BESLUIT VAN DE RAAD VAN GOUVERNEURS VAN DE EUROPESE INVESTERINGSBANK

van 16 april 2019

over de vervanging van het kapitaal van het Verenigd Koninkrijk in de Europese Investeringsbank door geplaatst kapitaal van de overblijvende lidstaten [2019/655]

DE RAAD VAN GOUVERNEURS VAN DE EUROPESE INVESTERINGSBANK,

GEZIEN artikel 4, lid 3, en artikel 5, lid 2, van de statuten,

OVERWEGENDE dat het Verenigd Koninkrijk naar verwachting per 30 maart 2019 overeenkomstig het in artikel 50 van het Verdrag betreffende de Europese Unie bepaalde uit de Europese Unie zal treden,

OVERWEGENDE dat ingevolge artikel 308 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie de leden van de Europese Investeringsbank de lidstaten zijn,

OVERWEGENDE dat bij uittreding van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie het lidmaatschap van het Verenigd Koninkrijk in de Europese Investeringsbank zal eindigen, evenals zijn deelname in het geplaatst kapitaal van de Bank,

OVERWEGENDE dat de uittreding van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie geen gevolgen zou moeten hebben voor de financieringsactiviteiten en het bedrijfsmodel van de Europese Investeringsbank,

OVERWEGENDE dat het geplaatst kapitaal van de Bank door de overblijvende lidstaten moet worden verhoogd om het kapitaal op peil te houden,

OVERWEGENDE dat het gestorte deel van deze verhoging van het geplaatst kapitaal van de overblijvende lidstaten 3 495 903 950 EUR zou moeten bedragen, welk bedrag geheel zou moeten worden gefinancierd uit de aanvullende reserves van de Bank, om het gestorte deel van het totale geplaatste kapitaal op het huidige niveau te houden,

OVERWEGENDE dat het behoud van het kapitaal van de Bank samen zou moeten vallen met een verdere versterking van de bestuurlijke structuur van de Bank,

OVERWEGENDE dat de functie van de Raad van bewind zou moeten worden versterkt met de mogelijkheid om aanvullende plaatsvervangers aan te wijzen, en dat er beter gebruik zou moeten worden gemaakt van plaatsvervangers en van deskundigen zonder stemrecht, zodat deze personen meer ondersteuning kunnen bieden aan het besluitvormingsproces van de Raad van bewind, met name bij het analyseren van financieringsvoorstellen,

OVERWEGENDE dat de eis dat besluiten van de Raad van bewind en de Raad van gouverneurs een gekwalificeerde meerderheid behoeven eveneens zou moeten gelden voor cruciale onderwerpen, te weten besluiten omtrent het activiteitenplan van de Bank, de benoeming van leden van de Directie en de goedkeuring van het reglement van orde,

OVERWEGENDE dat de Bank verdere initiatieven zou moeten ontplooien om in lijn met de beste bankpraktijken op alle belangrijke niveaus van het instituut, waaronder de Directie, de beginselen van "three lines of defence" te hanteren,

OVERWEGENDE dat, in lijn met de verwachtingen van de lidstaten, de omvang van de kredietverlening op een duurzaam peil zou moeten blijven en er een kader zou moeten worden ontwikkeld om te kunnen bepalen welke omvang duurzaam zou zijn,

OVERWEGENDE dat de functie van het Comité ter controle van de boekhouding wordt versterkt zodat er binnen het Comité altijd leden zijn met kennis op het gebied van bancair toezicht, en de selectieprocedure voor leden van het Comité ook zou moeten worden onderzocht zodat het Comité altijd leden heeft die afkomstig zijn van een autoriteit voor bancair toezicht van zowel binnen als buiten de eurozone,

OVERWEGENDE dat de Raad wordt verzocht om tevens, in overeenstemming met artikel 308 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, de nodige aanpassingen aan de statuten van de Bank aan te nemen,

OVERWEGENDE dat een aantal lidstaten de wens hebben geuit om hun aandeel in het geplaatst kapitaal van de Bank te verhogen, en de Raad van gouverneurs een beroep doet op de Raad van bewind om hiervoor uiterlijk voor de Jaarvergadering in 2019 een voorstel in te dienen,

HEEFT DE RAAD VAN GOUVERNEURS VAN DE EUROPESE INVESTERINGSBANK DAAROM MET EENPARIGHEID VAN STEMMEN HET VOLGENDE BESLOTEN: