EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32014D0466

Besluit nr. 466/2014/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot verlening van een EU-garantie voor verliezen van de Europese Investeringsbank op financieringsverrichtingen van projecten buiten de Unie

PB L 135 van 8.5.2014, p. 1–20 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2021; opgeheven door 32021R0947

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2014/466(1)/oj

8.5.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 135/1


BESLUIT Nr. 466/2014/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 16 april 2014

tot verlening van een EU-garantie voor verliezen van de Europese Investeringsbank op financieringsverrichtingen van projecten buiten de Unie

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name de artikelen 209 en 212,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Naast haar kerntaak, het financieren van investeringen in de Europese Unie, dat haar prioriteit en belangrijkste doelstelling blijft, doet de Europese Investeringsbank (EIB) aan financiering buiten de Unie, ter ondersteuning van het externe beleid van de Unie. Dat maakt het mogelijk de voor de externe regio's beschikbare begrotingsmiddelen van de Unie met de financiële slagkracht van de EIB aan te vullen, ten behoeve van de beoogde derde landen. Door middel van deze financieringsverrichtingen draagt de EIB onrechtstreeks bij tot de algemene leidende beginselen en beleidsdoelstellingen van de Unie, zoals onder meer armoedebestrijding door middel van inclusieve groei en duurzame economische, ecologische en maatschappelijke ontwikkeling, en de welvaart van de Unie in de gewijzigde wereldwijde economische situatie.

(2)

In artikel 209, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), in samenhang met artikel 208 VWEU, is bepaald dat de EIB, onder de in haar statuten vastgestelde voorwaarden, bijdraagt tot de tenuitvoerlegging van de maatregelen die nodig zijn om de doelstellingen van het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid van de Unie te verwezenlijken.

(3)

Om het externe optreden van de Unie te ondersteunen en de EIB in staat te stellen investeringen buiten de Unie te financieren zonder dat aan de kredietwaardigheid van de EIB afbreuk wordt gedaan, geniet het merendeel van de EIB-verrichtingen in regio's buiten de Unie een EU-begrotingsgarantie („EU-garantie”), beheerd door de Commissie. Dat de kredietwaardigheid van de EIB in de ogen van de financiële markten hierdoor verder wordt bestendigd, is van primordiaal belang.

(4)

De meest recente EU-garantie voor financieringsverrichtingen van de EIB, ondertekend in de periode van 1 februari 2007 tot en met 31 december 2013, is vastgesteld bij Besluit nr. 1080/2011/EU van het Europees Parlement en de Raad (2). Voor het meerjarig financieel kader 2014-2020 dient een EU-garantie te worden ingevoerd voor EIB-financieringsverrichtingen waarmee buiten de Unie het beleid van de Unie wordt ondersteund.

(5)

Het Garantiefonds voor het externe optreden („Garantiefonds”), dat is ingesteld bij Verordening (EG, Euratom) nr. 480/2009 van de Raad (3), fungeert als liquiditeitsbuffer voor de Uniebegroting tegen verliezen op EIB-financieringsverrichtingen en op macrofinanciële bijstand en Euratom-leningen aan derde landen.

(6)

Een lijst moet worden opgesteld van landen die voor EIB-financiering onder de EU-garantie in aanmerking kunnen komen. Ook moet een lijst worden opgesteld van landen die daadwerkelijk in aanmerking komen voor financiering door de EIB onder de EU-garantie.

(7)

Bhutan moet worden toegevoegd aan de lijst van landen die daadwerkelijk voor financiering door de EIB onder de EU-garantie in aanmerking komen en Myanmar/Birma moet aan beide lijsten worden toegevoegd, gezien de recente ontwikkelingen die de Unie toelaten een nieuw hoofdstuk in haar betrekkingen met Bhutan en Myanmar/Birma te beginnen en om de lopende politieke en economische hervormingen in beide landen te ondersteunen.

(8)

Teneinde rekening te houden met belangrijke beleidsontwikkelingen moet de lijst van landen die daadwerkelijk voor financiering door de EIB onder de EU-garantie in aanmerking komen, indien nodig worden herzien en moet overeenkomstig artikel 290 VWEU aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om handelingen vast te stellen tot wijziging van bijlage III. De door de Commissie aangebrachte wijzigingen in bijlage III moeten gebaseerd zijn op een algemene beoordeling van onder meer economische, sociale, ecologische en politieke aspecten en in het bijzonder de aspecten die verband houden met democratie, mensenrechten en fundamentele vrijheden. Het is van bijzonder belang dat de Commissie tijdens de voorbereiding passend overleg pleegt, onder meer met deskundigen. De Commissie moet bij de voorbereiding en opstelling van de gedelegeerde handelingen ervoor zorgen dat alle documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement en de Raad.

