid van de raad van bestuur dat met de coördinatiegroep is belast, bij de raad van toezichthouders verslag uit over de belangrijkste elementen van de besprekingen en bevindingen en doet hij, indien zulks relevant is, een voorstel voor een follow-up op reguleringsgebied of voor een collegiale toetsing op het betrokken gebied. De bevoegde autoriteiten stellen de Autoriteit in kennis van de wijze waarop zij de werkzaamheden van coördinatiegroepen bij hun activiteiten in aanmerking hebben genomen. 4. Bij het monitoren van marktontwikkelingen die bij coördinatiegroepen centraal kunnen staan, kan de Autoriteit bevoegde autoriteiten verzoeken om overeenkomstig artikel 35 de nodige informatie te verschaffen om de Autoriteit in staat te stellen haar monitorende rol te spelen.“. |
39) |
Artikel 46 wordt vervangen door: „Artikel 46 Onafhankelijkheid van de raad van bestuur De leden van de raad van bestuur handelen onafhankelijk en objectief, in het uitsluitende belang van de Unie als geheel, en vragen noch aanvaarden instructies van instellingen of organen van de Unie, van regeringen of van enig ander publiek of privaat orgaan. Lidstaten, instellingen of organen van de Unie en andere publieke of private organen doen geen pogingen invloed uit te oefenen op de leden van de raad van bestuur bij het vervullen van hun taken.“; |
40) |
Artikel 47 wordt als volgt gewijzigd:
|
41) |
Artikel 48 wordt als volgt gewijzigd:
|
42) |
artikel 49 wordt als volgt gewijzigd:
|
43) |
artikel 49 bis wordt vervangen door: „Artikel 49 bis Onkosten De voorzitter maakt alle georganiseerde bijeenkomsten met externe belanghebbenden binnen twee weken na de bijeenkomst openbaar en maakt alle ontvangen voordelen openbaar. Onkosten worden bijgehouden in een openbaar register overeenkomstig het Statuut.“; |
44) |
artikel 50 wordt geschrapt; |
45) |
artikel 54 wordt als volgt gewijzigd:
|
46) |
Artikel 55 wordt als volgt gewijzigd:
|
47) |
de artikelen 56 en 57 worden vervangen door: „Artikel 56 Gemeenschappelijke standpunten en gemeenschappelijke handelingen Binnen de reikwijdte van haar in hoofdstuk II van deze verordening bepaalde taken en, in voorkomend geval inzonderheid met betrekking tot de uitvoering van Richtlijn 2002/87/EG komt de Autoriteit, in voorkomend geval, tot gemeenschappelijke standpunten bij consensus met de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) en met de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten). Indien dit vereist is op grond van het Unierecht, worden maatregelen die krachtens de artikelen 10 tot en met 16 en besluiten die krachtens de artikelen 17, 18 en 19 van deze verordening met betrekking tot de toepassing van Richtlijn 2002/87/EG en van andere in artikel 1, lid 2, van deze verordening genoemde wetgevingshandelingen worden vastgesteld en die ook binnen de bevoegdheid van de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) of de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten) vallen, parallel vastgesteld, naargelang het geval, door de Autoriteit, de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) en de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten). Artikel 57 Subcomités 1. Het Gemengd Comité mag subcomités oprichten met het oog op het opstellen van ontwerpen van gemeenschappelijke standpunten en gemeenschappelijke handelingen voor het Gemengd Comité. 2. Elk subcomité is samengesteld uit de in artikel 55, lid 1, bedoelde personen en één vertegenwoordiger op hoog niveau van het huidige personeel van de relevante bevoegde autoriteit van elke lidstaat. 3. Elk subcomité kiest uit de vertegenwoordigers van de betrokken bevoegde autoriteiten een voorzitter, die ook waarnemer is in het Gemengd Comité. 4. Voor de toepassing van artikel 56 wordt bij het Gemengd Comité een subcomité financiële conglomeraten ingesteld. 5. Het Gemengd Comité maakt op zijn website alle ingestelde subcomités bekend, samen met de mandaten ervan en een lijst van de leden met vermelding van hun functie in het desbetreffende subcomité.“. |
48) |
Artikel 58 wordt als volgt gewijzigd:
|
49) |
in artikel 59 wordt lid 2 vervangen door: „2. De leden van de bezwaarcommissie en het personeel van de Autoriteit dat operationele en secretariële ondersteuning biedt, nemen niet deel aan de behandeling van een bezwaarprocedure als zij daarbij een persoonlijk belang hebben, als zij eerder als vertegenwoordiger van een van de partijen bij de behandeling betrokken zijn geweest of als zij een rol hebben gespeeld bij het besluit waartegen bezwaar is aangetekend.“; |
50) |
in artikel 60 wordt lid 2 vervangen door: „2. Het bezwaar wordt tezamen met een uiteenzetting van de gronden voor het bezwaar binnen drie maanden na de kennisgeving van het besluit aan de betrokken persoon, dan wel bij gebreke van kennisgeving, binnen drie maanden na de dag van publicatie van het besluit door de Autoriteit, schriftelijk bij de Autoriteit aangetekend. De bezwaarcommissie neemt binnen drie maanden na instelling van het bezwaar een besluit ter zake.“; |
51) |
het volgende artikel wordt ingevoegd: „Artikel 60 bis Bevoegdheidsoverschrijding door de Autoriteit Elke natuurlijke of rechtspersoon kan de Commissie een met redenen omkleed advies zenden indien die persoon van mening is dat de Autoriteit haar bevoegdheid heeft overschreden – daaronder begrepen het geval waarin zij, handelend op grond van de artikelen 16 en 16 ter, het evenredigheidsbeginsel in de zin van artikel 1, lid 5, niet heeft nageleefd, en dat van rechtstreeks en individueel belang is voor die persoon.“; |
52) |
in artikel 62 wordt lid 1 als volgt gewijzigd:
|
53) |
de artikelen 63, 64 en 65 worden vervangen door: „Artikel 63 Vaststelling van de begroting 1. Jaarlijks stelt de uitvoerend directeur, op basis van de jaarprogrammering en de meerjarenprogrammering van de Autoriteit, een voorlopig ontwerp op voor een enig programmeringsdocument van de Autoriteit voor de komende drie boekjaren, met daarin de geraamde inkomsten en uitgaven, alsmede informatie over het personeel, en zendt hij dit aan de raad van bestuur en de raad van toezichthouders, samen met de personeelsformatie. 2. De raad van toezichthouders stelt, op basis van het door de raad van bestuur goedgekeurde ontwerp, het ontwerp van enig programmeringsdocument voor de komende drie boekjaren vast. 3. Het enig programmeringsdocument wordt door de raad van bestuur uiterlijk op 31 januari aan de Commissie, aan het Europees Parlement, aan de Raad en aan de Europese Rekenkamer gezonden. 4. Rekening houdend met dit enig programmeringsdocument neemt de Commissie in de ontwerpbegroting van de Unie de ramingen op die zij noodzakelijk acht met betrekking tot de personeelsformatie en het bedrag van de compensatiebijdrage ten laste van de algemene begroting van de Unie overeenkomstig de artikelen 313 en 314 VWEU. 5. Het Europees Parlement en de Raad stellen de personeelsformatie voor de Autoriteit vast. Het Europees Parlement en de Raad keuren de kredieten voor de compensatiebijdrage aan de Autoriteit goed. 6. De begroting van de Autoriteit wordt vastgesteld door de raad van toezichthouders. Deze wordt definitief na de definitieve vaststelling van de algemene begroting van de Unie. Indien nodig wordt de begroting dienovereenkomstig aangepast. 7. De raad van bestuur stelt het Europees Parlement en de Raad zonder onnodige vertraging op de hoogte van de projecten die hij voornemens is uit te voeren en die aanzienlijke financiële gevolgen voor de financiering van zijn begroting kunnen hebben, met name vastgoedprojecten zoals de huur of aankoop van gebouwen. 8. Onverminderd de artikelen 266 en 267 van het Financieel Reglement, is de goedkeuring van het Europees Parlement en de Raad vereist voor projecten die aanzienlijke financiële of langetermijngevolgen voor de financiering van de begroting van de Autoriteit kunnen hebben, met name vastgoedprojecten zoals de huur of aankoop van gebouwen, met inbegrip van verbrekingsclausules. Artikel 64 Uitvoering van en toezicht op de begroting 1. De uitvoerend directeur treedt op als ordonnateur en voert de jaarlijkse begroting van de Autoriteit uit. 2. Uiterlijk op 1 maart van het volgende jaar deelt de rekenplichtige van de Autoriteit de voorlopige rekeningen mee aan de rekenplichtige van de Commissie en aan de Rekenkamer. Artikel 70 belet de Autoriteit niet de Rekenkamer informatie te verstrekken waarom deze verzoekt, voor zover deze informatie binnen haar bevoegdheden valt. 3. Uiterlijk op 1 maart van het volgende jaar zendt de rekenplichtige van de Autoriteit de voor consolidatiedoeleinden vereiste boekhoudinformatie aan de rekenplichtige van de Commissie, op de wijze en in het formaat die door die laatste zijn vastgesteld. 4. Uiterlijk op 31 maart van het volgende jaar zendt de rekenplichtige van de Autoriteit het verslag over het begrotingsbeheer en het financieel beheer ook aan de leden van de raad van toezichthouders, aan het Europees Parlement, aan de Raad en aan de Rekenkamer. 5. Na ontvangst van de door de Rekenkamer geformuleerde opmerkingen over de voorlopige rekeningen van de Autoriteit overeenkomstig artikel 246 van het Financieel Reglement stelt de rekenplichtige van de Autoriteit de definitieve rekeningen van de Autoriteit op. De uitvoerend directeur zendt deze aan de raad van toezichthouders, die een advies over die rekeningen uitbrengt. 6. Uiterlijk op 1 juli van het volgende jaar zendt de rekenplichtige van de Autoriteit de definitieve rekeningen, vergezeld van het advies van de raad van toezichthouders, aan de rekenplichtige van de Commissie, het Europees Parlement, de Raad en de Rekenkamer. Uiterlijk op 15 juni van elk jaar zendt de rekenplichtige van de Autoriteit ook een verslagleggingspakket aan de rekenplichtige van de Commissie, in een gestandaardiseerd formaat zoals door de rekenplichtige van de Commissie voor consolidatiedoeleinden vastgesteld. 7. Uiterlijk op 15 november van het volgende jaar worden de definitieve rekeningen bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie. 8. Uiterlijk op 30 september zendt de uitvoerend directeur de Rekenkamer een antwoord op haar opmerkingen en zendt hij ook een afschrift van dat antwoord aan de raad van bestuur en aan de Commissie. 9. Overeenkomstig artikel 261, lid 3, van het Financieel Reglement verstrekt de uitvoerend directeur het Europees Parlement op verzoek alle informatie die nodig is voor een goed verloop van de kwijtingsprocedure voor het betrokken boekjaar. 10. Het Europees Parlement verleent op aanbeveling van de Raad, die bij gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluit, vóór 15 mei van het jaar N + 2, kwijting aan de Autoriteit voor de uitvoering van de begroting van het boekjaar N. 11. De Autoriteit verstrekt een met redenen omkleed advies over het standpunt van het Europees Parlement en eventuele andere opmerkingen van het Europees Parlement in het kader van de kwijtingsprocedure. Artikel 65 Financiële regels De financiële regeling die van toepassing is op de Autoriteit wordt vastgesteld door de raad van bestuur, na raadpleging van de Commissie. Die regeling mag niet afwijken van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/715 van de Commissie (*23), tenzij de specifieke eisen voor de werking van de Autoriteit zulks vereisen en alleen na de voorafgaande toestemming van de Commissie. (*23) Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/715 van de Commissie van 18 december 2018 houdende de financiële kaderregeling van de bij het VWEU en het Euratom-Verdrag opgerichte organen, bedoeld in artikel 70 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 122 van 10.5.2019, blz. 1).“;." |
54) |
in artikel 66 wordt lid 1 vervangen door: „1. Met het oog op de bestrijding van fraude, corruptie en andere onwettige handelingen is Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad (*24) onverkort van toepassing op de Autoriteit. (*24) Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).“;" |
55) |
Artikel 70 wordt als volgt gewijzigd:
|
56) |
artikel 71 wordt vervangen door: „Artikel 71 Gegevensbescherming Deze verordening laat de verplichtingen van de lidstaten onverlet met betrekking tot hun verwerking van persoonsgegevens in het kader van Verordening (EU) 2016/679 of de verplichtingen van de Autoriteit met betrekking tot haar verwerking van persoonsgegevens op grond van Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad (*26) bij het uitoefenen van haar taken. (*26) Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).“;" |
57) |
in artikel 72 wordt lid 2 vervangen door: „2. De raad van bestuur stelt de praktische maatregelen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1049/2001 vast.“; |
58) |
in artikel 74 wordt de eerste alinea vervangen door: „De noodzakelijke regelingen betreffende de huisvesting van de Autoriteit in de lidstaat waar haar zetel is gevestigd en de door die lidstaat ter beschikking te stellen voorzieningen, alsmede de specifieke voorschriften welke in die lidstaat gelden voor het personeel van de Autoriteit en hun gezinsleden, worden vastgelegd in een vestigingsovereenkomst tussen de Autoriteit en die lidstaat, die zij sluiten nadat de raad van bestuur daarmee heeft ingestemd.“; |
59) |
artikel 76 wordt vervangen door: „Artikel 76 Verhouding met het Comité van Europese bankentoezichthouders De Autoriteit wordt beschouwd als de rechtsopvolger van het Comité van Europese bankentoezichthouders (Committee of European Banking Supervisors - CEBS). Uiterlijk op de datum van oprichting van de Autoriteit worden alle activa en passiva en alle lopende verrichtingen van het CEBS automatisch aan de Autoriteit overgedragen. Het CEBS stelt een verklaring op waaruit de afsluiting van zijn activa en passiva op het tijdstip van de overdracht blijkt. Die verklaring wordt aan een audit onderworpen en goedgekeurd door het CEBS en door de Commissie.“; |
60) |
artikel 81 wordt als volgt gewijzigd:
|
Artikel 2
Wijzigingen van Verordening (EU) nr. 1094/2010
Verordening (EU) nr. 1094/2010 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
|
2) |
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
|
3) |
artikel 3 wordt vervangen door: „Artikel 3 Verantwoordingsplicht van de Autoriteiten 1. De in artikel 2, lid 2, onder a) tot en met d), bedoelde autoriteiten leggen verantwoording af aan het Europees Parlement en aan de Raad. 2. In overeenstemming met artikel 226 VWEU verleent de Autoriteit haar volledige medewerking aan het Europees Parlement tijdens onderzoeken die op grond van dat artikel worden uitgevoerd. 3. De raad van toezichthouders stelt een jaarverslag over de werkzaamheden van de Autoriteit, met inbegrip van de uitvoering van de taken van de voorzitter, vast en doet dit verslag uiterlijk op 15 juni van ieder jaar toekomen aan het Europees Parlement, aan de Raad, aan de Commissie, aan de Rekenkamer en aan het Europees Economisch en Sociaal Comité. Dit verslag wordt openbaar gemaakt. 4. Op verzoek van het Europees Parlement neemt de voorzitter deel aan een hoorzitting voor het Europees Parlement over de prestaties van de Autoriteit. Een hoorzitting wordt ten minste jaarlijks gehouden. De voorzitter legt een verklaring af voor het Europees Parlement en beantwoordt desgevraagd door de leden van het Europees Parlement gestelde vragen. 5. Indien daarom wordt verzocht en ten minste 15 dagen voordat hij de in lid 4 bedoelde verklaring aflegt, brengt de voorzitter schriftelijk verslag uit aan het Europees Parlement over de werkzaamheden van de Autoriteit. 6. Naast de informatie bedoeld in de artikelen 11 tot en met 18 en in de artikelen 20 en 33, bevat het verslag tevens alle door het Europees Parlement ad hoc opgevraagde relevante informatie. 7. De Autoriteit antwoordt mondeling of schriftelijk op de door het Europees Parlement of de Raad tot haar gerichte vragen, en dat binnen vijf weken na ontvangst van een vraag. 8. Desgevraagd voert de voorzitter achter gesloten deuren met de voorzitter, de ondervoorzitters en de coördinatoren van de bevoegde commissie van het Europees Parlement vertrouwelijke mondelinge besprekingen. Alle deelnemers nemen het beroepsgeheim in acht. 9. Onverminderd haar uit deelname aan internationale fora voortvloeiende vertrouwelijkheidsverplichtingen, informeert de Autoriteit het Europees Parlement desgevraagd over haar bijdrage aan een eendrachtige, gemeenschappelijke, consistente en effectieve vertegenwoordiging van de belangen van de Unie op die internationale fora.“; |
4) |
in artikel 4, punt 2, wordt punt ii) vervangen door:
|
5) |
in artikel 7 wordt de volgende alinea toegevoegd: „De locatie van de zetel van de Autoriteit is niet van invloed op de uitoefening van de taken en bevoegdheden van de Autoriteit, de opzet van haar beheersstructuur, de werking van haar centrale organisatie of de belangrijkste financiering van haar activiteiten, en maakt het, in voorkomend geval, mogelijk dat administratieve ondersteunende diensten en bedrijfsondersteuningsdiensten die geen verband houden met de kerntaken van de Autoriteit, met andere agentschappen van de Unie worden gedeeld.“; |
6) |
artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
|
7) |
artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:
|
8) |
het volgende artikel wordt ingevoegd: „Artikel 9 bis Geen-actiebrieven 1. De Autoriteit neemt de in lid 2 van dit artikel genoemde maatregelen alleen in uitzonderlijke omstandigheden wanneer zij van oordeel is dat de toepassing van een van de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen of van op die wetgevingshandelingen gebaseerde gedelegeerde of uitvoeringshandelingen waarschijnlijk tot aanzienlijke problemen zal leiden, om een van de volgende redenen:
2. In de in lid 1 genoemde gevallen doet de Autoriteit de bevoegde autoriteiten en de Commissie schriftelijk een uitvoerige beschrijving toekomen van de problemen die er volgens haar bestaan. In de in lid 1, onder a) en b), bedoelde gevallen verstrekt de Autoriteit de Commissie een advies over een door haar passend geacht optreden, in de vorm van een nieuw wetgevingsvoorstel of een voorstel voor een nieuwe gedelegeerde of uitvoeringshandeling, en over de urgentie die naar het oordeel van de Autoriteit aan het probleem is verbonden. De Autoriteit maakt haar advies openbaar. In het in lid 1, onder c), van dit artikel bedoelde geval evalueert de Autoriteit zo snel mogelijk de noodzaak om ter zake richtsnoeren of aanbevelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 16. De Autoriteit handelt met bekwame spoed, met name om bij te dragen aan het zo mogelijk voorkomen van de problemen als bedoeld in lid 1. 3. Wanneer zulks nodig is in de in lid 1 bedoelde gevallen, en in afwachting van de vaststelling en toepassing van nieuwe maatregelen na de in lid 2 bedoelde stappen, brengt de Autoriteit adviezen uit met betrekking tot specifieke bepalingen van de in lid 1 bedoelde handelingen om bij te dragen aan consistente, efficiënte en effectieve toezichts- en handhavingspraktijken en om een gemeenschappelijke, uniforme en consistente toepassing van Unierecht te bevorderen. 4. Wanneer de Autoriteit op basis van de informatie die zij heeft ontvangen, met name van bevoegde autoriteiten, van oordeel is dat een van de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen of een op die wetgevingshandelingen gebaseerde gedelegeerde of uitvoeringshandeling aanzienlijke uitzonderlijke problemen doet rijzen met betrekking tot het marktvertrouwen, de bescherming van consumenten, cliënten of beleggers, de ordelijke werking en de integriteit van financiële markten of grondstoffenmarkten, of de stabiliteit van het geheel of een deel van het financiële stelsel in de Unie, doet zij de bevoegde autoriteiten en de Commissie schriftelijk zonder onnodige vertraging een uitvoerige beschrijving toekomen van de problemen die er volgens haar bestaan. De Autoriteit kan de Commissie een advies verschaffen over een door haar passend geacht optreden, in de vorm van een nieuw wetgevingsvoorstel of een voorstel voor een nieuwe gedelegeerde of uitvoeringshandeling, en over de urgentie van het probleem. De Autoriteit maakt haar advies openbaar.“; |
9) |
Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:
|
10) |
in artikel 13, lid 1, wordt de tweede alinea geschrapt; |
11) |
artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:
|
12) |
artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:
|
13) |
de volgende artikelen worden ingevoegd: „Artikel 16 bis Adviezen 1. De Autoriteit kan op verzoek van het Europees Parlement, van de Raad of van de Commissie, of op eigen initiatief, aan het Europees Parlement, aan de Raad en aan de Commissie adviezen verstrekken over alle aangelegenheden die verband houden met haar bevoegdheidsgebied. 2. Het in lid 1 bedoelde verzoek kan een openbare raadpleging of een technische analyse omvatten. 3. Met betrekking tot de prudentiële beoordeling van fusies en overnames die onder de werkingssfeer van Richtlijn 2009/138/EG vallen en waarvoor, op grond van die richtlijn, overleg tussen bevoegde autoriteiten van twee of meer lidstaten vereist is, kan de Autoriteit, op verzoek van een van de betrokken bevoegde autoriteiten, een advies uitbrengen en bekendmaken over een prudentiële beoordeling, behalve wat betreft de criteria genoemd in artikel 59, lid 1, onder e), van Richtlijn 2009/138/EG. Het advies wordt terstond uitgebracht, maar hoe dan ook vóór het eind van de in Richtlijn 2009/138/EG bedoelde beoordelingsperiode. 4. Op verzoek van het Europees Parlement, van de Raad of van de Commissie, kan de Autoriteit het Europees Parlement, de Raad en de Commissie van technisch advies voorzien op de gebieden als bedoeld in de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen. Artikel 16 ter Vragen en antwoorden 1. Onverminderd lid 5 van dit artikel, kunnen vragen in verband met de praktische toepassing of uitvoering van bepalingen van de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen of hiermee verband houdende gedelegeerde en uitvoeringshandelingen, alsmede richtsnoeren en aanbevelingen die op grond van die wetgevingshandelingen zijn aangenomen, bij de Autoriteit worden ingediend door natuurlijke of rechtspersonen, met inbegrip van bevoegde autoriteiten en instellingen en organen van de Unie, in een van de officiële talen van de Unie. Alvorens een vraag in te dienen bij de Autoriteit, beoordelen financiële instellingen of zij de vraag in de eerste plaats aan hun bevoegde autoriteit moeten voorleggen. Alvorens antwoorden op ontvankelijke vragen te publiceren, kan de Autoriteit om verdere verduidelijking verzoeken met betrekking tot de vragen die de in dit lid bedoelde natuurlijke persoon of rechtspersoon heeft gesteld. 2. De antwoorden van de Autoriteit op vragen als bedoeld in lid 1 zijn niet-bindend. Die antwoorden worden ten minste in de taal waarin de vraag is gesteld, beschikbaar gesteld. 3. De Autoriteit ontwikkelt en onderhoudt een onlinehulpmiddel op haar website voor het indienen van vragen en het tijdig bekendmaken van alle ontvangen vragen en alle antwoorden op alle overeenkomstig lid 1 ontvankelijke vragen, tenzij de bekendmaking hiervan strijdig is met het rechtmatige belang van die personen of risico’s voor de stabiliteit van het financiële stelsel zou inhouden. De Autoriteit kan vragen afwijzen die zij niet voornemens is te beantwoorden. Afgewezen vragen worden gedurende twee maanden door de Autoriteit op haar website bekendgemaakt. 4. Drie stemgerechtigde leden van de raad van toezichthouders kunnen de raad van toezichthouders verzoeken om op grond van artikel 44 te besluiten of het onderwerp van de in lid 1 van dit artikel bedoelde ontvankelijke vraag wordt behandeld in richtsnoeren op grond van artikel 16, om advies in te winnen van de in artikel 37 bedoelde Stakeholdergroep, om vragen en antwoorden op gezette tijden opnieuw te bezien, om een openbare raadpleging te houden of om mogelijke gerelateerde kosten en baten te analyseren. Deze raadplegingen en analyses staan in verhouding tot de reikwijdte, aard en impact van de betrokken ontwerpvragen en -antwoorden of tot de specifieke urgentie van de zaak. In geval van betrokkenheid van de in artikel 37 bedoelde Stakeholdergroep geldt er een verplichting tot vertrouwelijkheid. 5. De Autoriteit geleidt vragen die de uitlegging van Unierecht vergen, door naar de Commissie. De Autoriteit maakt de door de Commissie gegeven antwoorden bekend.“; |
14) |
artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:
|
15) |
het volgende artikel wordt ingevoegd: „Artikel 17 bis Bescherming van melders 1. De Autoriteit beschikt over speciaal daartoe bestemde meldingskanalen voor de ontvangst en behandeling van informatie die wordt verstrekt door een natuurlijke of rechtspersoon die daadwerkelijke of potentiële inbreuken, rechtsmisbruik, of de niet-toepassing van het Unierecht meldt. 2. De natuurlijke of rechtspersonen die via deze kanalen melden, zijn, in voorkomend geval, in overeenstemming met richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad (*32) tegen vergelding beschermd. 3. De Autoriteit zorgt ervoor dat alle informatie geanonimiseerd of vertrouwelijk en veilig kan worden gemeld. Indien de Autoriteit van oordeel is dat de gemelde informatie bewijs of significante aanwijzingen van een wezenlijke inbreuk bevat, geeft zij feedback aan de persoon die de melding doet. (*32) Richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2019 inzake de bescherming van personen die inbreuken op het Unierecht melden (PB L 305 van 26.11.2019, blz. 17).“;" |
16) |
in artikel 18 wordt lid 3 vervangen door: „3. Ingeval de Raad een besluit heeft vastgesteld ingevolge lid 2 van dit artikel, alsook in uitzonderlijke gevallen waarin gecoördineerde actie van bevoegde autoriteiten noodzakelijk is om het hoofd te bieden aan ongunstige ontwikkelingen die de ordelijke werking en de integriteit van de financiële markten of de stabiliteit van het geheel of een deel van het financiële stelsel in de Unie of de bescherming van cliënten en consumenten ernstig in gevaar kunnen brengen, kan de Autoriteit individuele besluiten nemen op grond waarvan bevoegde autoriteiten overeenkomstig de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen de nodige maatregelen dienen te nemen om deze ontwikkelingen aan te pakken door te verzekeren dat financiële instellingen en bevoegde autoriteiten aan de in die wetgevingshandelingen vastgestelde eisen voldoen.“; |
17) |
artikel 19 wordt als volgt gewijzigd:
|
18) |
artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:
|
19) |
artikel 22 wordt als volgt gewijzigd:
|
20) |
