This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32019R2144
Regulation (EU) 2019/2144 of the European Parliament and of the Council of 27 November 2019 on type-approval requirements for motor vehicles and their trailers, and systems, components and separate technical units intended for such vehicles, as regards their general safety and the protection of vehicle occupants and vulnerable road users, amending Regulation (EU) 2018/858 of the European Parliament and of the Council and repealing Regulations (EC) No 78/2009, (EC) No 79/2009 and (EC) No 661/2009 of the European Parliament and of the Council and Commission Regulations (EC) No 631/2009, (EU) No 406/2010, (EU) No 672/2010, (EU) No 1003/2010, (EU) No 1005/2010, (EU) No 1008/2010, (EU) No 1009/2010, (EU) No 19/2011, (EU) No 109/2011, (EU) No 458/2011, (EU) No 65/2012, (EU) No 130/2012, (EU) No 347/2012, (EU) No 351/2012, (EU) No 1230/2012 and (EU) 2015/166 (Text with EEA relevance)
Verordening (EU) 2019/2144 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 betreffende de voorschriften voor de typegoedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd wat de algemene veiligheid ervan en de bescherming van de inzittenden van voertuigen en kwetsbare weggebruikers betreft, tot wijziging van Verordening (EU) 2018/858 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 78/2009, (EG) nr. 79/2009 en (EG) nr. 661/2009 van het Europees Parlement en de Raad en de Verordeningen (EG) nr. 631/2009, (EU) nr. 406/2010, (EU) nr. 672/2010, (EU) nr. 1003/2010, (EU) nr. 1005/2010, (EU) nr. 1008/2010, (EU) nr. 1009/2010, (EU) nr. 19/2011, (EU) nr. 109/2011, (EU) nr. 458/2011, (EU) nr. 65/2012, (EU) nr. 130/2012, (EU) nr. 347/2012, (EU) nr. 351/2012, (EU) nr. 1230/2012 en (EU) 2015/166 van de Commissie (Voor de EER relevante tekst)
Verordening (EU) 2019/2144 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 betreffende de voorschriften voor de typegoedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd wat de algemene veiligheid ervan en de bescherming van de inzittenden van voertuigen en kwetsbare weggebruikers betreft, tot wijziging van Verordening (EU) 2018/858 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 78/2009, (EG) nr. 79/2009 en (EG) nr. 661/2009 van het Europees Parlement en de Raad en de Verordeningen (EG) nr. 631/2009, (EU) nr. 406/2010, (EU) nr. 672/2010, (EU) nr. 1003/2010, (EU) nr. 1005/2010, (EU) nr. 1008/2010, (EU) nr. 1009/2010, (EU) nr. 19/2011, (EU) nr. 109/2011, (EU) nr. 458/2011, (EU) nr. 65/2012, (EU) nr. 130/2012, (EU) nr. 347/2012, (EU) nr. 351/2012, (EU) nr. 1230/2012 en (EU) 2015/166 van de Commissie (Voor de EER relevante tekst)
PE/82/2019/REV/1
PB L 325 van 16.12.2019, p. 1–40
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
In force: This act has been changed. Current consolidated version: 07/07/2024
16.12.2019 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 325/1 |
VERORDENING (EU) 2019/2144 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 27 november 2019
betreffende de voorschriften voor de typegoedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd wat de algemene veiligheid ervan en de bescherming van de inzittenden van voertuigen en kwetsbare weggebruikers betreft, tot wijziging van Verordening (EU) 2018/858 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 78/2009, (EG) nr. 79/2009 en (EG) nr. 661/2009 van het Europees Parlement en de Raad en de Verordeningen (EG) nr. 631/2009, (EU) nr. 406/2010, (EU) nr. 672/2010, (EU) nr. 1003/2010, (EU) nr. 1005/2010, (EU) nr. 1008/2010, (EU) nr. 1009/2010, (EU) nr. 19/2011, (EU) nr. 109/2011, (EU) nr. 458/2011, (EU) nr. 65/2012, (EU) nr. 130/2012, (EU) nr. 347/2012, (EU) nr. 351/2012, (EU) nr. 1230/2012 en (EU) 2015/166 van de Commissie
(Voor de EER relevante tekst)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Na raadpleging van het Comité van de Regio's,
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Verordening (EU) 2018/858 van het Europees Parlement en de Raad (3) bevat administratieve bepalingen en technische voorschriften voor de typegoedkeuring van alle nieuwe voertuigen, systemen, onderdelen en technische eenheden om de goede werking van de interne markt te waarborgen en te zorgen voor een hoog niveau van veiligheids- en milieuprestaties. |
(2) |
Deze verordening is een regelgevingshandeling voor de toepassing van de EU-typegoedkeuringsprocedure die is vastgesteld bij Verordening (EU) 2018/858. Derhalve moet bijlage II bij Verordening (EU) 2018/858 dienovereenkomstig worden gewijzigd. De administratieve bepalingen van Verordening (EU) 2018/858, met inbegrip van de bepalingen inzake corrigerende maatregelen en sancties, zijn volledig van toepassing op deze verordening. |
(3) |
In de afgelopen decennia hebben ontwikkelingen op het gebied van voertuigveiligheid aanzienlijk bijgedragen aan de algemene daling van het aantal doden en zwaargewonden in het verkeer. In 2017 zijn echter 25 300 mensen op de wegen van de Unie om het leven gekomen, een aantal dat de afgelopen vier jaar ongewijzigd is gebleven. Daarnaast raken jaarlijks 135 000 mensen ernstig gewond bij botsingen (4). De Unie moet alles in het werk stellen om ongevallen en verwondingen in het wegvervoer te verminderen of uit te bannen. Daarom zijn er niet alleen veiligheidsmaatregelen nodig om de inzittenden van voertuigen te beschermen, maar moeten er ook concrete maatregelen worden getroffen ter voorkoming van doden en gewonden onder kwetsbare weggebruikers, zoals fietsers en voetgangers, teneinde de weggebruikers die zich buiten de voertuigen bevinden te beschermen. Zonder nieuwe initiatieven inzake algemene verkeersveiligheid zullen de veiligheidseffecten van de huidige benadering de gevolgen van het toenemende verkeersvolume niet meer kunnen ondervangen. Daarom moeten de veiligheidsprestaties van de voertuigen verder worden verbeterd, als onderdeel van een geïntegreerde aanpak voor verkeersveiligheid en om kwetsbare weggebruikers beter te beschermen. |
(4) |
Typegoedkeuringsbepalingen moeten waarborgen dat de prestaties van motorvoertuigen op herhaalbare en reproduceerbare wijze worden beoordeeld. Daarom hebben de technische voorschriften in deze verordening alleen betrekking op voetgangers en fietsers, aangezien er momenteel alleen voor deze categorieën formele geharmoniseerde testdoelwitten bestaan. Kwetsbare weggebruikers omvatten, naast voetgangers en fietsers, over het algemeen ook andere niet-gemotoriseerde en gemotoriseerde weggebruikers die kunnen gebruikmaken van persoonlijke mobiliteitsoplossingen, zonder beschermingsconstructie. Bovendien is het op grond van de huidige technologieën redelijk te verwachten dat geavanceerde systemen onder normale rijomstandigheden ook zullen reageren op andere kwetsbare weggebruikers, ook al zijn ze hier niet specifiek op getest. De technische voorschriften in deze verordening moeten verder worden aangepast aan de technische vooruitgang na een proces van beoordeling en herziening, teneinde ervoor te zorgen dat de voorschriften betrekking hebben op alle weggebruikers die persoonlijke mobiliteitsoplossingen kiezen zonder beschermingsconstructie, zoals autopeds, zelfbalancerende voertuigen en rolstoelen. |
(5) |
De technische vooruitgang op het gebied van geavanceerde voertuigveiligheidssystemen biedt nieuwe mogelijkheden om het aantal verkeersslachtoffers te verminderen. Om het aantal doden en zwaargewonden tot een minimum te beperken, moet een aantal nieuwe technologieën worden ingevoerd. |
(6) |
In het kader van Verordening (EG) nr. 661/2009 van het Europees Parlement en de Raad (5) is de Commissie nagegaan of het haalbaar is de in die verordening opgenomen verplichting om in bepaalde categorieën voertuigen bepaalde systemen te installeren (bv. geavanceerde noodremsystemen en systemen voor controle van de bandenspanning), uit te breiden tot alle voertuigcategorieën. De Commissie heeft ook de technische en economische haalbaarheid beoordeeld van de invoering van een nieuw voorschrift voor het installeren van andere geavanceerde veiligheidsvoorzieningen en heeft ook de marktrijpheid ervan geëvalueerd. Op basis van deze beoordelingen heeft de Commissie op 12 december 2016 een verslag aan het Europees Parlement en de Raad uitgebracht met als titel “Mensenlevens redden: Verbeteren van de veiligheid van voertuigen in de EU”. Het werkdocument van de diensten van de Commissie bij dat verslag bevatte 19 mogelijke regelgevende maatregelen die op doeltreffende wijze het aantal verkeersongevallen en verkeersdoden en ‐gewonden verder zouden kunnen verminderen. |
(7) |
Om voor technologieneutraliteit te zorgen, moeten de prestatievoorschriften zowel directe als indirecte systemen voor de controle van de bannenspanning toelaten. |
(8) |
Geavanceerde voertuigsystemen kunnen het aantal verkeersdoden en ‐ongevallen en de ernst van verwondingen en schade doeltreffender verminderen als zij zodanig worden ontworpen dat ze eenvoudig door de weggebruikers kunnen worden gebruikt. Daarom moeten voertuigfabrikanten hun uiterste best doen om ervoor te zorgen dat de systemen en voorzieningen waarin deze verordening voorziet op zodanige wijze ontwikkeld worden dat de bestuurder ondersteund wordt. De werking van die systemen en voorzieningen en de beperkingen ervan moeten op een duidelijke en consumentvriendelijke manier worden toegelicht in de gebruiksinstructies van het voertuig. |
(9) |
Alle bestuurders, met inbegrip van ouderen en mensen met een handicap, moeten de veiligheidsvoorzieningen en ‐waarschuwingen die bij ondersteund rijden worden gebruikt, gemakkelijk kunnen opmerken. |
(10) |
Geavanceerde noodremsystemen, systemen voor intelligente snelheidsondersteuning, rijstrookassistentie in noodsituaties, vermoeidheids- en aandachtswaarschuwing, geavanceerde afleidingswaarschuwing en achteruitrijdetectie zijn veiligheidssystemen die een groot potentieel hebben om het aantal slachtoffers aanzienlijk te doen verminderen. Sommige van deze veiligheidssystemen vormen bovendien de basis van technologieën die ook zullen worden gebruikt voor geautomatiseerde voertuigen. Al deze veiligheidssystemen moeten functioneren zonder enige vorm van biometrische informatie van de bestuurders of passagiers, met inbegrip van gezichtsherkenning. Daarom moeten er op het niveau van de Unie geharmoniseerde regels en testprocedures voor de typegoedkeuring van voertuigen met betrekking tot deze systemen en voor de typegoedkeuring van die systemen als technische eenheden worden vastgesteld. De technologische vooruitgang op het gebied van deze systemen moet in acht worden genomen bij elke evaluatie van de bestaande wetgeving, teneinde deze toekomstbestendig te maken, met strikte inachtneming van het privacybeginsel en de regels inzake gegevensbescherming, en ter vermindering of uitbanning van ongevallen en verwondingen in het wegvervoer. Bovendien moet worden gewaarborgd dat die systemen gedurende de gehele levenscyclus van het voertuig veilig kunnen worden gebruikt. |
(11) |
Het moet mogelijk zijn intelligente snelheidsondersteuning uit te schakelen wanneer een bestuurder bijvoorbeeld valse waarschuwingen of ongeëigende feedback krijgt als gevolg van slechte weersomstandigheden, tijdelijk conflicterende wegmarkeringen op bouwplaatsen, of misleidende, beschadigde of ontbrekende verkeersborden. Deze uitschakelmogelijkheid moet onder de controle van de bestuurder zijn. Zij moet het mogelijk maken dat de intelligente snelheidsondersteuning zo lang als noodzakelijk is kan worden uitgeschakeld en dat de bestuurder haar eenvoudig weer kan inschakelen. Wanneer het systeem is uitgeschakeld, kan informatie over de snelheidslimiet worden gegeven. Het systeem moet altijd ingeschakeld zijn op het moment dat de motor wordt gestart en de bestuurder moet te allen tijde kunnen zien of het systeem aan of uit staat. |
(12) |
Algemeen wordt erkend dat veiligheidsgordels een van de belangrijkste en doeltreffendste veiligheidsvoorzieningen vormen. Om die reden zouden verklikkersystemen voor veiligheidsgordels het aantal doden verder kunnen terugdringen of de ernst van verwondingen kunnen verminderen door ervoor te zorgen dat meer mensen in de Unie een veiligheidsgordel dragen. Dit is de reden dat verklikkersystemen voor veiligheidsgordels voor bestuurders op grond van Verordening (EG) nr. 661/2009 verplicht zijn gemaakt in alle nieuwe personenauto's met ingang van 2014, ter uitvoering van reglement nr. 16 van de Verenigde Naties (VN) tot vaststelling van de desbetreffende technische voorschriften. Als gevolg van de wijziging van dat VN-reglement, die ertoe strekte rekening te houden met de technische vooruitgang, moeten alle voor- en achterstoelen van M1- en N1-voertuigen, alsmede alle voorstoelen van N2-, N3-, M2- en M3-voertuigen vanaf 1 september 2019 (in het geval van nieuwe types van motorvoertuigen), respectievelijk 1 september 2021 (alle nieuwe motorvoertuigen) met verklikkersystemen voor veiligheidsgordels worden uitgerust. |
(13) |
De introductie van een gegevensrecorder voor incidenten, die een reeks cruciale geanonimiseerde voertuiggegevens opslaat gedurende een korte tijdspanne vóór, tijdens en onmiddellijk na een botsing (bv. getriggerd door het opblazen van een airbag), samen met voorschriften inzake het bereik, de nauwkeurigheid, de resolutie, het verzamelen, het opslaan en de terugvindbaarheid van gegevens, wordt beschouwd als een waardevolle stap voor het verkrijgen van accuratere, diepgaande ongevalsgegevens. Daarom moet het verplicht worden alle motorvoertuigen met dergelijke recorders uit te rusten. Die recorders moeten de gegevens op zodanige wijze kunnen registreren en opslaan dat zij uitsluitend kunnen worden gebruikt door de lidstaten om de verkeersveiligheid te analyseren en de doeltreffendheid van de genomen specifieke maatregelen te evalueren, zonder dat de eigenaar of bezitter van een welbepaald voertuig aan de hand van de opgeslagen gegevens kan worden geïdentificeerd. |
(14) |
De verwerking van persoonsgegevens, zoals informatie over de bestuurder die verwerkt wordt in gegevensrecorders voor incidenten of informatie over de bestuurder in het kader van het systeem voor vermoeidheids- en aandachtswaarschuwing of afleidingswaarschuwing, moet altijd geschieden overeenkomstig het Unierecht inzake gegevensbescherming, in het bijzonder Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad (6). Gegevensrecorders voor incidenten moeten functioneren met een systeem met gesloten circuit, waarbij de opgeslagen gegevens overschreven worden; het systeem mag bovendien geen identificatie van het voertuig of de bezitter mogelijk maken. Daarnaast mogen de systemen voor vermoeidheids- en aandachtswaarschuwing of geavanceerde afleidingswaarschuwing niet continu gegevens opslaan of bewaren, behalve die gegevens die noodzakelijk zijn voor de doeleinden waarvoor ze opgeslagen of anderszins verwerkt zijn binnen het systeem met gesloten circuit. Verder gelden er voor de verwerking van persoonsgegevens die verzameld worden via het op 112 gebaseerd eCall-boordsysteem specifieke waarborgen, die zijn vastgelegd in Verordening (EU) 2015/758 van het Europees Parlement en de Raad (7). |