(9)

Om in te spelen op de potentiële ontwikkeling van het feitelijk benodigde voorzieningsbedrag van het Garantiefonds overeenkomstig Verordening (EG, Euratom) nr. 480/2009 moet het maximumplafond van de EU-garantie worden uitgesplitst in een vast plafond met een maximumbedrag van 27 000 000 000 EUR en een optioneel aanvullend bedrag van 3 000 000 000 EUR. De overmaking van het voorzieningsbedrag aan het Garantiefonds uit de algemene begroting van de Unie (begrotingsonderdeel 01 03 06) geschiedt achteraf op basis van de bestedingscijfers voor uitstaande gegarandeerde leningen in derde landen aan het eind van jaar n-2. Met het oog op het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1638/2006 houdende algemene bepalingen tot invoering van een Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument zijn de terugvloeiende middelen, afkomstig van onder de vorige Meda-mandaten (vóór 2007) vallende mediterrane investeringen in risicokapitaal en leningen waarvoor middelen uit de EU-begroting zijn gebruikt, bijeengebracht op een fiduciaire rekening ten behoeve van de Europees-mediterrane investerings- en partnerschapsfaciliteit (Femip). Een deel van die terugvloeiende middelen dient te worden aangewend voor het Garantiefonds, bij wijze van uitzonderlijke maatregel om ervoor te zorgen dat de plafonds van de financieringsverrichtingen van de EIB uit hoofde van dit besluit gedurende de periode 2014-2020 op een gepast niveau gehandhaafd blijven. De resterende middelen dienen terug te vloeien naar de algemene begroting van de Unie.

(10)

Factoren die in overweging moeten worden genomen met het oog op de gehele of gedeeltelijke activering van het facultatieve aanvullende bedrag zijn: voortgang bij de toepassing van dit besluit door de EIB, in het bijzonder de resultaten van de EIB-verrichtingen, op basis van informatie uit onder meer het Kader voor de meting van resultaten (KMR), met name het ontwikkelingseffect; het vereiste voorzieningsbedrag van het Garantiefonds, alle vroegere en toekomstige uitstaande bedragen betreffende door het Garantiefonds gedekte activiteiten meegerekend, de macro-economische, financiële en politieke situatie waarin de in aanmerking komende regio's en landen verkeren bij de tussentijdse evaluatie.

(11)

De door de EU-garantie gedekte bedragen voor elke regio dienen zoals voorheen als plafond voor de EIB-financiering onder de EU-garantie te worden beschouwd en niet als streefcijfers die de EIB moet halen. De plafonds moeten worden beoordeeld in het kader van de tussentijdse evaluatie van dit besluit, en in het bijzonder in het licht van mogelijke wijzigingen van de lijst van regio's en landen die voor EIB-financiering in aanmerking komen.

(12)

De financieringsverrichtingen van de EIB moeten in overeenstemming zijn met de eigen strategieën van het begunstigde land. Tegen deze achtergrond, om de samenhang te bevorderen en ervoor te zorgen dat de externe EIB-financieringsactiviteit sterker op de ondersteuning van het Uniebeleid wordt gericht, bepaalt Besluit nr. 1080/2011/EU, met het optimale voordeel van de begunstigden voor ogen, algemene doelstellingen voor EIB-financieringsverrichtingen, namelijk de ontwikkeling van de lokale particuliere sector, met name ter ondersteuning van het midden- en kleinbedrijf (mkb), maatschappelijke en economische infrastructuur en de beperking van en aanpassing aan de klimaatverandering (mitigatie en adaptatie), waarbij wordt voortgebouwd op de comparatieve voordelen van de EIB op terreinen waarop zij haar strepen reeds heeft verdiend. Deze doelstellingen moeten in dit besluit gehandhaafd blijven, om duurzame groei en banencreatie verder in de hand te werken.

(13)

Betere toegang tot financiering voor het mkb, ook voor mkb's uit de Unie die investeren in de onder dit besluit vallende regio's, is immers een goede manier om de economische ontwikkeling te stimuleren en werkloosheid te bestrijden. Om mkb's effectief te bereiken, moeten de EIB-financieringsverrichtingen resultaatgericht zijn. De EIB moet waar mogelijk investeren in onderzoek en innovatie door mkb's, teneinde de lokale ontwikkeling te ondersteunen. De EIB moet samenwerken met plaatselijke intermediaire financiële instellingen in de in aanmerking komende landen, die onderdeel moeten uitmaken van de plaatselijke economie, in het bijzonder om ervoor te zorgen dat een gedeelte van de financiële voordelen aan hun klanten wordt doorgegeven en dat een meerwaarde wordt geboden ten opzichte van andere financieringsbronnen. Voorts moet de EIB haar financiële partners in de begunstigde landen, voor zover mogelijk, sterker diversifiëren en de ontwikkeling van publiek-private samenwerking aanmoedigen. In het kader van haar zorgvuldigheidsonderzoek moet de EIB beoordelen of de financieringsverrichtingen waarbij het mkb met behulp van intermediaire financiële instellingen wordt gesteund, in overeenstemming zijn met de regionale technische operationele richtsnoeren, het KMR, en de EIB-normen. De EIB moet een rapportagemechanisme instellen om te verifiëren of de voor het mkb bestemde middelen ten behoeve van het mkb worden aangewend. Als onderdeel van haar bijdrage aan de tussentijdse evaluatie moet de EIB een geconsolideerd verslag opstellen over de uit hoofde van dit besluit ten behoeve van het mkb verstrekte financiering.

(14)

De dekking door de EU-garantie, die beperkt is tot politieke en landenrisico's, volstaat op zich niet om zinvolle EIB-activiteiten ter ondersteuning van microfinanciering te waarborgen. Daarom moeten dergelijke activiteiten, waar nodig, worden uitgevoerd in samenhang met uit hoofde van andere instrumenten beschikbare begrotingsmiddelen alsook met behulp van intermediaire instellingen, ook op plaatselijk niveau, als middel om groei te bevorderen en indirect bij te dragen tot terugdringing van de armoede in armere landen.

(15)

De EIB moet investeringsprojecten op het gebied van maatschappelijke, ecologische en economische infrastructuur, vervoer en energie daaronder begrepen, blijven financieren, en moet overwegen haar activiteiten ter ondersteuning van gezondheidszorg- en onderwijsinfrastructuur uit te breiden, wanneer dit een duidelijke meerwaarde heeft.

(16)

Om het onderdeel klimaatverandering van de EU-garantie kracht bij te zetten, moet worden voorzien in een streefcijfer voor de totale omvang van de verrichtingen en in een systeem waarmee de broeikasgasemissies van de uit hoofde van de EU-garantie te steunen projecten vooraf in te schatten zijn. De EIB-financieringsverrichtingen ter ondersteuning van mitigatie en adaptatie moeten ten minste 25 % van de totale financieringsverrichtingen van de EIB uitmaken teneinde de klimaatdoelstellingen van de Unie wereldwijd te helpen bevorderen. In samenwerking met de Commissie moet de EIB haar technische expertise ten dienste stellen van publieke en private partners die begunstigde zijn van EIB-financieringsverrichtingen, teneinde hen te ondersteunen bij het aanpakken van de klimaatverandering en het optimaal aanwenden van de beschikbare financiering. Voor mitigatie- en adaptatieprojecten dient concessionele financiering beschikbaar te zijn. EIB-financieringsverrichtingen moeten, indien mogelijk en gepast, met middelen uit de algemene begroting van de Unie worden aangevuld door middel van een efficiënte en passende mix van giften en leningen voor klimaatveranderingsfinanciering in de context van de externe bijstand. In dit opzicht dient het jaarverslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad een gedetailleerd verslag te bevatten over de financiële instrumenten die gebruikt zijn voor de financiering van deze projecten, waarin de bedragen van de financieringsverrichtingen van de EIB en de bijbehorende bedragen aan giften zijn opgenomen.

(17)

Op de gebieden die onder de algemene doelstellingen vallen, dient regionale integratie tussen landen, in het bijzonder economische integratie tussen pretoetredingslanden, nabuurschapslanden en de Unie, een van de onderliggende doelstellingen van de EIB-financiering te zijn. In die context moet de EIB, op de onder de algemene doelstellingen vallende terreinen, de partnerlanden kunnen ondersteunen met door ondernemingen uit de Unie te verrichten directe buitenlandse investeringen die bevorderlijke zijn voor de economische integratie met de Unie en die technologie en kennisoverdracht helpen bevorderen, met als voorwaarde dat bij het zorgvuldigheidsonderzoek van de investeringsprojecten gepaste aandacht is geschonken aan het minimaliseren van het risico dat de EIB-financieringsverrichtingen de werkgelegenheid in de Unie negatief zouden beïnvloeden. De EIB dient ook te worden aangemoedigd om op eigen risico directe buitenlandse investeringen van ondernemingen uit de Unie in partnerlanden te ondersteunen, met inachtneming van haar risicodragend vermogen.

(18)

De EIB moet regelmatig, achteraf of halverwege, evaluaties van de krachtens dit besluit ondersteunde activiteiten verrichten, teneinde ze te beoordelen op hun relevantie, resultaten en ontwikkelingseffecten en om na te gaan welke aspecten toekomstige activiteiten ten goede kunnen komen. Die evaluaties dienen bij te dragen tot het afleggen van verantwoording en tot duurzaamheidsanalyse.

(19)

De praktische maatregelen om de algemene doelstellingen van de EU-garantie en de toepassing ervan te koppelen, zullen in regionale technische operationele richtsnoeren worden vastgelegd. Die richtsnoeren moeten sporen met het bredere Uniekader voor regionaal beleid, onder meer het differentiatiebeginsel in het Europees nabuurschapsbeleid. De regionale technische operationele richtsnoeren moeten na de vaststelling van dit besluit opnieuw worden bezien en na de tussentijdse evaluatie worden bijgesteld in het licht van de ontwikkelingen in het extern beleid en de prioriteiten van de Unie. Bij die bijstelling van de regionale technische operationele richtsnoeren moet onder meer rekening worden gehouden met de relevante ontwikkelingen in de begunstigde landen.

(20)

Overeenkomstig het aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het VWEU gehechte Protocol (nr. 5) betreffende de statuten van de Europese Investeringsbank dienen rechtstreeks bij de EIB ingediende aanvragen betreffende krachtens dit besluit te verrichten EIB-financiering aan de Commissie te worden voorgelegd voor advies over de conformiteit met de toepasselijke wetgeving en beleidslijnen van de Unie. Indien de Commissie, in het geval van onder dit besluit vallende EIB-financieringsverrichtingen, over een dergelijke verrichting een negatief advies uitbrengt, dient die verrichting niet onder de dekking van de EU-garantie te vallen.

(21)

Terwijl de kracht van de EIB gelegen blijft in haar bijzondere functie als publiekrechtelijke investeringsbank die de taak heeft om met langetermijnleningen de beleidsdoeleinden van haar aandeelhouders te verwezenlijken, moeten de financieringsverrichtingen van de EIB bijdragen tot de in artikel 21 VEU bedoelde algemene beginselen die aan het externe optreden van de Unie ten grondslag liggen, namelijk consolidering en ondersteuning van de democratie, de rechtsstaat, de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, alsook tot de uitvoering van de internationale toezeggingen en overeenkomsten, waaronder milieuovereenkomsten waarbij de Unie partij is. In het bijzonder moet de EIB bijdragen tot de economische, financiële en technische samenwerking met derde landen in overeenstemming met artikel 212 VWEU. Voorts moet het optreden van de EIB in overeenstemming zijn met het internationaal recht, inclusief de eerbiediging van de beginselen van het Handvest van de Verenigde Naties. Het optreden van de EIB moet ook in overeenstemming zijn met het Verdrag inzake toegang tot informatie, inspraak voor de bevolking en mogelijkheid van verhaal in milieuzaken van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (Verdrag van Aarhus), in alle relevante projectstadia. Ten aanzien van ontwikkelingslanden moeten de financieringsverrichtingen van de EIB bevorderlijk zijn voor de duurzame ontwikkeling op economisch, sociaal en milieugebied van deze landen, met name in de armste onder hen, de harmonische en geleidelijke integratie van die landen in de wereldeconomie, alsook de naleving van de doelstellingen die de Unie in het kader van de Verenigde Naties en andere relevante internationale organisaties heeft onderschreven. Met haar bijdrage aan de uitvoering van de maatregelen die nodig zijn ter bevordering van de doelstellingen van het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid overeenkomstig artikel 209, lid 3, VWEU dient de EIB te streven naar indirecte ondersteuning van het bereiken van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling 2015 van de Verenigde Naties, en na 2015 het bereiken van nieuwe ontwikkelingsdoeleinden tot eventuele wijziging of vervanging van de millenniumdoelstellingen, in alle regio's waar zij actief is.

(22)

De EIB-activiteiten in het kader van dit besluit moeten de uitvoering ondersteunen van de Europese consensus inzake ontwikkeling, van de agenda voor verandering en van de beginselen van doeltreffendheid van ontwikkelingshulp die zijn opgenomen in de Verklaring van Parijs van 2005, de Actieagenda van Accra van 2008 en de Partnerschapsovereenkomst van Busan van 2011. Verder moeten zij stroken met het op 25 juni 2012 door de Raad vastgestelde strategische kader en actieplan voor mensenrechten en democratie van de Europese Unie en met de internationale milieuovereenkomsten die verplichtingen op het gebied van biodiversiteit inhouden. Zij moeten worden uitgevoerd door middel van een aantal concrete maatregelen, met name versterking van de capaciteit van de EIB om de milieu-, sociale en ontwikkelingsaspecten van investeringsprojecten — inclusief mensenrechten, fundamentele vrijheden en conflictgerelateerde risico's — te beoordelen, alsook bevordering van lokaal overleg met de overheid en het maatschappelijk middenveld. In deze context moet de EIB haar KMR implementeren en verder ontwikkelen; dit kader voorziet in een gedetailleerde reeks prestatie-indicatoren die het effect van haar financieringsverrichtingen op economisch, maatschappelijk, milieu- en ontwikkelingsvlak meten zolang het EIB-project loopt. De implementatie van het KMR moet bij de tussentijdse evaluatie van het besluit beoordeeld worden. Bij het verrichten van het zorgvuldigheidsonderzoek naar een investeringsproject moet de EIB in voorkomend geval conform de sociale en milieubeginselen van de Unie, volgens internationale beproefde methoden en in overeenstemming met het recht van de Unie en het nationaal recht van het begunstigde land de ontwikkelaar van het investeringsproject verplichten lokaal overleg te plegen en de resultaten hiervan openbaar te maken teneinde de gevolgen van de projecten voor relevante belanghebbende partijen in aanmerking te nemen. Tijdens het volledige programmeringsproces onderhoudt de EIB contact met de projectontwikkelaars en de begunstigden ervan. In gedurende de door dit besluit bestreken periode ondertekende financieringsovereenkomsten voor EIB-financieringsverrichtingen waarbij publieke partners betrokken zijn, moet uitdrukkelijk worden bepaald dat uitkeringen kunnen worden opgeschort indien het land waar het investeringsproject plaatsvindt, niet langer in aanmerking komt uit hoofde van dit besluit.

(23)