in artikel 23 wordt lid 1 vervangen door: „1. De Autoriteit stelt, in overleg met het ESRB, criteria vast voor de vaststelling en meting van systeemrisico, alsook een adequate regeling voor stresstests die een beoordeling omvat van de mogelijkheid dat het systeemrisico dat financiëlemarktdeelnemers opleveren of dat voor financiëlemarktdeelnemers ontstaat, waaronder het potentiële milieugerelateerde systeemrisico, in stresssituaties toeneemt. De financiëlemarktdeelnemers die een systeemrisico kunnen opleveren, worden onderworpen aan een scherper toezicht en, voor zover nodig, de herstel- en afwikkelingsprocedures bedoeld in artikel 25.“. |
21) |
Artikel 29 wordt als volgt gewijzigd:
|
22) |
het volgende artikel wordt ingevoegd: „Artikel 29 bis Strategische toezichtsprioriteiten van de Unie Na een bespreking in de raad van toezichthouders en rekening houdend met de bijdragen van de bevoegde autoriteiten, bestaande werkzaamheden van de instellingen van de Unie en de analyse, waarschuwingen en aanbevelingen van het ESRB, bepaalt de Autoriteit ten minste om de drie jaar en uiterlijk op 31 maart maximaal twee prioriteiten van Uniebreed belang die toekomstige ontwikkelingen en tendensen weerspiegelen. De bevoegde autoriteiten houden bij de opstelling van hun werkprogramma’s rekening met die prioriteiten en stellen de Autoriteit daarvan in kennis. De Autoriteit bespreekt de relevante activiteiten die in het daaropvolgende jaar moeten worden verricht door de bevoegde autoriteiten en trekt conclusies. De Autoriteit bespreekt mogelijke vervolgmaatregelen, waartoe richtsnoeren, aanbevelingen aan bevoegde autoriteiten, en collegiale toetsingen, op het betrokken gebied kunnen behoren. De door de Autoriteit bepaalde strategische prioriteiten van Uniebreed belang beletten de bevoegde autoriteiten niet om hun beste praktijken toe te passen en in te spelen op hen betreffende aanvullende prioriteiten en ontwikkelingen; er wordt rekening gehouden met nationale bijzonderheden.“; |
23) |
artikel 30 wordt vervangen door: „Artikel 30 Collegiale toetsingen van bevoegde autoriteiten 1. De Autoriteit voert periodiek collegiale toetsingen van sommige of alle activiteiten van bevoegde autoriteiten uit om de consistentie en de doeltreffendheid van de toezichtsresultaten verder te versterken. Daartoe ontwikkelt de Autoriteit methoden om een objectieve beoordeling en vergelijking van de aan toetsing onderworpen bevoegde autoriteiten mogelijk te maken. Bij de planning en uitvoering van collegiale toetsingen wordt rekening gehouden met beschikbare informatie en reeds uitgevoerde evaluaties betreffende de betrokken bevoegde autoriteit, met inbegrip van alle relevante overeenkomstig artikel 35 aan de Autoriteit verschafte informatie, en met alle relevante informatie van stakeholders. 2. Voor de toepassing van dit artikel richt de Autoriteit ad-hoccommissies voor collegiale toetsing op, die uit personeelsleden van de Autoriteit en leden van de bevoegde autoriteiten bestaan. De commissies voor collegiale toetsing worden voorgezeten door een personeelslid van de Autoriteit. De voorzitter stelt, na raadpleging van de raad van bestuur en na een open oproep tot deelname, de voorzitter en de leden van een commissie voor collegiale toetsing voor, die de goedkeuring krijgen van de raad van toezichthouders. Het voorstel wordt geacht te zijn goedgekeurd, tenzij de raad van toezichthouders binnen tien dagen nadat de voorzitter dit voorstel heeft gedaan, een besluit vaststelt om het te verwerpen. 3. De collegiale toetsing omvat een beoordeling van onder meer, maar niet beperkt tot:
4. De Autoriteit legt een verslag met de uitkomsten van de collegiale toetsing voor. Dat verslag inzake collegiale toetsing wordt opgesteld door de commissie voor collegiale toetsing en wordt overeenkomstig artikel 44, lid 4, door de raad van toezichthouders aangenomen. Bij de opstelling van dat verslag wordt de raad van bestuur door de commissie voor collegiale toetsing geraadpleegd om de consistentie met andere verslagen inzake collegiale toetsing te behouden en voor een gelijk speelveld te zorgen. De raad van bestuur gaat met name na of de methodiek op dezelfde manier is toegepast. Het verslag geeft toelichting en vermeldt welke vervolgmaatregelen in aansluiting op de collegiale toetsing passend, evenredig en noodzakelijk worden geacht. Die follow-upmaatregelen kunnen worden genomen in de vorm van richtsnoeren en aanbevelingen krachtens artikel 16 en adviezen krachtens artikel 29, lid 1, onder a). Overeenkomstig artikel 16, lid 3, stellen de bevoegde autoriteiten alles in het werk om aan die richtsnoeren en aanbevelingen te voldoen. Bij het opstellen van ontwerpen van technische reguleringsnormen of technische uitvoeringsnormen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 15 of van richtsnoeren of aanbevelingen overeenkomstig artikel 16 houdt de Autoriteit rekening met het resultaat van de collegiale toetsing, alsmede met alle andere informatie die de Autoriteit bij de uitvoering van haar taken heeft verkregen, om te zorgen voor convergentie in de richting van de toezichtspraktijken van de hoogste kwaliteit. 5. De Autoriteit legt de Commissie een advies voor wanneer zij, gelet op de uitkomst van de collegiale toetsing of andere informatie die de Autoriteit bij de uitvoering van haar taken heeft verkregen, van oordeel is dat een verdere harmonisering van de Unieregels die gelden voor financiële instellingen of voor bevoegde autoriteiten, noodzakelijk zou zijn vanuit het oogpunt van de Unie. 6. De Autoriteit legt twee jaar na de publicatie van het verslag van collegiale toetsing een vervolgverslag voor. Het vervolgverslag wordt opgesteld door de commissie voor collegiale toetsing en wordt overeenkomstig artikel 44, lid 4, door de raad van toezichthouders aangenomen. Bij de opstelling van dat verslag wordt de raad van bestuur door de commissie voor collegiale toetsing geraadpleegd om de consistentie met andere vervolgverslagen te behouden. Het vervolgverslag omvat een beoordeling van onder meer, maar niet beperkt tot, de adequaatheid en doeltreffendheid van de door de bevoegde autoriteiten ondernomen acties waarop de collegiale toetsing van toepassing is in antwoord op de vervolgmaatregelen van het verslag van collegiale toetsing. 7. De commissie voor collegiale toetsing identificeert, na raadpleging van de bevoegde autoriteiten waarop de collegiale toetsing van toepassing is, de met redenen omklede belangrijkste bevindingen van de collegiale toetsing. De Autoriteit maakt deze bekend, samen met de met redenen omklede belangrijkste bevindingen van de collegiale toetsing en het in lid 6 bedoelde vervolgverslag. Wanneer de met redenen omklede belangrijkste bevindingen van de Autoriteit verschillen van die welke de commissie voor collegiale toetsing heeft vastgesteld, zendt de Autoriteit, op vertrouwelijke basis, de bevindingen van de commissie voor collegiale toetsing aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie. Wanneer een bevoegde autoriteit waarop de collegiale toetsing van toepassing is, bezorgd is dat de bekendmaking van de met redenen omklede belangrijkste bevindingen van de Autoriteit een risico zou inhouden voor de stabiliteit van het financiële stelsel, beschikt zij over de mogelijkheid om de zaak aan de raad van toezichthouders voor te leggen. De raad van toezichthouders kan besluiten die uittreksels niet bekend te maken. 8. Voor de toepassing van dit artikel doet de raad van bestuur een voorstel voor een werkplan voor collegiale toetsingen voor de volgende twee jaar, waarin onder meer rekening wordt gehouden met de uit de vorige collegiale toetsingen getrokken lessen en met besprekingen van de in artikel 45 ter bedoelde coördinatiegroepen. Het werkplan voor collegiale toetsingen vormt een apart onderdeel van het jaarlijkse en het meerjarenwerkprogramma. Het wordt openbaar gemaakt. In dringende gevallen of bij onvoorziene gebeurtenissen kan de Autoriteit besluiten aanvullende collegiale toetsingen uit te voeren.“; |
24) |
artikel 31 wordt als volgt gewijzigd:
|
25) |
het volgende artikel wordt ingevoegd: „Artikel 31 bis Uitwisseling van informatie over deskundigheid en betrouwbaarheid De Autoriteit zet samen met de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit) en met de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten) een systeem op voor de uitwisseling van informatie die relevant is voor de beoordeling door de bevoegde autoriteiten overeenkomstig de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen van de deskundigheid en betrouwbaarheid van houders van gekwalificeerde deelnemingen, bestuurders en sleutelfunctionarissen van financiële instellingen.“; |
26) |
artikel 32 wordt als volgt gewijzigd:
|
27) |
artikel 33 wordt vervangen door: „Artikel 33 Internationale betrekkingen, waaronder gelijkwaardigheid 1. Onverminderd de respectieve bevoegdheden van de lidstaten en van de instellingen van de Unie kan de Autoriteit contacten leggen met regelgevende en toezichthoudende autoriteiten, internationale organisaties en overheden van derde landen, en met hen administratieve regelingen sluiten. Die regelingen scheppen geen wettelijke verplichtingen voor de Unie en voor haar lidstaten, noch beletten zij lidstaten en hun bevoegde autoriteiten om bilaterale of multilaterale regelingen te sluiten met die derde landen. Wanneer een derde land, overeenkomstig een van kracht zijnde gedelegeerde handeling die de Commissie heeft vastgesteld overeenkomstig artikel 9 van Richtlijn (EU) 2015/849, is opgenomen in de lijst van rechtsgebieden die in hun nationale regelgeving ter bestrijding van witwassen van geld en terrorismefinanciering strategische tekortkomingen vertonen die een aanzienlijke bedreiging vormen voor het financiële stelsel van de Unie, gaat de Autoriteit geen administratieve regelingen aan met de regelgevende en toezichthoudende autoriteiten van dat derde land. Een en ander sluit andere vormen van samenwerking tussen de Autoriteit en de respectieve autoriteiten van derde landen om dreigingen voor het financiële stelsel van de Unie te verminderen, niet uit. 2. De Autoriteit verleent de Commissie bijstand bij het opstellen van gelijkwaardigheidsbesluiten met betrekking tot regulerings- en toezichtsregelgeving in derde landen na een specifiek verzoek om advies van de Commissie of wanneer zij op grond van de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen daartoe verplicht is. 3. De Autoriteit monitort, met bijzondere aandacht voor de gevolgen ervan voor de financiële stabiliteit, de integriteit van de markt, de bescherming van verzekeringnemers en de werking van de interne markt, de relevante ontwikkelingen op het gebied van regulering en toezicht en handhavingspraktijken en marktontwikkelingen in derde landen, voor zover deze van belang zijn voor risicogebaseerde gelijkwaardigheidsbeoordelingen, waarvoor gelijkwaardigheidsbesluiten door de Commissie zijn vastgesteld op grond van de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen. Voorts gaat zij na of de criteria op basis waarvan die gelijkwaardigheidsbesluiten zijn genomen en de daarin bepaalde voorwaarden, nog steeds vervuld worden. De Autoriteit kan contacten onderhouden met relevante autoriteiten in derde landen. De Autoriteit dient bij het Europees Parlement, bij de Raad, bij de Commissie, bij de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit) en bij de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten) een vertrouwelijk verslag in met een samenvatting van de bevindingen inzake haar monitoring van alle gelijkwaardige derde landen. Het verslag is met name gericht op de gevolgen voor de financiële stabiliteit, marktintegriteit, de bescherming van verzekeringnemers of de werking van de interne markt. Wanneer de Autoriteit in de in dit lid bedoelde derde landen relevante ontwikkelingen op het gebied van regulering en toezicht of handhavingspraktijken constateert die van invloed kunnen zijn op de financiële stabiliteit van de Unie of van één of meer van haar lidstaten, op de integriteit van de markt, op de bescherming van verzekeringnemers of op de werking van de interne markt, stelt zij het Europees Parlement, de Raad en de Commissie daarvan vertrouwelijk en zonder onnodige vertraging in kennis. 4. Onverminderd de specifieke voorwaarden bepaald in de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen en volgens de voorwaarden van de tweede zin van lid 1 van dit artikel, werkt de Autoriteit, waar mogelijk, samen met de betrokken bevoegde autoriteiten van derde landen waarvan het regulerings- en toezichtskader als gelijkwaardig zijn erkend. In beginsel verloopt die samenwerking op basis van administratieve regelingen die met de desbetreffende autoriteiten van die derde landen zijn aangegaan. Bij de onderhandelingen over die administratieve regelingen neemt de Autoriteit bepalingen over de volgende punten op:
De Autoriteit stelt de Commissie in kennis wanneer een bevoegde autoriteit van een derde land weigert dit soort administratieve regelingen aan te gaan of wanneer deze weigert om daadwerkelijk mee te werken. 5. De Autoriteit kan modellen voor administratieve regelingen uitwerken, met het oog op de totstandbrenging van coherente, efficiënte en effectieve toezichtspraktijken binnen de Unie en de versterking van de coördinatie van het internationale toezicht. De bevoegde autoriteiten stellen alles in het werk om die modelregelingen te volgen. In het in artikel 43, lid 5, bedoelde verslag neemt de Autoriteit informatie op over de administratieve regelingen die zijn overeengekomen met toezichthoudende autoriteiten, internationale organisaties of overheidsdiensten in derde landen, over de bijstand die de Autoriteit aan de Commissie heeft verleend bij de voorbereiding van gelijkwaardigheidsbesluiten en over de monitoring door de Autoriteit in overeenstemming met lid 3 van dit artikel. 6. De Autoriteit draagt, binnen haar bevoegdheden op grond van deze verordening en van de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen, bij aan een eendrachtige, gemeenschappelijke, consistente en effectieve vertegenwoordiging van de belangen van de Unie in internationale fora.“; |
28) |
artikel 34 wordt geschrapt; |
29) |
artikel 36 wordt als volgt gewijzigd:
|
30) |
Artikel 37 wordt als volgt gewijzigd:
|
31) |
artikel 39 wordt vervangen door: „Artikel 39 Besluitvormingsprocedures 1. De Autoriteit handelt in overeenstemming met de leden 2 tot en met 6 van dit artikel wanneer zij overeenkomstig de artikelen 17, 18 en 19 besluiten vaststelt. 2. De Autoriteit stelt adressaten van een besluit in de officiële taal van de adressaten op de hoogte van haar voornemen om het besluit vast te stellen en bepaalt een termijn waarbinnen de adressaat, terdege rekening houdend met de urgentie, complexiteit en mogelijke consequenties van de zaak, zijn standpunten over het voorwerp van het besluit kenbaar kan maken. Adressaten kunnen hun standpunten in hun officiële taal kenbaar maken. De bepaling uit de eerste zin is van overeenkomstige toepassing op aanbevelingen als bedoeld in artikel 17, lid 3. 3. De besluiten van de Autoriteit worden met redenen omkleed. 4. De adressaten van besluiten van de Autoriteit worden op de hoogte gebracht van de op grond van deze verordening beschikbare rechtsmiddelen. 5. Wanneer de Autoriteit een besluit overeenkomstig artikel 18, lid 3 of lid 4, heeft genomen, evalueert zij dat besluit op gezette tijden. 6. De besluiten die de Autoriteit neemt ingevolge artikel 17, 18 of 19, worden bekendgemaakt. De bekendmaking vermeldt de identiteit van de bevoegde autoriteit of financiële instelling in kwestie en de belangrijkste punten van het besluit, tenzij deze bekendmaking in strijd is met het rechtmatige belang van die financiële instellingen of met de bescherming van hun bedrijfsgeheimen, dan wel de ordelijke werking en de integriteit van de financiële markten of de stabiliteit van het gehele financiële stelsel van de Unie of een deel daarvan ernstig in gevaar zou kunnen brengen.“. |
32) |
Artikel 40 wordt als volgt gewijzigd:
|
33) |
de artikelen 41 en 42 worden vervangen door: „Artikel 41 Interne comités 1. De raad van toezichthouders kan, op eigen initiatief of op verzoek van de voorzitter, voor bepaalde hem toegekende taken interne comités oprichten. Op verzoek van de raad van bestuur of op verzoek van de voorzitter kan de raad van toezichthouders voor bepaalde aan de raad van bestuur toegekende taken interne comités oprichten. De raad van toezichthouders kan voorzien in de delegatie van bepaalde welomschreven taken en besluiten aan interne comités, aan de raad van bestuur of aan de voorzitter. 2. Voor de toepassing van artikel 17 doet de voorzitter een voorstel voor een besluit om een onafhankelijk panel bijeen te roepen, dat door de raad van toezichthouders moet worden goedgekeurd. Dit onafhankelijke panel bestaat uit de voorzitter en zes andere leden, die door de voorzitter moeten worden voorgesteld na raadpleging van de raad van bestuur en na een open oproep tot deelname. De zes andere leden zijn geen vertegenwoordiger van de bevoegde autoriteit die een inbreuk op het Unierecht zou hebben gepleegd en hebben geen belang bij de kwestie noch directe banden met de betrokken bevoegde autoriteit. Elk lid van het panel heeft één stem. Besluiten van het panel worden aangenomen wanneer ten minste vier leden van het panel voorstemmen. 3. Voor de toepassing van artikel 19 doet de voorzitter een voorstel voor een besluit om een onafhankelijk panel bijeen te roepen, dat door de raad van toezichthouders moet worden goedgekeurd. Dit onafhankelijke panel bestaat uit de voorzitter en zes andere leden, die door de voorzitter moeten worden voorgesteld na raadpleging van de raad van bestuur en na een open oproep tot deelname. De zes andere leden zijn geen vertegenwoordiger van de bevoegde autoriteiten die bij het meningsverschil betrokken zijn en hebben geen belang bij het conflict, noch directe banden met de betrokken bevoegde autoriteiten. Elk lid van het panel heeft één stem. Besluiten van het panel worden aangenomen wanneer ten minste vier leden van het panel voorstemmen. 4. Om het in artikel 22, lid 4, eerste alinea, bedoelde onderzoek te kunnen voeren, kan de voorzitter ook een besluit tot instelling van het onderzoek en een besluit tot bijeenroeping van een onafhankelijk panel voorstellen, welke besluiten door de raad van toezichthouders moeten worden aangenomen. Dit onafhankelijke panel bestaat uit de voorzitter en zes andere leden, die door de voorzitter moeten worden voorgesteld na raadpleging van de raad van bestuur en na een open oproep tot deelname. Elk lid van het panel heeft één stem. Besluiten van het panel worden aangenomen wanneer ten minste vier leden van het panel voorstemmen. 5. De in de leden 2 en 3 van dit artikel bedoelde panels of de voorzitter stellen op grond van artikel 17 of van artikel 19 besluiten voor ter definitieve vaststelling door de raad van toezichthouders. Een in lid 4 van dit artikel bedoeld panel presenteert de uitkomsten van het overeenkomstig artikel 22, lid 4, eerste alinea, gevoerde onderzoek aan de raad van toezichthouders. 6. De raad van toezichthouders stelt voor de in dit artikel bedoelde panels een reglement van orde vast. Artikel 42 Onafhankelijkheid van de raad van toezichthouders 1. Bij de uitvoering van de hun bij deze verordening toevertrouwde taken handelen de leden van de raad van toezichthouders onafhankelijk en objectief, in het uitsluitende belang van de Unie in haar geheel, en vragen noch aanvaarden zij instructies van instellingen of organen van de Unie, van regeringen of van een ander publiek of privaat orgaan. 2. De lidstaten, de instellingen en organen van de Unie en andere publieke of private organen doen geen pogingen invloed uit te oefenen op de leden van de raad van toezichthouders bij het vervullen van hun taken. 3. De leden van de raad van toezichthouders, de voorzitter en niet-stemgerechtigde vertegenwoordigers en waarnemers die aan de vergaderingen van de raad van toezichthouders deelnemen, maken vóór dergelijke vergaderingen accuraat en onverkort kenbaar of er al dan niet belangen zijn die geacht zouden kunnen worden afbreuk te doen aan hun onafhankelijkheid ten aanzien van agendapunten, en zij nemen niet deel aan de bespreking en de stemming betreffende die agendapunten. 4. De raad van toezichthouders legt in zijn reglement van orde de praktische regelingen vast voor de in lid 3 bedoelde belangenverklaringen en voor het voorkomen van en omgaan met belangenconflicten.“; |
34) |
artikel 43 wordt als volgt gewijzigd:
|
35) |
het volgende artikel wordt ingevoegd: „Artikel 43 bis Transparantie van door de raad van toezichthouders genomen besluiten Niettegenstaande artikel 70 voorziet de Autoriteit uiterlijk zes weken na elke vergadering van de raad van toezichthouders het Europees Parlement ten minste van een uitgebreid en relevant verslag van het verloop van die vergadering waarmee een volledig begrip van de besprekingen mogelijk wordt, met inbegrip van een geannoteerde lijst van besluiten. In dat verslag zijn de besprekingen binnen de raad van toezichthouders die betrekking hebben op individuele financiële instellingen niet weergegeven, behoudens andersluidende bepaling in artikel 75, lid 3, of in de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen.“; |
36) |
artikel 44 wordt als volgt gewijzigd:
|
37) |
artikel 45 wordt vervangen door: „Artikel 45 Samenstelling 1. De raad van bestuur is samengesteld uit de voorzitter en zes leden van de raad van toezichthouders die door en uit de stemgerechtigde leden van de raad van toezichthouders worden verkozen. Elk lid van de raad van bestuur, uitgezonderd de voorzitter, heeft een plaatsvervanger die hem vervangt als hij niet aanwezig kan zijn. 2. Het mandaat van de door de raad van toezichthouders verkozen leden bedraagt tweeënhalf jaar. Deze termijn kan eenmaal worden verlengd. De samenstelling van de raad van bestuur is genderevenwichtig en proportioneel en vormt een afspiegeling van de gehele Unie. De mandaten zijn overlappend en er geldt een passend roulatiesysteem. 3. De vergaderingen van de raad van bestuur worden door de voorzitter op zijn initiatief of op verzoek van ten minste een derde van de leden bijeengeroepen en worden voorgezeten door de voorzitter. De raad van bestuur komt voorafgaand aan iedere vergadering van de raad van toezichthouders bijeen en zo vaak als de raad van bestuur dit noodzakelijk acht. Hij komt ten minste vijfmaal per jaar bijeen. 4. De leden van de raad van bestuur kunnen zich, op de door het reglement van orde bepaalde wijze, laten bijstaan door adviseurs of deskundigen. De niet-stemgerechtigde leden, met uitzondering van de uitvoerend directeur, wonen de besprekingen in de raad van bestuur over individuele financiële instellingen niet bij.“; |
38) |
de volgende artikelen worden ingevoegd: „Artikel 45 bis Besluitvorming 1. De raad van bestuur besluit met gewone meerderheid van zijn leden, waarbij naar consensus wordt gestreefd. Elk lid heeft één stem. De voorzitter is een stemgerechtigd lid. 2. De uitvoerend directeur en een vertegenwoordiger van de Commissie nemen deel aan de bijeenkomsten van de raad van bestuur, maar hebben geen stemrecht. De vertegenwoordiger van de Commissie is stemgerechtigd voor de in artikel 63 bedoelde aangelegenheden. 3. De raad van bestuur stelt zijn reglement van orde vast en maakt het bekend. Artikel 45 ter Coördinatiegroepen 1. De raad van bestuur kan, op eigen initiatief of op verzoek van een bevoegde autoriteit, coördinatiegroepen opzetten rond specifieke thema’s waarvoor er, gelet op specifieke marktontwikkelingen, behoefte aan coördinatie kan zijn. De raad van bestuur stelt coördinatiegroepen in rond specifieke thema’s op verzoek van vijf leden van de raad van toezichthouders. 2. Alle bevoegde autoriteiten nemen deel aan de coördinatiegroepen en verschaffen de coördinatiegroepen, in overeenstemming met artikel 35, de nodige informatie zodat deze coördinatiegroepen hun coördinerende taken kunnen uitvoeren in overeenstemming met hun mandaat. De werkzaamheden van de coördinatiegroepen zijn gebaseerd op door de bevoegde autoriteiten verschafte informatie en door de Autoriteit gedane bevindingen. 3. De groepen worden voorgezeten door een lid van de raad van bestuur. Elk jaar brengt het respectieve lid van de raad van bestuur dat met de coördinatiegroep is belast, bij de raad van toezichthouders verslag uit over de belangrijkste elementen van de besprekingen en bevindingen en doet hij, indien zulks relevant is, een voorstel voor een follow-up op reguleringsgebied of voor een collegiale toetsing op het betrokken gebied. De bevoegde autoriteiten stellen de Autoriteit in kennis van de wijze waarop zij de werkzaamheden van coördinatiegroepen bij hun activiteiten in aanmerking hebben genomen. 4. Bij het monitoren van marktontwikkelingen die bij coördinatiegroepen centraal kunnen staan, kan de Autoriteit bevoegde autoriteiten verzoeken om overeenkomstig artikel 35 de nodige informatie te verschaffen om de Autoriteit in staat te stellen haar monitorende rol te spelen.“; |
39) |
artikel 46 wordt vervangen door: „Artikel 46 Onafhankelijkheid van de raad van bestuur De leden van de raad van bestuur handelen onafhankelijk en objectief, in het uitsluitende belang van de Unie als geheel, en vragen noch aanvaarden instructies van instellingen of organen van de Unie, van regeringen of van enig ander publiek of privaat orgaan. Lidstaten, instellingen of organen van de Unie en andere publieke of private organen doen geen pogingen invloed uit te oefenen op de leden van de raad van bestuur bij het vervullen van hun taken.“; |
40) |
artikel 47 wordt als volgt gewijzigd:
|
41) |
artikel 48 wordt als volgt gewijzigd:
|
42) |
Artikel 49 wordt als volgt gewijzigd:
|
43) |
het volgende artikel wordt ingevoegd: „Artikel 49 bis Onkosten De voorzitter maakt alle georganiseerde bijeenkomsten met externe belanghebbenden binnen twee weken na de bijeenkomst openbaar en maakt alle ontvangen voordelen openbaar. Onkosten worden bijgehouden in een openbaar register overeenkomstig het Statuut.“; |
44) |
artikel 50 wordt geschrapt; |
45) |
artikel 54 wordt als volgt gewijzigd:
|
46) |
artikel 55 wordt als volgt gewijzigd:
|
47) |