(15) |
Geavanceerde noodremsystemen of systemen voor rijstrookassistentie in noodsituaties zijn in sommige gevallen mogelijkerwijs niet volledig operationeel, in het bijzonder als gevolg van tekortkomingen van de weginfrastructuur. In die gevallen moeten de systemen zichzelf buiten werking stellen en de bestuurder daarvan op de hoogte stellen. Als de systemen zichzelf niet automatisch buiten werking stellen, moet het mogelijk zijn ze met de hand uit te schakelen. Een dergelijke buitenwerkingstelling moet tijdelijk zijn en alleen zolang duren als het systeem niet volledig operationeel is. Het zou voor bestuurders ook noodzakelijk kunnen zijn de geavanceerde noodremsystemen of systemen voor rijstrookassistentie in noodsituaties te negeren in gevallen waarin de werking ervan grotere risico's of schade tot gevolg zou kunnen hebben. Dit zou garanderen dat de bestuurder te allen tijde de controle over zijn voertuig behoudt. Dergelijke systemen zouden echter ook situaties kunnen onderkennen waarin de bestuurder zijn voertuig niet langer kan besturen, en waarin het systeem derhalve moet ingrijpen om te voorkomen dat een ongeval ernstiger is dan het anders zou zijn. |
(16) |
Bij Verordening (EG) nr. 661/2009 zijn bestelauto's, SUV's en multifunctionele voertuigen van veiligheidsvoorschriften vrijgesteld vanwege de kenmerken daarvan in verband met de zithoogte en de voertuigmassa. Gezien het toenemende marktaandeel van dergelijke voertuigen (van slechts 3 % in 1996 naar 14 % in 2016) en de technologische ontwikkelingen op het vlak van controles van de elektrische veiligheid na botsingen, zijn deze vrijstellingen achterhaald en niet gerechtvaardigd. Daarom moeten de vrijstellingen worden geschrapt en moet de hele reeks van geavanceerde voertuigsysteemvoorschriften worden toegepast op al die voertuigen. |
(17) |
Verordening (EG) nr. 661/2009 heeft geleid tot een beduidende vereenvoudiging van de wetgeving van de Unie, aangezien 38 richtlijnen werden vervangen door gelijkwaardige VN-reglementen die krachtens Besluit 97/836/EG van de Raad (8) verplicht moeten worden toegepast. Om te komen tot een verdere vereenvoudiging, moeten meer regels van de Unie worden vervangen door bestaande VN-reglementen waarvan de toepassing in de Unie verplicht is. Daarnaast moet de Commissie de op het niveau van de VN lopende werkzaamheden stimuleren en ondersteunen om ervoor te zorgen dat er zo snel mogelijk technische voorschriften voor de typegoedkeuring van de in deze verordening voorziene systemen voor voertuigveiligheid worden vastgesteld, die aan de hoogste verkeersveiligheidsnormen beantwoorden. |
(18) |
De VN-reglementen en de wijzigingen daarvan waar de Unie voor heeft gestemd of die de Unie overeenkomstig Besluit 97/836/EG toepast, moeten in de typegoedkeuringswetgeving van de Unie worden opgenomen. Daarom moet aan de Commissie de bevoegdheid worden toegekend om de lijst van VN-reglementen waarvan de toepassing verplicht is, te wijzigen om ervoor te zorgen dat die lijst actueel blijft. |
(19) |
Bij Verordening (EG) nr. 78/2009 van het Europees Parlement en de Raad (9) zijn voorschriften voor de bescherming van voetgangers, fietsers en andere kwetsbare weggebruikers vastgesteld in de vorm van conformiteitstests en grenswaarden voor de typegoedkeuring van voertuigen met betrekking tot hun frontstructuur en voor de typegoedkeuring van frontbeschermingsinrichtingen (bv. koeienvangers). Sinds de goedkeuring van Verordening (EG) nr. 78/2009 zijn de technische voorschriften en de testprocedures voor voertuigen op het niveau van de VN verder ontwikkeld om rekening te houden met de technische vooruitgang. VN-Reglement nr. 127 tot vaststelling van uniforme bepalingen voor de goedkeuring van motorvoertuigen wat de veiligheidsprestaties voor voetgangers ervan betreft (“VN-Reglement nr. 127”) is momenteel ook in de Unie van toepassing voor de typegoedkeuring van motorvoertuigen. |
(20) |
Na de goedkeuring van Verordening (EG) nr. 79/2009 van het Europees Parlement en de Raad (10) zijn de technische voorschriften en de testprocedures voor de typegoedkeuring van waterstofvoertuigen, waterstofsystemen en onderdelen van waterstofsystemen op het niveau van de VN verder ontwikkeld in het licht van de technische vooruitgang. VN-Reglement nr. 134 tot vaststelling van uniforme voorschriften voor de goedkeuring van motorvoertuigen en onderdelen daarvan wat de veiligheidsprestaties van motorvoertuigen op waterstof (HFCV) (11) betreft (“VN-Reglement nr. 134”), is momenteel ook in de Unie van toepassing voor de typegoedkeuring van waterstofsystemen in motorvoertuigen. Naast die voorschriften moeten er op het niveau van de Unie criteria worden vastgesteld voor de kwaliteit van het materiaal en de vulaansluitpunten die gebruikt worden in de systemen van voertuigen op waterstof. |
(21) |
Om redenen van duidelijkheid, rationaliteit en vereenvoudiging moeten de Verordeningen (EG) nr. 78/2009, (EG) nr. 79/2009 en (EG) nr. 661/2009 worden ingetrokken en door deze verordening worden vervangen. |
(22) |
Van oudsher wordt de totale lengte van vrachtwagencombinaties beperkt door regels van de Unie, met als resultaat de typische structuur “cabine boven motor”, die zorgt voor een maximale laadruimte. De hoge positie van de bestuurder heeft echter geleid tot een grotere dode hoek en tot een geringere directe zichtbaarheid rondom de vrachtwagencabine. Dit is een belangrijke factor voor vrachtwagenongevallen waarbij kwetsbare weggebruikers betrokken zijn. Het aantal slachtoffers zou aanzienlijk verminderd kunnen worden door verbetering van het directe zicht. Er moeten dus voorschriften worden ingevoerd om het directe zicht te verbeteren, zodat de directe zichtbaarheid van voetgangers, fietsers en andere kwetsbare weggebruikers vanuit de bestuurdersstoel wordt verbeterd door dode hoeken vóór en aan weerszijden van de bestuurder zoveel mogelijk op te heffen. Er moet rekening worden gehouden met de bijzondere kenmerken van de verschillende voertuigcategorieën. |
(23) |
Geautomatiseerde voertuigen hebben het potentieel om in de toekomst aanzienlijk te helpen bij het verminderen van het aantal verkeersdoden, aangezien naar schatting ruim 90 % van de verkeersongevallen tot op zekere hoogte het gevolg is van een menselijke fout. Aangezien geautomatiseerde voertuigen geleidelijk de taken van de bestuurder zullen overnemen, moeten er op het niveau van de Unie geharmoniseerde regels en technische voorschriften voor geautomatiseerde voertuigsystemen, waaronder met betrekking tot controleerbare veiligheidswaarborgen voor de besluitvorming door geautomatiseerde voertuigen, worden vastgesteld, met inachtneming van het beginsel van technologische neutraliteit, en moeten deze op internationaal niveau in het kader van het Wereldforum van de VN/ECE (WP.29) voor de harmonisatie van reglementen voor voertuigen worden bevorderd. |
(24) |
Weggebruikers zoals voetgangers en fietsers, alsmede bestuurders van niet-geautomatiseerde voertuigen die niet zijn uitgerust met apparatuur voor de ontvangst van elektronische uitwisseling van informatie tussen voertuigen over het gedrag van een geautomatiseerd voertuig, moeten met behulp van conventionele middelen over dat gedrag worden geïnformeerd, zoals bepaald in VN-reglementen of andere reguleringsbesluiten, en wel zo spoedig mogelijk na de inwerkingtreding daarvan. |
(25) |
Voertuigplatooning heeft het potentieel om in de toekomst te zorgen voor veiliger, schoner en efficiënter vervoer. Met het oog op de introductie van platooningtechnologie en de daarmee samenhangende normen zal een regelgevingskader met geharmoniseerde regels en procedures moeten worden vastgesteld. |
(26) |
De mogelijkheid om zonder toestemming toegang te krijgen tot de in het voertuig aanwezige gegevens en de software langs draadloze weg illegaal aan te passen, neemt toe als gevolg van de connectiviteit en automatisering van voertuigen. Om dergelijke risico's tegen te gaan, dienen VN-reglementen of andere reguleringsbesluiten inzake cyberveiligheid verplicht te worden toegepast zo spoedig mogelijk na de inwerkingtreding ervan. |
(27) |
Wijzigingen van de software kunnen de functionaliteiten van een voertuig ingrijpend beïnvloeden. Daarom moeten er geharmoniseerde regels en technische voorschriften voor softwarewijzigingen worden vastgelegd die in overeenstemming zijn met de procedures voor typegoedkeuring. VN-reglementen of andere reguleringsbesluiten inzake software-updates moeten dan ook verplicht worden toegepast zo spoedig mogelijk na de inwerkingtreding ervan. Deze veiligheidsmaatregelen mogen de voertuigfabrikant evenwel niet van de verplichting ontslaan om toegang te verschaffen tot uitgebreide diagnostische informatie en de in het voertuig aanwezige gegevens die nodig zijn om een voertuig te repareren en te onderhouden. |
(28) |
De Unie moet de ontwikkeling van technische voorschriften voor het rolgeluid, de rolweerstand en de grip op nat wegdek van banden op het niveau van de VN blijven stimuleren. Die nadere bepalingen zijn nu namelijk opgenomen in VN-Reglement nr. 117 inzake uniforme bepalingen voor de goedkeuring van banden wat rolgeluidemissies en/of grip op nat wegdek en/of rolweerstand betreft (12) (“VN-Reglement nr. 117”). Het proces van aanpassing van de voorschriften voor banden om rekening te houden met de technische vooruitgang moet snel en ambitieus op het niveau van de VN worden voortgezet, met name om ervoor te zorgen dat de prestaties van banden ook aan het einde van de levensduur van de banden, in versleten toestand, worden beoordeeld en om het idee te bevorderen dat banden gedurende hun volledige levensduur aan de voorschriften moeten beantwoorden en niet voortijdig moeten worden vervangen. De in Verordening (EG) nr. 661/2009 opgenomen voorschriften voor de prestaties van banden moeten worden vervangen door gelijkwaardige VN-reglementen. |
(29) |
Om de doeltreffendheid van deze verordening te garanderen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) handelingen vast te stellen teneinde deze verordening aan te vullen ten aanzien van de typegoedkeuringsvoorschriften voor geavanceerde voertuigsystemen, en teneinde deze verordening met betrekking tot bijlage II daarvan te wijzigen om rekening te houden met de technische vooruitgang en ontwikkelingen in de regelgeving. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven (13). Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen, ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen. |
(30) |
Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (14). |
(31) |
Om de wetgeving van de Unie waarin wordt verwezen naar de regelgevingsprocedure met toetsing af te stemmen op het wettelijke kader dat bij het VWEU is ingevoerd, en om de wetgeving van de Unie op het gebied van voertuigveiligheid verder te vereenvoudigen, moeten de volgende verordeningen worden ingetrokken en vervangen door krachtens de onderhavige verordening vastgestelde uitvoeringshandelingen:
|
(32) |
Aangezien overeenkomstig Verordening (EG) nr. 78/2009, (EG) nr. 79/2009 of (EG) nr. 661/2009 en de uitvoeringsmaatregelen daarvan verleende EU-typegoedkeuringen als gelijkwaardig moeten worden beschouwd aan die welke overeenkomstig deze verordening zijn toegekend, tenzij de desbetreffende voorschriften bij deze verordening worden gewijzigd of totdat zij worden gewijzigd bij de krachtens deze verordening vastgestelde gedelegeerde handelingen of uitvoeringshandelingen, zijn overgangsbepalingen nodig om ervoor te zorgen dat dergelijke goedkeuringen hun geldigheid niet verliezen. |
(33) |
De data voor weigering van de verlening van EU-typegoedkeuring, weigering van voertuigregistratie en verbod op het in de handel of het in het verkeer brengen van onderdelen en technische eenheden moeten voor elk gereglementeerd item worden vastgesteld. |
(34) |
Daar de doelstelling van deze verordening, namelijk het garanderen van de goede werking van de interne markt door de invoering van geharmoniseerde technische voorschriften betreffende de veiligheid en de milieuprestaties van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt maar vanwege de omvang en de gevolgen ervan beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken. |
(35) |
Gedetailleerde technische voorschriften en adequate testprocedures, alsook bepalingen betreffende uniforme procedures en technische specificaties voor de typegoedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan, en van systemen, onderdelen en technische eenheden moeten tijdig vóór de datum van toepassing ervan in gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen worden vastgesteld om de fabrikanten voldoende tijd te geven om zich aan te passen aan de voorschriften van deze verordening en de krachtens deze verordening vastgestelde gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen. Sommige voertuigen worden in kleine aantallen geproduceerd. Daarom moeten dergelijke voertuigen of voertuigklassen voor de voorschriften in deze verordening en de gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen in aanmerking worden genomen indien die voorschriften niet stroken met het gebruik of ontwerp van de betrokken voertuigen, of indien deze voorschriften een onevenredige extra last meebrengen. Daarom moet de toepassing van deze verordening worden uitgesteld, |
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
HOOFDSTUK I
ONDERWERP, TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES
Artikel 1
Onderwerp
Bij deze verordening worden voorschriften vastgesteld betreffende:
a) |
de typegoedkeuring van voertuigen en voor voertuigen ontworpen en gebouwde systemen, onderdelen en technische eenheden wat betreft de algemene kenmerken en veiligheid ervan en de bescherming en veiligheid van de inzittenden van voertuigen en kwetsbare weggebruikers; |
b) |
de typegoedkeuring van voertuigen wat betreft systemen voor bandenspanningscontrole, met betrekking tot de veiligheid, brandstofefficiëntie en CO2-emissies ervan, en |
c) |
de typegoedkeuring van nieuw geproduceerde banden wat betreft de veiligheid en de milieuprestaties ervan. |
Artikel 2
Toepassingsgebied
Deze verordening is van toepassing op voertuigen van de categorieën M, N en O, zoals gedefinieerd in artikel 4 van Verordening (EU) 2018/858, en op systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen worden ontworpen en gebouwd.