Op alle niveaus, van de strategische planning tot en met de ontwikkeling van het investeringsproject, moet erop worden toegezien dat EIB-financieringsverrichtingen in overeenstemming zijn met het extern beleid van de Unie en met de in dit besluit vastgelegde algemene doelstellingen, en dat zij dit beleid en deze doelstellingen ondersteunen. Teneinde de samenhang van het externe optreden van de Unie te versterken, dient een dialoog over beleid en strategie tussen de Commissie en de EIB verder te worden geïntensiveerd, waarbij ook de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) moet worden betrokken en het Europees Parlement en de Raad naar behoren in kennis moeten worden gesteld. De EIB-kantoren buiten de Unie moeten waar mogelijk bij de delegaties van de Unie worden ondergebracht, zodat de samenwerking wordt gestimuleerd en de operationele kosten worden gedeeld. Het Memorandum van overeenstemming tussen de Europese Commissie en de Europese Investeringsbank over de samenwerking en coördinatie in de gebieden die onder het extern mandaat vallen, dat in 2013 is herzien om de samenwerking en de vroegtijdige uitwisseling van informatie tussen de Commissie, de EDEO en de EIB op operationeel niveau te intensiveren, dient van toepassing te blijven. De samenwerking in het kader van het memorandum van overeenstemming dient meer bepaald te behelzen dat de toepassing van het differentiatiebeginsel in de nabuurschapslanden regelmatig wordt geëvalueerd. Het is van bijzonder belang dat bij de voorbereiding van relevante programmeringsdocumenten systematisch in een vroeg stadium gedachtewisselingen tussen de EIB en de Commissie plaatsvinden, waarbij indien nodig ook de EDEO betrokken wordt, teneinde een maximale synergie tussen hun activiteiten te bewerkstelligen. Ook de samenwerking op het gebied van mensenrechten, fundamentele vrijheden en conflictbeheersing moet worden versterkt. De EIB dient te worden aangemoedigd om met de delegaties van de Unie samen te werken zolang het EIB-project loopt.

(24)

De externe betrekkingen van de Unie moeten ondersteund worden door verschillende instrumenten, met name Verordening (EU) nr. 236/2014 van het Europees Parlement en de Raad (4). Teneinde de algemene samenhang van de Uniesteun in de betrokken regio's te verbeteren, moeten kansen worden aangegrepen om de EIB-financiering wanneer mogelijk te combineren met de begrotingsmiddelen van de Unie, in de vorm van de financieringsinstrumenten van titel VIII van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad (5) en technische ondersteuning bij het voorbereiden en uitvoeren van projecten, via het instrument voor pretoetredingssteun II vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 231/2014 van het Europees Parlement en de Raad (6), het Europees nabuurschapsinstrument vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 232/2014 van het Europees Parlement en de Raad (7), het ontwikkelingssamenwerkingsinstrument vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 233/2014 van het Europees Parlement en de Raad (8), het partnerschapsinstrument voor samenwerking met derde landen vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 234/2014 van het Europees Parlement en de Raad (9), het instrument voor de bevordering van democratie en mensenrechten in de wereld vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 235/2014 van het Europees Parlement en de Raad (10), het stabiliteits- en vredesinstrument vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 230/2014 van het Europees Parlement en de Raad (11), en het instrument voor samenwerking op het gebied van nucleaire veiligheid vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 237/2014 van het Europees Parlement en de Raad (12). Voor de toepassing van Besluit nr. 1080/2011/EU heeft de Commissie een EU-platform voor blending in externe samenwerking ingesteld teneinde de werking van mechanismen voor het combineren van giften en leningen buiten de Unie te optimaliseren, meer bepaald bij de respectieve uitvoering van de algemene begroting van de Unie en de EIB-leningen, en de uitwisseling van beproefde methoden inzake governance en inzake criteria voor de evaluaties op projectniveau. De deelneming van de EIB en andere financiële instellingen aan mechanismen voor het combineren van giften en leningen dient volledig te stroken met de doelstellingen van het extern beleid van de Unie, doeltreffendheid van ontwikkelingshulp en transparantie.

(25)

Met betrekking tot haar financieringsverrichtingen buiten de Unie die onder dit besluit vallen, dient de EIB te streven naar nog intensievere coördinatie en samenwerking met Europese en internationale financiële instellingen, met name de instellingen die deelnemen aan het EU-platform voor blending in externe samenwerking. Deze samenwerking omvat, voor zover van toepassing, samenwerking op het vlak van sectorvoorwaarden en onderling vertrouwen in procedures, gebruik van medefinanciering en medewerking aan mondiale initiatieven, bijvoorbeeld ter bevordering van de coördinatie en de doeltreffendheid van ontwikkelingshulp. Bij die coördinatie en samenwerking moet worden getracht mogelijke dubbele kosten en onnodige overlapping zoveel mogelijk te beperken. De samenwerking dient gegrondvest te zijn op het wederkerigheidsbeginsel. Wederzijdse toegang tot de financieringsinstrumenten van de EIB en van andere Europese en internationale financiële instellingen dient te worden bevorderd. Het tripartiete memorandum van overeenstemming tussen de Commissie, de EIB-groep en de Europese Bank voor wederopbouw en ontwikkeling (EBWO) betreffende de samenwerking buiten de Unie, op grond waarvan de EIB-groep en de EBWO dankzij hun comparatieve voordelen complementair kunnen optreden, werd in 2012 geactualiseerd in verband met de uitbreiding van het geografische toepassingsgebied van de EBWO tot het Middellandse Zeegebied, en dient van kracht te blijven. De in dit besluit vastgelegde beginselen moeten ook gelden wanneer EIB-financiering wordt uitgevoerd via samenwerkingsakkoorden met andere Europese en internationale financiële instellingen.