de artikelen 56 en 57 worden vervangen door: „Artikel 56 Gemeenschappelijke standpunten en gemeenschappelijke handelingen Binnen de reikwijdte van haar in hoofdstuk II van deze verordening uiteengezette taken en, in voorkomend geval inzonderheid met betrekking tot de uitvoering van Richtlijn 2002/87/EG, komt de Autoriteit, in voorkomend geval, tot gemeenschappelijke standpunten bij consensus met de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit) en met de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten). Indien dit vereist is op grond van het Unierecht, worden maatregelen die krachtens de artikelen 10 tot en met 16 en besluiten die krachtens de artikelen 17, 18 en 19 van deze verordening met betrekking tot de toepassing van Richtlijn 2002/87/EG en van andere in artikel 1, lid 2, van deze verordening genoemde wetgevingshandelingen worden vastgesteld en die ook binnen de bevoegdheid van de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit) of de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten) vallen, in voorkomend geval parallel vastgesteld door de Autoriteit, de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit) en de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten). Artikel 57 Subcomités 1. Het Gemengd Comité mag subcomités oprichten met het oog op het opstellen van ontwerpen van gemeenschappelijke standpunten en gemeenschappelijke handelingen voor het Gemengd Comité. 2. Elk subcomité is samengesteld uit de in artikel 55, lid 1, bedoelde personen en één vertegenwoordiger op hoog niveau van het huidige personeel van de relevante bevoegde autoriteit van elke lidstaat. 3. Elk subcomité kiest uit de vertegenwoordigers van de betrokken bevoegde autoriteiten een voorzitter, die ook waarnemer is in het Gemengd Comité. 4. Voor de toepassing van artikel 56 wordt bij het Gemengd Comité een subcomité financiële conglomeraten ingesteld. 5. Het Gemengd Comité maakt op zijn website alle ingestelde subcomités bekend, samen met de mandaten ervan en een lijst van de leden met vermelding van hun functie in het subcomité.“; |
48) |
Artikel 58 wordt als volgt gewijzigd:
|
49) |
in artikel 59 wordt lid 2 vervangen door: „2. De leden van de bezwaarcommissie en het personeel van de Autoriteit dat operationele en secretariële ondersteuning biedt, mogen niet deelnemen aan de behandeling van een bezwaarprocedure als zij daarbij een persoonlijk belang hebben, als zij eerder als vertegenwoordiger van een van de partijen bij de behandeling betrokken zijn geweest of als zij een rol hebben gespeeld bij het besluit waartegen bezwaar is aangetekend.“; |
50) |
in artikel 60 wordt lid 2 vervangen door: „2. Het bezwaar wordt tezamen met een uiteenzetting van de gronden voor het bezwaar binnen drie maanden na de kennisgeving van het besluit aan de betrokken persoon, dan wel bij gebreke van kennisgeving, binnen drie maanden na de dag van publicatie van het besluit door de Autoriteit, schriftelijk bij de Autoriteit aangetekend. De bezwaarcommissie neemt binnen drie maanden na instelling van het bezwaar een besluit ter zake.“; |
51) |
het volgende artikel wordt ingevoegd: „Artikel 60 bis Bevoegdheidsoverschrijding door de Autoriteit Elke natuurlijke of rechtspersoon kan de Commissie een met redenen omkleed advies zenden indien die persoon van mening is dat de Autoriteit haar bevoegdheid heeft overschreden – daaronder begrepen het geval waarin zij, handelend op grond van de artikelen 16 en 16 ter, het evenredigheidsbeginsel in de zin van artikel 1, lid 5, niet heeft nageleefd, en dat van rechtstreeks en individueel belang is voor die persoon.“; |
52) |
in artikel 62, wordt lid 1 als volgt gewijzigd:
|
53) |
de artikelen 63, 64 en 65 worden vervangen door: „Artikel 63 Vaststelling van de begroting 1. Jaarlijks stelt de uitvoerend directeur, op basis van de jaarprogrammering en de meerjarenprogrammering van de Autoriteit, een voorlopig ontwerp op voor een enig programmeringsdocument van de Autoriteit voor de komende drie boekjaren, met daarin de geraamde inkomsten en uitgaven, alsmede informatie over het personeel, en zendt hij dit aan de raad van bestuur en de raad van toezichthouders, samen met de personeelsformatie. 2. De raad van toezichthouders stelt, op basis van het door de raad van bestuur goedgekeurde ontwerp, het ontwerp van enig programmeringsdocument voor de komende drie boekjaren vast. 3. Het enig programmeringsdocument wordt door de raad van bestuur uiterlijk op 31 januari aan de Commissie, aan het Europees Parlement, aan de Raad en aan de Europese Rekenkamer gezonden. 4. Rekening houdend met dit enig programmeringsdocument neemt de Commissie in de ontwerpbegroting van de Unie de ramingen op die zij noodzakelijk acht met betrekking tot de personeelsformatie en het bedrag van de compensatiebijdrage ten laste van de algemene begroting van de Unie overeenkomstig de artikelen 313 en 314 VWEU. 5. Het Europees Parlement en de Raad stellen de personeelsformatie voor de Autoriteit vast. Het Europees Parlement en de Raad keuren de kredieten voor de compensatiebijdrage aan de Autoriteit goed. 6. De begroting van de Autoriteit wordt vastgesteld door de raad van toezichthouders. Deze wordt definitief na de definitieve vaststelling van de algemene begroting van de Unie. Indien nodig wordt de begroting dienovereenkomstig aangepast. 7. De raad van bestuur stelt het Europees Parlement en de Raad zonder onnodige vertraging op de hoogte van de projecten die hij voornemens is uit te voeren en die aanzienlijke financiële gevolgen voor de financiering van zijn begroting kunnen hebben, met name vastgoedprojecten zoals de huur of aankoop van gebouwen. 8. Onverminderd de artikelen 266 en 267 van het Financieel Reglement, is de goedkeuring van het Europees Parlement en de Raad vereist voor projecten die aanzienlijke financiële of langetermijngevolgen voor de financiering van de begroting van de Autoriteit kunnen hebben, met name vastgoedprojecten zoals de huur of aankoop van gebouwen, met inbegrip van verbrekingsclausules. Artikel 64 Uitvoering van en toezicht op de begroting 1. De uitvoerend directeur treedt op als ordonnateur en voert de jaarlijkse begroting van de Autoriteit uit. 2. Uiterlijk op 1 maart van het volgende jaar deelt de rekenplichtige van de Autoriteit de voorlopige rekeningen mee aan de rekenplichtige van de Commissie en aan de Rekenkamer. Artikel 70 belet de Autoriteit niet de Rekenkamer informatie te verstrekken waarom deze verzoekt, voor zover deze informatie binnen haar bevoegdheden valt. 3. Uiterlijk op 1 maart van het volgende jaar zendt de rekenplichtige van de Autoriteit de voor consolidatiedoeleinden vereiste boekhoudinformatie aan de rekenplichtige van de Commissie, op de wijze en in het formaat die door die laatste zijn vastgesteld. 4. Uiterlijk op 31 maart van het volgende jaar zendt de rekenplichtige van de Autoriteit het verslag over het begrotingsbeheer en het financieel beheer ook aan de leden van de raad van toezichthouders, aan het Europees Parlement, aan de Raad en aan de Rekenkamer. 5. Na ontvangst van de door de Rekenkamer geformuleerde opmerkingen over de voorlopige rekeningen van de Autoriteit overeenkomstig artikel 246 van het Financieel Reglement stelt de rekenplichtige van de Autoriteit de definitieve rekeningen van de Autoriteit op. De uitvoerend directeur zendt deze aan de raad van toezichthouders, die een advies over die rekeningen uitbrengt. 6. Uiterlijk op 1 juli van het volgende jaar zendt de rekenplichtige van de Autoriteit de definitieve rekeningen, vergezeld van het advies van de raad van toezichthouders, aan de rekenplichtige van de Commissie, het Europees Parlement, de Raad en de Rekenkamer. Uiterlijk op 15 juni van elk jaar zendt de rekenplichtige van de Autoriteit ook een verslagleggingspakket aan de rekenplichtige van de Commissie, in een gestandaardiseerd formaat zoals door de rekenplichtige van de Commissie voor consolidatiedoeleinden vastgesteld. 7. Uiterlijk op 15 november van het volgende jaar worden de definitieve rekeningen bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie. 8. Uiterlijk op 30 september zendt de uitvoerend directeur de Rekenkamer een antwoord op haar opmerkingen en zendt hij ook een afschrift van dat antwoord aan de raad van bestuur en aan de Commissie. 9. Overeenkomstig artikel 261, lid 3, van het Financieel Reglement verstrekt de uitvoerend directeur het Europees Parlement op verzoek alle informatie die nodig is voor een goed verloop van de kwijtingsprocedure voor het betrokken boekjaar. 10. Het Europees Parlement verleent op aanbeveling van de Raad, die bij gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluit, vóór 15 mei van het jaar N + 2, kwijting aan de Autoriteit voor de uitvoering van de begroting van het boekjaar N. 11. De Autoriteit verstrekt een met redenen omkleed advies over het standpunt van het Europees Parlement en eventuele andere opmerkingen van het Europees Parlement in het kader van de kwijtingsprocedure. Artikel 65 Financiële regels De financiële regeling die van toepassing is op de Autoriteit wordt vastgesteld door de raad van bestuur, na raadpleging van de Commissie. Die regeling mag niet afwijken van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/715 van de Commissie (*35), tenzij de specifieke eisen voor de werking van de Autoriteit zulks vereisen en alleen na de voorafgaande toestemming van de Commissie. (*35) Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/715 van de Commissie van 18 december 2018 houdende de financiële kaderregeling van de bij het VWEU en het Euratom-Verdrag opgerichte organen, bedoeld in artikel 70 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 122 van 10.5.2019, blz. 1).“;" |
54) |
in artikel 66 wordt lid 1 vervangen door: „1. Met het oog op de bestrijding van fraude, corruptie en andere onwettige handelingen is Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad (*36) onverkort van toepassing op de Autoriteit. (*36) Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).“;" |
55) |
Artikel 70 wordt als volgt gewijzigd:
|
56) |
artikel 71 wordt vervangen door: „Artikel 71 Gegevensbescherming Deze verordening laat de verplichtingen van de lidstaten onverlet met betrekking tot hun verwerking van persoonsgegevens in het kader van Verordening (EU) 2016/679 of de verplichtingen van de Autoriteit met betrekking tot haar verwerking van persoonsgegevens in het kader van Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad (*38) bij het uitoefenen van haar taken. (*38) Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).“;" |
57) |
in artikel 72 wordt lid 2 vervangen door: „2. De raad van bestuur stelt de praktische maatregelen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1049/2001 vast.“; |
58) |
in artikel 74 wordt de eerste alinea vervangen door: „De noodzakelijke regelingen betreffende de huisvesting van de Autoriteit in de lidstaat waar haar zetel is gevestigd en de door die lidstaat ter beschikking te stellen voorzieningen, alsmede de specifieke voorschriften welke in die lidstaat gelden voor het personeel van de Autoriteit en hun gezinsleden, worden vastgelegd in een vestigingsovereenkomst tussen de Autoriteit en die lidstaat, die zij sluiten nadat de raad van bestuur daarmee heeft ingestemd.“; |
59) |
artikel 76 wordt vervangen door: „Artikel 76 Verhouding met het Comité van Europese toezichthouders op verzekeringen en bedrijfspensioenen De Autoriteit wordt als de rechtsopvolger van het Comité van Europese toezichthouders op verzekeringen en bedrijfspensioenen (Committee of European Insurance and Occupational Pensions Supervisors - CEIOPS) beschouwd. Uiterlijk op de datum van oprichting van de Autoriteit worden alle activa en passiva en alle lopende verrichtingen van het CEIOPS automatisch aan de Autoriteit overgedragen. Het CEIOPS stelt een verklaring op waaruit de afsluiting van zijn activa en passiva op het tijdstip van de overdracht blijkt. Die verklaring wordt aan een audit onderworpen en goedgekeurd door het CEIOPS en door de Commissie.“; |
60) |
artikel 81 wordt als volgt gewijzigd:
|
Artikel 3
Wijzigingen van Verordening (EU) nr. 1095/2010
Verordening (EU) nr. 1095/2010 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
|
2) |
artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
|
3) |
artikel 3 wordt vervangen door: „Artikel 3 Verantwoordingsplicht van de Autoriteiten 1. De in artikel 2, lid 2, onder a) tot en met d), bedoelde Autoriteiten leggen verantwoording af aan het Europees Parlement en aan de Raad. 2. In overeenstemming met artikel 226 VWEU verleent de Autoriteit haar volledige medewerking aan het Europees Parlement tijdens ieder onderzoeken dat op grond van dat artikel wordt uitgevoerd. 3. De raad van toezichthouders stelt een jaarverslag over de werkzaamheden van de Autoriteit, met inbegrip van de uitvoering van de taken van de voorzitter, vast en doet dit verslag uiterlijk op 15 juni van ieder jaar toekomen aan het Europees Parlement, aan de Raad, aan de Commissie, aan de Rekenkamer en aan het Europees Economisch en Sociaal Comité. Dit verslag wordt openbaar gemaakt. 4. Op verzoek van het Europees Parlement neemt de voorzitter deel aan een hoorzitting voor het Europees Parlement over de prestaties van de Autoriteit. Een hoorzitting wordt ten minste jaarlijks gehouden. De voorzitter legt een verklaring af voor het Europees Parlement en beantwoordt desgevraagd door de leden van het Europees Parlement gestelde vragen. 5. Indien daarom wordt verzocht en ten minste 15 dagen voordat hij de in lid 4 bedoelde verklaring aflegt, brengt de voorzitter schriftelijk verslag uit aan het Europees Parlement over de werkzaamheden van de Autoriteit. 6. Naast de informatie bedoeld in de artikelen 11 tot en met 18 en in de artikelen 20 en 33, bevat het verslag tevens alle door het Europees Parlement ad hoc opgevraagde relevante informatie. 7. De Autoriteit antwoordt mondeling of schriftelijk op de door het Europees Parlement of de Raad tot haar gerichte vragen, en dat binnen vijf weken na ontvangst van een vraag. 8. Desgevraagd voert de voorzitter achter gesloten deuren met de voorzitter, de ondervoorzitters en de coördinatoren van de bevoegde commissie van het Europees Parlement vertrouwelijke mondelinge besprekingen. Alle deelnemers nemen het beroepsgeheim in acht. 9. Onverminderd haar uit deelname aan internationale fora voortvloeiende vertrouwelijkheidsverplichtingen, informeert de Autoriteit het Europees Parlement desgevraagd over haar bijdrage aan een eendrachtige, gemeenschappelijke, consistente en effectieve vertegenwoordiging van de belangen van de Unie op die internationale fora.“; |
4) |
in artikel 4, punt 3, wordt punt ii) vervangen door:
|
5) |
aan artikel 7 wordt de volgende alinea toegevoegd: „De locatie van de zetel van de Autoriteit is niet van invloed op de uitoefening van de taken en bevoegdheden van de Autoriteit, de opzet van haar beheersstructuur, de werking van haar centrale organisatie of de belangrijkste financiering van haar activiteiten, en maakt het, in voorkomend geval, mogelijk dat administratieve ondersteunende diensten en bedrijfsondersteuningsdiensten die geen verband houden met de kerntaken van de Autoriteit, met andere agentschappen van de Unie worden gedeeld.“; |
6) |
artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
|
7) |
artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:
|
8) |
het volgende artikel wordt ingevoegd: „Artikel 9 bis Geen-actiebrieven 1. De Autoriteit neemt de in lid 2 van dit artikel genoemde maatregelen alleen in uitzonderlijke omstandigheden, wanneer zij van oordeel is dat de toepassing van een van de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen of van op die wetgevingshandelingen gebaseerde gedelegeerde of uitvoeringshandelingen waarschijnlijk tot aanzienlijke problemen zal leiden, om een van de volgende redenen:
2. In de in lid 1 genoemde gevallen doet de Autoriteit de bevoegde autoriteiten en de Commissie een uitvoerige schriftelijke beschrijving toekomen van de problemen die er volgens haar bestaan. In de in lid 1, onder a) en b), bedoelde gevallen verstrekt de Autoriteit de Commissie een advies over een door haar passend geacht optreden, in de vorm van een nieuw wetgevingsvoorstel of een voorstel voor een nieuwe gedelegeerde of uitvoeringshandeling, en over de urgentie die naar het oordeel van de Autoriteit aan het probleem is verbonden. De Autoriteit maakt haar advies openbaar. In het in lid 1, onder c), van dit artikel bedoelde geval evalueert de Autoriteit zo snel mogelijk de noodzaak om ter zake richtsnoeren of aanbevelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 16. De Autoriteit handelt met bekwame spoed, met name om bij te dragen aan het zo mogelijk voorkomen van de problemen als bedoeld in lid 1. 3. Wanneer zulks nodig is in de in lid 1 bedoelde gevallen, en in afwachting van de vaststelling en toepassing van nieuwe maatregelen na de in lid 2 bedoelde stappen, brengt de Autoriteit adviezen uit met betrekking tot specifieke bepalingen van de in lid 1 bedoelde handelingen om bij te dragen aan consistente, efficiënte en effectieve toezichts- en handhavingspraktijken en om een gemeenschappelijke, uniforme en consistente toepassing van Unierecht te bevorderen. 4. Wanneer de Autoriteit op basis van de informatie die zij heeft ontvangen, met name van bevoegde autoriteiten, van oordeel is dat een van de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen of een op die wetgevingshandelingen gebaseerde gedelegeerde of uitvoeringshandeling aanzienlijke uitzonderlijke problemen doet rijzen met betrekking tot marktvertrouwen, de bescherming van cliënten of beleggers, de ordelijke werking en de integriteit van financiële markten of grondstoffenmarkten, of de stabiliteit van het geheel of een deel van het financiële stelsel in de Unie, doet zij de bevoegde autoriteiten en de Commissie schriftelijk zonder onnodige vertraging een uitvoerige beschrijving toekomen van de problemen die er volgens haar bestaan. De Autoriteit kan de Commissie een advies verschaffen over een door haar passend geacht optreden, in de vorm van een nieuw wetgevingsvoorstel of een voorstel voor een nieuwe gedelegeerde of uitvoeringshandeling, en over de urgentie van het probleem. De Autoriteit maakt haar advies openbaar.“. |
9) |
Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:
|
10) |
in artikel 13, lid 1, wordt de tweede alinea geschrapt; |
11) |
artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:
|
12) |
artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:
|
13) |
de volgende artikelen worden ingevoegd: „Artikel 16 bis Adviezen 1. De Autoriteit kan op verzoek van het Europees Parlement, van de Raad of van de Commissie, of op eigen initiatief, aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie adviezen verstrekken over alle aangelegenheden die verband houden met haar bevoegdheidsgebied. 2. Het in lid 1 bedoelde verzoek kan een openbare raadpleging of een technische analyse omvatten. 3. Met betrekking tot de prudentiële beoordelingen van fusies en overnames die onder de werkingssfeer van Richtlijn 2014/65/EU vallen en waarvoor, op grond van die richtlijn, overleg tussen bevoegde autoriteiten van twee of meer lidstaten vereist is, kan de Autoriteit, op verzoek van een van de betrokken bevoegde autoriteiten, een advies uitbrengen en bekendmaken over een prudentiële beoordeling, behalve wat betreft de criteria genoemd in artikel 13, lid 1, onder e), van Richtlijn 2014/65/EU. Het advies wordt terstond uitgebracht, maar hoe dan ook vóór het einde van de beoordelingsperiode overeenkomstig Richtlijn 2014/65/EU. 4. Op verzoek van het Europees Parlement, van de Raad of van de Commissie, kan de Autoriteit het Europees Parlement, de Raad en de Commissie van technisch advies voorzien op de gebieden als bedoeld in de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen. Artikel 16 ter Vragen en antwoorden 1. Onverminderd lid 5 van dit artikel kunnen vragen in verband met de praktische toepassing of uitvoering van bepalingen van de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen of hiermee verband houdende gedelegeerde en uitvoeringshandelingen, alsmede richtsnoeren en aanbevelingen die op grond van die wetgevingshandelingen zijn aangenomen, bij de Autoriteit worden ingediend door natuurlijke of rechtspersonen, met inbegrip van bevoegde autoriteiten en instellingen en organen van de Unie, in een van de officiële talen van de Unie. Alvorens een vraag in te dienen bij de Autoriteit, gaan financiëlemarktdeelnemers na of zij de vraag in de eerste plaats aan hun bevoegde autoriteit moeten voorleggen. Alvorens antwoorden op ontvankelijke vragen te publiceren, kan de Autoriteit om verdere verduidelijking verzoeken met betrekking tot de vragen die de in dit lid bedoelde natuurlijke persoon of rechtspersoon heeft gesteld. 2. De antwoorden van de Autoriteit op in lid 1 bedoelde vragen zijn niet-bindend. Die antwoorden worden ten minste in de taal waarin de vraag is gesteld, beschikbaar gesteld. 3. De Autoriteit ontwikkelt en onderhoudt een onlinehulpmiddel op haar website voor het indienen van vragen en het tijdig bekendmaken van alle ontvangen vragen en alle antwoorden op alle overeenkomstig lid 1 ontvankelijke vragen, tenzij de bekendmaking hiervan strijdig is met het rechtmatige belang van die personen of risico’s voor de stabiliteit van het financiële stelsel zou inhouden. De Autoriteit kan vragen afwijzen die zij niet voornemens is te beantwoorden. Afgewezen vragen worden gedurende twee maanden door de Autoriteit op haar website bekendgemaakt. 4. Drie stemgerechtigde leden van de raad van toezichthouders kunnen de raad van toezichthouders verzoeken om op grond van artikel 44 te besluiten of het onderwerp van de in lid 1 van dit artikel bedoelde ontvankelijke vraag wordt behandeld in richtsnoeren op grond van artikel 16, om advies in te winnen van de in artikel 37 bedoelde Stakeholdergroep, om vragen en antwoorden op gezette tijden opnieuw te bezien, om een openbare raadpleging te houden of om mogelijke gerelateerde kosten en baten te analyseren. Deze raadplegingen en analyses staan in verhouding tot de reikwijdte, aard en impact van de betrokken ontwerpvragen en -antwoorden of tot de specifieke urgentie van de zaak. In geval van betrokkenheid van de in artikel 37 bedoelde Stakeholdergroep geldt er een verplichting tot vertrouwelijkheid. 5. De Autoriteit geleidt vragen die de uitlegging van Unierecht vereisen, door naar de Europese Commissie. De Autoriteit maakt door de Europese Commissie gegeven antwoorden bekend.“; |
14) |
artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:
|
15) |
het volgende artikel wordt ingevoegd: „Artikel 17 bis Bescherming van melders 1. De Autoriteit beschikt over speciaal daartoe bestemde meldingskanalen voor de ontvangst en behandeling van informatie die wordt verstrekt door een natuurlijke of rechtspersoon die daadwerkelijke of potentiële inbreuken, rechtsmisbruik, of de niet-toepassing van het Unierecht meldt. 2. De natuurlijke of rechtspersonen die via deze kanalen melden, zijn, in voorkomend geval, in overeenstemming met de richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad (*45) (1)tegen vergelding beschermd. 3. De Autoriteit zorgt ervoor dat alle informatie geanonimiseerd of vertrouwelijk en veilig kan worden gemeld. Indien de Autoriteit van oordeel is dat de gemelde informatie bewijs of significante aanwijzingen van een wezenlijke inbreuk bevat, geeft zij feedback aan de persoon die de melding doet. (*45) Richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2019 inzake de bescherming van personen die inbreuken op het Unierecht melden (PB L 305 van 26.11.2019, blz. 17).“;" (1) PB: gelieve in de tekst het nummer van de richtlijn in te voegen die in document PE-CONS 78/1/2019 REV 1 (2018/0106 (COD)) is opgenomen, en in de asteriskvoetnoot het nummer, de datum en de PB-referentie van die richtlijn." |
16) |
Artikel 18, lid 3, wordt vervangen door: „3. Ingeval de Raad een besluit heeft vastgesteld ingevolge lid 2 van dit artikel, alsook in uitzonderlijke gevallen waarin gecoördineerde actie van bevoegde autoriteiten noodzakelijk is om het hoofd te bieden aan ongunstige ontwikkelingen die de ordelijke werking en de integriteit van de financiële markten of de stabiliteit van het geheel of een deel van het financiële stelsel in de Unie of de bescherming van cliënten en beleggers ernstig in gevaar kunnen brengen, kan de Autoriteit individuele besluiten nemen op grond waarvan bevoegde autoriteiten overeenkomstig de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen de nodige maatregelen dienen te nemen om deze ontwikkelingen aan te pakken door te verzekeren dat financiëlemarktdeelnemers en bevoegde autoriteiten aan de in die wetgevingshandelingen vastgestelde eisen voldoen.“; |
17) |
artikel 19 wordt als volgt gewijzigd:
|
18) |
artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:
|
19) |
artikel 22 wordt als volgt gewijzigd:
|
20) |
in artikel 23 wordt lid 1 vervangen door: „1. De Autoriteit stelt, in overleg met het ESRB, criteria vast voor de vaststelling en meting van systeemrisico, alsook een adequate regeling voor stresstests die een beoordeling omvat van de mogelijkheid dat het systeemrisico dat financiële instellingen opleveren of dat voor financiëlemarktdeelnemers ontstaat, waaronder het potentiële milieugerelateerde systeemrisico, in stresssituaties toeneemt. De financiëlemarktdeelnemers die een systeemrisico kunnen opleveren, worden onderworpen aan een scherper toezicht en, voor zover nodig, de herstel- en afwikkelingsprocedures bedoeld in artikel 25.“; |
21) |
in artikel 27, lid 2, wordt de tweede alinea geschrapt; |
22) |
artikel 29 wordt als volgt gewijzigd:
|
23) |
het volgende artikel wordt ingevoegd: „Artikel 29 bis Strategische toezichtsprioriteiten van de Unie Na een bespreking in de raad van toezichthouders en rekening houdend met de bijdragen van de bevoegde autoriteiten, bestaande werkzaamheden van de instellingen van de Unie en de analyse, waarschuwingen en aanbevelingen van het ESRB, bepaalt de Autoriteit ten minste om de drie jaar en uiterlijk op 31 maart maximaal twee prioriteiten van Uniebreed belang die toekomstige ontwikkelingen en tendensen weerspiegelen. De bevoegde autoriteiten houden bij de opstelling van hun werkprogramma’s rekening met die prioriteiten en stellen de Autoriteit daarvan in kennis. De Autoriteit bespreekt de relevante activiteiten die in het daaropvolgende jaar moeten worden verricht door de bevoegde autoriteiten en trekt conclusies. De Autoriteit bespreekt mogelijke vervolgmaatregelen, waartoe onder meer richtsnoeren, aanbevelingen aan bevoegde autoriteiten, en collegiale toetsingen, op het betrokken gebied kunnen behoren. De door de Autoriteit bepaalde strategische prioriteiten van Uniebreed belang beletten de bevoegde autoriteiten niet om hun beste praktijken toe te passen en in te spelen op hen betreffende aanvullende prioriteiten en ontwikkelingen; er wordt rekening gehouden met nationale bijzonderheden.“; |
24) |