Artikel 3
Definities
Voor de toepassing van deze verordening gelden de definities van artikel 3 van Verordening (EU) 2018/858.
Daarnaast wordt verstaan onder:
1. |
“kwetsbare weggebruikers”: niet-gemotoriseerde weggebruikers, waaronder met name fietsers en voetgangers, alsook gebruikers van gemotoriseerde tweewielers; |
2. |
“bandenspanningscontrolesysteem”: een op een voertuig gemonteerd systeem dat de bandenspanning of de variatie ervan in de tijd kan meten en de gebruiker daarover informatie kan verstrekken terwijl het voertuig rijdt; |
3. |
“intelligente snelheidsondersteuning”: een systeem om de bestuurder te helpen de juiste snelheid voor de wegomgeving aan te houden door hem specifieke en gepaste feedback te geven; |
4. |
“ondersteuning van de installatie van een alcoholslot”: een gestandaardiseerde interface die de montage van aftermarket-alcoholsloten in motorvoertuigen vergemakkelijkt; |
5. |
“vermoeidheids- en aandachtswaarschuwing”: een systeem dat de alertheid van de bestuurder beoordeelt door de voertuigsystemen te analyseren en dat de bestuurder zo nodig waarschuwt; |
6. |
“geavanceerde afleidingswaarschuwing”: een systeem dat de bestuurder helpt om alert te blijven met betrekking tot de verkeerssituatie en dat de bestuurder waarschuwt zodra hij afgeleid raakt; |
7. |
“noodstopsignaal”: een lichtsignaalfunctie die wordt gebruikt om andere weggebruikers achter het voertuig erop te attenderen dat het voertuig sterk vertraagt in verband met de heersende omstandigheden op de weg; |
8. |
“achteruitrijdetectie”: een systeem om de bestuurder attent te maken op mensen en voorwerpen die zich aan de achterkant van het voertuig bevinden met als voornaamste doel botsingen te vermijden bij het achteruitrijden; |
9. |
“waarschuwingssysteem voor het onbedoeld verlaten van de rijstrook”: een systeem om de bestuurder te waarschuwen wanneer zijn voertuig de rijstrook onbedoeld verlaat; |
10. |
“geavanceerd noodremsysteem”: een systeem dat automatisch een mogelijke botsing kan detecteren en het remsysteem van het voertuig kan activeren om het voertuig af te remmen teneinde een botsing te vermijden of te verzachten; |
11. |
“systeem voor rijstrookassistentie in noodsituaties”: een systeem dat de bestuurder helpt het voertuig op veilige afstand te houden ten opzichte van de grens van de rijstrook of weg, minstens wanneer de rijstrook (bijna) wordt verlaten en een botsing mogelijk is; |
12. |
“hoofdbesturingsschakelaar van het voertuig”: de voorziening waarmee het boordelektronicasysteem van het voertuig van de uitgeschakelde toestand, waarin het voertuig zich bevindt wanneer het is geparkeerd en de bestuurder afwezig is, in de normale bedrijfstoestand wordt gebracht; |
13. |
“gegevensrecorder voor incidenten”: een systeem dat uitsluitend tot doel heeft kritische botsinggerelateerde parameters en informatie kort vóór, tijdens en onmiddellijk na een botsing te registreren en op te slaan; |
14. |
“frontbeschermingsinrichting”: een of meer afzonderlijke structuren, zoals een koeienvanger, of een bijkomende bumper die bedoeld is om in combinatie met de tot de originele uitrusting behorende bumper het buitenoppervlak van het voertuig te beschermen bij een botsing met een object; structuren met een massa van minder dan 0,5 kg die bedoeld zijn om uitsluitend de lampen van het voertuig te beschermen, vallen niet onder deze definitie; |
15. |
“bumper”: het onderste deel van de frontconstructie aan de buitenkant van een voertuig, met inbegrip van eventuele aanzetstukken, dat bedoeld is om het voertuig te beschermen wanneer het betrokken raakt bij een frontale botsing bij lage snelheid met een ander voertuig; echter met uitzondering van een eventuele frontbeschermingsinrichting; |
16. |
“waterstofvoertuig”: elk motorvoertuig dat met waterstof als brandstof wordt aangedreven; |
17. |
“waterstofsysteem”: een samenstel van onderdelen van een waterstofsysteem en verbindingsstukken die op waterstofvoertuigen zijn geïnstalleerd, met uitzondering van het waterstofaandrijfsysteem en de hulpenergiesystemen; |
18. |
“waterstofaandrijfsysteem”: de energieomzetter waarmee het voertuig wordt aangedreven; |
19. |
“onderdeel van een waterstofsysteem”: de waterstoftanks en alle andere delen van waterstofvoertuigen die rechtstreeks met waterstof in contact komen of die deel uitmaken van een waterstofsysteem; |
20. |
“waterstoftank”: het onderdeel van het waterstofsysteem waarin het primaire volume van de waterstofbrandstof is opgeslagen; |
21. |
“geautomatiseerd voertuig”: een motorvoertuig dat ontworpen en gebouwd is om zich gedurende bepaalde tijd autonoom te verplaatsen zonder permanent toezicht van de bestuurder, maar met betrekking waartoe de bestuurder nog steeds wordt geacht in te grijpen of moet ingrijpen; |
22. |
“volledig geautomatiseerd voertuig”: een motorvoertuig dat ontworpen en gebouwd is om zich autonoom te verplaatsen zonder enig toezicht van de bestuurder; |
23. |
“controlesysteem voor bestuurderbeschikbaarheid”: een systeem dat controleert of de bestuurder in staat is de rijfunctie in bepaalde situaties van een geautomatiseerd voertuig over te nemen, indien dit passend is; |
24. |
“voertuigplatooning”: het verbinden van twee of meer voertuigen in een konvooi met behulp van connectiviteitstechnologie en systemen voor ondersteuning van geautomatiseerd rijden, waardoor de voertuigen automatisch een vooraf bepaalde, kleine afstand tot elkaar kunnen houden wanneer ze gedurende bepaalde delen van een reis met elkaar verbonden zijn en zich kunnen aanpassen aan veranderingen in de beweging van het leidende voertuig en waarbij de bestuurders nauwelijks of niet hoeven in te grijpen; |
25. |
“maximummassa”: de door de fabrikant opgegeven technisch toelaatbare maximummassa in beladen toestand; |
26. |
“A‐stijl”: de voorste en buitenste daksteun, van het chassis tot aan het dak van het voertuig. |
HOOFDSTUK II
VERPLICHTINGEN VAN DE FABRIKANTEN
Artikel 4
Algemene verplichtingen en technische voorschriften
1. De fabrikanten tonen aan dat voor alle nieuwe voertuigen die in de handel gebracht, geregistreerd of in het verkeer gebracht worden, en voor alle nieuwe systemen, onderdelen en technische eenheden die in de handel of in het verkeer gebracht worden, typegoedkeuring overeenkomstig deze verordening en de op grond daarvan vastgestelde gedelegeerde en uitvoeringshandelingen is verleend.
2. Typegoedkeuring overeenkomstig de in bijlage I vermelde VN-reglementen wordt beschouwd als EU-typegoedkeuring overeenkomstig deze verordening en de op grond daarvan vastgestelde gedelegeerde en uitvoeringshandelingen.
3. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 12 gedelegeerde handelingen tot wijziging van bijlage I vast te stellen om rekening te houden met de technische vooruitgang en regelgevingsontwikkelingen door verwijzingen naar VN-reglementen en desbetreffende wijzigingenreeksen, waarvan de toepassing verplicht is, op te nemen en te actualiseren.
4. De fabrikanten zorgen ervoor dat de voertuigen zodanig worden ontworpen, gebouwd en geassembleerd dat het risico van letsel voor inzittenden van voertuigen en kwetsbare weggebruikers zo klein mogelijk is.
5. De fabrikanten zorgen er tevens voor dat de voertuigen, systemen, onderdelen en technische eenheden vanaf de in bijlage II vermelde data in overeenstemming zijn met de in die bijlage vermelde toepasselijke voorschriften, met de nadere technische voorschriften en testprocedures die zijn vastgesteld in de gedelegeerde handelingen en met de uniforme procedures en technische specificaties die zijn vastgesteld in de krachtens deze verordening vastgestelde uitvoeringshandelingen, met inbegrip van de voorschriften betreffende:
a) |
beveiligingssystemen, botsproeven, integriteit van het brandstofsysteem en elektrische veiligheid bij hoogspanning; |
b) |
kwetsbare weggebruikers, zicht en zichtbaarheid; |
c) |
chassis van het voertuig, remmen, banden en stuurinrichting; |
d) |
boordinstrumenten, elektrisch systeem, voertuigverlichting en bescherming tegen onrechtmatig gebruik, inclusief cyberaanvallen; |
e) |
gedrag van bestuurder en systeem, en |
f) |
algemene constructie en kenmerken van het voertuig. |
6. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 12 gedelegeerde handelingen tot wijziging van bijlage II vast te stellen om rekening te houden met de technische vooruitgang en ontwikkelingen in de regelgeving, in het bijzonder met betrekking tot de in lid 5, onder a) tot en met f), van dit artikel, alsmede de in artikel 6, lid 1, onder a) tot en met g), artikel 7, leden 2, 3, 4 en 5, artikel 9, leden 2, 3 en 5, en artikel 11, lid 1, vermelde aspecten, en teneinde te zorgen voor een hoog algemeen veiligheidsniveau van voertuigen, systemen, onderdelen en technische eenheden, alsmede een hoog niveau van bescherming van de inzittenden van voertuigen en kwetsbare weggebruikers, en wel door verwijzingen naar VN-reglementen en naar gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen in te voegen en te actualiseren.
7. De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen voorschriften vast betreffende de uniforme procedures en technische specificaties voor de typegoedkeuring van voertuigen, systemen, onderdelen en technische eenheden met betrekking tot de in bijlage II vermelde voorschriften.
Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 13, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld. Ze worden ten minste 15 maanden voor de in bijlage II genoemde toepasselijke data gepubliceerd.
Artikel 5
Specifieke bepalingen betreffende bandenspanningscontrolesystemen en banden
1. De voertuigen worden uitgerust met een nauwkeurig bandenspanningscontrolesysteem dat bij uiteenlopende weg- en omgevingsomstandigheden in staat is de bestuurder in het voertuig te waarschuwen wanneer in een band spanningsverlies optreedt.
2. De bandenspanningscontrolesystemen worden zo ontworpen dat resetting of herkalibrering bij lage bandenspanning wordt vermeden.
3. Alle in de handel gebrachte banden moeten voldoen aan de voorschriften voor veiligheid en milieuprestaties die zijn vastgesteld in de desbetreffende regelgevingsteksten die zijn vermeld in bijlage II.
4. De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen voorschriften vast betreffende de uniforme procedures en technische specificaties voor:
a) |
de typegoedkeuring van voertuigen wat betreft de bandenspanningscontrolesystemen ervan; |
b) |
de typegoedkeuring van banden, met inbegrip van de technische specificaties voor de montage ervan. |
Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 13, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld. Ze worden ten minste 15 maanden voor de in bijlage II genoemde toepasselijke data gepubliceerd.
Artikel 6
Geavanceerde voertuigsystemen voor alle categorieën motorvoertuigen
1. De motorvoertuigen worden uitgerust met de volgende geavanceerde voertuigsystemen:
a) |
intelligente snelheidsondersteuning; |
b) |
ondersteuning van de installatie van een alcoholslot; |
c) |
vermoeidheids- en aandachtswaarschuwing; |
d) |
geavanceerde afleidingswaarschuwing; |
e) |
noodstopsignaal; |
f) |
achteruitrijdetectie, en |
g) |
gegevensrecorder voor incidenten. |
2. Intelligente snelheidsondersteuning voldoet aan de volgende minimumvereisten:
a) |
de bestuurder kan er via de versnellingsbediening, of via specifieke, gepaste en doeltreffende feedback attent op worden gemaakt dat de toepasselijke snelheidslimiet is overschreden; |
b) |
het systeem kan worden uitgeschakeld; er kan nog steeds informatie over de snelheidslimiet worden verstrekt en de intelligente snelheidsondersteuning moet zich telkens wanneer de hoofdbesturingsschakelaar van het voertuig wordt ingeschakeld in de normale bedrijfstoestand bevinden; |
c) |
deze specifieke en gepaste feedback moet gebaseerd zijn op informatie betreffende de snelheidslimiet die is verkregen door het waarnemen van verkeersborden en ‐signalen, op basis van infrastructuursignalen of op elektronische-kaartgegevens, dan wel op beide; deze informatie moet in het voertuig beschikbaar zijn; |
d) |
het systeem mag de bestuurder niet de mogelijkheid ontnemen de door het systeem aangegeven voertuigsnelheid te overschrijden; |
e) |
de prestatiedoelstellingen van het systeem worden op zodanige wijze vastgelegd dat de foutenkans in reële rijomstandigheden tot nul of tot een minimum wordt beperkt. |
3. De systemen voor vermoeidheids- en aandachtswaarschuwing of geavanceerde afleidingswaarschuwing worden op zodanige wijze ontworpen dat zij niet continu gegevens opslaan of bewaren, behalve die gegevens die noodzakelijk zijn voor de doeleinden waarvoor ze opgeslagen of anderszins verwerkt worden binnen het systeem met een gesloten circuit. Daarnaast worden die gegevens op geen enkel moment toegankelijk gemaakt voor of ter beschikking gesteld aan derde partijen, en worden zij onmiddellijk na verwerking verwijderd. De systemen in kwestie worden verder op zodanige wijze ontworpen dat overlappingen worden vermeden en dat de bestuurder niet afzonderlijk en gelijktijdig, of op verwarrende wijze, wordt gewaarschuwd indien één actie beide systemen activeert.
4. Gegevensrecorders voor incidenten moeten in het bijzonder voldoen aan de volgende voorschriften:
a) |
de gegevens die kort vóór, tijdens en onmiddellijk na een botsing door de recorders kunnen worden geregistreerd en opgeslagen, betreffen onder andere de snelheid van het voertuig, het remmen, de positie en de overhelling van het voertuig op de weg, de toestand en de mate van activering van alle veiligheidssystemen van het voertuig, het op 112 gebaseerd eCall-boordsysteem, remactivering en de relevante inputparameters van de systemen voor actieve veiligheid en ongevalpreventie aan boord van het voertuig; deze gegevens moeten een hoge mate van nauwkeurigheid hebben en ook na een ongeval beschikbaar blijven; |
b) |
zij kunnen niet worden uitgeschakeld; |
c) |
de wijze waarop zij gegevens kunnen registreren en opslaan is zodanig dat:
|
d) |
de gegevens die zij kunnen registreren, kunnen via een gestandaardiseerde interface op basis van Unie- of nationale wetgeving en uitsluitend met het oog op onderzoek naar en analyse van ongevallen, waaronder voor typegoedkeuring van systemen en onderdelen en in overeenstemming met Verordening (EU) 2016/679, aan nationale autoriteiten ter beschikking worden gesteld. |
5. Een gegevensrecorder voor incidenten mag niet de laatste vier cijfers van het voertuigidentificatiedeel van het voertuigidentificatienummer kunnen registreren en opslaan, noch enige andere informatie waaruit het individuele voertuig zelf, of de eigenaar of bezitter, kunnen worden afgeleid.
6. De Commissie stelt overeenkomstig artikel 12 gedelegeerde handelingen vast teneinde deze verordening aan te vullen met nadere voorschriften voor specifieke testprocedures en technische voorschriften betreffende:
a) |
de typegoedkeuring van voertuigen wat betreft de in lid 1 vermelde geavanceerde voertuigsystemen; |
b) |
de typegoedkeuring van de onder a), f) en g) van lid 1 vermelde geavanceerde voertuigsystemen als technische eenheden. |
Die gedelegeerde handelingen worden ten minste 15 maanden voor de in bijlage II genoemde toepasselijke data gepubliceerd.
Artikel 7
Specifieke voorschriften voor personenauto's en lichte bedrijfsvoertuigen
1. Voertuigen van de categorieën M1 en N1 moeten behalve aan de toepasselijke andere voorschriften van deze verordening en de op grond daarvan vastgestelde gedelegeerde en uitvoeringshandelingen ook voldoen aan de voorschriften in de leden 2 tot en met 5 en aan de technische specificaties die zijn uiteengezet in de in lid 6 bedoelde uitvoeringshandelingen.
2. Voertuigen van de categorieën M1 en N1 worden uitgerust met geavanceerde noodremsystemen die tweefasig zijn ontworpen en gemonteerd en die zorgen voor:
a) |
de detectie van obstakels en bewegende voertuigen vóór het motorvoertuig in de eerste fase; |
b) |
uitbreiding van het onder a) bedoelde detectievermogen in de tweede fase tot voetgangers en fietsers die zich vóór het motorvoertuig bevinden. |
3. Voertuigen van de categorieën M1 en N1 worden ook uitgerust met een systeem voor rijstrookassistentie in noodsituaties.
4. Geavanceerde noodremsystemen en systemen voor rijstrookassistentie in noodsituaties moeten in het bijzonder voldoen aan de volgende minimumvoorschriften:
a) |
dergelijke systemen kunnen uitsluitend een voor een worden uitgeschakeld door middel van een reeks handelingen die door de bestuurder moeten worden verricht; |
b) |
als de hoofdbesturingsschakelaar van het voertuig wordt geactiveerd, moeten de systemen zich altijd in normale werkmodus bevinden; |
c) |
geluidssignalen moeten op eenvoudige wijze kunnen worden uitgeschakeld, maar deze handeling mag niet tegelijk leiden tot het onderdrukken van andere systeemfuncties dan de geluidssignalen; |
d) |
de bestuurder moet kunnen voorbijgaan aan dergelijke systemen. |
5. Voertuigen van de categorieën M1 en N1 worden ontworpen en gebouwd met een grotere botsbeschermingszone voor het hoofd om kwetsbare weggebruikers beter te beschermen en ervoor te zorgen dat zij bij een botsing minder ernstige letsels oplopen.
6. De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen voorschriften vast betreffende de uniforme procedures en technische specificaties voor de typegoedkeuring van voertuigen met betrekking tot de voorschriften in de leden 2 tot en met 5 van dit artikel.
Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 13, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld. Ze worden ten minste 15 maanden voor de in bijlage II genoemde toepasselijke data gepubliceerd.
Artikel 8
Frontbeschermingsinrichtingen voor personenauto's en lichte bedrijfsvoertuigen
1. Frontbeschermingsinrichtingen die tot de originele uitrusting van voertuigen van de categorieën M1 en N1 behoren of als technische eenheden voor dergelijke voertuigen op de markt worden aangeboden, moeten voldoen aan de voorschriften in lid 2 en aan de technische specificaties die zijn vastgelegd in de in lid 3 bedoelde uitvoeringshandelingen.
2. Frontbeschermingsinrichtingen die als technische eenheden op de markt worden aangeboden, gaan vergezeld van een gedetailleerde lijst van de voertuigtypen, varianten en uitvoeringen waarvoor typegoedkeuring aan het frontbeschermingssysteem is verleend, alsook van een duidelijke montagehandleiding.
3. De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen voorschriften vast betreffende de uniforme procedures en technische specificaties voor de typegoedkeuring van frontbeschermingsinrichtingen, met inbegrip van technische specificaties voor de constructie en installatie ervan.
Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 13, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld. Ze worden ten minste 15 maanden voor de in bijlage II genoemde toepasselijke data gepubliceerd.
Artikel 9
Specifieke voorschriften voor bussen en vrachtwagens
1. Voertuigen van de categorieën M2, M3, N2 en N3 moeten behalve aan de toepasselijke andere voorschriften van deze verordening en de op grond daarvan vastgestelde gedelegeerde en uitvoeringshandelingen ook voldoen aan de voorschriften in de leden 2 tot en met 5 en aan de technische specificaties vastgelegd in de in lid 7 bedoelde uitvoeringshandelingen. Voertuigen van de categorieën M2 en M3 moeten ook voldoen aan het voorschrift van lid 6.
2. Voertuigen van de categorieën M2, M3, N2 en N3 worden uitgerust met een waarschuwingssysteem voor het onbedoeld verlaten van de rijstrook en met een geavanceerd noodremsysteem; beide systemen voldoen aan de technische specificaties vastgelegd in de in lid 7 bedoelde uitvoeringshandelingen.
3. Voertuigen van de categorieën M2, M3, N2 en N3 worden uitgerust met geavanceerde systemen die voetgangers en fietsers in de nabijheid van de voor- of zijkant van het voertuig kunnen detecteren en die een waarschuwing kunnen geven of botsingen met deze kwetsbare weggebruikers kunnen vermijden.
4. De in de leden 2 en 3 bedoelde systemen moeten in het bijzonder voldoen aan de volgende minimumvoorschriften:
a) |
dergelijke systemen kunnen uitsluitend een voor een worden uitgeschakeld door middel van een reeks handelingen die door de bestuurder moeten worden verricht; |
b) |
als de hoofdbesturingsschakelaar van het voertuig wordt geactiveerd, moeten de systemen zich altijd in normale werkmodus bevinden; |
c) |
geluidssignalen moeten op eenvoudige wijze kunnen worden uitgeschakeld, maar deze actie mag niet tegelijk leiden tot het onderdrukken van andere systeemfuncties dan de geluidssignalen; |
d) |
de bestuurder moet kunnen voorbijgaan aan dergelijke systemen. |
5. Voertuigen van de categorieën M2, M3, N2 en N3 worden zo ontworpen en gebouwd dat zij een betere directe zichtbaarheid van kwetsbare weggebruikers bieden vanuit de bestuurdersstoel, door dode hoeken vóór en aan weerszijden van de bestuurder zoveel mogelijk op te heffen, rekening houdend met de bijzondere kenmerken van de verschillende voertuigcategorieën.
6. Voertuigen van de categorieën M2 en M3 met een capaciteit van meer dan 22 passagiers, de bestuurder niet meegerekend, die gebouwd zijn met ruimte voor staande passagiers, zodat passagiers vaak kunnen in- en uitstappen, worden zo ontworpen en gebouwd dat zij toegankelijk zijn voor personen met beperkte mobiliteit, waaronder rolstoelgebruikers.
7. De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen voorschriften vast betreffende de uniforme procedures en technische specificaties voor:
a) |
de typegoedkeuring van voertuigen met betrekking tot de in de leden 2 tot en met 5 van dit artikel bedoelde voorschriften; |
b) |
de typegoedkeuring van de in lid 3 van dit artikel bedoelde systemen als technische eenheden. |
Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 13, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
Indien deze uitvoeringshandelingen betrekking hebben op de in de leden 2, 3 en 4 van dit artikel vastgestelde voorschriften, worden zij ten minste 15 maanden voor de in bijlage II genoemde toepasselijke data gepubliceerd.
Indien deze uitvoeringshandelingen betrekking hebben op de in lid 5 van dit artikel vastgestelde voorschriften, worden zij ten minste 36 maanden voor de in bijlage II genoemde toepasselijke data gepubliceerd.
Artikel 10
Specifieke voorschriften voor waterstofvoertuigen
1. Waterstofvoertuigen van de categorieën M en N, alsook de waterstofsystemen ervan en de onderdelen van die systemen, moeten behalve aan de andere voorschriften van deze verordening en de op grond daarvan vastgestelde gedelegeerde en uitvoeringshandelingen die van toepassing zijn op voertuigen van die categorieën, ook voldoen aan de technische specificaties die zijn uiteengezet in de in lid 3 bedoelde uitvoeringshandelingen.
2. De fabrikanten zorgen ervoor dat de waterstofsystemen en de onderdelen van waterstofsystemen worden geïnstalleerd overeenkomstig de technische specificaties die zijn uiteengezet in de in lid 3 bedoelde uitvoeringshandelingen. De fabrikanten stellen zo nodig ook informatie beschikbaar met het oog op de inspectie van de waterstofsystemen en de onderdelen van de waterstofsystemen tijdens de levensduur van de waterstofvoertuigen.
3. De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen voorschriften vast betreffende de uniforme procedures en technische specificaties voor de typegoedkeuring van waterstofvoertuigen met betrekking tot de waterstofsystemen ervan, inclusief wat betreft de compatibiliteit van materialen en vulaansluitpunten, en betreffende de typegoedkeuring van de onderdelen van waterstofsystemen, met inbegrip van de technische specificaties voor de installatie ervan.
Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 13, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld. Ze worden ten minste 15 maanden voor de in bijlage II genoemde toepasselijke data gepubliceerd.
Artikel 11
Specifieke voorschriften voor geautomatiseerde voertuigen en volledig geautomatiseerde voertuigen
1. Geautomatiseerde voertuigen en volledig geautomatiseerde voertuigen moeten behalve aan de andere voorschriften van deze verordening en de op grond daarvan vastgestelde gedelegeerde en uitvoeringshandelingen die van toepassing zijn op voertuigen van de betrokken categorieën, ook voldoen aan de technische specificaties die zijn uiteengezet in de in lid 2 bedoelde uitvoeringshandelingen die betrekking hebben op:
a) |
systemen die dienen om de besturing van het voertuig, met inbegrip van signaleren, sturen, versnellen en remmen, door de bestuurder te vervangen; |
b) |
systemen die dienen om aan het voertuig realtime informatie te geven over de toestand van het voertuig en de omgeving; |
c) |
controlesystemen voor bestuurderbeschikbaarheid; |
d) |
gegevensrecorders voor incidenten voor geautomatiseerde voertuigen; |
e) |
een geharmoniseerd formaat voor de uitwisseling van gegevens, bijvoorbeeld voor vehicle platooning met voertuigen van verschillende merken; |
f) |
systemen om veiligheidsinformatie te verstrekken aan andere weggebruikers. |
Deze in de eerste alinea, onder c), bedoelde technische specificaties in verband met controlesystemen voor bestuurderbeschikbaarheid gelden echter niet voor volledig geautomatiseerde voertuigen.
2. De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen voorschriften vast betreffende de uniforme procedures en technische specificaties voor de in lid 1, onder a) tot en met f), van dit artikel vermelde systemen en andere elementen en voor de typegoedkeuring van geautomatiseerde en volledig geautomatiseerde voertuigen met betrekking tot die systemen en andere elementen teneinde de veilige werking van geautomatiseerde en volledig geautomatiseerde voertuigen op de openbare weg te waarborgen.
Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 13, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
HOOFDSTUK III
SLOTBEPALINGEN
Artikel 12
Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie
1. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.
2. De in artikel 4, leden 3 en 6, en artikel 6, lid 6, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar met ingang van 5 januari 2020. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.
3. Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 4, leden 3 en 6, en artikel 6, lid 6, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.
4. Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.
5. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.
6. Een overeenkomstig artikel 4, leden 3 en 6, en artikel 6, lid 6, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad daartegen bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld daartegen geen bezwaar te zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.
Artikel 13
Comitéprocedure
1. De Commissie wordt bijgestaan door het Technisch Comité motorvoertuigen (TCMV). Dit comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.
2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.
Indien het comité geen advies uitbrengt, stelt de Commissie de ontwerpuitvoeringshandeling niet vast en is artikel 5, lid 4, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.
Artikel 14
Evaluatie en verslaglegging
1. Uiterlijk op 7 juli 2027 en vervolgens om de vijf jaar dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een evaluatieverslag in over de resultaten van de veiligheidsmaatregelen en ‐systemen en over hun penetratiegraad en het gebruiksgemak. De Commissie onderzoekt of die veiligheidsmaatregelen en ‐systemen functioneren als bedoeld in deze verordening. Indien nodig gaat het verslag vergezeld van aanbevelingen en van een wetgevingsvoorstel om de voorschriften betreffende de algemene veiligheid en de bescherming en veiligheid van de inzittenden van voertuigen en kwetsbare weggebruikers aan te passen, om ongevallen en verwondingen in het wegvervoer verder te verminderen of uit te bannen.
De Commissie evalueert met name de betrouwbaarheid en efficiëntie van nieuwe systemen voor intelligente snelheidsondersteuning en de nauwkeurigheid en het foutenpercentage van dergelijke systemen in reële rijomstandigheden. In voorkomend geval dient de Commissie een wetgevingsvoorstel in.
2. Uiterlijk op 31 januari van elk jaar dient de Commissie met betrekking tot het voorgaande jaar bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de activiteiten van het Wereldforum voor de harmonisatie van reglementen voor voertuigen van de VN-ECE (WP.29) wat betreft de vooruitgang bij de tenuitvoerlegging van de voertuigveiligheidsnormen met betrekking tot de in de artikelen 5 tot en met 11 bepaalde voorschriften en wat betreft het standpunt van de Unie inzake deze aangelegenheden.
Artikel 15
Overgangsbepalingen
1. Deze verordening leidt niet tot ongeldigverklaring van EU-typegoedkeuringen die uiterlijk op 5 juli 2022 aan voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden zijn verleend overeenkomstig Verordening (EG) nr. 78/2009, Verordening (EG) nr. 79/2009 of Verordening (EG) nr. 661/2009 en de uitvoeringsmaatregelen daarvan, tenzij de relevante voorschriften voor dergelijke voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden zijn gewijzigd, of er door de onderhavige verordening en de gedelegeerde handelingen welke op grond daarvan zijn vastgesteld, nieuwe voorschriften zijn toegevoegd, zoals nader gespecificeerd in de krachtens deze verordening vastgestelde uitvoeringshandelingen.
2. De goedkeuringsinstanties blijven uitbreidingen toestaan van de in lid 1 bedoelde EU‐typegoedkeuringen.
3. In afwijking van deze verordening blijven de lidstaten tot de in bijlage IV genoemde data toestaan dat voertuigen worden geregistreerd en onderdelen worden verkocht en in het verkeer gebracht, die niet voldoen aan VN-Reglement nr. 117.
Artikel 16
Data voor toepassing van de voorschriften
Met betrekking tot voertuigen, systemen, onderdelen en technische eenheden moeten de nationale instanties:
a) |
vanaf de in bijlage II ten aanzien van een bepaald in die bijlage vermeld voorschrift vermelde data, weigeren EU‐typegoedkeuring of nationale typegoedkeuring te verlenen voor nieuwe typen voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden die niet voldoen aan de voorschriften van deze verordening en de op grond daarvan vastgestelde gedelegeerde en uitvoeringshandelingen, om redenen die verband houden met dat voorschrift; |
b) |
vanaf de in bijlage II ten aanzien van een bepaald in die bijlage vermeld voorschrift vermelde data, conformiteitscertificaten van nieuwe voertuigen als niet langer geldig beschouwen voor de toepassing van artikel 48 van Verordening (EU) 2018/858, en de registratie van dergelijke voertuigen verbieden indien die voertuigen niet voldoen aan de voorschriften van deze verordening en de op grond daarvan vastgestelde gedelegeerde en uitvoeringshandelingen, om redenen die verband houden met dat voorschrift; |
c) |
vanaf de in bijlage II ten aanzien van een bepaald in die bijlage vermeld voorschrift vermelde data, het in de handel of in het verkeer brengen van onderdelen en technische eenheden verbieden, indien zij niet voldoen aan de voorschriften van deze verordening en de op grond daarvan vastgestelde gedelegeerde en uitvoeringshandelingen, om redenen die verband houden met dat voorschrift. |
Artikel 17
Wijzigingen van Verordening (EU) 2018/858
Bijlage II bij Verordening (EU) 2018/858 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage III bij deze verordening.
Artikel 18
Intrekking
1. De Verordeningen (EG) nr. 78/2009, (EG) nr. 79/2009 en (EG) nr. 661/2009 en de Verordeningen (EG) nr. 631/2009, (EU) nr. 406/2010, (EU) nr. 672/2010, (EU) nr. 1003/2010, (EU) nr. 1005/2010, (EU) nr. 1008/2010, (EU) nr. 1009/2010, (EU) nr. 19/2011, (EU) nr. 109/2011, (EU) nr. 458/2011, (EU) nr. 65/2012, (EU) nr. 130/2012, (EU) nr. 347/2012, (EU) nr. 351/2012, (EU) nr. 1230/2012 en (EU) 2015/166 worden met ingang van de datum van toepassing van deze verordening ingetrokken.
2. Verwijzingen naar de Verordeningen (EG) nr. 78/2009, (EG) nr. 79/2009 en (EG) nr. 661/2009 gelden als verwijzingen naar deze verordening.
Artikel 19
Inwerkingtreding en datum van toepassing
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 6 juli 2022.
Artikel 4, leden 3, 6 en 7, artikel 5, lid 4, artikel 6, lid 6, artikel 7, lid 6, artikel 8, lid 3, artikel 9, lid 7, artikel 10, lid 3, artikel 11, lid 2, en de artikelen 12 en 13 zijn evenwel van toepassing met ingang van 5 januari 2020.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Straatsburg, 27 november 2019.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
D. M. SASSOLI
Voor de Raad
De voorzitter
T. TUPPURAINEN
(1) PB C 440 van 6.12.2018, blz. 90.
(2) Standpunt van het Europees Parlement van 16 april 2019 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 8 november 2019.
(3) Verordening (EU) 2018/858 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 inzake de goedkeuring van en het markttoezicht op motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 715/2007 en (EG) nr. 595/2009 en tot intrekking van Richtlijn 2007/46/EG (PB L 151 van 14.6.2018, blz. 1).
(4) https://ec.europa.eu/transport/road_safety/sites/roadsafety/files/vademecum_2018.pdf
(5) Verordening (EG) nr. 661/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende typegoedkeuringsvoorschriften voor de algemene veiligheid van motorvoertuigen, aanhangwagens daarvan en daarvoor bestemde systemen, onderdelen en technische eenheden (PB L 200 van 31.7.2009, blz. 1).
(6) Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).
(7) Verordening (EU) 2015/758 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2015 inzake typegoedkeuringseisen voor de uitrol van het op de 112-dienst gebaseerde eCall-boordsysteem en houdende wijziging van Richtlijn 2007/46/EG (PB L 123 van 19.5.2015, blz. 77).
(8) Besluit 97/836/EG van de Raad van 27 november 1997 inzake de toetreding van de Europese Gemeenschap tot de overeenkomst van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties betreffende het aannemen van eenvormige technische eisen voor wielvoertuigen, uitrustingsstukken en onderdelen die kunnen worden aangebracht en/of gebruikt op wielvoertuigen en de voorwaarden voor wederzijdse erkenning van goedkeuringen verleend op basis van deze eisen (“Herziene overeenkomst van 1958”) (PB L 346 van 17.12.1997, blz. 78).
(9) Verordening (EG) nr. 78/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 14 januari 2009 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot de bescherming van voetgangers en andere kwetsbare weggebruikers, tot wijziging van Richtlijn 2007/46/EG en tot intrekking van Richtlijn 2003/102/EG en Richtlijn 2005/66/EG (PB L 35 van 4.2.2009, blz. 1).
(10) Verordening (EG) nr. 79/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 14 januari 2009 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen op waterstof en tot wijziging van Richtlijn 2007/46/EG (PB L 35 van 4.2.2009, blz. 32).
(11) PB L 129 van 17.5.2019, blz. 43.
(12) PB L 218 van 12.8.2016, blz. 1.
(13) PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.
(14) Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
(15) Verordening (EG) nr. 631/2009 van de Commissie van 22 juli 2009 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor bijlage I bij Verordening (EG) nr. 78/2009 van het Europees Parlement en de Raad inzake de typegoedkeuring van motorvoertuigen wat de bescherming van voetgangers en andere kwetsbare weggebruikers betreft, tot wijziging van Richtlijn 2007/46/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2003/102/EG en 2005/66/EG (PB L 195 van 25.7.2009, blz. 1).
(16) Verordening (EU) nr. 406/2010 van de Commissie van 26 april 2010 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 79/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen op waterstof (PB L 122 van 18.5.2010, blz. 1).
(17) Verordening (EU) nr. 672/2010 van de Commissie van 27 juli 2010 betreffende typegoedkeuringsvoorschriften voor ontdooiings- en ontwasemingssystemen voor de voorruit van bepaalde motorvoertuigen en tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 661/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende typegoedkeuringsvoorschriften voor de algemene veiligheid van motorvoertuigen, aanhangwagens daarvan en daarvoor bestemde systemen, onderdelen en technische eenheden (PB L 196 van 28.7.2010, blz. 5).
(18) Verordening (EU) nr. 1003/2010 van de Commissie van 8 november 2010 betreffende typegoedkeuringsvoorschriften voor de ruimte voor de montage en de bevestiging van de achterkentekenplaten van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 661/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende typegoedkeuringsvoorschriften voor de algemene veiligheid van motorvoertuigen, aanhangwagens daarvan en daarvoor bestemde systemen, onderdelen en technische eenheden (PB L 291 van 9.11.2010, blz. 22).
(19) Verordening (EU) nr. 1005/2010 van de Commissie van 8 november 2010 betreffende typegoedkeuringsvoorschriften voor sleepvoorzieningen voor motorvoertuigen en tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 661/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende typegoedkeuringsvoorschriften voor de algemene veiligheid van motorvoertuigen, aanhangwagens daarvan en daarvoor bestemde systemen, onderdelen en technische eenheden (PB L 291 van 9.11.2010, blz. 36).
(20) Verordening (EU) nr. 1008/2010 van de Commissie van 9 november 2010 betreffende typegoedkeuringsvoorschriften voor wis- en sproeisystemen voor de voorruit van bepaalde motorvoertuigen en tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 661/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende typegoedkeuringsvoorschriften voor de algemene veiligheid van motorvoertuigen, aanhangwagens daarvan en daarvoor bestemde systemen, onderdelen en technische eenheden (PB L 292 van 10.11.2010, blz. 2).
(21) Verordening (EU) nr. 1009/2010 van de Commissie van 9 november 2010 betreffende typegoedkeuringsvoorschriften voor wielafschermingen van bepaalde motorvoertuigen en tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 661/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende typegoedkeuringsvoorschriften voor de algemene veiligheid van motorvoertuigen, aanhangwagens daarvan en daarvoor bestemde systemen, onderdelen en technische eenheden (PB L 292 van 10.11.2010, blz. 21).
(22) Verordening (EU) nr. 19/2011 van de Commissie van 11 januari 2011 betreffende typegoedkeuringsvoorschriften voor de voorgeschreven constructieplaat en voor het voertuigidentificatienummer van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 661/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende typegoedkeuringsvoorschriften voor de algemene veiligheid van motorvoertuigen, aanhangwagens daarvan en daarvoor bestemde systemen, onderdelen en technische eenheden (PB L 8 van 12.1.2011, blz. 1).
(23) Verordening (EU) nr. 109/2011 van de Commissie van 27 januari 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 661/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende typegoedkeuringsvoorschriften voor bepaalde categorieën motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan wat opspatafschermingssystemen betreft (PB L 34 van 9.2.2011, blz. 2).
(24) Verordening (EU) nr. 458/2011 van de Commissie van 12 mei 2011 betreffende typegoedkeuringsvoorschriften voor motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan wat de montage van de banden betreft en tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 661/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende typegoedkeuringsvoorschriften voor de algemene veiligheid van motorvoertuigen, aanhangwagens daarvan en daarvoor bestemde systemen, onderdelen en technische eenheden (PB L 124 van 13.5.2011, blz. 11).
(25) Verordening (EU) nr. 65/2012 van de Commissie van 24 januari 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 661/2009 van het Europees Parlement en de Raad wat schakelindicatoren betreft en tot wijziging van Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 28 van 31.1.2012, blz. 24).