(26)

De EIB dient te worden aangemoedigd om verrichtingen buiten de Unie te blijven financieren, ook op eigen risico, onder meer ter ondersteuning van de economische belangen van de Unie, in landen en ten gunste van investeringsprojecten die volgens de beoordeling van de EIB kredietwaardig zijn, en met inachtneming van haar eigen risicoabsorptiecapaciteit, zodat de aanwending van de EU-garantie kan worden toegespitst op landen en investeringsprojecten waar die garantie volgens de eigen inschatting van de EIB een meerwaarde oplevert, onder meer vanuit het oogpunt van duurzame economische, ecologische en sociale ontwikkeling.

(27)

De EIB dient haar gamma van aangeboden innovatieve financieringsinstrumenten uit te breiden, onder meer door zich sterker te richten op de ontwikkeling van garantie-instrumenten. Bovendien moet de EIB actief gebruik trachten te maken van instrumenten voor risicodeling en financiering met schuldinstrumenten via de kapitaalmarkt van projecten die een stabiele en voorspelbare kasstroom genereren. Met name moet zij overwegen schuldinstrumenten op de kapitaalmarkt te ondersteunen die worden uitgegeven of toegekend ten behoeve van een investeringsproject in een in aanmerking komend land. Daarnaast moet de EIB meer leningen in lokale valuta verstrekken en moet zij obligaties op lokale markten uitgeven, mits de begunstigde landen de nodige structurele hervormingen, met name in de financiële sector, doorvoeren en andere maatregelen treffen om EIB-activiteiten te faciliteren. Bij de diversificatie en uitbreiding van de instrumenten op de schuldkapitaalmarkt moet er in het bijzonder op worden gelet dat de instrumenten in kwestie geen riskante financiële praktijken en schuldenvorming in de hand werken en daardoor gevaar voor de financiële stabiliteit kunnen opleveren.

(28)

De Commissie dient jaarlijks verslag uit te brengen aan het Europees Parlement en aan de Raad. In het verslag moeten de financieringsverrichtingen van de EIB worden getoetst aan de volgende criteria: overeenstemming met dit besluit, meerwaarde en bijdrage aan het extern beleid van de Unie, kwaliteit en ontwikkelingseffect, uitgaande van het KMR van de EIB, en financiële voordelen die aan de begunstigden werden doorgegeven. Voorts dient het verslag informatie te bevatten over het aantal keren dat beroep op de EU-garantie is gedaan, over de financieringsbedragen inzake klimaatverandering en biodiversiteit overeenkomstig dit besluit en over de follow-up van de werking van het memorandum van overeenstemming tussen de EIB en de Europese Ombudsman, alsmede een beschrijving van de samenwerking met de Commissie en andere Europese en internationale financiële instellingen, medefinanciering inbegrepen. Het verslag moet openbaar worden gemaakt, teneinde relevante belanghebbende partijen, het maatschappelijk middenveld daaronder begrepen, in staat te stellen hun standpunten naar voren te brengen.

(29)

EIB-financieringsverrichtingen ter ondersteuning van het extern beleid van de Unie dienen, zoals in het verleden, te worden uitgevoerd volgens de beginselen van een goede bankpraktijk. Zij moeten, zoals in het verleden, worden beheerd volgens de eigen regels en procedures van de EIB, die een afspiegeling van die beginselen dienen te zijn, passende controlemaatregelen dienen te omvatten en in overeenstemming dienen te zijn met de verklaring van de EIB over sociale en milieunormen, en volgens de toepasselijke regels en procedures van de Rekenkamer en het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF). Bij haar financiële verrichtingen dient de EIB haar beleid ten aanzien van zwak gereguleerde en niet coöperatief ingestelde rechtsgebieden die als zodanig zijn aangemerkt door de Unie, de Verenigde Naties, de Organisatie voor economische samenwerking en ontwikkeling of de Financiëleactiegroep, op adequate wijze uit te voeren teneinde bij te dragen aan de internationale bestrijding van belastingfraude, belastingontduiking en witwassen van geld. Om redenen van transparantie dient de EIB, voor zover mogelijk in samenwerking met plaatselijke intermediaire financiële instellingen een lijst van de uiteindelijke kredietnemers op te stellen.

(30)

De EIB moet gepaste maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat bij het financieren van verrichtingen onder EU-garantie de financiële belangen van de Unie worden beschermd door de toepassing van preventieve maatregelen ter bestrijding van fraude, corruptie, witwassen van geld en andere onwettige activiteiten, en dat OLAF gerechtigd is om controles en inspecties ter plaatse bij de begunstigden uit te voeren. De EIB dient overeenkomstig haar in 2008 uitgevaardigde en in 2013 herziene beleid inzake de preventie en ontmoediging van verboden gedrag bij de activiteiten van de Europese Investeringsbank („EIB-antifraudebeleid”) nauw samen te werken met de bevoegde autoriteiten van de Unie en van de lidstaten, teneinde de geldende maatregelen tegen witwassen en terrorismefinanciering te versterken en de handhaving ervan te helpen verbeteren. Conform haar klokkenluidersbeleid dient de EIB voorts bijzondere aandacht te besteden aan informatie van klokkenluiders over mogelijke gevallen van fraude, corruptie of een andere onwettige activiteiten en een behoorlijke follow-up, feedback en bescherming tegen represailles mogelijk te maken.