artikel 30 wordt vervangen door: „Artikel 30 Collegiale toetsingen van bevoegde autoriteiten 1. De Autoriteit voert periodiek collegiale toetsingen van sommige of alle activiteiten van bevoegde autoriteiten uit om de consistentie en de doeltreffendheid van de toezichtsresultaten verder te versterken. Daartoe ontwikkelt de Autoriteit methoden om een objectieve beoordeling en vergelijking van de aan toetsing onderworpen bevoegde autoriteiten mogelijk te maken. Bij de planning en uitvoering van collegiale toetsingen wordt rekening gehouden met beschikbare informatie en reeds uitgevoerde evaluaties betreffende de betrokken bevoegde autoriteit, met inbegrip van alle relevante overeenkomstig artikel 35 aan de Autoriteit verschafte informatie, en met alle relevante informatie van stakeholders. 2. Voor de toepassing van dit artikel richt de Autoriteit ad-hoccommissie voor collegiale toetsing op, die uit personeelsleden van de Autoriteit en leden van de bevoegde autoriteiten bestaan. De commissies voor collegiale toetsing worden voorgezeten door een personeelslid van de Autoriteit. De voorzitter stelt, na raadpleging van de raad van bestuur en na een open oproep tot deelname, de voorzitter en de leden van een commissie voor collegiale toetsing voor, die de goedkeuring krijgen van de raad van toezichthouders. Het voorstel wordt geacht te zijn goedgekeurd, tenzij de raad van toezichthouders binnen tien dagen nadat de voorzitter dit voorstel heeft gedaan, een besluit vaststelt om het te verwerpen. 3. De collegiale toetsing omvat een beoordeling van onder meer, maar niet beperkt tot:
4. De Autoriteit legt een verslag met de uitkomsten van de collegiale toetsing voor. Dat verslag inzake collegiale toetsing wordt opgesteld door de commissie voor collegiale toetsing en wordt overeenkomstig artikel 44, lid 4, door de raad van toezichthouders aangenomen. Bij de opstelling van dat verslag wordt de raad van bestuur door de commissie voor collegiale toetsing geraadpleegd om de consistentie met andere verslagen inzake collegiale toetsing te behouden en voor een gelijk speelveld te zorgen. De raad van bestuur gaat met name na of de methodiek op dezelfde manier is toegepast. Het verslag geeft toelichting en vermeldt welke vervolgmaatregelen in aansluiting op de collegiale toetsing passend, evenredig en noodzakelijk worden geacht. Die follow-upmaatregelen kunnen worden genomen in de vorm van richtsnoeren en aanbevelingen krachtens artikel 16 en adviezen krachtens artikel 29, lid 1, onder a). Overeenkomstig artikel 16, lid 3, stellen de bevoegde autoriteiten alles in het werk om aan die richtsnoeren en aanbevelingen te voldoen. Bij het opstellen van ontwerpen van technische reguleringsnormen of technische uitvoeringsnormen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 15 of van richtsnoeren of aanbevelingen overeenkomstig artikel 16 houdt de Autoriteit rekening met het resultaat van de collegiale toetsing, alsmede met alle andere informatie die de Autoriteit bij de uitvoering van haar taken heeft verkregen, om te zorgen voor convergentie in de richting van de toezichtspraktijken van de hoogste kwaliteit. 5. De Autoriteit legt de Commissie een advies voor wanneer zij, gelet op de uitkomst van de collegiale toetsing of andere informatie die de Autoriteit bij de uitvoering van haar taken heeft verkregen, van oordeel is dat verdere harmonisering van de Unieregels die gelden voor financiëlemarktdeelnemers of voor bevoegde autoriteiten, noodzakelijk zou zijn vanuit het oogpunt van de Unie. 6. De Autoriteit legt twee jaar na de publicatie van het verslag van collegiale toetsing een vervolgverslag voor. Het vervolgverslag wordt opgesteld door de commissie voor collegiale toetsing en wordt overeenkomstig artikel 44, lid 4, door de raad van toezichthouders aangenomen. Bij de opstelling van dat verslag wordt de raad van bestuur door de commissie voor collegiale toetsing geraadpleegd om de consistentie met andere vervolgverslagen te behouden. Het vervolgverslag omvat een beoordeling van onder meer, maar niet beperkt tot, de adequaatheid en doeltreffendheid van de door de bevoegde autoriteiten ondernomen acties waarop de collegiale toetsing van toepassing is in antwoord op de vervolgmaatregelen van het verslag van collegiale toetsing. 7. De commissie voor collegiale toetsing identificeert, na raadpleging van de bevoegde autoriteiten waarop de collegiale toetsing van toepassing is, de met redenen omklede belangrijkste bevindingen van de collegiale toetsing. De Autoriteit maakt de met redenen omklede belangrijkste bevindingen van de collegiale toetsing en van het in lid 6 bedoelde vervolgverslag bekend. Wanneer de met redenen omklede belangrijkste bevindingen van de Autoriteit verschillen van die welke de commissie voor collegiale toetsing heeft vastgesteld, zendt de Autoriteit, op vertrouwelijke basis, de bevindingen van de commissie voor collegiale toetsing aan het Europees Parlement, aan de Raad en aan de Commissie. Wanneer een bevoegde autoriteit waarop collegiale de toetsing van toepassing is, bezorgd is dat de bekendmaking van de met redenen omklede belangrijkste bevindingen van de Autoriteit een risico zou inhouden voor de stabiliteit van het financiële stelsel, beschikt zij over de mogelijkheid om de zaak aan de raad van toezichthouders voor te leggen. De raad van toezichthouders kan besluiten die uittreksels niet bekend te maken. 8. Voor de toepassing van dit artikel doet de raad van bestuur een voorstel voor een werkplan voor collegiale toetsingen voor de volgende twee jaar, waarin onder meer rekening wordt gehouden met de uit de vorige collegiale toetsingen getrokken lessen en met de besprekingen van in artikel 45 ter bedoelde coördinatiegroepen. Het werkplan voor collegiale toetsingen vormt een apart onderdeel van het jaarlijkse en het meerjarenwerkprogramma. Het wordt openbaar gemaakt. In dringende gevallen of bij onvoorziene gebeurtenissen kan de Autoriteit besluiten aanvullende collegiale toetsingen uit te voeren.“; |
25) |
artikel 31 wordt als volgt gewijzigd:
|
26) |
de volgende artikelen worden ingevoegd: „Artikel 31 bis Uitwisseling van informatie over deskundigheid en betrouwbaarheid De Autoriteit zet samen met de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Bankautoriteit) en met de Europese Toezichthoudende Autoriteit (de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) een systeem op voor de uitwisseling van informatie die relevant is voor de beoordeling door de bevoegde autoriteiten overeenkomstig de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen van de deskundigheid en betrouwbaarheid van houders van gekwalificeerde deelnemingen, bestuurders en sleutelfunctionarissen van financiëlemarktdeelnemers. Artikel 31 ter Coördinerende functie met betrekking tot orders, transacties en activiteiten met aanzienlijke grensoverschrijdende effecten Wanneer een bevoegde autoriteit beschikt over bewijzen of duidelijke aanwijzingen uit verschillende bronnen die doen vermoeden dat orders, transacties of andere activiteiten met aanzienlijke grensoverschrijdende effecten de ordelijke werking en de integriteit van financiële markten of de financiële stabiliteit in de Unie in het gedrang brengen, stelt zij de Autoriteit daarvan onverwijld in kennis en verschaft zij de relevante informatie. De Autoriteit kan de bevoegde autoriteiten van de lidstaten waar de verdachte activiteit heeft plaatsgevonden, een advies geven over passende follow-up.“; |
27) |
artikel 32 wordt als volgt gewijzigd:
|
28) |
artikel 33 wordt vervangen door: „Artikel 33 Internationale betrekkingen, waaronder gelijkwaardigheid 1. Onverminderd de respectieve bevoegdheden van de lidstaten en van de instellingen van de Unie kan de Autoriteit contacten ontwikkelen met regelgevende en toezichthoudende autoriteiten, internationale organisaties en overheden van derde landen, en met hen administratieve regelingen sluiten. Deze regelingen scheppen geen wettelijke verplichtingen voor de Unie en voor haar lidstaten, noch beletten zij lidstaten en hun bevoegde autoriteiten om bilaterale of multilaterale regelingen te sluiten met die derde landen. Wanneer een derde land, overeenkomstig een van kracht zijnde gedelegeerde handeling die de Commissie heeft vastgesteld overeenkomstig artikel 9 van Richtlijn (EU) 2015/849, is opgenomen in de lijst van rechtsgebieden die in hun nationale regelgeving ter bestrijding van witwassen van geld en terrorismefinanciering strategische tekortkomingen vertonen die een aanzienlijke bedreiging vormen voor het financiële stelsel van de Unie, gaat de Autoriteit geen administratieve regelingen aan met de regelgevende en toezichthoudende autoriteiten van dat derde land. Een en ander sluit andere vormen van samenwerking tussen de Autoriteit en de respectieve autoriteiten van derde landen om dreigingen voor het financiële stelsel van de Unie te verminderen, niet uit. 2. De Autoriteit verleent de Commissie bijstand bij het opstellen van gelijkwaardigheidsbesluiten met betrekking tot regulerings- en toezichtsregelgeving in derde landen na een specifiek verzoek om advies van de Commissie of wanneer zij op grond van de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen daartoe verplicht is. 3. De Autoriteit monitort, met bijzondere aandacht voor de gevolgen ervan voor de financiële stabiliteit, de integriteit van de markt, de bescherming van beleggers en de werking van de interne markt, de relevante ontwikkelingen op het gebied van regulering en toezicht en handhavingspraktijken en marktontwikkelingen in derde landen, voor zover deze van belang zijn voor risicogebaseerde gelijkwaardigheidsbeoordelingen, waarvoor gelijkwaardigheidsbesluiten door de Commissie zijn vastgesteld op grond van de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen. Voorts gaat zij na of de criteria op basis waarvan die gelijkwaardigheidsbesluiten zijn genomen en de daarin bepaalde voorwaarden, nog steeds vervuld zijn. De Autoriteit kan contacten onderhouden met relevante autoriteiten in derde landen. De Autoriteit dient bij het Europees Parlement, bij de Raad, bij de Commissie, bij de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Bankautoriteit) en bij de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) een vertrouwelijk verslag in met een samenvatting van de bevindingen inzake haar monitoringactiviteiten van alle gelijkwaardige derde landen. Het verslag is met name gericht op de gevolgen voor de financiële stabiliteit, marktintegriteit, beleggersbescherming of de werking van de interne markt. Wanneer de Autoriteit in de in dit lid bedoelde derde landen relevante ontwikkelingen op het gebied van regulering en toezicht of handhavingspraktijken constateert die van invloed kunnen zijn op de financiële stabiliteit van de Unie of van één of meer van haar lidstaten, op de integriteit van de markt, de bescherming van beleggers of de werking van de interne markt, stelt zij het Europees Parlement, de Raad en de Commissie daarvan vertrouwelijk en zonder onnodige vertraging in kennis. 4. Onverminderd de specifieke voorwaarden bepaald in de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen en volgens de voorwaarden van de tweede zin van lid 1, werkt de Autoriteit, waar mogelijk, samen met de betrokken bevoegde autoriteiten van derde landen waarvan het regulerings- en toezichtskader als gelijkwaardig zijn erkend. In beginsel verloopt die samenwerking op basis van administratieve regelingen die met de desbetreffende autoriteiten van die derde landen zijn aangegaan. Bij de onderhandelingen over die administratieve regelingen neemt de Autoriteit bepalingen over de volgende punten op:
De Autoriteit stelt de Commissie in kennis wanneer een bevoegde autoriteit van een derde land weigert dit soort administratieve regelingen aan te gaan of wanneer deze weigert om daadwerkelijk mee te werken. 5. De Autoriteit kan modellen voor administratieve regelingen uitwerken, met het oog op de totstandbrenging van coherente, efficiënte en effectieve toezichtspraktijken binnen de Unie en de versterking van de coördinatie van het internationale toezicht. De bevoegde autoriteiten stellen alles in het werk om die modelregelingen te volgen. In het in artikel 43, lid 5, bedoelde verslag neemt de Autoriteit informatie op over de administratieve regelingen die zijn overeengekomen met toezichthoudende autoriteiten, internationale organisaties of overheidsdiensten in derde landen, over de bijstand die de Autoriteit aan de Commissie heeft verleend bij de voorbereiding van gelijkwaardigheidsbesluiten en over de monitoring door de Autoriteit in overeenstemming met lid 3 van dit artikel. 6. De Autoriteit draagt, binnen haar bevoegdheden op grond van deze verordening en van de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen, bij aan een eendrachtige, gemeenschappelijke, consistente en effectieve vertegenwoordiging van de belangen van de Unie in internationale fora.“; |
29) |
artikel 34 wordt geschrapt; |
30) |
artikel 36 wordt als volgt gewijzigd:
|
31) |
artikel 37 wordt als volgt gewijzigd:
|
32) |
artikel 39 wordt vervangen door: „Artikel 39 Besluitvormingsprocedures 1. De Autoriteit handelt in overeenstemming met de leden 2 tot en met 6 van dit artikel wanneer zij overeenkomstig de artikelen 17, 18 en 19 besluiten vaststelt. 2. De Autoriteit stelt adressaten van een besluit in de officiële taal van de adressaten op de hoogte van haar voornemen om het besluit vast te stellen en bepaalt een termijn waarbinnen de adressaat, terdege rekening houdend met de urgentie, complexiteit en mogelijke consequenties van de zaak, zijn standpunten over het voorwerp van het besluit kenbaar kan maken. Adressaten kunnen hun standpunten in hun officiële taal kenbaar maken. De bepaling uit de eerste zin is van overeenkomstige toepassing op aanbevelingen als bedoeld in artikel 17, lid 3. 3. De besluiten van de Autoriteit worden met redenen omkleed. 4. De adressaten van besluiten van de Autoriteit worden op de hoogte gebracht van de op grond van deze verordening beschikbare rechtsmiddelen. 5. Wanneer de Autoriteit een besluit overeenkomstig artikel 18, lid 3 of lid 4, heeft genomen, evalueert zij dat besluit op gezette tijden. 6. De besluiten die de Autoriteit neemt ingevolge artikel 17, 18 of 19, worden bekendgemaakt. De bekendmaking vermeldt de identiteit van de betrokken bevoegde autoriteit of de betrokken financiëlemarktdeelnemer en de belangrijkste punten van het besluit, tenzij deze bekendmaking in strijd is met het rechtmatige belang van die financiëlemarktdeelnemers of met de bescherming van hun bedrijfsgeheimen, dan wel de ordelijke werking en de integriteit van de financiële markten of de stabiliteit van het gehele financiële stelsel van de Unie of een deel daarvan ernstig in gevaar zou kunnen brengen.“; |
33) |
artikel 40 wordt als volgt gewijzigd:
|
34) |
de artikelen 41 en 42 worden vervangen door: „Artikel 41 Interne comités 1. De raad van toezichthouders kan, op eigen initiatief of op verzoek van de voorzitter, voor bepaalde hem toegekende taken interne comités oprichten. Op verzoek van de raad van bestuur of op verzoek van de voorzitter kan de raad van toezichthouders voor bepaalde aan de raad van bestuur toegekende taken interne comités oprichten. De raad van toezichthouders kan voorzien in de delegatie van bepaalde welomschreven taken en besluiten aan interne comités, aan de raad van bestuur of aan de voorzitter. 2. Voor de toepassing van artikel 17 doet de voorzitter een voorstel voor een besluit om een onafhankelijk panel bijeen te roepen, dat door de raad van toezichthouders moet worden goedgekeurd. Dit onafhankelijke panel bestaat uit de voorzitter en zes andere leden, die door de voorzitter moeten worden voorgesteld na raadpleging van de raad van bestuur en na een open oproep tot deelname. De zes andere leden zijn geen vertegenwoordiger van de bevoegde autoriteit die een inbreuk op het Unierecht zou hebben gepleegd en hebben geen belang bij de kwestie noch directe banden met de betrokken bevoegde autoriteit. Elk lid van het panel heeft één stem. Besluiten van het panel worden aangenomen wanneer ten minste vier leden van het panel voorstemmen. 3. Voor de toepassing van artikel 19 doet de voorzitter een voorstel voor een besluit om een onafhankelijk panel bijeen te roepen, dat door de raad van toezichthouders moet worden goedgekeurd. Dit onafhankelijke panel bestaat uit de voorzitter en zes andere leden, die door de voorzitter moeten worden voorgesteld na raadpleging van de raad van bestuur en na een open oproep tot deelname. De zes andere leden zijn geen vertegenwoordiger van de bevoegde autoriteiten die bij het meningsverschil betrokken zijn en hebben geen belang bij het conflict, noch directe banden met de betrokken bevoegde autoriteiten. Elk lid van het panel heeft één stem. Besluiten van het panel worden aangenomen wanneer ten minste vier leden van het panel voorstemmen. 4. Om het in artikel 22, lid 4, eerste alinea, bedoelde onderzoek te kunnen voeren, kan de voorzitter ook een besluit tot instelling van het onderzoek en een besluit tot bijeenroeping van een onafhankelijk panel voorstellen, welke besluiten door de raad van toezichthouders moeten worden aangenomen. Dit onafhankelijke panel bestaat uit de voorzitter en zes andere leden, die door de voorzitter moeten worden voorgesteld na raadpleging van de raad van bestuur en na een open oproep tot deelname. Elk lid van het panel heeft één stem. Besluiten van het panel worden aangenomen wanneer ten minste vier leden van het panel voorstemmen. 5. De in de leden 2 en 3 van dit artikel bedoelde panels of de voorzitter stellen op grond van artikel 17 of van artikel 19 besluiten voor ter definitieve vaststelling door de raad van toezichthouders. Een in lid 4 van dit artikel bedoeld panel presenteert de uitkomsten van het overeenkomstig artikel 22, lid 4, eerste alinea, gevoerde onderzoek aan de raad van toezichthouders. 6. De raad van toezichthouders stelt voor de in dit artikel bedoelde panels een reglement van orde vast. Artikel 42 Onafhankelijkheid van de raad van toezichthouders 1. Bij de uitvoering van de hun bij deze verordening toevertrouwde taken handelen de leden van de raad van toezichthouders onafhankelijk en objectief, in het uitsluitende belang van de Unie in haar geheel, en vragen noch aanvaarden zij instructies van instellingen of organen van de Unie, van regeringen of van een ander publiek of privaat orgaan. 2. De lidstaten, de instellingen en organen van de Unie en andere publieke of private organen doen geen pogingen om invloed uit te oefenen op de leden van de raad van toezichthouders bij het vervullen van hun taken. 3. De leden van de raad van toezichthouders, de voorzitter alsmede niet-stemgerechtigde vertegenwoordigers en waarnemers die aan de vergaderingen van de raad van toezichthouders deelnemen, maken vóór dergelijke vergaderingen accuraat en onverkort kenbaar of er al dan niet belangen zijn die geacht zouden kunnen worden afbreuk te doen aan hun onafhankelijkheid ten aanzien van agendapunten, en zij nemen niet deel aan de bespreking en de stemming betreffende die agendapunten. 4. De raad van toezichthouders legt in zijn reglement van orde de praktische regelingen vast voor de in lid 3 bedoelde belangenverklaringen en voor het voorkomen van en omgaan met belangenconflicten.“; |
35) |
artikel 43 wordt als volgt gewijzigd:
|
36) |
het volgende artikel wordt ingevoegd: „Artikel 43 bis Transparantie van door de raad van toezichthouders genomen besluiten Niettegenstaande artikel 70 voorziet de Autoriteit uiterlijk zes weken na elke vergadering van de raad van toezichthouders het Europees Parlement ten minste van een uitgebreid en relevant verslag van het verloop van die vergadering waarmee een volledig begrip van de besprekingen mogelijk wordt, met inbegrip van een geannoteerde lijst van besluiten. In dat verslag zijn de besprekingen binnen de raad van toezichthouders die betrekking hebben op individuele financiëlemarktdeelnemers niet weergegeven, behoudens andersluidende bepaling in artikel 75, lid 3, of in de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen.“; |
37) |
artikel 44 wordt als volgt gewijzigd:
|
38) |
artikel 45 wordt vervangen door: „Artikel 45 Samenstelling 1. De raad van bestuur is samengesteld uit de voorzitter en zes leden van de raad van toezichthouders die door en uit de stemgerechtigde leden van de raad van toezichthouders worden verkozen. Elk lid van de raad van bestuur, uitgezonderd de voorzitter, heeft een plaatsvervanger, die hem vervangt als hij niet aanwezig kan zijn. 2. Het mandaat van de door de raad van toezichthouders verkozen leden bedraagt tweeënhalf jaar. Deze termijn kan eenmaal worden verlengd. De samenstelling van de raad van bestuur is genderevenwichtig en proportioneel en vormt een afspiegeling van de gehele Unie. De mandaten zijn overlappend en er geldt een passend roulatiesysteem. 3. De vergaderingen van de raad van bestuur worden door de voorzitter op zijn initiatief of op verzoek van ten minste een derde van de leden bijeengeroepen en worden voorgezeten door de voorzitter. De raad van bestuur komt voorafgaand aan iedere vergadering van de raad van toezichthouders bijeen en zo vaak als de raad van bestuur dit noodzakelijk acht. Hij komt ten minste vijfmaal per jaar bijeen. 4. De leden van de raad van bestuur kunnen zich, op de door het reglement van orde bepaalde wijze, laten bijstaan door adviseurs of deskundigen. De niet-stemgerechtigde leden, met uitzondering van de uitvoerend directeur, wonen de besprekingen in de raad van bestuur over individuele financiëlemarktdeelnemers niet bij.“; |
39) |
de volgende artikelen worden ingevoegd: „Artikel 45 bis Besluitvorming 1. De raad van bestuur besluit met gewone meerderheid van zijn leden, waarbij naar consensus wordt gestreefd. Elk lid heeft één stem. De voorzitter is een stemgerechtigd lid. 2. De uitvoerend directeur en een vertegenwoordiger van de Commissie nemen deel aan de bijeenkomsten van de raad van bestuur, maar hebben geen stemrecht. De vertegenwoordiger van de Commissie is stemgerechtigd voor de in artikel 63 bedoelde aangelegenheden. 3. De raad van bestuur stelt zijn reglement van orde vast en maakt het bekend. Artikel 45 ter Coördinatiegroepen 1. De raad van bestuur kan, op eigen initiatief of op verzoek van een bevoegde autoriteit, coördinatiegroepen opzetten rond specifieke thema’s waarvoor er, gelet op specifieke marktontwikkelingen, behoefte aan coördinatie kan zijn. De raad van bestuur stelt coördinatiegroepen rond specifieke thema’s in op verzoek van vijf leden van de raad van toezichthouders. 2. Alle bevoegde autoriteiten nemen deel aan de coördinatiegroepen en verschaffen de coördinatiegroepen, in overeenstemming met artikel 35, de nodige informatie zodat deze coördinatiegroepen hun coördinerende taken kunnen uitvoeren in overeenstemming met hun mandaat. De werkzaamheden van de coördinatiegroepen zijn gebaseerd op door de bevoegde autoriteiten verschafte informatie en door de Autoriteit gedane bevindingen. 3. De groepen worden voorgezeten door een lid van de raad van bestuur. Elk jaar brengt het respectieve lid van de raad van bestuur dat met de coördinatiegroep is belast, bij de raad van toezichthouders verslag uit over de belangrijkste elementen van de besprekingen en bevindingen en doet hij, indien zulks relevant is, een voorstel voor een follow-up op reguleringsgebied of voor een collegiale toetsing op het betrokken gebied. De bevoegde autoriteiten stellen de Autoriteit in kennis van de wijze waarop zij de werkzaamheden van coördinatiegroepen bij hun activiteiten in aanmerking hebben genomen. 4. Bij het monitoren van marktontwikkelingen die bij coördinatiegroepen centraal kunnen staan, kan de Autoriteit bevoegde autoriteiten verzoeken om overeenkomstig artikel 35 de nodige informatie te verschaffen om de Autoriteit in staat te stellen haar monitorende rol te spelen.“; |
40) |
artikel 46 wordt vervangen door: „Artikel 46 Onafhankelijkheid van de raad van bestuur De leden van de raad van bestuur handelen onafhankelijk en objectief, in het uitsluitende belang van de Unie als geheel, en vragen noch aanvaarden instructies van instellingen of organen van de Unie, van regeringen of van enig ander publiek of privaat orgaan. Lidstaten, instellingen of organen van de Unie en andere publieke of private organen doen geen pogingen invloed uit te oefenen op de leden van de raad van bestuur bij het vervullen van hun taken.“; |
41) |
artikel 47 wordt als volgt gewijzigd:
|
42) |
artikel 48 wordt als volgt gewijzigd:
|
43) |
artikel 49 wordt als volgt gewijzigd:
|
44) |
het volgende artikel wordt ingevoegd: „Artikel 49 bis Onkosten De voorzitter maakt alle georganiseerde bijeenkomsten met externe belanghebbenden binnen twee weken na de bijeenkomst openbaar en maakt alle ontvangen voordelen openbaar. Onkosten worden bijgehouden in een openbaar register overeenkomstig het Statuut.“; |
45) |
artikel 50 wordt geschrapt; |
46) |
artikel 54 wordt als volgt gewijzigd:
|
47) |
artikel 55 wordt als volgt gewijzigd:
|
48) |
de artikelen 56 en 57 worden vervangen door: „Artikel 56 Gemeenschappelijke standpunten en gemeenschappelijke handelingen Binnen de reikwijdte van haar in hoofdstuk II van deze verordening uiteengezette taken en, in voorkomend geval inzonderheid met betrekking tot de uitvoering van Richtlijn 2002/87/EG, komt de Autoriteit, in voorkomend geval, tot gemeenschappelijke standpunten bij consensus met de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) en met de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit). Indien dit vereist is op grond van het Unierecht, worden maatregelen die krachtens de artikelen 10 tot en met 16 en besluiten die krachtens de artikelen 17, 18 en 19 van deze verordening met betrekking tot de toepassing van Richtlijn 2002/87/EG en van andere in artikel 1, lid 2, van deze verordening genoemde wetgevingshandelingen worden vastgesteld en die ook binnen de bevoegdheid van de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit) of de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) vallen, in voorkomend geval, parallel vastgesteld door de Autoriteit, de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit) en de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen). Artikel 57 Subcomités 1. Het Gemengd Comité mag subcomités oprichten met het oog op het opstellen van ontwerpen van gemeenschappelijke standpunten en gemeenschappelijke handelingen voor het Gemengd Comité. 2. Elk subcomité is samengesteld uit de in artikel 55, lid 1, bedoelde personen en één vertegenwoordiger op hoog niveau van het huidige personeel van de relevante bevoegde autoriteit van elke lidstaat. 3. Elk subcomité kiest uit de vertegenwoordigers van de betrokken bevoegde autoriteiten een voorzitter, die ook waarnemer is in het Gemengd Comité. 4. Voor de toepassing van artikel 56 wordt bij het Gemengd Comité een subcomité financiële conglomeraten ingesteld. 5. Het Gemengd Comité maakt op zijn website alle ingestelde subcomités bekend, samen met de mandaten ervan en een lijst van de leden met vermelding van hun functie in het desbetreffende subcomité.“; |
49) |
artikel 58 wordt als volgt gewijzigd:
|
50) |