(26) Verordening (EU) nr. 130/2012 van de Commissie van 15 februari 2012 betreffende typegoedkeuringsvoorschriften voor motorvoertuigen wat de toegang en manoeuvreerbaarheid betreft en tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 661/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende typegoedkeuringsvoorschriften voor de algemene veiligheid van motorvoertuigen, aanhangwagens daarvan en daarvoor bestemde systemen, onderdelen en technische eenheden (PB L 43 van 16.2.2012, blz. 6).
(27) Verordening (EU) nr. 347/2012 van de Commissie van 16 april 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 661/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende typegoedkeuringsvoorschriften voor bepaalde categorieën motorvoertuigen wat geavanceerde noodsystemen betreft (PB L 109 van 21.4.2012, blz. 1).
(28) Verordening (EU) nr. 351/2012 van de Commissie van 23 april 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 661/2009 van het Europees Parlement en de Raad wat typegoedkeuringsvoorschriften voor de installatie van waarschuwingssystemen voor het onbedoeld verlaten van de rijstrook betreft (PB L 110 van 24.4.2012, blz. 18).
(29) Verordening (EU) nr. 1230/2012 van de Commissie van 12 december 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 661/2009 van het Europees Parlement en de Raad wat de typegoedkeuringsvoorschriften voor massa's en afmetingen van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan betreft en tot wijziging van Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 353 van 21.12.2012, blz. 31).
(30) Verordening (EU) 2015/166 van de Commissie van 3 februari 2015 tot aanvulling en wijziging van Verordening (EG) nr. 661/2009 van het Europees Parlement en de Raad teneinde specifieke procedures, beoordelingsmethoden en technische voorschriften toe te voegen, en tot wijziging van Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad, en de Verordeningen (EU) nr. 1003/2010, (EU) nr. 109/2011 en (EU) nr. 458/2011 van de Commissie (PB L 28 van 4.2.2015, blz. 3).
BIJLAGE I
Lijst van VN-reglementen, bedoeld in artikel 4, lid 2
VN-Reglement nr. |
Onderwerp |
In het PB gepubliceerde wijzigingenreeks |
Verwijzing naar het PB |
Toepassingsgebied van het VN‐reglement |
1 |
Koplampen die asymmetrisch dimlicht en/of grootlicht uitstralen en voorzien zijn van gloeilampen van categorie R2 en/of HS1 |
Wijzigingenreeks 02 |
M, N (1) |
|
3 |
Retroflecterende voorzieningen voor motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan |
Wijzigingenreeks 02 |
M, N, O |
|
4 |
Achterkentekenplaatverlichting van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan |
Oorspronkelijke versie van het reglement |
M, N, O |
|
6 |
Richtingaanwijzers voor motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan |
Wijzigingenreeks 01 |
M, N, O |
|
7 |
Breedtelichten, achterlichten, stoplichten en markeringslichten voor motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan |
Wijzigingenreeks 02 |
M, N, O |
|
8 |
Voor motorvoertuigen bestemde koplampen (H1, H2, H3, HB3, HB4, H7, H8, H9, HIR1, HIR2 en/of H11) |
Wijzigingenreeks 05, corrigendum 1 op herziening 4 |
M, N (1) |
|
10 |
Elektromagnetische compatibiliteit |
Wijzigingenreeks 05 |
M, N, O |
|
11 |
Deursluitingen en deurbevestigingsonderdelen |
Wijzigingenreeks 04 |
M1, N1 |
|
12 |
Bescherming van de bestuurder tegen de stuurvoorziening bij een botsing |
Wijzigingenreeks 04 |
M1, N1 |
|
13 |
Remsysteem van voertuigen en aanhangwagens |
Wijzigingenreeks 11 |
M2, M3, N, O (b) |
|
13-H |
Remsysteem van personenwagens |
Oorspronkelijke versie van het reglement |
M1, N1 |
|
14 |
Veiligheidsgordelverankeringen |
Wijzigingenreeks 07 |
M, N |
|
16 |
Veiligheidsgordels, beveiligingssystemen, kinderbeveiligingssystemen en Isofix-kinderbeveiligingssystemen |
Wijzigingenreeks 07 |
M, N |
|
17 |
Stoelen, stoelverankeringen en eventuele hoofdsteunen |
Wijzigingenreeks 08 |
M, N |
|
18 |
Beveiliging van motorvoertuigen tegen onrechtmatig gebruik |
Wijzigingenreeks 03 |
M2, M3, N2, N3 |
|
19 |
Mistvoorlichten voor motorvoertuigen |
Wijzigingenreeks 04 |
M, N |
|
20 |
Koplampen die asymmetrisch dimlicht en/of grootlicht uitstralen en voorzien zijn van halogeengloeilampen (H4-lampen) |
Wijzigingenreeks 03 |
M, N (1) |
|
21 |
Binnenuitrusting |
Wijzigingenreeks 01 |
M1 |
|
23 |
Achteruitrij- en manoeuvreerlichten voor motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan |
Oorspronkelijke versie van het reglement |
M, N, O |
|
25 |
Al dan niet in voertuigstoelen ingebouwde hoofdsteunen |
Wijzigingenreeks 04 corrigendum 2 op herziening 1 |
M1 |
|
26 |
Naar buiten uitstekende delen |
Wijzigingenreeks 03 |
M1 |
|
28 |
Geluidssignaalinrichtingen en geluidssignalen |
Oorspronkelijke versie van het reglement |
M, N |
|
29 |
Bescherming van de inzittenden van de cabine van bedrijfsvoertuigen |
Wijzigingenreeks 03 |
N |
|
30 |
Luchtbanden voor motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (klasse C1) |
Wijzigingenreeks 02 |
M, N, O |
|
31 |
Voor motorvoertuigen bestemde sealed-beamkoplampen (SB) die Europees asymmetrisch dimlicht en/of grootlicht uitstralen |
Wijzigingenreeks 02 |
M, N |
|
34 |
Brandpreventie (tanks voor vloeibare brandstof) |
Wijzigingenreeks 03 |
M, N, O |
|
37 |
Gloeilampen voor gebruik in goedgekeurde lichtunits van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan |
Wijzigingenreeks 03 |
M, N, O |
|
38 |
Mistachterlichten voor motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan |
Oorspronkelijke versie van het reglement |
M, N, O |
|
39 |
Snelheidsmeter en kilometerteller en de installatie ervan |
Wijzigingenreeks 01 |
M, N |
|
43 |
Veiligheidsbeglazingsmaterialen en de montage ervan in voertuigen |
Wijzigingenreeks 01 |
M, N, O |
|
44 |
Beveiligingssystemen voor kinderen aan boord van motorvoertuigen (“kinderbeveiligingssystemen”) |
Wijzigingenreeks 04 |
M, N |
|
45 |
Koplampwissers |
Wijzigingenreeks 01 |
|
M, N |
46 |
Voorzieningen voor indirect zicht en de installatie ervan |
Wijzigingenreeks 04 |
M, N |
|
48 |
Installatie van verlichtings- en lichtsignaalvoorzieningen op motorvoertuigen |
Wijzigingenreeks 06 |
M, N, O (3) |
|
54 |
Luchtbanden voor bedrijfsvoertuigen en aanhangwagens daarvan (klassen C2 en C3) |
Oorspronkelijke versie van het reglement |
M, N, O |
|
55 |
Mechanische onderdelen van koppelingen van voertuigcombinaties |
Wijzigingenreeks 01 |
M, N, O (3) |
|
58 |
Beschermingen aan de achterzijde tegen klemrijden en de installatie ervan; bescherming aan de achterzijde tegen klemrijden |
Wijzigingenreeks 03 |
M, N, O |
|
61 |
Bedrijfsvoertuigen wat betreft de naar buiten uitstekende delen vóór de achterwand van de cabine |
Oorspronkelijke versie van het reglement |
N |
|
64 |
Reserve-eenheid voor tijdelijk gebruik, runflatbanden/-systeem (en bandenspanningscontrolesysteem) |
Wijzigingenreeks 02 |
M1, N1 |
|
66 |
Sterkte van de bovenbouw van grote passagiersvoertuigen |
Wijzigingenreeks 02 |
M2, M3 |
|
67 |
Motorvoertuigen die LPG gebruiken |
Wijzigingenreeks 01 |
M, N |
|
73 |
Zijdelingse beschermingen van vrachtwagens |
Wijzigingenreeks 01 |
N2, N3, O3, O4 |
|
77 |
Parkeerlichten voor motorvoertuigen |
Oorspronkelijke versie van het reglement |
M, N |
|
79 |
Stuurinrichting |
Wijzigingenreeks 03 |
M, N, O |
|
80 |
Stoelen van grote passagiersvoertuigen |
Wijzigingenreeks 03 |
M2, M3 |
|
87 |
Dagrijlichten voor motorvoertuigen |
Oorspronkelijke versie van het reglement |
M, N |
|
89 |
Al dan niet instelbare snelheidsbegrenzers |
Oorspronkelijke versie van het reglement |
M, N (4) |
|
90 |
Vervangingsremvoeringsets, ‐trommelremvoeringen, ‐remschijven en ‐remtrommels voor motorvoertuigen voor motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan |
Wijzigingenreeks 02 |
M, N, O |
|
91 |
Zijmarkeringslichten voor motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan |
Oorspronkelijke versie van het reglement |
M, N, O |
|
93 |
Beschermingsinrichtingen aan de voorzijde tegen klemrijden en de installatie ervan; bescherming aan de voorzijde tegen klemrijden |
Oorspronkelijke versie van het reglement |
N2, N3 |
|
94 |
Bescherming van de inzittenden bij een frontale botsing |
Wijzigingenreeks 03 |
M1 |
|
95 |
Bescherming van de inzittenden bij een zijdelingse botsing |
Wijzigingenreeks 03 |
M1, N1 |
|
97 |
Voertuigalarmsystemen (VAS) |
Wijzigingenreeks 01 |
M1, N1 (5) |
|
98 |
Voor motorvoertuigen bestemde koplampen met gasontladingslichtbronnen |
Wijzigingenreeks 01 |
M, N |
|
99 |
Gasontladingslichtbronnen voor gebruik in goedgekeurde gasontladingslichtunits van motorvoertuigen |
Oorspronkelijke versie van het reglement |
M, N |
|
100 |
Elektrische veiligheid |
Wijzigingenreeks 02 |
M, N |
|
102 |
Kortkoppelinrichting; montage van een goedgekeurd type kortkoppelinrichting |
Oorspronkelijke versie van het reglement |
N2, N3, O3, O4 |
|
104 |
Retroflectoren (zware en lange voertuigen) |
Oorspronkelijke versie van het reglement |
M2, M3, N, O2, O3, O4 |
|
105 |
Voertuigen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen |
Wijzigingenreeks 05 |
N,O |
|
107 |
Algemene constructie van voertuigen van de categorieën M2 en M3 |
Wijzigingenreeks 07 |
M2, M3 |
|
108 |
Coverbanden voor personenauto’s en aanhangwagens daarvan |
Oorspronkelijke versie van het reglement |
M1, O1, O2 |
|
109 |
Coverbanden voor bedrijfsvoertuigen en aanhangwagens daarvan |
Oorspronkelijke versie van het reglement |
M2, M3, N, O3, O4 |
|
110 |
Specifieke onderdelen voor gecomprimeerd aardgas (CNG) en/of vloeibaar aardgas (LNG) |
Wijzigingenreeks 01 |
M, N |
|
112 |
Voor motorvoertuigen bestemde koplampen die asymmetrisch dimlicht en/of grootlicht uitstralen en voorzien zijn van gloeilampen en/of ledmodules |
Wijzigingenreeks 01 |
M, N |
|
114 |
Vervangingsairbagsystemen |
Oorspronkelijke versie van het reglement |
M1, N1 |
|
115 |
LPG- en CNG-retrofitsystemen |
Oorspronkelijke versie van het reglement |
M, N |
|
116 |
Beveiliging van motorvoertuigen tegen onrechtmatig gebruik |
Oorspronkelijke versie van het reglement |
M1, N1 (5) |
|
117 |
Banden met betrekking tot rolgeluidemissies, grip op nat wegdek en rolweerstand (klassen C1, C2 en C3) |
Wijzigingenreeks 02 |
M, N, O |
|
118 |
Brandwerendheid van in bussen gebruikte interieurmaterialen |
Wijzigingenreeks 02 |
M3 |
|
119 |
Hoeklichten |
Wijzigingenreeks 01 |
M, N |
|
121 |
Plaats en identificatie van handbedieningen, verklikkerlichten en meters |
Wijzigingenreeks 01 |
M, N |
|
122 |
Verwarmingssystemen van voertuigen |
Oorspronkelijke versie van het reglement |
M, N, O |
|
123 |
Adaptieve koplampsystemen (AFS) voor motorvoertuigen |
Wijzigingenreeks 01 |
M, N |
|
124 |
Vervangingswielen |
Oorspronkelijke versie van het reglement |
M1, N1, O1, O2 |
|
125 |
Gezichtsveld naar voren |
Wijzigingenreeks 01 |
M1 |
|
126 |
Scheidingssystemen |
Oorspronkelijke versie van het reglement |
|
M1 |
127 |
Veiligheid van de voetgangers |
Wijzigingenreeks 02 |
|
M1, N1 |
128 |
Ledlichtbronnen |
Oorspronkelijke versie van het reglement |
M, N, O |
|
129 |
Betere kinderbeveiligingssystemen |
Oorspronkelijke versie van het reglement |
M, N |
|
130 |
Waarschuwingssystemen voor het onbedoeld verlaten van de rijstrook |
Oorspronkelijke versie van het reglement |
M2, M3, N2, N3 (6) |
|
131 |
Geavanceerde noodremsystemen |
Wijzigingenreeks 01 |
M2, M3, N2, N3 (6) |
|
134 |
Veiligheid van waterstof |
Oorspronkelijke versie van de verordening |
M, N |
|
135 |
Zijdelingse impact paal |
Wijzigingenreeks 01 |
|
M1, N1 |
137 |
Frontale botsing op volle breedte |
Wijzigingenreeks 01 |
|
M1 |
139 |
Remhulpsystemen |
Oorspronkelijke versie van het reglement |
M1, N1 |
|
140 |
Elektronische stabiliteitscontrolesystemen |
Oorspronkelijke versie van het reglement |
M1, N1 |
|
141 |
Bandenspanningscontrolesystemen |
Oorspronkelijke versie van het reglement |
M1, N1 (7) |
|
142 |
Montage van banden |
Oorspronkelijke versie van het reglement |
|
M1 |
145 |
Kinderbeveiligingsverankeringen |
Oorspronkelijke versie van het reglement |
|
M1 |
Opmerkingen bij de tabel Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakte versie en laat de wijzigingenreeksen onverlet waaraan op grond van de daarin vervatte overgangsbepalingen moet worden voldaan.De in de tabel vermelde wijzigingenreeks verwijst naar de in het De naleving van een wijzigingenreeks die na de in de tabel vermelde reeks is goedgekeurd, wordt als alternatief aanvaard. “Herziene Overeenkomst van 1958” in verband met de eerste registratie, het in het verkeer brengen, het op de markt aanbieden, de verkoop, de erkenning van typegoedkeuringen en soortgelijke bepalingen, zijn verplicht van toepassing voor de doeleinden van de artikelen 48 en 50 van Verordening (EU) 2018/858, behalve indien alternatieve data zijn bepaald in bijlage II bij deze verordening, die in dat geval van toepassing zijn.De data die gespecificeerd zijn in de in de tabel vermelde wijzigingenreeksen van de VN-reglementen ten aanzien van de verplichtingen van de overeenkomstsluitende partijen bij de “Herziene Overeenkomst van 1958” die een bepaalde wijzigingenreeks van dat VN-reglement toepassen, vanaf een bepaalde datum niet verplicht zijn een overeenkomstig een eerdere wijzigingenreeks goedgekeurd type te aanvaarden of een dergelijk type mogen weigeren te aanvaarden voor nationale of regionale typegoedkeuring, dan wel bewoordingen met een soortgelijke bedoeling en strekking. Dit moet worden opgevat als een bindende bepaling voor nationale instanties om de conformiteitscertificaten niet langer als geldig te beschouwen voor de doeleinden van artikel 48 van Verordening (EU) 2018/858, behalve indien alternatieve data zijn vermeld in bijlage II bij deze verordening, die in dat geval van toepassing zijn.In sommige gevallen is in de overgangsbepalingen van een in deze tabel vermeld VN-reglement bepaald dat de overeenkomstsluitende partijen bij de |
(1) De VN-Reglementen nrs. 1, 8 en 20 gelden niet voor de EU-typegoedkeuring van voertuigen.
(2) De verplichte montage van een functie voor stabiliteitscontrole is krachtens de VN-reglementen vereist. Dit is evenwel ook verplicht voor voertuigen van categorie N1.
(3) Wanneer de voertuigfabrikant verklaart dat een voertuig geschikt is voor het trekken van lasten (punt 2.11.5 van het in artikel 24, lid 1, van Verordening (EU) 2018/858 bedoelde inlichtingenformulier) en een deel van een al dan niet in het type motorvoertuig gemonteerde geschikte mechanische koppelinrichting een verlichtingselement en/of de ruimte voor de montage en bevestiging van de achterkentekenplaat (gedeeltelijk) aan het gezicht zou kunnen onttrekken, is het volgende van toepassing:
— |
in de gebruiksinstructies van het motorvoertuig (bv. de gebruikershandleiding of instructieboekje van het voertuig) moet duidelijk vermeld staan dat de installatie van een mechanische koppelinrichting die niet gemakkelijk kan worden verwijderd of verplaatst, verboden is; |
— |
in de instructies moet ook duidelijk worden bepaald dat indien er een mechanische koppelinrichting wordt gemonteerd, deze verwijderd of verplaatst moet worden zij niet in gebruik is, en |
— |
bij typegoedkeuring van het voertuigsysteem in overeenstemming met VN-Reglement nr. 55 moet worden gewaarborgd dat de bepalingen inzake verwijdering, herpositionering en/of alternatieve plaatsing ook volledig zijn nageleefd met betrekking tot de verlichtingsinstallatie en de ruimte voor het monteren en bevestigen van de achterkentekenplaat. |
(4) Alleen met betrekking tot snelheidsbegrenzers en de verplichte installatie daarvan op voertuigen van de categorieën M2, M3, N2 en N3.
(5) Op voertuigen van de categorieën M1 en N1 moeten voorzieningen ter beveiliging tegen onrechtmatig gebruik worden gemonteerd en op voertuigen van categorie M1 moeten immobilisatiesystemen worden gemonteerd.
(6) Zie toelichting 4 bij de tabel in bijlage II.
(7) Voor voertuigen van de categorieën M1 met een maximummassa van ≤ 3 500 kg) en N1 die niet zijn uitgerust met dubbele wielen van een as.
BIJLAGE II
Lijst van voorschriften, bedoeld in artikel 4, lid 5, en artikel 5, lid 3, alsook van data bedoeld in artikel 16
Onderwerp |
Regelgeving |
Aanvullende specifieke technische bepalingen |
M1 |
M2 |
M3 |
N1 |
N2 |
N3 |
O1 |
O2 |
O3 |
O4 |
S T U |
Onderdeel |
||||||||||
Voorschriften betreffende A BEVEILIGINGSSYSTEMEN, BOTSPROEVEN, INTEGRITEIT VAN HET BRANDSTOFSYSTEEM EN ELEKTRISCHE VEILIGHEID BIJ HOOGSPANNING |
||||||||||||||||||||||||
A1 Binnenuitrusting |
VN-Reglement nr. 21 |
|
A |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
||||||||||
A2 Stoelen en hoofdsteunen |
VN-Reglement nr. 17 |
|
A |
A |
A |
A |
A |
A |
|
|
|
|
|
|
||||||||||
A3 Busstoelen |
VN-Reglement nr. 80 |
|
|
A |
A |
|
|
|
|
|
|
|
|
A |
||||||||||
A4 Verankeringen veiligheidsgordels |
VN-Reglement nr. 14 |
|
A |
A |
A |
A |
A |
A |
|
|
|
|
|
|
||||||||||
A5 Veiligheidsgordels en beveiligingssystemen |
VN-Reglement nr. 16 |
|
A |
A |
A |
A |
A |
A |
|
|
|
|
A |
A |
||||||||||
A6 Veiligheidsgordelverklikkers |
VN-Reglement nr. 16 |
|
A |
A |
A |
A |
A |
A |
|
|
|
|
|
|
||||||||||
A7 Scheidingssystemen |
VN-Reglement nr. 126 |
|
X |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
B |
|
||||||||||
A8 Kinderbeveiligingsverankeringen |
VN-Reglement nr. 145 |
|
A |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
||||||||||
A9 Kinderbeveiligingssystemen |
VN-Reglement nr. 44 |
|
A (1) |
A (1) |
A (1) |
A (1) |
A (1) |
A (1) |
|
|
|
|
A |
A |
||||||||||
A10 Verbeterde kinderbeveiligingssystemen |
VN-Reglement nr. 129 |
|
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|
|
|
|
B |
B |
||||||||||
A11 Beschermingsinrichting aan de voorzijde tegen klemrijden |
VN-Reglement nr. 93 |
|
|
|
|
|
A |
A |
|
|
|
|
A |
A |
||||||||||
A12 Beschermingsinrichting aan de voorzijde tegen klemrijden |
VN-reglement nr. 58 |
|
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
||||||||||
A13 Zijdelingse bescherming |
VN-Reglement nr. 73 |
|
|
|
|
|
A |
A |
|
|
A |
A |
|
|
||||||||||
A14 Veiligheid van de brandstoftank |
VN-Reglement nr. 34 |
|
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
|
||||||||||
A15 Veiligheid van vloeibaar petroleumgas |
VN-Reglement nr. 67 |
|
A |
A |
A |
A |
A |
A |
|
|
|
|
|
A |
||||||||||
A16 Veiligheid van gecomprimeerd en vloeibaar aardgas |
VN-Reglement nr. 110 |
|
A |
A |
A |
A |
A |
A |
|
|
|
|
|
A |
||||||||||
A17 Veiligheid van waterstof |
VN-Reglement nr. 134 |
|
A |
A |
A |
A |
A |
A |
|
|
|
|
|
A |
||||||||||
A18 Materiaalkwalificatie waterstofsysteem |
|
|
A |
A |
A |
A |
A |
A |
|
|
|
|
|
A |
||||||||||
A19 Elektrische veiligheid tijdens gebruik |
VN-Reglement nr. 100 |
|
A |
A |
A |
A |
A |
A |
|
|
|
|
|
|
||||||||||
A20 Frontale offset-botsing |
VN-Reglement nr. 94 |
Van toepassing op voertuigen van de categorieën M1 met een maximummassa van ≤ 3 500 kg en N1 met een maximummassa ≤ 2 500 kg. Voor voertuigen met een maximummassa > 2 500 kg zijn de opmerkingen in noot B van toepassing. |
A |
|
|
A |
|
|
|
|
|
|
|
|
||||||||||
A21 Frontale botsing op volle breedte |
VN-Reglement nr. 137 |
Het gebruik van de antropomorfe testpop “Hybrid III” is toegestaan totdat de testinrichting voor bescherming van inzittenden “THOR” beschikbaar is in het VN‐Reglement. |
B |
|
|
B |
|
|
|
|
|
|
|
|
||||||||||
A22 Beveiligingsvoorzieningen die op de stuurinrichting werken |
VN-Reglement nr. 12 |
|
A |
|
|
A |
|
|
|
|
|
|
A |
|
||||||||||
A23 Vervangingsairbag |
VN-Reglement nr. 114 |
|
X |
|
|
X |
|
|
|
|
|
|
B |
|
||||||||||
A24 Botsing cabine |
VN-Reglement nr. 29 |
|
|
|
|
A |
A |
A |
|
|
|
|
|
|
||||||||||
A25 Zijdelingse botsing |
VN-Reglement nr. 95 |
Van toepassing op alle voertuigen van de categorieën M1 en N1, inclusief voertuigen waarbij het R‐punt van de laagste zitplaats zich > 700 mm boven de grond bevindt. Voor voertuigen waarvan het R‐punt van de laagste zitplaats zich > 700 mm van het wegdek bevindt, zijn de data in noot B van toepassing. |
A |
|
|
A |
|
|
|
|
|
|
|
|
||||||||||
A26 Zijdelingse impact paal |
VN-Reglement nr. 135 |
|
B |
|
|
B |
|
|
|
|
|
|
|
|
||||||||||
A27 Botsing aan de achterkant |
VN-Reglement nr. 34 |
Van toepassing op voertuigen van de categorieën M1 met een maximummassa ≤ 3 500 kg en N1. Er moet voldaan zijn aan de voorschriften voor elektrische veiligheid na de botsing. |
B |
|
|
B |
|
|
|
|
|
|
|
|
||||||||||
Voorschriften betreffende B KWETSBARE WEGGEBRUIKERS, ZICHT EN ZICHTBAARHEID |
||||||||||||||||||||||||
B1 Been- en hoofdbescherming voetgangers |
VN-Reglement nr. 127 |
|
A |
|
|
A |
|
|
|
|
|
|
|
|
||||||||||
B2 Vergrote trefzone van het hoofd |
VN-Reglement nr. 127 |
Het botslichaam in de vorm van het hoofd van een kind of een volwassene wordt begrensd door de “omwikkelafstand voor volwassenen” van 2 500 mm of, als deze zich meer naar voren bevindt, de “referentielijn bovenrand voorruit”. Contact van het botslichaam in de vorm van een hoofd met de A‐stijlen en de bovenkant en het frame van de voorruit is uitgesloten, maar moet worden gecontroleerd. |
C |
|
|
C |
|
|
|
|
|
|
|
|
||||||||||
B3 Frontbeschermingsinrichting |
|
|
X |
|
|
X |
|
|
|
|
|
|
A |
|
||||||||||
B4 Geavanceerde noodrem voor voetgangers en fietsers |
|
|
C |
|
|
C |
|
|
|
|
|
|
|
|
||||||||||
B5 Botswaarschuwing voetgangers en fietsers |
|
|
|
B |
B |
|
B |
B |
|
|
|
|
B |
|
||||||||||
B6 Informatiesysteem dode hoek |
|
|
|
B |
B |
|
B |
B |
|
|
|
|
B |
|
||||||||||
B7 Achteruitrijdetectie |
|
|
B |
B |
B |
B |
B |
B |
|
|
|
|
B |
|
||||||||||
B8 Voorwaarts zicht |
VN-Reglement nr. 125 |
Is van toepassing op voertuigen van de categorieën M1 en N1 |
A |
|
|
C |
|
|
|
|
|
|
|
|
||||||||||
B9 Direct zicht zware voertuigen |
|
|
|
D |
D |
|
D |
D |
|
|
|
|
|
|
||||||||||
B10 Veiligheidsruiten |
VN-Reglement nr. 43 |
|
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
|
A |
||||||||||
B11 Ontdooiings- en ontwasemingsinrichtingen |
|
|
A |
A (2) |
A (2) |
A (2) |
A (2) |
A (2) |
|
|
|
|
|
|
||||||||||
B12 Ruitenwissers en ‐sproeiers |
|
|
A |
A (3) |
A (3) |
A (3) |
A (3) |
A (3) |
|
|
|
|
A |
|
||||||||||
B13 Inrichtingen voor indirect zicht |
VN-Reglement nr. 46 |
|
A |
A |
A |
A |
A |
A |
|
|
|
|
|
A |
||||||||||
Voorschriften betreffende C VOERTUIGCHASSIS, REMMEN, BANDEN EN STUURINRICHTING |
||||||||||||||||||||||||
C1 Stuurinrichting |
VN-Reglement nr. 79 |
|
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
|
|
||||||||||
C2 Waarschuwingssysteem voor het onbedoeld verlaten van de rijstrook |
VN-Reglement nr. 130 |
|
|
A (4) |
A (4) |
|
A (4) |
A (4) |
|
|
|
|
|
|
||||||||||
C3 Systeem voor rijstrookassistentie in noodsituaties |
|
|
B (6) |
|
|
B (6) |
|
|
|
|
|
|
|
|
||||||||||
C4 Remsysteem |
VN-Reglement nr. 13 VN-Reglement nr. 13‐H |
|
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
|
|
||||||||||
C5 Vervangingsdelen voor rem |
VN-Reglement nr. 90 |
|
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
A |
|
||||||||||
C6 Remhulp |
VN-Reglement nr. 139 |
|
A |
|
|
A |
|
|
|
|
|
|
|
|
||||||||||
C7 Stabiliteitscontrole |
VN-Reglement nr. 13 VN-Reglement nr. 140 |
|
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
|
|
||||||||||
C8 Geavanceerde noodrem op zware voertuigen |
VN-Reglement nr. 131 |
|
|
A (4) |
A (4) |
|
A (4) |
A (4) |
|
|
|
|
|
|
||||||||||
C9 Geavanceerde noodrem op lichte voertuigen |
|
|
B |
|
|
B |
|
|
|
|
|
|
|
|
||||||||||
C10 Bandenveiligheid en milieuprestaties |
VN-Reglement nr. 30 VN-Reglement nr. 54 VN-Reglement nr. 117 |
Er wordt ook gezorgd voor een testprocedure voor gebruikte banden; van toepassing zijn de data in noot C. |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|
A |
||||||||||
C11 Reservewielen en runflatsystemen |
VN-Reglement nr. 64 |
|
A (1) |
|
|
A (1) |
|
|
|
|
|
|
|
|
||||||||||
C12 Gecoverde banden |
VN-Reglement nr. 108 VN-Reglement nr. 109 |
|
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|
A |
||||||||||
C13 Bandenspanningscontrole voor lichte voertuigen |