(31)

De bestuursorganen van de EIB dienen te worden aangemoedigd de nodige maatregelen te treffen tot aanpassing van de EIB-activiteiten opdat deze doeltreffend bijdragen aan het extern beleid van de Unie en op adequate wijze aan de vereisten van dit besluit voldoen,

HEBBEN HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

EU-garantie

1.   De Unie verleent de Europese Investeringsbank (EIB) een begrotingsgarantie voor financieringsverrichtingen buiten de EU („EU-garantie”). De EU-garantie wordt verleend als een algemene garantie voor aan de EIB verschuldigde betalingen die deze niet heeft ontvangen, met betrekking tot leningen, leninggaranties en kapitaalmarktschuldinstrumenten die zijn toegekend voor of uitgegeven ten behoeve van overeenkomstig lid 2 in aanmerking komende EIB-investeringsprojecten.

2.   Voor EU-garantie komen in aanmerking de leningen, leninggaranties en instrumenten op de schuldkapitaalmarkt van de EIB voor investeringsprojecten die worden uitgevoerd in de overeenkomstig de eigen regels en procedures van de EIB, met inbegrip van de verklaring van de EIB over sociale en milieunormen, in aanmerking komende landen en ter ondersteuning van de toepasselijke externe beleidsdoelstellingen van de Unie, waarbij de EIB-financiering is toegekend krachtens een ondertekende overeenkomst die niet verstreken of geannuleerd is („EIB-financieringsverrichtingen”).

3.   EIB-financieringsverrichtingen ter ondersteuning van het extern beleid van de Unie worden, zoals in het verleden, uitgevoerd volgens de beginselen van een goede bankpraktijk.

4.   De EU-garantie heeft betrekking op ten hoogste 65 % van het totale in het kader van EIB-financieringsverrichtingen uitbetaalde en gegarandeerde bedrag, verminderd met de terugbetaalde bedragen en vermeerderd met alle daarmee verband houdende bedragen.

5.   De EU-garantie heeft betrekking op EIB-financieringsverrichtingen die worden ondertekend tijdens de periode die ingaat op 1 januari 2014 en eindigt op 31 december 2020.

6.   Indien het Europees Parlement en de Raad bij het verstrijken van de in lid 5 bedoelde periode geen besluit tot verlening van een nieuwe EU-garantie voor verliezen van de EIB op financieringsverrichtingen buiten de Unie hebben vastgesteld, wordt deze periode automatisch eenmaal met zes maanden verlengd.

Artikel 2

Plafonds voor EIB-financieringsverrichtingen onder EU-garantie

1.   De door de EIB in de periode 2014-2020 verrichte financieringen vallen tot een maximumbedrag van 30 000 000 000 EUR onder de EU-garantie. Aanvankelijk voor financieringsverrichtingen gereserveerde, maar naderhand geannuleerde bedragen worden niet in aanmerking genomen voor het plafond.

Dit maximumbedrag valt uiteen in:

a)

een vast plafond met een maximumbedrag van 27 000 000 000 EUR;

b)

een optioneel aanvullend bedrag van 3 000 000 000 EUR.

Het Europees Parlement en de Raad besluiten volgens de gewone wetgevingsprocedure over de volledige of gedeeltelijke vrijmaking van het onder b) bedoelde bedrag en de regionale verdeling ervan, ingevolge de in artikel 19 bedoelde tussentijdse evaluatie.

2.   Het in lid 1, onder a), bedoelde vaste plafond wordt in regionale plafonds en subplafonds uitgesplitst als bepaald in bijlage I. Binnen de regionale plafonds zorgt de EIB gaandeweg voor een evenwichtige spreiding over de landen in de regio's die onder de EU-garantie vallen.

Artikel 3

Algemene doelstellingen en beginselen

1.   De EU-garantie wordt alleen verleend voor EIB-financieringsverrichtingen die volgens de eigen inschatting van de EIB een meerwaarde opleveren en een van de volgende algemene doelstellingen ondersteunen:

a)

ontwikkeling van de lokale particuliere sector, met name steun aan het mkb;

b)

ontwikkeling van sociale en economische infrastructuur, met inbegrip van vervoer, energie, milieu-infrastructuur en informatie- en communicatietechnologie;

c)

beperking van en aanpassing aan de klimaatverandering.

2.   De EIB blijft zich kenmerken als financieringsbank, doch de uit hoofde van dit besluit uitgevoerde EIB-financieringsverrichtingen dragen bij tot het algemeen belang van de Unie en in het bijzonder tot de algemene beginselen die aan het extern optreden van de Unie ten grondslag liggen, als bedoeld in artikel 21 VEU, alsmede tot de uitvoering van de internationale milieuovereenkomsten waarbij de Unie partij is. De bestuursorganen van de EIB worden aangemoedigd de nodige maatregelen te treffen tot aanpassing van de EIB-activiteiten opdat deze doeltreffend bijdragen aan het extern beleid van de Unie en op adequate wijze aan de vereisten van dit besluit voldoen.

3.   De regionale integratie van landen, met inbegrip van in het bijzonder de economische integratie tussen pretoetredingslanden, nabuurschapslanden en de Unie, is een onderliggende doelstelling van de EIB-financieringsverrichtingen op terreinen die onder de in lid 1 genoemde algemene doelstellingen vallen. De EIB verstrekt in begunstigde landen financiering op de onder de algemene doelstellingen vallende terreinen door ondersteuning van directe buitenlandse investeringen die bevorderlijke zijn voor de economische integratie met de Unie.