in artikel 59 wordt lid 2 vervangen door: „2. De leden van de bezwaarcommissie en het personeel van de Autoriteit dat operationele en secretariële ondersteuning biedt, mogen niet deelnemen aan de behandeling van een bezwaarprocedure als zij daarbij een persoonlijk belang hebben, als zij eerder als vertegenwoordiger van een van de partijen bij de behandeling betrokken zijn geweest of als zij een rol hebben gespeeld bij het besluit waartegen bezwaar is aangetekend.“; |
51) |
in artikel 60 wordt lid 2 vervangen door: „2. Het bezwaar wordt tezamen met een uiteenzetting van de gronden voor het bezwaar binnen drie maanden na de kennisgeving van het besluit aan de betrokken persoon, dan wel bij gebreke van kennisgeving, binnen drie maanden na de dag van publicatie van het besluit door de Autoriteit, schriftelijk bij de Autoriteit aangetekend. De bezwaarcommissie neemt binnen drie maanden na instelling van het bezwaar een besluit ter zake.“; |
52) |
het volgende artikel wordt ingevoegd: „Artikel 60 bis Bevoegdheidsoverschrijding door de Autoriteit Elke natuurlijke of rechtspersoon kan de Commissie een met redenen omkleed advies zenden indien die persoon van mening is dat de Autoriteit haar bevoegdheid heeft overschreden – daaronder begrepen het geval waarin zij, handelend op grond van de artikelen 16 en 16 ter, het evenredigheidsbeginsel in de zin van artikel 1, lid 5, niet heeft nageleefd, en dat van rechtstreeks en individueel belang is voor die persoon.“; |
53) |
in artikel 62 wordt lid 1 als volgt gewijzigd:
|
54) |
de artikelen 63, 64 en 65 worden vervangen door: „Artikel 63 Vaststelling van de begroting 1. Jaarlijks stelt de uitvoerend directeur, op basis van de jaarprogrammering en de meerjarenprogrammering van de Autoriteit, een voorlopig ontwerp op voor een enig programmeringsdocument van de Autoriteit voor de komende drie boekjaren, met daarin de geraamde inkomsten en uitgaven, alsmede informatie over het personeel, en zendt hij dit aan de raad van bestuur en de raad van toezichthouders, samen met de personeelsformatie. 2. De raad van toezichthouders stelt, op basis van het door de raad van bestuur goedgekeurde ontwerp, het ontwerp van enig programmeringsdocument voor de komende drie boekjaren vast. 3. Het enig programmeringsdocument wordt door de raad van bestuur uiterlijk op 31 januari aan de Commissie, aan het Europees Parlement, aan de Raad en aan de Europese Rekenkamer gezonden. 4. Rekening houdend met dit enig programmeringsdocument neemt de Commissie in de ontwerpbegroting van de Unie de ramingen op die zij noodzakelijk acht met betrekking tot de personeelsformatie en het bedrag van de compensatiebijdrage ten laste van de algemene begroting van de Unie overeenkomstig de artikelen 313 en 314 VWEU. 5. Het Europees Parlement en de Raad stellen de personeelsformatie voor de Autoriteit vast. Het Europees Parlement en de Raad keuren de kredieten voor de compensatiebijdrage aan de Autoriteit goed. 6. De begroting van de Autoriteit wordt vastgesteld door de raad van toezichthouders. Deze wordt definitief na de definitieve vaststelling van de algemene begroting van de Unie. Indien nodig wordt de begroting dienovereenkomstig aangepast. 7. De raad van bestuur stelt het Europees Parlement en de Raad zonder onnodige vertraging op de hoogte van de projecten die hij voornemens is uit te voeren en die aanzienlijke financiële gevolgen voor de financiering van zijn begroting kunnen hebben, met name vastgoedprojecten zoals de huur of aankoop van gebouwen. 8. Onverminderd de artikelen 266 en 267 van het Financieel Reglement, is de goedkeuring van het Europees Parlement en de Raad vereist voor projecten die aanzienlijke financiële of langetermijngevolgen voor de financiering van de begroting van de Autoriteit kunnen hebben, met name vastgoedprojecten zoals de huur of aankoop van gebouwen, met inbegrip van verbrekingsclausules. Artikel 64 Uitvoering van en toezicht op de begroting 1. De uitvoerend directeur treedt op als ordonnateur en voert de jaarlijkse begroting van de Autoriteit uit. 2. Uiterlijk op 1 maart van het volgende jaar deelt de rekenplichtige van de Autoriteit de voorlopige rekeningen mee aan de rekenplichtige van de Commissie en aan de Rekenkamer. Artikel 70 belet de Autoriteit niet de Rekenkamer informatie te verstrekken waarom deze verzoekt, voor zover deze informatie binnen haar bevoegdheden valt. 3. Uiterlijk op 1 maart van het volgende jaar zendt de rekenplichtige van de Autoriteit de voor consolidatiedoeleinden vereiste boekhoudinformatie aan de rekenplichtige van de Commissie, op de wijze en in het formaat die door die laatste zijn vastgesteld. 4. Uiterlijk op 31 maart van het volgende jaar zendt de rekenplichtige van de Autoriteit het verslag over het begrotingsbeheer en het financieel beheer ook aan de leden van de raad van toezichthouders, aan het Europees Parlement, aan de Raad en aan de Rekenkamer. 5. Na ontvangst van de door de Rekenkamer geformuleerde opmerkingen over de voorlopige rekeningen van de Autoriteit overeenkomstig artikel 246 van het Financieel Reglement stelt de rekenplichtige van de Autoriteit de definitieve rekeningen van de Autoriteit op. De uitvoerend directeur zendt deze aan de raad van toezichthouders, die een advies over die rekeningen uitbrengt. 6. Uiterlijk op 1 juli van het volgende jaar zendt de rekenplichtige van de Autoriteit de definitieve rekeningen, vergezeld van het advies van de raad van toezichthouders, aan de rekenplichtige van de Commissie, het Europees Parlement, de Raad en de Rekenkamer. Uiterlijk op 15 juni van elk jaar zendt de rekenplichtige van de Autoriteit ook een verslagleggingspakket aan de rekenplichtige van de Commissie, in een gestandaardiseerd formaat zoals door de rekenplichtige van de Commissie voor consolidatiedoeleinden vastgesteld. 7. Uiterlijk op 15 november van het volgende jaar worden de definitieve rekeningen bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie. 8. Uiterlijk op 30 september zendt de uitvoerend directeur de Rekenkamer een antwoord op haar opmerkingen en zendt hij ook een afschrift van dat antwoord aan de raad van bestuur en aan de Commissie. 9. Overeenkomstig artikel 261, lid 3, van het Financieel Reglement verstrekt de uitvoerend directeur het Europees Parlement op verzoek alle informatie die nodig is voor een goed verloop van de kwijtingsprocedure voor het betrokken boekjaar. 10. Het Europees Parlement verleent op aanbeveling van de Raad, die bij gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluit, vóór 15 mei van het jaar N + 2, kwijting aan de Autoriteit voor de uitvoering van de begroting van het boekjaar N. 11. De Autoriteit verstrekt een met redenen omkleed advies over het standpunt van het Europees Parlement en eventuele andere opmerkingen van het Europees Parlement in het kader van de kwijtingsprocedure. Artikel 65 Financiële regels De financiële regeling die van toepassing is op de Autoriteit wordt vastgesteld door de raad van bestuur, na raadpleging van de Commissie. Die regeling mag niet afwijken van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/715 van de Commissie (*48), tenzij de specifieke eisen voor de werking van de Autoriteit zulks vereisen en alleen na de voorafgaande toestemming van de Commissie. (*48) Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/715 van de Commissie van 18 december 2018 houdende de financiële kaderregeling van de bij het VWEU en het Euratom-Verdrag opgerichte organen, bedoeld in artikel 70 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 122 van 10.5.2019, blz. 1).“;" |
55) |
in artikel 66 wordt lid 1 vervangen door: „1. Met het oog op de bestrijding van fraude, corruptie en andere onwettige handelingen is Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad (*49) onverkort van toepassing op de Autoriteit. (*49) Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).“;" |
56) |
Artikel 70 wordt als volgt gewijzigd:
|
57) |
artikel 71 wordt vervangen door: „Artikel 71 Gegevensbescherming Deze verordening laat de verplichtingen van de lidstaten onverlet met betrekking tot hun verwerking van persoonsgegevens in het kader van Verordening (EU) 2016/679 of de verplichtingen van de Autoriteit met betrekking tot haar verwerking van persoonsgegevens in het kader van Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad (*51) bij het uitoefenen van haar taken. (*51) Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).“;" |
58) |
in artikel 72 wordt lid 2 vervangen door: „2. De raad van bestuur stelt de praktische maatregelen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1049/2001 vast.“; |
59) |
in artikel 74 wordt de eerste alinea vervangen door: „De noodzakelijke regelingen betreffende de huisvesting van de Autoriteit in de lidstaat waar haar zetel is gevestigd en de door die lidstaat ter beschikking te stellen voorzieningen, alsmede de specifieke voorschriften welke in die lidstaat gelden voor het personeel van de Autoriteit en hun gezinsleden, worden vastgelegd in een nkomst tussen de Autoriteit en die lidstaat, die zij sluiten nadat de raad van bestuur daarmee heeft ingestemd.“; |
60) |
artikel 76 wordt vervangen door: „Artikel 76 Verhouding met het Comité van Europese effectenregelgevers De Autoriteit wordt als de rechtsopvolger van het Comité van Europese effectenregelgevers (Committee of European Securities Regulators - CESR) beschouwd. Uiterlijk op de datum van oprichting van de Autoriteit worden alle activa en passiva en alle lopende verrichtingen van het CESR automatisch aan de Autoriteit overgedragen. Het CESR stelt een verklaring op waaruit de afsluiting van zijn activa en passiva op het tijdstip van de overdracht blijkt. Die verklaring wordt aan een audit onderworpen en goedgekeurd door het CESR en door de Commissie.“; |
61) |
artikel 81 wordt als volgt gewijzigd:
|
Artikel 4
Wijzigingen van Verordening (EU) nr. 600/2014
Verordening (EU) nr. 600/2014 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
aan artikel 1, lid 1, wordt het volgende punt toegevoegd:
|
2) |
artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
|
3) |
Artikel 22 wordt vervangen door: „Artikel 22 Informatieverstrekking met het oog op transparantie en andere berekeningen 1. Teneinde berekeningen te maken met het oog op de vaststelling van de eisen inzake transparantie vóór en na de handel en de handelsverplichtingsregelingen als bedoeld in de artikelen 3 tot en met 11, de artikelen 14 tot en met 21 en artikel 32, die van toepassing zijn op financiële instrumenten, alsmede om te bepalen of een beleggingsonderneming een beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling is, kunnen de ESMA en bevoegde autoriteiten informatie verlangen van:
2. Handelsplatformen, APA’s en verstrekkers van een consolidated tape slaan de noodzakelijke gegevens voor een voldoende lange periode op. 3. De ESMA stelt ontwerpen van technische reguleringsnormen op ter specificatie van de inhoud en frequentie van verzoeken om gegevens, het format en het tijdsbestek waarbinnen handelsplatformen, APA’s en verstrekkers van een consolidated tape in lid 1 bedoelde verzoeken om gegevens moeten beantwoorden, het soort gegevens dat moet worden opgeslagen, en de minimale periode tijdens welke handelsplatformen, APA’s en verstrekkers van een consolidated tape overeenkomstig lid 2 gegevens moeten opslaan om verzoeken om gegevens te kunnen beantwoorden. Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd om deze verordening aan te vullen door de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.“; |
4) |
in artikel 26, lid 1, wordt de derde alinea vervangen door: „De bevoegde autoriteiten stellen zonder onnodige vertraging de overeenkomstig dit artikel gemelde informatie beschikbaar aan de ESMA.“; |
5) |
artikel 27 wordt vervangen door: „Artikel 27 Verplichting tot verstrekking van referentiegegevens voor financiële instrumenten 1. Ten aanzien van financiële instrumenten die tot de handel op gereglementeerde markten zijn toegelaten of worden verhandeld op MTF’s of OTF’s, verstrekken deze handelsplatformen de ESMA referentiegegevens ten behoeve van de melding van transacties op grond van artikel 26. Ten aanzien van andere onder artikel 26, lid 2, vallende financiële instrumenten die via haar systeem worden verhandeld, verstrekt elke beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling de ESMA referentiegegevens betreffende die financiële instrumenten. De referentiegegevens ter identificatie worden in een elektronisch en gestandaardiseerd format gereed gemaakt voor toezending aan de ESMA vóór de aanvang van de handel in het financiële instrument waarop zij betrekking hebben. De referentiegegevens betreffende het financiële instrument worden geactualiseerd telkens als er zich veranderingen in de gegevens betreffende een financieel instrument voordoen. De ESMA maakt deze referentiegegevens onmiddellijk op haar website bekend. De ESMA geeft bevoegde autoriteiten zonder onnodige vertraging toegang tot die referentiegegevens. 2. Om bevoegde autoriteiten in staat te stellen overeenkomstig artikel 26 de werkzaamheden van beleggingsondernemingen te monitoren teneinde ervoor te zorgen dat zij eerlijk, billijk en professioneel optreden en op een manier die bevorderlijk is voor de integriteit van de markt, treft de ESMA, na raadpleging van de bevoegde autoriteiten, de nodige regelingen om ervoor te zorgen dat:
3. De ESMA stelt ontwerpen van technische reguleringsnormen op om de volgende punten nader in te vullen:
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd om deze verordening aan te vullen door de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010. 4. De ESMA kan de in lid 1 gespecificeerde rapportageverplichtingen voor bepaalde of alle financiële instrumenten opschorten indien aan alle volgende voorwaarden wordt voldaan:
Bij het nemen van de in de eerste alinea van dit lid genoemde maatregel houdt de ESMA rekening met de mate waarin de maatregel de nauwkeurigheid en de volledigheid van de gerapporteerde gegevens waarborgt voor de in lid 2 gespecificeerde doeleinden. Voordat zij besluit de in de eerste alinea genoemde maatregel te nemen, stelt de ESMA alle relevante bevoegde instanties in kennis. De Commissie wordt gemachtigd overeenkomstig artikel 50 gedelegeerde handelingen vast te stellen om deze verordening aan te vullen door het specificeren van de in de eerste alinea bedoelde voorwaarden alsook van de omstandigheden waarin de in die alinea genoemde opschorting ophoudt van toepassing te zijn.“. |
6) |
De volgende titel wordt ingevoegd: „TITEL IV BIS DATARAPPORTERINGSDIENSTEN HOOFDSTUK 1 VERGUNNINGVERLENING AAN AANBIEDERS VAN DATARAPPORTERINGSDIENSTEN Artikel 27 bis Voor de toepassing van deze titel wordt onder nationale bevoegde autoriteit een bevoegde autoriteit in de zin van artikel 4, lid 1, punt 26, van richtlijn 2014/65/EU verstaan. Artikel 27 ter Vergunningvereisten 1. De exploitatie van een APA, een verstrekker van een consolidated tape of een ARM als gewoon beroep of bedrijf wordt afhankelijk gesteld van een voorafgaande vergunningverlening door de ESMA in overeenstemming met deze titel. In afwijking van de eerste alinea van dit lid is een overeenkomstig de in artikel 2, lid 3, bedoelde gedelegeerde handeling geïdentificeerde APA of ARM onderworpen aan voorafgaande vergunningverlening en toezicht door de betrokken nationale bevoegde autoriteit overeenkomstig deze titel. 2. Een beleggingsonderneming of een marktexploitant die een handelsplatform exploiteert, kan ook diensten van een APA, een verstrekker van een consolidated tape of een ARM aanbieden, mits de ESMA of de relevante nationale bevoegde autoriteit eerst heeft vastgesteld dat door de beleggingsonderneming of de marktexploitant deze titel in acht wordt genomen. Het aanbieden van die diensten wordt in hun vergunning opgenomen. 3. De ESMA legt een register aan van alle aanbieders van datarapporteringsdiensten in de Unie. Het register is publiek beschikbaar en bevat informatie over de diensten die de aanbieder van datarapporteringsdiensten op grond van zijn vergunning mag verlenen, en wordt regelmatig bijgewerkt. Wanneer de ESMA of, in voorkomend geval, een nationale bevoegde autoriteit een vergunning heeft ingetrokken overeenkomstig artikel 27 sexies, wordt die intrekking in het register bekendgemaakt voor een periode van vijf jaar. 4. Aanbieders van datarapporteringsdiensten bieden hun diensten aan onder toezicht van de ESMA of, in voorkomend geval, de nationale bevoegde autoriteit. De ESMA of, in voorkomend geval, de nationale bevoegde autoriteit monitort op gezette tijdstippen de naleving door de aanbieders van datarapporteringsdiensten van deze titel. De ESMA of, in voorkomend geval, de nationale bevoegde autoriteit monitort dat aanbieders van datarapporteringsdiensten te allen tijde voldoen aan de voorwaarden voor de initiële vergunningverlening die in deze titel zijn vastgesteld. Artikel 27 quater Vergunningverlening aan aanbieders van datarapporteringsdiensten 1. Aanbieders van datarapporteringsdiensten krijgen voor de toepassing van deze titel van de ESMA of, in voorkomend geval, van de nationale bevoegde autoriteit vergunning verleend wanneer:
2. In de in lid 1 bedoelde vergunning wordt de datarapporteringsdienst vermeld die de aanbieder van datarapporteringsdiensten op grond van de vergunning mag aanbieden. Wanneer een vergunninghoudende aanbieder van datarapporteringsdiensten zijn werkzaamheden tot andere datarapporteringsdiensten wil uitbreiden, dient hij bij de ESMA of, in voorkomend geval, bij de nationale bevoegde autoriteit een verzoek in tot uitbreiding van zijn vergunning. 3. Een vergunninghoudende aanbieder van datarapporteringsdiensten voldoet te allen tijde aan de voorwaarden voor vergunningverlening als bedoeld in deze titel. Een vergunninghoudende aanbieder van datarapporteringsdiensten stelt de ESMA of, in voorkomend geval, de nationale bevoegde autoriteit zonder onnodige vertraging in kennis van wezenlijke wijzigingen in de voorwaarden voor vergunningverlening. 4. De in lid 1 bedoelde vergunning is effectief en geldig voor het volledige grondgebied van Unie en de aanbieder van datarapporteringsdiensten kan daarmee overal in de Unie de diensten aanbieden waarvoor hem vergunning is verleend. Artikel 27 quinquies Procedures voor de toekenning en weigering van vergunningaanvragen 1. De aanvragende aanbieder van datarapporteringsdiensten dient een aanvraag in welke alle informatie bevat die de ESMA of, in voorkomend geval, de nationale bevoegde autoriteit nodig heeft om te kunnen bevestigen dat de aanbieder van datarapporteringsdiensten ten tijde van de initiële vergunningverlening alle noodzakelijke regelingen heeft getroffen om te voldoen aan zijn verplichtingen op grond van deze titel, met inbegrip van een programma van werkzaamheden waarin onder meer het soort beoogde diensten en de organisatiestructuur zijn vermeld. 2. Uiterlijk twintig werkdagen na ontvangst van de vergunningaanvraag beoordeelt de ESMA of, in voorkomend geval, de nationale bevoegde autoriteit of de aanvraag volledig is. Wanneer de aanvraag onvolledig is, stelt de ESMA, of, in voorkomend geval, de nationale bevoegde autoriteit, een termijn vast waarbinnen de aanbieder van datarapporteringsdiensten aanvullende informatie moet verstrekken. Wanneer de ESMA, of, in voorkomend geval, de nationale bevoegde autoriteit, een aanvraag volledig acht, stelt zij de aanbieder van datarapporteringsdiensten daarvan in kennis. 3. De ESMA of, in voorkomend geval, de nationale bevoegde autoriteit beoordeelt, binnen zes maanden na de ontvangst van een volledige aanvraag, of de aanbieder van datarapporteringsdiensten aan deze titel voldoet. Zij stelt een volledig met redenen omkleed besluit vast waarin de vergunning wordt toegekend of geweigerd, en stelt de aanvragende aanbieder van datarapporteringsdiensten binnen vijf werkdagen daarvan in kennis. 4. De ESMA stelt ontwerpen van technische reguleringsnormen op ter bepaling van:
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd om deze verordening aan te vullen door de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010. 5. De ESMA stelt ontwerpen van technische uitvoeringsnormen op met het oog op de vaststelling van de standaardformulieren, templates en procedures voor de in lid 1 van dit artikel en in artikel 27 septies, lid 2, bedoelde kennisgeving of informatieverstrekking. Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend om de in de eerste alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1095/2010. Artikel 27 sexies Intrekking van een vergunning 1. De ESMA of, in voorkomend geval, de nationale bevoegde autoriteit mag de vergunning van een aanbieder van datarapporteringsdiensten intrekken indien deze:
2. De ESMA stelt, in voorkomend geval, de nationale bevoegde autoriteit in de lidstaat waar de aanbieder van datarapporteringsdiensten is gevestigd, zonder onnodige vertraging in kennis van een besluit tot intrekking van de vergunning van een aanbieder van datarapporteringsdiensten. Artikel 27 septies Vereisten voor het leidinggevend orgaan van een aanbieder van datarapporteringsdiensten 1. Het leidinggevend orgaan van een aanbieder van datarapporteringsdiensten staat steeds als voldoende betrouwbaar bekend, beschikt over voldoende kennis, vaardigheden en ervaring en besteedt voldoende tijd aan de vervulling van zijn taken. Het leidinggevend orgaan als geheel beschikt over voldoende kennis, vaardigheden en ervaring om inzicht te hebben in de activiteiten van de aanbieder van datarapporteringsdiensten. Elk lid van het leidinggevend orgaan handelt eerlijk, integer en met onafhankelijkheid van geest om, als dat nodig is, de besluiten van de directie op doeltreffende wijze aan te vechten en, als dat nodig is, op doeltreffende wijze toe te zien en controle uit te oefenen op de besluitvorming van de directie. Wanneer een marktexploitant overeenkomstig artikel 27 quinquies een vergunning tot exploitatie van een APA, een verstrekker van een consolidated tape of een ARM aanvraagt en de leden van het leidinggevend orgaan van de APA, de verstrekker van een consolidated tape of het ARM dezelfden zijn als de leden van het leidinggevend orgaan van de gereglementeerde markt, worden die personen geacht te voldoen aan de vereisten van de eerste alinea. 2. Een aanbieder van datarapporteringsdiensten stelt de ESMA of, in voorkomend geval, de nationale bevoegde autoriteit in kennis van de namen van alle leden van zijn leidinggevend orgaan en van wijzigingen in het lidmaatschap ervan, en verschaft tegelijkertijd alle informatie die nodig is om te beoordelen of de entiteit aan lid 1 voldoet. 3. Het leidinggevend orgaan van een aanbieder van datarapporteringsdiensten stelt governanceregelingen op en ziet toe op de tenuitvoerlegging ervan; deze regelingen garanderen een doeltreffende en prudente bedrijfsvoering van een organisatie en voorzien onder meer in een scheiding van taken binnen de organisatie en in de voorkoming van belangenconflicten, en dit op een wijze die de integriteit van de markt en de belangen van zijn cliënten bevordert. 4. De ESMA of, in voorkomend geval, de nationale bevoegde autoriteit weigert een vergunning indien zij zich er niet van heeft kunnen vergewissen dat de persoon of personen die het bedrijf van de aanbieder van datarapporteringsdiensten feitelijk leiden, als voldoende betrouwbaar bekendstaan, dan wel indien er objectieve en aantoonbare redenen zijn om aan te nemen dat voorgenomen wijzigingen in het leidinggevend orgaan van de aanbieder van datarapporteringsdiensten een bedreiging vormen voor de gezonde en prudente bedrijfsvoering ervan en voor een passende inachtneming van de belangen van zijn cliënten en de integriteit van de markt. 5. De ESMA stelt uiterlijk op 1 januari 2021 ontwerpen van technische reguleringsnormen op voor de beoordeling van de geschiktheid van de leden van het leidinggevend orgaan als beschreven in lid 1, rekening houdend met de verschillende rollen en functies die zij vervullen en met het feit dat belangenconflicten tussen de leden van het leidinggevend orgaan en de gebruikers van APA’s, verstrekkers van een consolidated tape of ARM’s dienen te worden voorkomen. Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd om deze verordening aan te vullen door de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010. HOOFDSTUK 2 VOORWAARDEN VOOR APA’S, VERSTREKKERS VAN EEN CONSOLIDATED TAPE EN ARM’S Artikel 27 octies Organisatorische eisen voor APA’s 1. Een APA beschikt over een adequaat beleid en afdoende regelingen om de krachtens de artikelen 20 en 21 te verstrekken informatie tegen redelijke commerciële voorwaarden openbaar te maken binnen een tijdsspanne die realtime zo dicht mogelijk benadert als technisch haalbaar is. De informatie wordt 15 minuten na de bekendmaking ervan door de APA kosteloos beschikbaar gesteld. De APA verspreidt deze informatie op efficiënte en consistente wijze, zodat deze snel en op niet-discriminerende basis toegankelijk is in een formaat dat de consolidatie van de informatie met vergelijkbare gegevens uit andere bronnen vergemakkelijkt. 2. De informatie die overeenkomstig lid 1 door een APA openbaar wordt gemaakt, omvat ten minste de volgende bijzonderheden:
3. Een APA treft effectieve administratieve regelingen om belangenconflicten met zijn cliënten te voorkomen en handhaaft deze regelingen. Met name geldt dat een APA die ook een marktexploitant of een beleggingsonderneming is, alle verzamelde informatie op niet-discriminerende wijze behandelt en passende regelingen treft en handhaaft met het oog op de scheiding van verschillende bedrijfsfuncties. 4. Een APA beschikt over deugdelijke beveiligingsmechanismen om de beveiliging van de middelen voor de informatieoverdracht te garanderen, het risico op gegevensverminking en ongeoorloofde toegang tot een minimum te beperken, en te voorkomen dat informatie uitlekt vóór de bekendmaking ervan. De APA houdt voldoende middelen aan en beschikt over back-upvoorzieningen om haar diensten te allen tijde te kunnen aanbieden en in stand te kunnen houden. 5. De APA beschikt over systemen die transactiemeldingen doeltreffend op volledigheid kunnen controleren, omissies en aperte fouten kunnen opsporen, en om de hernieuwde transmissie van dergelijke gebrekkige meldingen kunnen verzoeken. 6. De ESMA stelt ontwerpen van technische reguleringsnormen op ter bepaling van gemeenschappelijke formaten, gegevensstandaarden en technische voorzieningen ter vergemakkelijking van de in lid 1 bedoelde consolidatie van informatie. Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd om deze verordening aan te vullen door de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010. 7. De Commissie wordt gemachtigd overeenkomstig artikel 50 gedelegeerde handelingen vast te stellen om deze verordening aan te vullen door nader te bepalen wat onder de in lid 1 van dit artikel bedoelde redelijke commerciële voorwaarden voor de openbaarmaking van informatie dient te worden verstaan. 8. De ESMA stelt ontwerpen van technische reguleringsnormen op ter specificatie van:
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd om deze verordening aan te vullen door de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010. Artikel 27 novies Organisatorische eisen voor verstrekkers van een consolidated tape 1. Een verstrekker van een consolidated tape beschikt over adequaat beleid en afdoende regelingen om overeenkomstig de artikelen 6 en 20 openbaar gemaakte informatie te verzamelen, in een continue elektronische datastroom te consolideren en tegen redelijke commerciële voorwaarden voor het publiek beschikbaar te stellen binnen een tijdsspanne die realtime zo dicht mogelijk benadert als technisch haalbaar is. Die informatie omvat ten minste de volgende bijzonderheden:
De informatie wordt 15 minuten na de bekendmaking ervan door de verstrekker van een consolidated tape kosteloos beschikbaar gesteld. De verstrekker van een consolidated tape is in staat deze informatie op efficiënte en consistente wijze te verspreiden, zodat deze snel en op niet-discriminerende basis toegankelijk is in formats die gemakkelijk toegankelijk en bruikbaar zijn voor marktdeelnemers. 2. Een verstrekker van een consolidated tape beschikt over adequaat beleid en afdoende regelingen om overeenkomstig de artikelen 10 en 21 openbaar gemaakte informatie te verzamelen, deze in een continue elektronische datastroom te consolideren, en de informatie tegen redelijke commerciële voorwaarden voor het publiek beschikbaar te stellen binnen een tijdsspanne die realtime zo dicht mogelijk benadert als technisch haalbaar is, en met ten minste de volgende bijzonderheden:
De informatie wordt 15 minuten na de bekendmaking ervan door de verstrekker van een consolidated tape kosteloos beschikbaar gesteld. De verstrekker van een consolidated tape is in staat deze informatie op efficiënte en consistente wijze te verspreiden, zodat deze snel en op niet-discriminerende basis toegankelijk is in formaten die interoperabel en gemakkelijk toegankelijk en bruikbaar zijn voor marktdeelnemers. 3. De verstrekker van een consolidated tape zorgt ervoor dat de verstrekte gegevens geconsolideerde gegevens zijn van alle gereglementeerde markten, MTF’s, OTF’s en APA’s en tevens betrekking hebben op de financiële instrumenten die overeenkomstig lid 8, onder c), door middel van technische reguleringsnormen zijn gespecificeerd. 4. De verstrekker van een consolidated tape treft effectieve administratieve regelingen om belangenconflicten met zijn cliënten te voorkomen en handhaaft deze regelingen. Met name geldt dat een marktexploitant, of een APA, die ook een geconsolideerde transactiemeldingsregeling exploiteert, alle verzamelde informatie op niet-discriminerende wijze behandelt en passende regelingen treft en handhaaft met het oog op de scheiding van verschillende bedrijfsfuncties. 5. De verstrekker van een consolidated tape beschikt over deugdelijke beveiligingsmechanismen om de beveiliging van de middelen voor de informatieoverdracht te garanderen en om het risico op gegevensverminking en ongeoorloofde toegang tot een minimum te beperken. De verstrekker van een consolidated tape houdt voldoende middelen aan en beschikt over back-upvoorzieningen om zijn diensten te allen tijde te kunnen aanbieden en in stand te kunnen houden. 6. De ESMA stelt ontwerpen van technische reguleringsnormen op ter bepaling van gegevensstandaarden en -formaten voor de overeenkomstig de artikelen 6, 10, 20 en 21 openbaar te maken informatie, die de identificatiecode van het financiële instrument, de prijs, de omvang, het tijdstip, de eenheid van de prijs, de identificatiecode van het handelsplatform en indicatoren voor de specifieke voorwaarden waaraan de transactie onderworpen was, omvat, alsmede technische regelingen ter bevordering van een efficiënte en consistente verspreiding van informatie zodat deze gemakkelijk toegankelijk en bruikbaar is voor marktdeelnemers als bedoeld in de leden 1 en 2 van dit artikel en waarin aanvullende diensten worden vermeld die de verstrekker van een consolidated tape kan verlenen om de efficiëntie van de markt te verhogen. Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd om deze verordening aan te vullen door de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010. 7. De Commissie stelt overeenkomstig artikel 50 gedelegeerde handelingen vast om deze verordening aan te vullen door te verduidelijken wat onder de in de leden 1 en 2 van dit artikel bedoelde redelijke commerciële voorwaarden voor de verlening van toegang tot datastromen dient te worden verstaan. 8. De ESMA stelt ontwerpen van technische reguleringsnormen op ter specificatie van:
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd om deze verordening aan te vullen door de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010. Artikel 27 nonies Organisatorische eisen voor ARM’s 1. Een ARM beschikt over adequaat beleid en afdoende regelingen om de krachtens artikel 26 te verstrekken informatie zo spoedig mogelijk en uiterlijk aan het eind van de werkdag volgende op die waarop de transactie heeft plaatsgevonden, te rapporteren. 2. Het ARM treft effectieve administratieve regelingen om belangenconflicten met zijn cliënten te voorkomen en handhaaft deze regelingen. Met name geldt dat een ARM dat ook een marktexploitant of een beleggingsonderneming is, alle verzamelde informatie op niet-discriminerende wijze behandelt en passende regelingen treft en handhaaft met het oog op de scheiding van verschillende bedrijfsfuncties. 3. Het ARM beschikt over deugdelijke beveiligingsmechanismen om de beveiliging en authenticatie van de middelen voor de informatieoverdracht te garanderen, het risico op gegevensverminking en ongeoorloofde toegang tot een minimum te beperken, en de vertrouwelijkheid van de gegevens te allen tijde in stand te houden. Het ARM houdt voldoende middelen aan en beschikt over back-upvoorzieningen om zijn diensten te allen tijde te kunnen aanbieden en in stand te kunnen houden. 4. Het ARM beschikt over systemen die transactiemeldingen doeltreffend op volledigheid kunnen controleren, door de beleggingsonderneming veroorzaakte omissies en aperte fouten kunnen opsporen en, wanneer zich een fout of een omissie voordoet, nadere bijzonderheden over de fout of de omissie aan de beleggingsonderneming kunnen meedelen en om de hernieuwde transmissie van dergelijke gebrekkige meldingen kunnen verzoeken. Het ARM beschikt over systemen waarmee het fouten of omissies die het ARM heeft veroorzaakt, kan opsporen, transactiemeldingen kan corrigeren en juiste en volledige transactiemeldingen aan de bevoegde autoriteit kan toezenden, of opnieuw toezenden, naargelang het geval. 5. De ESMA stelt ontwerpen van technische reguleringsnormen op ter specificatie van:
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd om deze verordening aan te vullen door de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.“; |
7) |
de volgende titel wordt ingevoegd: „TITEL VI BIS BEVOEGDHEDEN VAN DE ESMA HOOFDSTUK 1 Bevoegdheden en procedures Artikel 38 bis Bevoegdheidsuitoefening door de ESMA De op grond van de artikelen 38 ter tot en met 38 sexies aan de ESMA, een functionaris van de ESMA of een andere door de ESMA gemachtigde persoon verleende bevoegdheden worden niet aangewend om de openbaarmaking te verlangen van aan het juridische verschoningsrecht onderworpen gegevens of documenten. Artikel 38 ter Informatieverzoek 1. De ESMA kan bij eenvoudig verzoek of bij besluit verlangen dat de volgende personen alle nodige informatie verschaffen om de ESMA in staat te stellen haar taken op grond van deze verordening te vervullen:
2. Ieder eenvoudig informatieverzoek als bedoeld in lid 1:
3. Wanneer de ESMA krachtens lid 1 bij besluit gelast informatie te verstrekken:
4. De in lid 1 genoemde personen of hun vertegenwoordigers en, in het geval van rechtspersonen of verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid, de krachtens de wet of hun statuten tot vertegenwoordiging bevoegde personen verstrekken de verlangde informatie. Naar behoren gemachtigde advocaten kunnen namens hun cliënten de verlangde informatie verstrekken. De cliënten blijven volledig verantwoordelijk indien de verstrekte informatie onvolledig, onjuist of misleidend is. 5. De ESMA zendt zonder onnodige vertraging een afschrift van het eenvoudig verzoek of van haar besluit aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van de in lid 1 genoemde personen. Artikel 38 quater Algemene onderzoeken 1. Om haar taken op grond van deze verordening uit te voeren, kan de ESMA de nodige onderzoeken naar de in artikel 38 ter, lid 1, genoemde personen uitvoeren. In dat verband zijn de functionarissen van de ESMA en andere door de ESMA gemachtigde personen bevoegd:
2. De functionarissen van de ESMA en andere door de ESMA ten behoeve van de in lid 1 bedoelde onderzoeken gemachtigde personen oefenen hun bevoegdheden uit na overlegging van een schriftelijke machtiging waarin het voorwerp en het doel van het onderzoek zijn vermeld. In die machtiging worden ook de dwangsommen vermeld die overeenkomstig artikel 38 decies worden opgelegd indien de vereiste vastleggingen, gegevens, procedures of ander materiaal, of de antwoorden op vragen, gesteld aan de in artikel 38 ter, lid 1, genoemde personen, niet of onvolledig worden verstrekt, alsmede de geldboeten die overeenkomstig artikel 38 nonies worden opgelegd wanneer de antwoorden op vragen, gesteld aan de in artikel 38 ter, lid 1, genoemde personen, onjuist of misleidend zijn. 3. De in artikel 38 ter, lid 1, genoemde personen zijn verplicht zich aan op grond van een besluit van de ESMA ingestelde onderzoeken te onderwerpen. Dat besluit vermeldt het voorwerp en het doel van het onderzoek, de dwangsommen die overeenkomstig artikel 38 decies zijn opgelegd, de krachtens Verordening (EU) nr. 1095/2010 beschikbare rechtsmiddelen en het recht om bij het Hof van Justitie tegen het besluit beroep in te stellen. 4. Tijdig voorafgaand aan een in lid 1 bedoeld onderzoek stelt de ESMA de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar het onderzoek dient plaats te vinden, in kennis van het onderzoek en van de identiteit van de gemachtigde personen. Op verzoek van de ESMA worden die gemachtigde personen bij de uitvoering van hun taken bijgestaan door functionarissen van de betrokken bevoegde autoriteit. Functionarissen van de betrokken bevoegde autoriteit mogen op verzoek eveneens bij de onderzoeken aanwezig zijn. 5. Indien volgens het toepasselijke nationale recht voor een verzoek om de in lid 1, onder e), bedoelde overzichten van telefoon- of dataverkeer de toestemming van een rechterlijke instantie is vereist, wordt die toestemming gevraagd. Die toestemming kan ook bij wijze van voorzorgsmaatregel worden gevraagd. 6. Wanneer een nationale rechterlijke instantie een aanvraag om toestemming voor een in lid 1, onder e), bedoeld verzoek om overzichten van telefoon- of dataverkeer ontvangt, vergewist die instantie zich ervan dat:
Voor de toepassing van punt b) mag de nationale rechterlijke instantie de ESMA om nadere toelichting verzoeken, met name met betrekking tot de redenen die de ESMA heeft om aan te nemen dat op deze verordening inbreuk is gemaakt, en tot de ernst van de vermoedelijke inbreuk en de aard van de betrokkenheid van de aan de dwangmaatregelen onderworpen persoon. De nationale rechterlijke instantie mag evenwel niet de noodzakelijkheid van het onderzoek heroverwegen, noch vragen dat zij in het bezit wordt gesteld van de informatie in het dossier van de ESMA. Het besluit van de ESMA kan slechts door het Hof van Justitie op zijn rechtmatigheid worden getoetst volgens de procedure beschreven in Verordening (EU) nr. 1095/2010. Artikel 38 quinquies Inspecties ter plaatse 1. Om haar taken op grond van deze verordening uit te voeren, kan de ESMA alle nodige inspecties ter plaatse uitvoeren in de bedrijfsruimten van de in artikel 38 ter, lid 1, genoemde personen. 2. De functionarissen van de ESMA en andere door de ESMA tot het uitvoeren van een inspectie ter plaatse gemachtigde personen mogen bedrijfsruimten van de personen die onder het door de ESMA vastgestelde onderzoeksbesluit vallen, betreden en hebben alle in artikel 38 ter, lid 1, vastgestelde bevoegdheden. Zij zijn tevens bevoegd tot het verzegelen van alle ruimten en boeken of vastleggingen van het bedrijf voor de duur van en voor zover vereist voor de inspectie. 3. De ESMA stelt de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de inspectie zal worden uitgevoerd, voldoende tijd vóór de inspectie hiervan in kennis. Wanneer dit voor het behoorlijk en efficiënt uitvoeren van de inspecties vereist is, kan de ESMA, nadat zij de betrokken bevoegde autoriteit daarvan in kennis heeft gesteld, de inspectie ter plaatse onaangekondigd uitvoeren. Inspecties in overeenstemming met dit artikel worden uitgevoerd op voorwaarde dat de betrokken bevoegde autoriteit heeft bevestigd dat zij geen bezwaar maakt tegen die inspecties. 4. De functionarissen van de ESMA en andere door de ESMA tot het uitvoeren van een inspectie ter plaatse gemachtigde personen oefenen hun bevoegdheden uit onder overlegging van een schriftelijke machtiging waarin het voorwerp en het doel van de inspectie en de dwangsommen die overeenkomstig artikel 38 decies worden opgelegd wanneer de betrokken personen zich niet aan het onderzoek onderwerpen, nader zijn aangegeven. 5. De in artikel 38 ter, lid 1, genoemde personen onderwerpen zich aan bij ESMA-besluit gelaste inspecties ter plaatse. Dat besluit vermeldt het voorwerp en het doel van de inspectie, de datum waarop de inspectie zal aanvangen, de dwangsommen die overeenkomstig artikel 38 decies worden opgelegd, de krachtens Verordening (EU) nr. 1095/2010 beschikbare rechtsmiddelen en het recht om bij het Hof van Justitie tegen het besluit beroep in te stellen. 6. De functionarissen van en de personen die zijn gemachtigd of aangesteld door de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de inspectie zal worden uitgevoerd, verlenen op verzoek van de ESMA actief bijstand aan de functionarissen van de ESMA en andere door de ESMA gemachtigde personen. Functionarissen van de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat mogen eveneens bij de inspecties ter plaatse aanwezig zijn. 7. De ESMA mag bevoegde autoriteiten ook verzoeken om, namens haar, specifieke onderzoekstaken en inspecties ter plaatse uit te voeren als bepaald in dit artikel en in artikel 38 ter, lid 1. 8. Wanneer de functionarissen van de ESMA en andere door de ESMA gemachtigde begeleidende personen constateren dat een persoon zich tegen een op grond van dit artikel gelaste inspectie verzet, verleent de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat hun de nodige bijstand om hen in staat te stellen hun inspectie ter plaatse uit te voeren, zo nodig door een beroep te doen op de politie of een gelijkwaardige rechtshandhavingsautoriteit. 9. Indien het nationale recht voorschrijft dat voor de in lid 1 bedoelde inspectie ter plaatse of voor de in lid 7 bedoelde bijstand de toestemming van een rechterlijke instantie is vereist, wordt die toestemming gevraagd. Die toestemming kan ook bij wijze van voorzorgsmaatregel worden gevraagd. 10. Wanneer een nationale rechterlijke instantie een aanvraag om de toestemming voor een in lid 1 bedoelde inspectie ter plaatse of voor de in lid 7 bedoelde bijstand ontvangt, vergewist die instantie zich ervan dat:
Voor de toepassing van punt b) mag de nationale rechterlijke instantie de ESMA om nadere toelichting verzoeken, met name met betrekking tot de redenen die de ESMA heeft om aan te nemen dat op deze verordening inbreuk is gemaakt, en tot de ernst van de vermoedelijke inbreuk en de aard van de betrokkenheid van de aan de dwangmaatregelen onderworpen persoon. De nationale rechterlijke instantie mag evenwel niet de noodzakelijkheid van het onderzoek heroverwegen, noch vragen dat zij in het bezit wordt gesteld van de informatie in het dossier van de ESMA. Het besluit van de ESMA kan slechts door het Hof van Justitie op zijn rechtmatigheid worden getoetst volgens de procedure beschreven in Verordening (EU) nr. 1095/2010. Artikel 38 sexies Uitwisseling van informatie De ESMA en de bevoegde autoriteiten verschaffen elkaar zonder onnodige vertraging de informatie die nodig is voor de uitoefening van hun taken op grond van deze verordening. Artikel 38 septies Beroepsgeheim Het beroepsgeheim als bedoeld in artikel 76 van Richtlijn 2014/65/EU geldt voor de ESMA en voor alle personen die werkzaam zijn of zijn geweest voor de ESMA, of alle andere personen aan wie de ESMA taken heeft gedelegeerd, met inbegrip van door de ESMA aangestelde accountants en deskundigen. Artikel 38 octies Toezichtsmaatregelen van de ESMA 1. Wanneer de ESMA tot de bevinding komt dat een in artikel 38 ter, lid 1, onder a), genoemde persoon een inbreuk op een van de in titel IV bis vermelde voorschriften heeft gemaakt, neemt zij één of meer van de volgende maatregelen:
2. Bij het nemen van de in lid 1 bedoelde maatregelen houdt de ESMA rekening met de aard en de ernst van de inbreuk, op basis van de volgende criteria:
3. De ESMA stelt de voor de inbreuk verantwoordelijke persoon zonder onnodige vertraging in kennis van op grond van lid 1 genomen maatregelen en zij deelt die besluiten mee aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaten en aan de Commissie. Zij maakt die maatregelen publiekelijk bekend op haar website binnen tien werkdagen vanaf de datum waarop zij zijn genomen. De in de eerste alinea bedoelde openbaarmaking omvat het volgende:
HOOFDSTUK 2 BESTUURSRECHTELIJKE SANCTIES EN ANDERE BESTUURSRECHTELIJKE MAATREGELEN Artikel 38 nonies Geldboeten 1. Wanneer de ESMA, overeenkomstig artikel 38 duodecies, lid 5, tot de bevinding komt dat een persoon, opzettelijk of uit onachtzaamheid, een inbreuk op een van de in titel IV bis vermelde voorschriften heeft gemaakt, stelt zij een besluit vast waarbij overeenkomstig lid 2 van dit artikel een geldboete wordt opgelegd. Een inbreuk wordt geacht opzettelijk te zijn gepleegd als de ESMA objectieve factoren vaststelt die aantonen dat een persoon opzettelijk heeft gehandeld om de inbreuk te plegen. 2. De in lid 1 bedoelde geldboete bedraagt maximaal 200 000 EUR of, in de lidstaten die niet de euro als munt hebben, het overeenkomstige bedrag in de nationale valuta. 3. Bij het vaststellen van de hoogte van een geldboete overeenkomstig lid 1 houdt de ESMA rekening met de in artikel 38 octies, lid 2, uiteengezette criteria. Artikel 38 decies Dwangsommen 1. De ESMA legt, bij besluit, dwangsommen op teneinde:
2. Een dwangsom is effectief en evenredig. De dwangsom wordt opgelegd per dag vertraging. 3. Onverminderd het bepaalde in lid 2 bedraagt de dwangsom 3 % van de gemiddelde dagomzet in het voorafgaande boekjaar of, in het geval van natuurlijke personen, 2 % van de gemiddelde daginkomsten in het voorafgaande kalenderjaar. Zij wordt berekend vanaf de in het besluit tot oplegging van de dwangsom bepaalde datum. 4. Een dwangsom wordt opgelegd voor een periode van maximaal zes maanden vanaf de kennisgeving van het besluit van de ESMA. Na het verstrijken van die periode beziet de ESMA de maatregel opnieuw. Artikel 38 undecies Openbaarmaking, aard, tenuitvoerlegging en toewijzing van geldboeten en dwangsommen 1. De ESMA maakt alle overeenkomstig de artikelen 38 nonies en 38 decies opgelegde geldboeten en dwangsommen openbaar, tenzij die openbaarmaking de financiële markten ernstig in gevaar zou brengen of onevenredige schade zou berokkenen aan de betrokken partijen. Die openbaarmaking bevat geen persoonsgegevens in de zin van Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad (*52). 2. Overeenkomstig de artikelen 38 nonies en 38 decies opgelegde geldboeten en dwangsommen zijn bestuurlijk van aard. 3. Wanneer de ESMA besluit geen geldboeten of dwangsommen op te leggen, stelt zij het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat hiervan in kennis en geeft zij de redenen voor haar besluit. 4. De overeenkomstig de artikelen 38 nonies en 38 decies opgelegde geldboeten en dwangsommen zijn afdwingbaar. De afdwinging verloopt volgens de procedureregels die van kracht zijn in de lidstaat op het grondgebied waarvan zij plaatsvindt. 5. De bedragen van de geldboeten en dwangsommen worden toegewezen aan de algemene begroting van de Europese Unie. Artikel 38 duodecies Procedureregels voor het nemen van toezichtsmaatregelen en het opleggen van geldboeten 1. Wanneer de ESMA bij het uitvoeren van haar taken op grond van deze verordening tot de bevinding komt dat er ernstige aanwijzingen zijn voor het eventuele bestaan van feiten die één of meer inbreuken op de voorschriften van titel IV bis vormen, stelt de ESMA intern een onafhankelijke onderzoeksfunctionaris aan om de zaak te onderzoeken. De aangestelde functionaris is niet betrokken bij en is direct noch indirect betrokken geweest bij het toezicht op of de vergunningprocedure voor de betrokken aanbieder van datarapporteringsdiensten en vervult zijn taken onafhankelijk van de ESMA. 2. De in lid 1 genoemde onderzoeksfunctionaris onderzoekt de vermeende inbreuken en neemt daarbij opmerkingen in aanmerking van de personen die voorwerp zijn van onderzoek, om daarna een volledig dossier met zijn bevindingen bij de ESMA in te dienen. 3. Voor het verrichten van zijn taken kan de onderzoeksfunctionaris gebruikmaken van de bevoegdheid tot het verzoeken om informatie overeenkomstig artikel 38 ter en tot het uitvoeren van onderzoeken en inspecties ter plaatse overeenkomstig de artikelen 38 quater en 38 quinquies. 4. Bij het verrichten van zijn taken heeft de onderzoeksfunctionaris toegang tot alle documenten en informatie die de ESMA bij haar toezichtswerkzaamheden heeft vergaard. 5. De onderzoeksfunctionaris stelt, nadat hij zijn onderzoek heeft afgerond en voordat hij het dossier met zijn bevindingen bij de ESMA indient, de personen die voorwerp zijn van onderzoek, in de gelegenheid over de onderzochte punten te worden gehoord. De onderzoeksfunctionaris baseert zijn bevindingen alleen op feiten ten aanzien waarvan de betrokken personen de gelegenheid hebben gehad opmerkingen te maken. 6. De rechten van verdediging van de personen die voorwerp zijn van onderzoek, worden volledig in acht genomen tijdens het op grond van dit artikel gevoerde onderzoek. 7. Wanneer de onderzoeksfunctionaris het dossier met zijn bevindingen aan de ESMA voorlegt, stelt hij de personen die voorwerp zijn van onderzoek, van dat feit in kennis. De personen die voorwerp zijn van onderzoek, zijn gerechtigd toegang tot het dossier te krijgen, onder voorbehoud van het rechtmatige belang van andere personen bij de bescherming van hun bedrijfsgeheimen. Het recht op toegang tot het dossier geldt niet voor vertrouwelijke informatie die derden raakt. 8. De ESMA neemt, op basis van het dossier met de bevindingen van de onderzoeksfunctionaris en na de personen die voorwerp zijn van onderzoek, op hun verzoek overeenkomstig artikel 38 terdecies te hebben gehoord, een besluit over de vraag of de personen die voorwerp zijn van onderzoek, al dan niet één of meer inbreuken op de voorschriften van titel IV bis hebben gemaakt, en in voorkomend geval neemt zij een toezichtsmaatregel overeenkomstig artikel 38 octies. 9. De onderzoeksfunctionaris neemt niet deel aan de beraadslagingen van de ESMA en mengt zich in het geheel niet in het besluitvormingsproces van de ESMA. 10. De Commissie stelt uiterlijk op 1 oktober 2021 overeenkomstig artikel 50 gedelegeerde handelingen vast tot nadere bepaling van de procedureregels voor de uitoefening van de bevoegdheid tot het opleggen van geldboeten of dwangsommen, met inbegrip van bepalingen inzake de rechten van verdediging, bepalingen inzake termijnen en de inning van geldboeten of dwangsommen, en de verjaringstermijnen voor het opleggen en de tenuitvoerlegging van geldboeten en dwangsommen. 11. Wanneer de ESMA bij het uitvoeren van haar taken op grond van deze verordening tot de bevinding komt dat er ernstige aanwijzingen zijn voor het eventuele bestaan van een strafbaar feit, verwijst zij de zaak voor strafrechtelijke vervolging naar de bevoegde nationale autoriteiten. Voorts ziet de ESMA af van het opleggen van geldboeten of dwangsommen wanneer een eerdere vrijspraak of veroordeling in een krachtens het nationale recht gevoerde strafprocedure wegens eenzelfde feit of in wezen gelijkaardige feiten reeds in kracht van gewijsde is gegaan. Artikel 38 terdecies Horen van de betrokken personen 1. Voordat de ESMA een besluit neemt overeenkomstig de artikelen 38 octies, 38 nonies en 38 decies, stelt zij de aan de procedure onderworpen personen in de gelegenheid te worden gehoord met betrekking tot haar bevindingen. De ESMA doet haar besluiten slechts steunen op bevindingen ten aanzien waarvan de aan de procedure onderworpen personen in de gelegenheid zijn gesteld opmerkingen te maken. Het eerste lid is niet van toepassing indien dringende maatregelen vereist zijn om aanzienlijke en dreigende schade aan het financiële stelsel te voorkomen. In dat geval kan de ESMA een voorlopig besluit nemen en worden de betrokken personen zo spoedig mogelijk na het nemen van het besluit in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. 2. De rechten van verdediging van de personen die voorwerp zijn van onderzoek, worden volledig in acht genomen tijdens de procedure. Zij zijn gerechtigd toegang tot het dossier van de ESMA te krijgen, onder voorbehoud van het rechtmatige belang van andere personen bij de bescherming van hun bedrijfsgeheimen. Het recht op toegang tot het dossier geldt niet voor vertrouwelijke informatie of voor interne voorbereidende documenten van de ESMA. Artikel 38 quaterdecies Toetsing door het Hof van Justitie Het Hof van Justitie heeft volledige rechtsmacht om besluiten van de ESMA waarbij een geldboete of een dwangsom wordt opgelegd, te toetsen. Het kan de opgelegde boete of dwangsom intrekken, verlagen of verhogen. Artikel 38 quindecies Vergunnings- en toezichtsvergoedingen 1. De ESMA berekent de aanbieders van datarapporteringsdiensten vergoedingen overeenkomstig deze verordening en overeenkomstig de ingevolge lid 3 van dit artikel vastgestelde gedelegeerde handelingen. De uitgaven van de ESMA die nodig zijn voor de vergunningverlening aan en het toezicht op aanbieders van datarapporteringsdiensten en voor de terugbetaling van alle kosten die de bevoegde autoriteiten bij het uitvoeren van hun werkzaamheden op grond van deze verordening kunnen maken, met name ingevolge overeenkomstig artikel 38 sexdecies gedelegeerde taken, worden volledig door die vergoedingen gedekt. 2. Het bedrag van een individuele vergoeding die een bepaalde aanbieder van datarapporteringsdiensten wordt berekend, dekt alle administratieve kosten die de ESMA maakt voor de met die aanbieder verband houdende vergunning- en toezichtactiviteiten. Het is evenredig aan de omzet van de aanbieder van datarapporteringsdiensten. 3. De Commissie stelt uiterlijk op 1 oktober 2021 overeenkomstig artikel 50 een gedelegeerde handeling ter aanvulling van deze verordening vast, teneinde de soorten vergoedingen, de aangelegenheden waarvoor een vergoeding verschuldigd is, de hoogte van de vergoedingen en de wijze waarop deze dienen te worden voldaan, nader te bepalen. Artikel 38 sexdecies Delegatie van taken door de ESMA aan bevoegde autoriteiten 1. De ESMA kan, wanneer zulks voor de goede uitoefening van een toezichtstaak is vereist, overeenkomstig de op grond van artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 door de ESMA gepubliceerde richtsnoeren specifieke toezichtstaken aan de bevoegde autoriteit van een lidstaat delegeren. Bij die specifieke toezichtstaken kan het met name gaan om de bevoegdheid om overeenkomstig artikel 38 ter om informatie te verzoeken en om overeenkomstig de artikelen 38 quater en 38 quinquies onderzoeken en inspecties ter plaatse uit te voeren. 2. Voordat een taak wordt gedelegeerd, pleegt de ESMA met de betrokken bevoegde autoriteit overleg over:
3. De ESMA vergoedt een bevoegde autoriteit de kosten die zijn gemaakt als gevolg van het uitvoeren van gedelegeerde taken, in overeenstemming met de op grond van artikel 38 quindecies, lid 3, vastgestelde gedelegeerde handeling. 4. De ESMA evalueert het in lid 1 bedoelde besluit op gezette tijden. Een delegatie van taken kan te allen tijde worden ingetrokken. 5. Het delegeren van taken laat de verantwoordelijkheid van de ESMA onverlet en beperkt de ESMA niet in haar mogelijkheden om ten aanzien van de gedelegeerde activiteit leiding te geven en toezicht uit te oefenen. (*52) Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).“;" |
8) |
in artikel 40 wordt lid 6 vervangen door: „6. De ESMA heroverweegt op gezette tijden, en ten minste om de zes maanden, een verbod dat of beperking die op grond van lid 1 is opgelegd. Na ten minste twee opeenvolgende verlengingen en op basis van een passende analyse om de impact op de consumenten te beoordelen, kan de ESMA besluiten het verbod of de beperking voor een jaar te verlengen.“; |
9) |
in artikel 41 wordt lid 6 vervangen door: „6. De EBA heroverweegt op gezette tijden, en ten minste om de zes maanden, een verbod dat of beperking die op grond van lid 1 is opgelegd. Na ten minste twee opeenvolgende verlengingen en op basis van een passende analyse om de impact op de consumenten te beoordelen, kan de EBA besluiten het verbod of de beperking voor een jaar te verlengen.“; |
10) |
artikel 50 wordt als volgt gewijzigd:
|
11) |
aan artikel 52 worden de volgende leden toegevoegd: „13. De Commissie dient, na overleg met de ESMA, bij het Europees Parlement en bij de Raad verslagen in over de werking van de overeenkomstig titel IV bis ingestelde consolidated tape. Het verslag met betrekking tot artikel 27 nonies, lid 1, wordt uiterlijk op 3 september 2019 ingediend. Het verslag met betrekking tot artikel 27 nonies, lid 2, wordt uiterlijk op 3 september 2021 ingediend. In de in de eerste alinea bedoelde verslagen wordt de werking van de consolidated tape beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:
Wanneer de Commissie concludeert dat de verstrekkers van een consolidated tape er niet in geslaagd zijn informatie te verstrekken op een wijze die aan de criteria van de tweede alinea voldoet, hecht zij aan haar verslag een verzoek aan de ESMA om een procedure van gunning door onderhandelingen in te leiden voor het aanwijzen, via een door de ESMA beheerde aanbestedingsprocedure, van een commerciële entiteit die een consolidated tape exploiteert. De ESMA leidt de procedure in na ontvangst van het verzoek van de Commissie, op de in het verzoek van de Commissie nader aangegeven voorwaarden en in overeenstemming met Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad (*53). 14. Wanneer de in lid 13 van dit artikel beschreven procedure is ingeleid, is de Commissie bevoegd overeenkomstig artikel 50 gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde deze verordening aan te vullen door maatregelen te specificeren om:
(*53) Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1)“;" |
12) |
de volgende artikelen worden ingevoegd: „Artikel 54 bis Overgangsmaatregelen met betrekking tot de ESMA 1. Alle bevoegdheden en taken met betrekking tot de toezichts- en handhavingsactiviteiten op het gebied van aanbieders van datarapporteringsdiensten worden op 1 januari 2022 overgedragen aan de ESMA, met uitzondering van de bevoegdheden en taken met betrekking tot APA’s en ARM’s die onder de in artikel 2, lid 3, bedoelde afwijking vallen. Die overgedragen bevoegdheden en taken worden op diezelfde datum door de ESMA opgenomen. 2. Alle dossiers en werkdocumenten met betrekking tot de toezichts- en handhavingsactiviteiten op het gebied van aanbieders van datarapporteringsdiensten, met inbegrip van alle lopende onderzoeken en handhavingsmaatregelen, of gewaarmerkte kopieën daarvan, worden door de ESMA overgenomen op de in lid 1 genoemde datum. Een vergunningsaanvraag die uiterlijk op 1 oktober 2021 door de bevoegde autoriteiten is ontvangen, wordt evenwel niet aan de ESMA overgedragen en het besluit tot aanvaarding of weigering van de registratie wordt door de desbetreffende bevoegde autoriteit genomen. 3. De in lid 1 bedoelde bevoegde autoriteiten zorgen ervoor dat alle bestaande bescheiden en werkdocumenten, of gewaarmerkte kopieën daarvan, zo spoedig mogelijk en hoe dan ook uiterlijk op 1 januari 2022 aan de ESMA worden overgedragen. Die bevoegde autoriteiten verlenen ook alle noodzakelijke bijstand en advies aan de ESMA om het effectief en efficiënt overdragen en aanvangen van de toezichts- en handhavingsactiviteiten op het gebied van aanbieders van datarapporteringsdiensten te vergemakkelijken. 4. De ESMA fungeert als de rechtsopvolger van de in lid 1 bedoelde bevoegde autoriteiten in alle bestuurlijke of gerechtelijke procedures die voortvloeien uit toezichts- en handhavingsactiviteiten die met betrekking tot onder deze verordening vallende aangelegenheden door die bevoegde autoriteiten zijn verricht. 5. Vergunningen van een aanbieder van datarapporteringsdiensten die door een bevoegde autoriteit als gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 26, van Richtlijn 2014/65/EU zijn afgegeven, blijven ook na de bevoegdheidsoverdracht aan de ESMA geldig. Artikel 54 ter Betrekkingen met accountants 1. Iedere persoon die is toegelaten in de zin van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad (*54) en bij een aanbieder van datarapporteringsdiensten de taak verricht als beschreven in artikel 34 van Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad (*55) of artikel 73 van Richtlijn 2009/65/EG, dan wel een andere wettelijke taak, heeft de plicht aan de ESMA snel melding te doen van elk feit of besluit met betrekking tot die aanbieder van datarapporteringsdiensten waarvan die persoon bij de uitvoering van die taken kennis heeft gekregen en dat van dien aard is:
Die persoon heeft ook de plicht melding te doen van feiten en besluiten waarvan deze kennis heeft gekregen bij de uitvoering van een van de in de eerste alinea beschreven taken bij een onderneming die nauwe banden heeft met de aanbieder van datarapporteringsdiensten waar deze persoon die taak uitvoert. 2. Melding te goeder trouw aan de bevoegde autoriteiten door de personen die zijn toegelaten in de zin van Richtlijn 2006/43/EG van de in lid 1 bedoelde feiten of besluiten, vormt geen inbreuk op een op grond van een contract of een wettelijke bepaling opgelegde beperking inzake de openbaarmaking van informatie, en leidt voor de betrokken persoon tot geen enkele vorm van aansprakelijkheid. (*54) Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen, tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 84/253/EEG van de Raad (PB L 157 van 9.6.2006, blz. 87)." (*55) Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en van de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad (PB L 182 van 29.6.2013, blz. 19).“." |
Artikel 5
Wijzigingen van Verordening (EU) 2016/1011
Verordening (EU) 2016/1011 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
artikel 3, lid 1, punt 24, onder a), wordt als volgt gewijzigd:
|
2) |
aan artikel 4 wordt het volgende lid toegevoegd: „9. De ESMA stelt de ontwerpen van technische reguleringsnormen op tot nadere invulling van de vereisten die moeten garanderen dat de in lid 1 bedoelde governanceregelingen voldoende solide zijn. De ESMA legt die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 1 oktober 2020 voor aan de Commissie. Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd om deze verordening aan te vullen door de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.“; |
3) |
aan artikel 12 wordt het volgende lid toegevoegd: „4. De ESMA stelt de ontwerpen van technische reguleringsnormen op tot nadere invulling van de voorwaarden die moeten garanderen dat de in lid 1 bedoelde methodologie voldoet aan de punten a) tot en met e) van dat lid. De ESMA legt die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 1 oktober 2020 voor aan de Commissie. Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd om deze verordening aan te vullen door de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.“; |
4) |
aan artikel 14 wordt het volgende lid toegevoegd: „4. De ESMA stelt ontwerpen van technische reguleringsnormen op tot nadere invulling van de kenmerken van de in lid 1 bedoelde systemen en controles. De ESMA legt die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 1 oktober 2020 voor aan de Commissie. Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd om deze verordening aan te vullen door de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.“; |
5) |
in artikel 20 wordt het volgende lid ingevoegd: „1 bis. Als de ESMA van mening is dat een benchmark aan alle criteria van lid 1, onder c), voldoet, dient zij bij de Commissie een gedocumenteerd verzoek in om die benchmark als cruciaal aan te merken. De Commissie stelt na ontvangst van dat gedocumenteerd verzoek een uitvoeringshandeling vast in overeenstemming met lid 1. De ESMA evalueert haar beoordeling van het cruciale karakter van de benchmark ten minste om de twee jaar en stelt de Commissie in kennis en zendt haar de beoordeling toe.“; |
6) |
artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:
|
7) |
in artikel 23 worden de leden 3 en 4 vervangen door: „3. Indien een onder toezicht staande contribuant van een cruciale benchmark voornemens is de aanlevering van inputgegevens stop te zetten, brengt hij dit onverwijld schriftelijk ter kennis van de beheerder. Daarop stelt de beheerder zijn bevoegde autoriteit daarvan zonder onnodige vertraging in kennis. De bevoegde autoriteit van de beheerder van de cruciale benchmark stelt de bevoegde autoriteit van die onder toezicht staande contribuant en, in voorkomend geval, de ESMA daarvan zonder onnodige vertraging in kennis. De beheerder dient zo snel als mogelijk en uiterlijk 14 dagen na de kennisgeving door de onder toezicht staande contribuant bij zijn bevoegde autoriteit een beoordeling in van de gevolgen voor het vermogen van de cruciale benchmark om de onderliggende markt of economische realiteit te meten. 4. Na ontvangst van de in de leden 2 en 3 van dit artikel bedoelde beoordeling stelt de bevoegde autoriteit van de beheerder, in voorkomend geval, terstond de ESMA of het krachtens artikel 46 opgerichte college daarvan in kennis en maakt zij op basis van die beoordeling, haar eigen beoordeling van het vermogen van de benchmark om de onderliggende markt of economische realiteit te meten, met inachtneming van de procedure van de beheerder voor de stopzetting van de benchmark die is vastgesteld overeenkomstig artikel 28, lid 1.“; |
8) |
aan artikel 26 wordt het volgende lid toegevoegd: „6. De ESMA stelt de ontwerpen van technische reguleringsnormen op tot nadere invulling van de criteria op grond waarvan bevoegde autoriteiten aanpassingen mogen verlangen van de in lid 4 bedoelde nalevingsverklaring. De ESMA legt die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 1 oktober 2020 voor aan de Commissie. Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd om deze verordening aan te vullen door de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.“; |
9) |
artikel 30 wordt als volgt gewijzigd:
|
10) |
artikel 32 wordt als volgt gewijzigd:
|
11) |
in artikel 34 wordt het volgende lid ingevoegd: „1 bis. Wanneer één of meer van de door de in lid 1 genoemde persoon aangeboden indices worden aangemerkt als cruciale benchmark, als bedoeld in artikel 20, lid 1, onder a) en c), wordt de aanvraag tot de ESMA gericht.“; |
12) |
artikel 40 wordt vervangen door: „Artikel 40 Bevoegde autoriteiten 1. Voor de toepassing van deze verordening is de ESMA de bevoegde autoriteit voor:
2. Elke lidstaat wijst de relevante bevoegde autoriteit aan die verantwoordelijk is voor de uitvoering van de taken op grond van deze verordening, en brengt de Commissie en de ESMA daarvan op de hoogte. 3. Een lidstaat die overeenkomstig lid 2 meer dan één bevoegde autoriteit aanwijst, bepaalt duidelijk de respectieve taken van die bevoegde autoriteiten en wijst één autoriteit aan als zijnde verantwoordelijk voor de coördinatie van de samenwerking en de uitwisseling van informatie met de Commissie, de ESMA en de bevoegde autoriteiten van andere lidstaten. 4. De ESMA publiceert op haar website een lijst van de overeenkomstig de leden 2 en 3 aangewezen bevoegde autoriteiten.“; |
13) |
artikel 41 wordt als volgt gewijzigd:
|
14) |
in artikel 43, lid 1, wordt de aanhef vervangen door: „1. De lidstaten zorgen er bij het bepalen van het soort en het niveau van de bestuursrechtelijke sancties en andere bestuursrechtelijke maatregelen voor dat de bevoegde autoriteiten die zij overeenkomstig artikel 40, lid 2, hebben aangewezen, rekening houden met alle relevante omstandigheden, waaronder, indien passend:“; |
15) |
artikel 44 wordt vervangen door: „Artikel 44 Verplichting tot medewerking 1. Lidstaten die ervoor hebben gekozen om strafrechtelijke sancties vast te stellen voor inbreuken op de in artikel 42 genoemde bepalingen, zorgen ervoor dat passende maatregelen voorhanden zijn zodat de overeenkomstig artikel 40, leden 2 en 3, aangewezen bevoegde autoriteiten over alle noodzakelijke bevoegdheden beschikken om met de rechterlijke instanties in hun ambtsgebied contacten te onderhouden om specifieke informatie te ontvangen met betrekking tot strafrechtelijke onderzoeken naar of procedures ingeleid wegens mogelijke inbreuken op deze verordening. Die bevoegde autoriteiten verschaffen die informatie aan andere bevoegde autoriteiten en de ESMA. 2. Bevoegde autoriteiten die zijn aangesteld overeenkomstig artikel 40, leden 2 en 3, staan andere bevoegde autoriteiten en de ESMA bij. Met name wisselen zij informatie uit en verlenen zij medewerking bij onderzoeken of toezichtswerkzaamheden. Bevoegde autoriteiten kunnen ook meewerken met andere bevoegde autoriteiten om de invordering van geldelijke sancties te faciliteren.“; |
16) |
in artikel 45, lid 5, wordt de eerste alinea vervangen door: „5. De lidstaten verstrekken de ESMA op jaarbasis geaggregeerde informatie over alle bestuursrechtelijke sancties en andere bestuursrechtelijke maatregelen die overeenkomstig artikel 42 zijn opgelegd. Die verplichting geldt niet voor onderzoeksmaatregelen. De ESMA maakt die informatie bekend in een jaarlijks verslag, samen met geaggregeerde informatie over alle bestuursrechtelijke sancties en andere bestuursrechtelijke maatregelen die zij heeft opgelegd overeenkomstig artikel 48 septies.“; |
17) |
in artikel 46 worden de leden 1 en 2 vervangen door: „1. Binnen 30 werkdagen na de opname van een in artikel 20, lid 1, onder a) en c), bedoelde benchmark in de lijst van cruciale benchmarks, met uitzondering van benchmarks waarvan de meerderheid van de contribuanten geen onder toezicht staande entiteiten zijn, stelt de bevoegde autoriteit van de beheerder een college in en geeft hij leiding aan het college. 2. Het college bestaat uit vertegenwoordigers van de bevoegde autoriteit van de beheerder, uit de ESMA, tenzij zij de bevoegde autoriteit van de beheerder is, en de bevoegde autoriteiten van onder toezicht staande contribuanten.“; |
18) |
in artikel 47 worden de leden 1 en 2 vervangen door: „1. De in artikel 40, lid 2, bedoelde bevoegde autoriteiten verlenen ten behoeve van deze verordening hun medewerking aan de ESMA, in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 1095/2010. 2. De in artikel 40, lid 2, bedoelde bevoegde autoriteiten verstrekken de ESMA zonder onnodige vertraging alle benodigde informatie voor het uitvoeren van haar taken, in overeenstemming met artikel 35 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.“; |
19) |
in titel VI wordt het volgende hoofdstuk toegevoegd: „HOOFDSTUK 4 BEVOEGDHEDEN VAN DE ESMA
Artikel 48 bis Bevoegdheidsuitoefening door de ESMA De op grond van de artikelen 48 ter tot en met 48 quinquies aan de ESMA, een functionaris van de ESMA of een andere door de ESMA gemachtigde persoon verleende bevoegdheden worden niet aangewend om de openbaarmaking te verlangen van aan het juridische verschoningsrecht onderworpen gegevens of documenten. Artikel 48 ter Informatieverzoek 1. De ESMA kan bij eenvoudig verzoek of bij besluit verlangen dat de volgende personen alle nodige informatie verschaffen om de ESMA in staat te stellen haar taken op grond van deze verordening te vervullen:
In overeenstemming met artikel 35 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 en op verzoek van de ESMA dienen bevoegde autoriteiten dat informatieverzoek in bij contribuanten aan in artikel 20, lid 1, onder a) en c), van deze verordening bedoelde cruciale benchmarks en delen zij de ontvangen informatie zonder onnodige vertraging met de ESMA. 2. In een eenvoudig informatieverzoek als bedoeld in lid 1 neemt zij het volgende in acht:
3. Wanneer de ESMA krachtens lid 1 bij besluit gelast informatie te verstrekken, neemt zij het volgende in acht:
4. De in lid 1 genoemde personen of hun vertegenwoordigers en, in het geval van rechtspersonen of verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid, de krachtens de wet of hun statuten tot vertegenwoordiging bevoegde personen verstrekken de verlangde informatie. Naar behoren gemachtigde advocaten kunnen namens hun cliënten de verlangde informatie verstrekken. De cliënten blijven volledig verantwoordelijk indien de verstrekte informatie onvolledig, onjuist of misleidend is. 5. In voorkomend geval zendt de ESMA zonder onnodige vertraging een afschrift van het eenvoudig verzoek of van haar besluit aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van de in lid 1 genoemde personen. Artikel 48 quater Algemene onderzoeken 1. Om haar taken op grond van deze verordening uit te voeren, kan de ESMA de nodige onderzoeken naar de in artikel 48 ter, lid 1, genoemde personen uitvoeren. In dat verband zijn de functionarissen van de ESMA en andere door de ESMA gemachtigde personen bevoegd:
2. De functionarissen van de ESMA en andere door de ESMA ten behoeve van de in lid 1 bedoelde onderzoeken gemachtigde personen oefenen hun bevoegdheden uit na overlegging van een schriftelijke machtiging waarin het voorwerp en het doel van het onderzoek zijn vermeld. In die machtiging worden de dwangsommen vermeld die overeenkomstig artikel 48 octies worden opgelegd indien de vereiste vastleggingen, gegevens, procedures of ander materiaal, of de antwoorden op vragen, gesteld aan de in artikel 48 ter, lid 1, genoemde personen, niet of onvolledig worden verstrekt, alsmede de geldboeten die overeenkomstig artikel 48 septies worden opgelegd wanneer de antwoorden op vragen, gesteld aan die personen, onjuist of misleidend zijn. 3. De in artikel 48 ter, lid 1, genoemde personen zijn verplicht zich aan op grond van een besluit van de ESMA ingestelde onderzoeken te onderwerpen. Dat besluit vermeldt het voorwerp en het doel van het onderzoek, de dwangsommen die overeenkomstig artikel 48 octies zijn opgelegd, de krachtens Verordening (EU) nr. 1095/2010 beschikbare rechtsmiddelen en het recht om bij het Hof van Justitie tegen het besluit beroep in te stellen. 4. Tijdig vóór een in lid 1 bedoeld onderzoek stelt de ESMA de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar het onderzoek dient plaats te vinden, in kennis van het onderzoek en van de identiteit van de gemachtigde personen. Op verzoek van de ESMA worden die gemachtigde personen bij de uitvoering van hun taken bijgestaan door functionarissen van de betrokken bevoegde autoriteit. Functionarissen van de betrokken bevoegde autoriteit mogen op verzoek bij de onderzoeken aanwezig zijn. 5. Indien volgens het toepasselijke nationale recht voor een verzoek om de in lid 1, onder e), bedoelde overzichten van telefoon- of dataverkeer de toestemming van een nationale rechterlijke instantie is vereist, wordt die toestemming gevraagd. Die toestemming kan ook bij wijze van voorzorgsmaatregel worden gevraagd. 6. Wanneer een nationale rechterlijke instantie een aanvraag om toestemming voor een in lid 1, onder e), bedoeld verzoek om overzichten van telefoon- of dataverkeer ontvangt, vergewist die instantie zich ervan dat:
Voor de toepassing van punt b) mag de nationale rechterlijke instantie de ESMA om nadere toelichting verzoeken, met name met betrekking tot de redenen die de ESMA heeft om aan te nemen dat op deze verordening inbreuk is gemaakt, en tot de ernst van de vermoedelijke inbreuk en de aard van de betrokkenheid van de aan de dwangmaatregelen onderworpen persoon. De nationale rechterlijke instantie mag evenwel niet de noodzakelijkheid van het onderzoek heroverwegen, noch vragen dat zij in het bezit wordt gesteld van de informatie in het dossier van de ESMA. Het besluit van de ESMA kan slechts door het Hof van Justitie op zijn rechtmatigheid worden getoetst volgens de procedure van artikel 61 van Verordening (EU) nr. 1095/2010. Artikel 48 quinquies Inspecties ter plaatse 1. Om haar taken op grond van deze verordening uit te voeren, kan de ESMA alle nodige inspecties ter plaatse uitvoeren in de bedrijfsruimten van de in artikel 48 ter, lid 1, genoemde personen. 2. De functionarissen van de ESMA en andere door de ESMA tot het uitvoeren van een inspectie ter plaatse gemachtigde personen mogen bedrijfsruimten van de personen die onder het door de ESMA vastgestelde onderzoeksbesluit vallen, betreden en hebben alle in artikel 48 quater, lid 1, vastgestelde bevoegdheden. Zij zijn bevoegd tot het verzegelen van alle ruimten en boeken of vastleggingen van het bedrijf voor de duur van en voor zover vereist voor de inspectie. 3. De ESMA stelt de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de inspectie zal worden uitgevoerd, voldoende tijd vóór de inspectie hiervan in kennis. Wanneer dit voor het behoorlijk en efficiënt uitvoeren van de inspecties vereist is, kan de ESMA, nadat zij de betrokken bevoegde autoriteit daarvan in kennis heeft gesteld, de inspectie ter plaatse onaangekondigd uitvoeren. Inspecties in overeenstemming met dit artikel worden uitgevoerd op voorwaarde dat de betrokken autoriteit heeft bevestigd dat zij geen bezwaar maakt tegen die inspecties. 4. De functionarissen van de ESMA en andere door de ESMA tot het uitvoeren van een inspectie ter plaatse gemachtigde personen oefenen hun bevoegdheden uit onder overlegging van een schriftelijke machtiging waarin het voorwerp en het doel van de inspectie en de dwangsommen die overeenkomstig artikel 48 octies worden opgelegd wanneer de betrokken personen zich niet aan het onderzoek onderwerpen, nader zijn aangegeven. 5. De in artikel 48 ter, lid 1, genoemde personen onderwerpen zich aan bij ESMA-besluit gelaste inspecties ter plaatse. Dat besluit vermeldt het voorwerp en het doel van de inspectie, de datum waarop de inspectie zal aanvangen, de dwangsommen die overeenkomstig artikel 48 octies worden opgelegd, de krachtens Verordening (EU) nr. 1095/2010 beschikbare rechtsmiddelen en het recht om bij het Hof van Justitie tegen het besluit beroep in te stellen. 6. De functionarissen van en de personen die zijn gemachtigd of aangesteld door de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de inspectie zal worden uitgevoerd, verlenen op verzoek van de ESMA actief bijstand aan de functionarissen van de ESMA en andere door de ESMA gemachtigde personen. Functionarissen van die bevoegde autoriteit mogen op verzoek ook bij de inspecties ter plaatse aanwezig zijn. 7. De ESMA mag bevoegde autoriteiten ook verzoeken om, namens haar, specifieke onderzoekstaken en inspecties ter plaatse uit te voeren als bepaald in dit artikel en in artikel 48 quater, lid 1. Daartoe genieten bevoegde autoriteiten dezelfde bevoegdheden als de ESMA overeenkomstig dit artikel en artikel 48 quater, lid 1. 8. Wanneer de functionarissen van de ESMA en andere door de ESMA gemachtigde begeleidende personen constateren dat een persoon zich tegen een op grond van dit artikel gelaste inspectie verzet, verleent de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat hun de nodige bijstand om hen in staat te stellen hun inspectie ter plaatse uit te voeren, zo nodig door een beroep te doen op de politie of een gelijkwaardige rechtshandhavingsautoriteit. 9. Indien het nationale recht voorschrijft dat voor de in lid 1 bedoelde inspectie ter plaatse of voor de in lid 7 bedoelde bijstand de toestemming van een nationale rechterlijke instantie is vereist, wordt die toestemming gevraagd. Die toestemming kan ook bij wijze van voorzorgsmaatregel worden gevraagd. 10. Wanneer een nationale rechterlijke instantie een aanvraag om de toestemming voor een in lid 1 bedoelde inspectie ter plaatse of voor de in lid 7 bedoelde bijstand ontvangt, vergewist die instantie zich ervan dat:
Voor de toepassing van punt b) mag de nationale rechterlijke instantie de ESMA om nadere toelichting verzoeken, met name met betrekking tot de redenen die de ESMA heeft om aan te nemen dat op deze verordening inbreuk is gemaakt, en tot de ernst van de vermoedelijke inbreuk en de aard van de betrokkenheid van de aan de dwangmaatregelen onderworpen persoon. De nationale rechterlijke instantie mag evenwel niet de noodzakelijkheid van het onderzoek heroverwegen, noch vragen dat zij in het bezit wordt gesteld van de informatie in het dossier van de ESMA. Het besluit van de ESMA kan slechts door het Hof van Justitie op zijn rechtmatigheid worden getoetst volgens de procedure van artikel 61 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.