VN-Reglement nr. 141 |
Van toepassing op voertuigen van de categorieën M1 met een maximummassa ≤ 3 500 kg en N1 |
A |
|
|
B |
|
|
|
|
|
|
|
|
||||||||||
C14 Bandenspanningscontrole voor zware voertuigen |
|
|
|
B |
B |
|
B |
B |
|
|
B |
B |
|
|
||||||||||
C15 Montage van banden |
VN-Reglement nr. 142 |
Van toepassing op alle voertuigcategorieën |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
|
|
||||||||||
C16 Vervangingswielen |
VN-Reglement nr. 124 |
|
X |
|
|
X |
|
|
X |
X |
|
|
|
B |
||||||||||
Voorschriften betreffende D BOORDINSTRUMENTEN, ELEKTRISCH SYSTEEM, VOERTUIGVERLICHTING EN BESCHERMING TEGEN ONRECHTMATIG GEBRUIK, INCLUSIEF CYBERAANVALLEN |
||||||||||||||||||||||||
D1 Akoestische waarschuwing |
VN-Reglement nr. 28 |
|
A |
A |
A |
A |
A |
A |
|
|
|
|
|
A |
||||||||||
D2 Radiostoring (elektromagnetische compatibiliteit) |
VN-Reglement nr. 10 |
|
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
||||||||||
D3 Bescherming tegen onrechtmatig gebruik, immobilisatie- en alarmsystemen |
VN-Reglement nr. 18 VN-Reglement nr. 97 VN-Reglement nr. 116 |
|
A |
A (1) |
A (1) |
A |
A (1) |
A (1) |
|
|
|
|
A |
A |
||||||||||
D4 Bescherming van het voertuig tegen cyberaanvallen |
|
|
B |
B |
B |
B |
B |
B |
|
|
|
|
B |
B |
||||||||||
D5 Snelheidsmeter |
VN-Reglement nr. 39 |
|
A |
A |
A |
A |
A |
A |
|
|
|
|
|
|
||||||||||
D6 Kilometerteller |
VN-Reglement nr. 39 |
|
A |
A |
A |
A |
A |
A |
|
|
|
|
|
|
||||||||||
D7 Snelheidsbegrenzers |
VN-Reglement nr. 89 |
|
|
A |
A |
|
A |
A |
|
|
|
|
|
A |
||||||||||
D8 Intelligente snelheidsondersteuning |
|
|
B |
B |
B |
B |
B |
B |
|
|
|
|
B |
|
||||||||||
D9 Identificatie van bedieningsinstrumenten verklikkerlichten en meters |
VN-Reglement nr. 121 |
|
A |
A |
A |
A |
A |
A |
|
|
|
|
|
|
||||||||||
D10 Verwarmingssystemen |
VN-Reglement nr. 122 |
|
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
|
A |
||||||||||
D11 Lichtsignaalinrichtingen |
VN-Reglement nr. 4 VN-Reglement nr. 6 VN-Reglement nr. 7 VN-Reglement nr. 19 VN-Reglement nr. 23 VN-Reglement nr. 38 VN-Reglement nr. 77 VN-Reglement nr. 87 VN-Reglement nr. 91 |
|
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|
A |
||||||||||
D12 Wegverlichtingsinrichtingen |
VN-Reglement nr. 31 VN-Reglement nr. 98 VN-Reglement nr. 112 VN-Reglement nr. 119 VN-Reglement nr. 123 |
|
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|
|
|
|
|
A |
||||||||||
D13 Retroflecterende voorzieningen |
VN-Reglement nr. 3 VN-Reglement nr. 104 |
|
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|
A |
||||||||||
D14 Lichtbronnen |
VN-Reglement nr. 37 VN-Reglement nr. 99 VN-Reglement nr. 128 |
|
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|
A |
||||||||||
D15 Installatie van lichtsignaal-, wegverlichtings- en retroflecterende inrichtingen |
VN-Reglement nr. 48 |
|
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
|
|
||||||||||
D16 Noodstopsignaal |
|
|
B |
B |
B |
B |
B |
B |
|
|
|
|
|
|
||||||||||
D17 Koplampwissers |
VN-Reglement nr. 45 |
|
A (1) |
A (1) |
A (1) |
A (1) |
A (1) |
A (1) |
|
|
|
|
|
A |
||||||||||
D18 Schakelindicatoren |
|
|
A |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
||||||||||
Voorschriften betreffende E BESTUURDER- EN SYSTEEMGEDRAG |
||||||||||||||||||||||||
E1 Ondersteuning van de installatie van een alcoholslot |
|
EN 50436:2016 |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
|
|
|
|
|
|
||||||||||
E2 Vermoeidheids- en aandachtswaarschuwing |
|
|
B |
B |
B |
B |
B |
B |
|
|
|
|
|
|
||||||||||
E3 Geavanceerde afleidingswaarschuwing |
|
Het vermijden van afleiding door technische middelen kan ook in aanmerking worden genomen. |
C |
C |
C |
C |
C |
C |
|
|
|
|
|
|
||||||||||
E4 Controlesysteem voor bestuurderbeschikbaarheid |
|
|
B (5) |
B (5) |
B (5) |
B (5) |
B (5) |
B (5) |
|
|
|
|
|
|
||||||||||
E5 Gegevensrecorder voor incidenten |
|
|
B |
D |
D |
B |
D |
D |
|
|
|
|
B |
|
||||||||||
E6 Systemen die dienen om de besturing door de bestuurder te vervangen |
|
|
B (5) |
B (5) |
B (5) |
B (5) |
B (5) |
B (5) |
|
|
|
|
|
|
||||||||||
E7 Systemen die dienen om aan het voertuig informatie te geven over de toestand van het voertuig en de omgeving |
|
|
B (5) |
B (5) |
B (5) |
B (5) |
B (5) |
B (5) |
|
|
|
|
|
|
||||||||||
E8 Platooning |
|
|
|
B (1) |
B (1) |
|
B (1) |
B (1) |
|
|
|
|
|
|
||||||||||
E9 Systemen om veiligheidsinformatie te verstrekken aan andere weggebruikers |
|
|
B (5) |
B (5) |
B (5) |
B (5) |
B (5) |
B (5) |
|
|
|
|
|
|
||||||||||
Voorschriften betreffende F ALGEMENE BOUW EN KENMERKEN VAN HET VOERTUIG |
||||||||||||||||||||||||
F1 Ruimte voor de kentekenplaat |
|
|
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
|
|
||||||||||
F2 Achteruitrijbeweging |
|
|
A |
A |
A |
A |
A |
A |
|
|
|
|
|
|
||||||||||
F3 Hang- en sluitwerk van deuren |
VN-Reglement nr. 11 |
|
A |
|
|
A |
|
|
|
|
|
|
|
|
||||||||||
F4 Deuropstapjes, handgrepen en treeplanken |
|
|
A |
|
|
A |
A |
A |
|
|
|
|
|
|
||||||||||
F5 Naar buiten uitstekende delen |
VN-Reglement nr. 26 |
|
A |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
||||||||||
F6 Naar buiten uitstekende delen van cabines van bedrijfsvoertuigen |
VN-Reglement nr. 61 |
|
|
|
|
A |
A |
A |
|
|
|
|
|
|
||||||||||
F7 Voorgeschreven plaat en voertuigidentificatienummer |
|
|
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
|
|
||||||||||
F8 Sleepinrichtingen |
|
|
A |
A |
A |
A |
A |
A |
|
|
|
|
|
|
||||||||||
F9 Wielbeschermers |
|
|
A |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
||||||||||
F10 Opspatafschermingssystemen |
|
|
|
|
|
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
|
|
||||||||||
F11 Massa's en afmetingen |
|
|
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
|
|
||||||||||
F12 Mechanische koppelingen |
VN-Reglement nr. 55 VN-Reglement nr. 102 |
|
A (1) |
A (1) |
A (1) |
A (1) |
A (1) |
A (1) |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
||||||||||
F13 Voertuigen bestemd voor het vervoer van gevaarlijke goederen |
VN-Reglement nr. 105 |
|
|
|
|
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
|
|
||||||||||
F14 Algemene constructie van bussen |
VN-Reglement nr. 107 |
|
|
A |
A |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
||||||||||
F15 Sterkte van de bovenbouw van bussen |
VN-Reglement nr. 66 |
|
|
A |
A |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
||||||||||
F16 Ontvlambaarheid in bussen |
VN-Reglement nr. 118 |
|
|
|
A |
|
|
|
|
|
|
|
|
A |
||||||||||
Opmerkingen bij de tabel
Verbodsdatum voor de registratie van voertuigen en het in de handel en in het verkeer brengen van onderdelen en technische eenheden: 7 juli 2024
Verbodsdatum voor de registratie van voertuigen en het in de handel en in het verkeer brengen van onderdelen en technische eenheden:
7 januari 2026 Verbodsdatum voor de registratie van voertuigen en het in de handel en in het verkeer brengen van onderdelen en technische eenheden: 7 januari 2029
|
(1) Naleving is vereist indien het onderdeel is gemonteerd.
(2) Voertuigen van deze categorie moeten voorzien zijn van een geschikte ontdooiings- en ontwasemingsvoorziening.
(3) Voertuigen van deze categorie moeten voorzien zijn van geschikte ruitensproei- en ruitenwisinrichtingen.
(4) De volgende voertuigen zijn vrijgesteld:
— |
opleggertrekkers van categorie N2 met een maximummassa van meer dan 3,5 ton, maar niet meer dan 8 ton; |
— |
voertuigen van de categorieën M2 en M3 van klasse A, klasse I en klasse II, zoals gedefinieerd in punt 2.1 van VN-Reglement nr. 107; |
— |
gelede bussen van categorie M3 van klasse A, klasse I en klasse II, zoals gedefinieerd in punt 2.1 van VN-Reglement nr. 107; |
— |
terreinwagens van de categorieën M2, M3, N2 en N3; |
— |
voertuigen voor speciale doeleinden van de categorieën M2, M3, N2 en N3, en |
— |
voertuigen van de categorieën M2, M3, N2 en N3 met meer dan drie assen. |
(5) Naleving is vereist in het geval van geautomatiseerde voertuigen.
(6) Op motorvoertuigen met een hydraulisch bekrachtigde stuurinrichting zijn de data in opmerking C van toepassing. Deze voertuigen moeten evenwel in plaats daarvan zijn uitgerust met een waarschuwingssysteem voor het onbedoeld verlaten van de rijstrook.
BIJLAGE III
Wijziging van bijlage II bij Verordening (EU) 2018/858
Bijlage II bij Verordening (EU) 2018/858 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Verwijzingen naar “Verordening (EG) nr. 661/2009” worden als volgt gewijzigd:
|
2) |
Deel I wordt als volgt gewijzigd:
|
3) |
In deel II worden in de tabel de gegevens voor de nummers 58, 65 en 66 geschrapt. |
4) |
Deel III wordt als volgt gewijzigd:
|
(*1) Verordening (EU) 2019/2144 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 betreffende de voorschriften voor de typegoedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd, wat de algemene veiligheid ervan en de bescherming van de inzittenden van voertuigen en kwetsbare weggebruikers betreft, tot wijziging van Verordening (EU) 2018/858 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 78/2009, (EG) nr. 79/2009 en (EG) nr. 661/2009 van het Europees Parlement en de Raad en Verordeningen (EG) nr. 631/2009, (EU) nr. 406/2010, (EU) nr. 672/2010, (EU) nr. 1003/2010, (EU) nr. 1005/2010, (EU) nr. 1008/2010, (EU) nr. 1009/2010, (EU) nr. 19/2011, (EU) nr. 109/2011, (EU) nr. 458/2011, (EU) nr. 65/2012, (EU) nr. 130/2012, (EU) nr. 347/2012, (EU) nr. 351/2012, (EU) nr. 1230/2012 en (EU) 2015/166 van de Commissie (PB L 1 van 16.12.2019, blz. 325).”;”
BIJLAGE IV
Overgangsbepalingen als bedoeld in artikel 15, lid 3
VN-reglement Nummer |
Specifieke voorschriften |
Uiterste datum voor de registratie van niet-conforme voertuigen en voor de verkoop en het in het verkeer brengen van niet-conforme onderdelen (1) |
||
117 |
Banden wat betreft rolgeluidemissies, grip op nat wegdek en rolweerstand |
30 april 2023 |
||
Banden van klasse C3 moeten voldoen aan de voorschriften inzake rolweerstand in fase 2 |
||||
Opmerkingen bij de tabel
|