Artikel 48 sexies Toezichtsmaatregelen van de ESMA 1. Wanneer de ESMA, in overeenstemming met artikel 48 decies, lid 5, tot de bevinding komt dat een persoon een van de in artikel 42, lid 1, onder a), vermelde inbreuken heeft gemaakt, neemt zij één of meer van de volgende maatregelen:
2. Bij het nemen van de in lid 1 bedoelde maatregelen houdt de ESMA rekening met de aard en de ernst van de inbreuk, op basis van de volgende criteria:
3. De ESMA stelt de voor de inbreuk verantwoordelijke persoon zonder onnodige vertraging in kennis van op grond van lid 1 genomen maatregelen en zij deelt die besluiten mee aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaten en aan de Commissie. Zij maakt die maatregelen publiekelijk bekend op haar website binnen tien werkdagen vanaf de datum waarop zij zijn genomen. De in de eerste alinea bedoelde openbaarmaking omvat het volgende:
Artikel 48 septies Geldboeten 1. Wanneer de ESMA, overeenkomstig artikel 48 decies, lid 5, tot de bevinding komt dat een persoon, opzettelijk of uit onachtzaamheid, één of meer van de in artikel 42, lid 1, onder a), genoemde inbreuken heeft gemaakt, stelt zij een besluit vast waarbij overeenkomstig lid 2 van dit artikel een geldboete wordt opgelegd. Een inbreuk wordt geacht opzettelijk te zijn gemaakt indien de ESMA objectieve elementen vindt waaruit blijkt dat een persoon doelbewust handelde om de inbreuk te maken. 2. De in lid 1 bedoelde geldboete bedraagt maximaal:
Onverminderd het in de eerste alinea bepaalde bedraagt de geldboete voor inbreuken op artikel 11, lid 1, onder d), of artikel 11, lid 4, voor rechtspersonen maximaal 250 000 EUR of, in de lidstaten die niet de euro als munt hebben, het overeenkomstige bedrag in de nationale valuta op 30 juni 2016, dan wel 2 % van de totale jaaromzet van die rechtspersoon volgens de meest recente door het leidinggevend orgaan goedgekeurde jaarrekening, afhankelijk van welk bedrag het hoogst is, en voor natuurlijke personen maximaal 100 000 EUR of, in de lidstaten waar de euro niet de officiële valuta is, het overeenkomstige bedrag in de nationale munteenheid op 30 juni 2016. Voor de toepassing van punt a) is, wanneer de rechtspersoon een moederonderneming is of een dochteronderneming van een moederonderneming die overeenkomstig Richtlijn 2013/34/EU een geconsolideerde jaarrekening moet opstellen, de betrokken totale jaaromzet gelijk aan de totale jaaromzet of het in overeenstemming met het desbetreffende Unierecht inzake jaarrekeningen daarmee corresponderende soort inkomsten volgens de meest recente door het leidinggevend orgaan van de uiteindelijke moederonderneming goedgekeurde geconsolideerde jaarrekening. 3. Bij het vaststellen van de hoogte van een geldboete overeenkomstig lid 1 houdt de ESMA rekening met de in artikel 48 sexies, lid 2, uiteengezette criteria. 4. Onverminderd het bepaalde in lid 3 is, wanneer de rechtspersoon direct of indirect financieel voordeel heeft gehad bij de inbreuk, het bedrag van de geldboete ten minste gelijk aan dat voordeel. 5. Wanneer een handeling of verzuim van een persoon meer dan één van de in artikel 42, lid 1, onder a), genoemde inbreuken vormt, wordt alleen de hoogste overeenkomstig lid 2 van dit artikel met betrekking tot een van die inbreuken berekende geldboete toegepast. Artikel 48 octies Dwangsommen 1. De ESMA legt, bij besluit, dwangsommen op teneinde:
2. Een dwangsom is effectief en evenredig. De dwangsom wordt opgelegd per dag vertraging. 3. Onverminderd het bepaalde in lid 2 bedraagt de dwangsom 3 % van de gemiddelde dagomzet in het voorafgaande boekjaar of, in het geval van natuurlijke personen, 2 % van de gemiddelde daginkomsten in het voorafgaande kalenderjaar. Zij wordt berekend vanaf de in het besluit tot oplegging van de dwangsom bepaalde datum. 4. Een dwangsom wordt opgelegd voor een periode van maximaal zes maanden vanaf de kennisgeving van het besluit van de ESMA. Na het verstrijken van die periode beziet de ESMA de maatregel opnieuw. Artikel 48 nonies Openbaarmaking, aard, tenuitvoerlegging en toewijzing van geldboeten en dwangsommen 1. De ESMA maakt alle overeenkomstig de artikelen 48 septies en 48 octies opgelegde geldboeten en dwangsommen openbaar, tenzij die openbaarmaking de financiële markten ernstig in gevaar zou brengen of onevenredige schade zou berokkenen aan de betrokken partijen. Die openbaarmaking bevat geen persoonsgegevens in de zin van Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad (*57). 2. Overeenkomstig de artikelen 48 septies en 48 octies opgelegde geldboeten en dwangsommen zijn bestuurlijk van aard. 3. Wanneer de ESMA besluit geen geldboeten of dwangsommen op te leggen, stelt zij het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat hiervan in kennis en geeft zij de redenen voor haar besluit. 4. De overeenkomstig de artikelen 48 septies en 48 octies opgelegde geldboeten en dwangsommen zijn afdwingbaar. De afdwinging verloopt volgens de procedureregels die van kracht zijn in de lidstaat of het derde land waar zij plaatsvindt. 5. De bedragen van de geldboeten en de dwangsommen worden toegewezen aan de algemene begroting van de Europese Unie.
Artikel 48 decies Procedureregels voor het nemen van toezichtsmaatregelen en het opleggen van geldboeten 1. Wanneer de ESMA bij het uitvoeren van haar taken op grond van deze verordening tot de bevinding komt dat er ernstige aanwijzingen zijn voor het mogelijke bestaan van feiten die één of meer van de in artikel 42, lid 1, onder a), genoemde inbreuken vormen, stelt de ESMA intern een onafhankelijke onderzoeksfunctionaris aan om de zaak te onderzoeken. De aangestelde functionaris is niet betrokken bij en is direct noch indirect betrokken geweest bij het toezicht op de benchmarks waarmee de inbreuk verband houdt, en vervult zijn taken onafhankelijk van de raad van toezichthouders van de ESMA. 2. De in lid 1 genoemde onderzoeksfunctionaris onderzoekt de aangevoerde inbreuken en neemt daarbij opmerkingen in aanmerking van de personen die voorwerp zijn van onderzoek, om daarna een volledig dossier met zijn bevindingen bij de raad van toezichthouders van de ESMA in te dienen. 3. Voor het verrichten van zijn taken kan de onderzoeksfunctionaris gebruikmaken van de bevoegdheid tot het verzoeken om informatie overeenkomstig artikel 48 ter en tot het uitvoeren van onderzoeken en inspecties ter plaatse overeenkomstig de artikelen 48 quater en 48 quinquies. 4. Bij het verrichten van die taken heeft de onderzoeksfunctionaris toegang tot alle documenten en informatie die de ESMA bij haar toezichtswerkzaamheden heeft vergaard. 5. De onderzoeksfunctionaris stelt, nadat hij zijn onderzoek heeft afgerond en voordat hij het dossier met zijn bevindingen bij de raad van toezichthouders van de ESMA indient, de personen die voorwerp zijn van onderzoek, in de gelegenheid over de onderzochte punten te worden gehoord. De onderzoeksfunctionaris baseert zijn bevindingen alleen op feiten ten aanzien waarvan de betrokken personen de gelegenheid hebben gehad opmerkingen te maken. 6. De rechten van verdediging van de personen die voorwerp zijn van onderzoek, worden volledig in acht genomen tijdens het op grond van dit artikel gevoerde onderzoek. 7. De onderzoeksfunctionaris stelt, nadat hij het dossier met zijn bevindingen bij de raad van toezichthouders van de ESMA heeft ingediend, de personen die voorwerp zijn van onderzoek, daarvan in kennis. De personen die voorwerp zijn van onderzoek, zijn gerechtigd toegang tot het dossier te krijgen, onder voorbehoud van het rechtmatige belang van andere personen bij de bescherming van hun bedrijfsgeheimen. Het recht op toegang tot het dossier geldt niet voor vertrouwelijke informatie die derden raakt. 8. De ESMA neemt, op basis van het dossier met de bevindingen van de onderzoeksfunctionaris en na de personen die voorwerp zijn van onderzoek, op hun verzoek overeenkomstig artikel 48 undecies te hebben gehoord, een besluit over de vraag of de personen die voorwerp zijn van onderzoek, al dan niet één of meer van de in artikel 42, lid 1, onder a), vermelde inbreuken hebben gemaakt, en in voorkomend geval neemt zij een toezichtsmaatregel overeenkomstig artikel 48 sexies en legt zij een geldboete op overeenkomstig artikel 48 septies. 9. De onderzoeksfunctionaris neemt niet deel aan de beraadslagingen van de raad van toezichthouders van de ESMA en mengt zich in het geheel niet in het besluitvormingsproces van de raad van toezichthouders van de ESMA. 10. De Commissie stelt uiterlijk op 1 oktober 2021 overeenkomstig artikel 49 gedelegeerde handelingen vast tot nadere bepaling van de procedureregels voor de uitoefening van de bevoegdheid tot het opleggen van geldboeten of dwangsommen, met inbegrip van bepalingen inzake de rechten van verdediging, bepalingen inzake termijnen en de inning van geldboeten of dwangsommen, en de verjaringstermijnen voor het opleggen en de tenuitvoerlegging van geldboeten en dwangsommen. 11. Wanneer de ESMA bij het uitvoeren van haar taken op grond van deze verordening tot de bevinding komt dat er ernstige aanwijzingen zijn voor het eventuele bestaan van strafbare feiten, verwijst zij de zaak voor strafrechtelijke vervolging naar de bevoegde nationale autoriteiten. Voorts ziet de ESMA af van het opleggen van geldboeten of dwangsommen wanneer een eerdere vrijspraak of veroordeling in een krachtens het nationale recht gevoerde strafprocedure wegens eenzelfde feit of in wezen gelijkaardige feiten reeds in kracht van gewijsde is gegaan. Artikel 48 undecies Horen van de personen die voorwerp zijn van onderzoek 1. Voordat ESMA een besluit neemt overeenkomstig de artikelen 48 septies, 48 octies en 48 sexies, stelt zij de aan de procedure onderworpen personen in de gelegenheid te worden gehoord met betrekking tot haar bevindingen. De ESMA doet haar besluiten slechts steunen op bevindingen ten aanzien waarvan de aan de procedure onderworpen personen in de gelegenheid zijn gesteld opmerkingen te maken. Het eerste lid is niet van toepassing indien dringende maatregelen overeenkomstig artikel 48 sexies vereist zijn om aanzienlijke en dreigende schade aan het financiële stelsel te voorkomen. In dat geval kan de ESMA een voorlopig besluit nemen en worden de betrokken personen zo spoedig mogelijk na het nemen van het besluit in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. 2. De rechten van verdediging van de aan de procedure onderworpen personen worden volledig in acht genomen tijdens het onderzoek. Zij zijn gerechtigd toegang tot het dossier van de ESMA te krijgen, onder voorbehoud van het rechtmatige belang van andere personen bij de bescherming van hun bedrijfsgeheimen. Het recht op toegang tot het dossier geldt niet voor vertrouwelijke informatie of voor interne voorbereidende documenten van de ESMA. Artikel 48 duodecies Toetsing door het Hof van Justitie Het Hof van Justitie heeft volledige rechtsmacht om besluiten van de ESMA waarbij een geldboete of een dwangsom wordt opgelegd, te toetsen. Het kan de opgelegde boete of dwangsom intrekken, verlagen of verhogen.
Artikel 48 terdecies Toezichtsvergoedingen 1. De ESMA berekent de in artikel 40, lid 1, bedoelde beheerders vergoedingen overeenkomstig de ingevolge lid 3 van dit artikel vastgestelde gedelegeerde handelingen. De uitgaven van de ESMA die nodig zijn voor het toezicht op beheerders en voor de terugbetaling van alle kosten die de bevoegde autoriteiten bij het uitvoeren van hun werkzaamheden op grond van deze verordening kunnen maken, met name ingevolge overeenkomstig artikel 48 quaterdecies gedelegeerde taken, worden volledig door die vergoedingen gedekt. 2. Het bedrag van een individuele vergoeding die een beheerder wordt berekend, dekt alle door de ESMA voor haar activiteiten op het gebied van toezicht gemaakte administratieve kosten en is evenredig aan de omzet van de beheerder. 3. De Commissie stelt uiterlijk op 1 oktober 2021 overeenkomstig artikel 49 gedelegeerde handelingen vast teneinde deze verordening aan te vullen door de soorten vergoedingen, de aangelegenheden waarvoor een vergoeding verschuldigd is, de hoogte van de vergoedingen en de wijze waarop deze dienen te worden voldaan, nader te bepalen. Artikel 48 quaterdecies Delegatie van taken door de ESMA aan bevoegde autoriteiten 1. De ESMA kan, wanneer zulks voor de goede uitoefening van een toezichtstaak is vereist, overeenkomstig de op grond van artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 door de ESMA gepubliceerde richtsnoeren specifieke toezichtstaken aan de bevoegde autoriteit van een lidstaat delegeren. Bij die specifieke toezichtstaken kan het met name gaan om de bevoegdheid om overeenkomstig artikel 48 ter om informatie te verzoeken en om overeenkomstig de artikelen 48 quater en 48 quinquies onderzoeken en inspecties ter plaatse uit te voeren. In afwijking van het in de eerste alinea bepaalde wordt de vergunningverlening voor cruciale benchmarks niet gedelegeerd. 2. Voordat een taak in overeenstemming met lid 1 wordt gedelegeerd, pleegt de ESMA met de betrokken bevoegde autoriteit overleg over:
3. In overeenstemming met de op grond van artikel 48 terdecies, lid 3, vastgestelde gedelegeerde handeling vergoedt de ESMA een bevoegde autoriteit de kosten die zijn gemaakt als gevolg van het uitvoeren van gedelegeerde taken. 4. De ESMA evalueert delegaties overeenkomstig lid 1 op gezette tijden. Een delegatie van taken kan te allen tijde worden ingetrokken. 5. Het delegeren van taken laat de verantwoordelijkheid van de ESMA onverlet en beperkt de ESMA niet in haar mogelijkheden om ten aanzien van de gedelegeerde activiteit leiding te geven en toezicht uit te oefenen. Artikel 48 quindecies Overgangsmaatregelen met betrekking tot de ESMA 1. Alle bevoegdheden en taken met betrekking tot de toezichts- en handhavingsactiviteiten ten aanzien van in artikel 40, lid 1, genoemde beheerders die aan in artikel 40, lid 2, bedoelde bevoegde autoriteiten zijn verleend, lopen af op 1 januari 2022. Die bevoegdheden en taken worden op diezelfde datum door de ESMA opgenomen. 2. Alle dossiers en werkdocumenten met betrekking tot de toezichts- en handhavingsactiviteiten ten aanzien van in artikel 40, lid 1, genoemde beheerders, met inbegrip van alle lopende onderzoeken en handhavingsmaatregelen, of gewaarmerkte kopieën daarvan, worden door de ESMA overgenomen op de in lid 1 van dit artikel genoemde datum. Vergunningaanvragen door beheerders van een in artikel 20, lid 1, onder a) en c), bedoelde cruciale benchmark en erkenningsaanvragen overeenkomstig artikel 32 die bevoegde autoriteiten hebben ontvangen vóór 1 oktober 2021, worden evenwel niet aan de ESMA overgedragen, en het besluit tot vergunningverlening of tot erkenning wordt door de betrokken bevoegde autoriteit genomen. 3. De bevoegde autoriteiten zorgen ervoor dat alle bestaande bescheiden en werkdocumenten, of gewaarmerkte kopieën daarvan, zo spoedig mogelijk en uiterlijk op 1 januari 2022 aan de ESMA worden overgedragen. Die bevoegde autoriteiten verlenen ook alle noodzakelijke bijstand en advies aan de ESMA om het effectief en efficiënt overdragen en aanvangen van de toezichts- en handhavingsactiviteiten ten aanzien van in artikel 40, lid 1, genoemde beheerders te vergemakkelijken. 4. De ESMA fungeert als de rechtsopvolger van de in lid 1 bedoelde bevoegde autoriteiten in alle bestuurlijke of gerechtelijke procedures die voortvloeien uit toezichts- en handhavingsactiviteiten die door die bevoegde autoriteiten zijn verricht met betrekking tot aangelegenheden die binnen de werkingssfeer van deze verordening vallen. 5. Vergunningen van beheerders van een in artikel 20, lid 1, onder a) en c), bedoelde cruciale benchmark en erkenningen overeenkomstig artikel 32 die door bevoegde autoriteiten als bedoeld in lid 1 van dit artikel zijn afgegeven, blijven ook na de bevoegdheidsoverdracht aan de ESMA geldig. (*57) Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).“;" |
20) |
artikel 49 wordt als volgt gewijzigd:
|
21) |
artikel 53 wordt als volgt gewijzigd: „Artikel 53 Evaluaties door de ESMA 1. De ESMA streeft naar de totstandbrenging van een gemeenschappelijke Europese toezichtscultuur en consistente toezichtspraktijken en zorgt voor een consistente aanpak door de bevoegde autoriteiten wat de toepassing van artikel 33 betreft. Hiertoe worden de bekrachtigingen overeenkomstig artikel 33 om de twee jaar door de ESMA geëvalueerd. De ESMA brengt een advies uit aan elke bevoegde autoriteit die een benchmark uit een derde land heeft bekrachtigd, waarbij wordt beoordeeld hoe die bevoegde autoriteit de relevante vereisten van artikel 33 en de vereisten van enige relevante gedelegeerde handeling en technische reguleringsnormen of technische uitvoeringsnormen op basis van deze verordening toepast. 2. De ESMA heeft de bevoegdheid om van een bevoegde autoriteit gedocumenteerd bewijs te verlangen voor besluiten die zijn vastgesteld overeenkomstig artikel 51, lid 2, eerste alinea, en artikel 25, lid 2, alsmede voor maatregelen genomen met betrekking tot de handhaving van artikel 24, lid 1.“. |
Artikel 6
Wijzigingen van Verordening (EU) 2015/847
Verordening (EU) 2015/847 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
in artikel 15 wordt lid 1 vervangen door: „1. Op de verwerking van persoonsgegevens op grond van deze verordening is Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad (*58) van toepassing. Persoonsgegevens die op grond van deze verordening door de Commissie of de EBA worden verwerkt, zijn onderworpen aan Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad (*59). (*58) Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1)." (*59) Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295, van 21.11.2018, blz. 39).“;" |
2) |
in artikel 17 wordt lid 3 vervangen door: „3. Uiterlijk op 26 juni 2017 stellen de lidstaten de Commissie en het Gemengd Comité van de ESA’s in kennis van de in lid 1 bedoelde voorschriften. Nadien stellen de lidstaten de Commissie en de EBA zonder onnodige vertraging van eventuele latere wijzigingen in kennis.“; |
3) |
in artikel 22 wordt lid 2 vervangen door: „2. Na een kennisgeving overeenkomstig artikel 17, lid 3, brengt de Commissie verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad over de toepassing van hoofdstuk IV, met bijzondere aandacht voor grensoverschrijdende gevallen.“; |
4) |
artikel 25 wordt vervangen door: „Artikel 25 Richtsnoeren voor de uitvoering Uiterlijk op 26 juni 2017 verstrekken de ESA’s aan de bevoegde autoriteiten en de betalingsdienstaanbieders richtsnoeren overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 inzake maatregelen die in overeenstemming met deze verordening moeten worden genomen, in het bijzonder wat betreft de uitvoering van de artikelen 7, 8, 11 en 12 daarvan. Met ingang van 1 januari 2020 verstrekt de EBA, in voorkomend geval, dergelijke richtsnoeren.“. |
Artikel 7
Inwerkingtreding en toepassing
Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
De artikelen 1, 2, 3 en 6 zijn van toepassing met ingang van 1 januari 2020. De artikelen 4 en 5 zijn van toepassing met ingang van 1 januari 2022.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.
Gedaan te Straatsburg, 18 december 2019.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
D.M. SASSOLI
Voor de Raad
De voorzitter
T. TUPPURAINEN
(1) PB C 255 van 20.7.2018, blz. 2, en PB C 37 van 30.1.2019, blz. 1.
(2) PB C 227 van 28.6.2018, blz. 63, en PB C 110 van 22.3.2019, blz. 58.
(3) Standpunt van het Europees Parlement van 16 april 2019 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en Besluit van de Raad van 2 december 2019.
(4) Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/78/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 12).
(5) Verordening (EU) nr. 1094/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/79/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 48).
(6) Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84).
(7) Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie (PB L 141 van 5.6.2015, blz. 73).
(8) Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).
(9) Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad van 12 oktober 2017 betreffende nauwere samenwerking bij de instelling van het Europees Openbaar Ministerie („EOM“) (PB L 283 van 31.10.2017, blz. 1).
(10) Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II) (PB L 335 van 17.12.2009, blz. 1).
(11) Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 349).
(12) Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten in financiële instrumenten en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 84).
(13) Verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende marktmisbruik (Verordening marktmisbruik) en houdende intrekking van Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijnen 2003/124/EG, 2003/125/EG en 2004/72/EG van de Commissie (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 1).
(14) Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende indices die worden gebruikt als benchmarks voor financiële instrumenten en financiële overeenkomsten of om de prestatie van beleggingsfondsen te meten en tot wijziging van Richtlijnen 2008/48/EG en 2014/17/EU en Verordening (EU) nr. 596/2014 (PB L 171 van 29.6.2016, blz. 1).
(15) Verordening (EU) 2015/847 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 betreffende bij geldovermakingen te voegen informatie en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1781/2006 (PB L 141 van 5.6.2015, blz. 1).