4.   In de ontwikkelingslanden die in de lijst van begunstigden van officiële ontwikkelingshulp van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling zijn opgenomen, dragen de EIB-financieringsverrichtingen overeenkomstig artikel 208 en 209 VWEU indirect bij tot de beleidsdoelstellingen van de Unie inzake ontwikkelingssamenwerking, zoals het terugdringen van de armoede door middel van inclusieve groei en duurzame economische, ecologische en sociale ontwikkeling.

5.   Om te waarborgen dat investeringen in de particuliere sector een maximaal ontwikkelingseffect hebben, tracht de EIB de plaatselijke particuliere sector in de begunstigde landen te versterken door middel van ondersteuning van lokale investeringen als bedoeld in lid 1, onder a). Er wordt naar gestreefd dat EIB-financieringsverrichtingen ter ondersteuning van de in lid 1 omschreven algemene doelstellingen mede steun aan investeringsprojecten van mkb-ondernemingen uit de Unie inhouden. Teneinde er doeltreffend op toe te zien dat de middelen worden aangewend ten behoeve van de betrokken mkb-ondernemingen, legt de EIB adequate contractuele vereisten op aan intermediaire financiële instellingen, met inbegrip van normen voor rapportage door de begunstigden.

De EIB werkt samen met intermediaire financiële instellingen die tegemoet kunnen komen aan de specifieke behoeften van mkb-ondernemingen in de landen waar de verrichtingen plaatsvinden en die, overeenkomstig artikel 13, voor hun deelname aan EIB-financieringsverrichtingen in een in aanmerking komend land geen gebruikmaken van instrumenten die in een buitenlands niet-coöperatief rechtsgebied zijn ondergebracht.

6.   EIB-financieringsverrichtingen ter ondersteuning van de in lid 1, onder b), genoemde algemene doelstelling verlenen hoofdzakelijk steun aan investeringsprojecten inzake vervoer, energie, milieu-infrastructuur, informatie- en communicatietechnologie, gezondheidszorg en onderwijs. Hieronder vallen productie en integratie van energie uit hernieuwbare bronnen, omvorming van energiesystemen die het omschakelen naar minder koolstofintensieve technologieën en brandstoffen mogelijk maken, duurzame energiezekerheid en energie-infrastructuur, met inbegrip van infrastructuur voor gasproductie en voor transport naar de energiemarkt van de Unie, alsook elektriciteitsvoorziening op het platteland, milieu-infrastructuur, zoals infrastructuur voor watervoorziening en sanitaire voorzieningen en groene infrastructuur, infrastructuur voor telecommunicatie- en breedbandnetwerken.

7.   De EIB-financieringsverrichtingen ter ondersteuning van de in lid 1, onder c), bedoelde algemene doelstellingen ondersteunen projecten die op beperking van en aanpassing aan klimaatverandering gericht zijn en tot de realisatie van de algemene doelstelling van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering bijdragen, met name doordat de uitstoot van broeikasgassen wordt voorkomen of verminderd door middel van hernieuwbare energie, energie-efficiëntie en duurzaam vervoer, of doordat kwetsbare landen, sectoren en gemeenschappen beter bestand worden gemaakt tegen de nadelige gevolgen van klimaatverandering. De subsidiabiliteitscriteria voor klimaatveranderingsprojecten worden door de EIB bepaald in haar strategie inzake klimaatverandering, die vóór eind 2015 aan de actualiteit wordt aangepast. Hiertoe wordt een analyse van de koolstofvoetafdruk opgenomen in de procedure voor milieueffectbeoordeling, om te bepalen of in projectvoorstellen optimaal gebruik wordt gemaakt van verbeteringen van de energie-efficiëntie. Deze verrichtingen maken, over de gehele looptijd van dit besluit beschouwd, ten minste 25 % van de totale EIB-financieringsverrichtingen uit.

8.   Overeenkomstig de uniale en internationale doelstellingen inzake klimaatverandering actualiseert de EIB, in samenwerking met de Commissie, vóór eind 2015 haar strategie inzake klimaatverandering met betrekking tot haar financieringsverrichtingen. Die actualisering bestaat onder meer in concrete acties om ervoor te zorgen dat investeringsprojecten uit hoofde van dit besluit in overeenstemming zijn met de doelstellingen van de Unie in verband met klimaatverandering en om de inspanningen ter ondersteuning van hernieuwbare energiebronnen en energie-efficiëntie te intensiveren.

9.   De EU-garantie dekt alleen EIB-financieringsverrichtingen welke worden uitgevoerd in de in aanmerking komende landen die een kaderovereenkomst met de EIB hebben gesloten waarin de juridische voorwaarden zijn vastgelegd waaronder deze verrichtingen moeten worden uitgevoerd.

Artikel 4

Bestreken landen

1.   De lijst van landen die voor EIB-financiering onder EU-garantie in aanmerking kunnen komen, staat in bijlage II. De lijst van landen die voor EIB-financiering onder EU-garantie in aanmerking komen, staat in bijlage III en bevat uitsluitend landen die in bijlage II zijn vermeld. Voor niet in bijlage II genoemde landen wordt per geval volgens de gewone wetgevingsprocedure beslist of zij voor EIB-financiering onder EU-garantie in aanmerking komen.

2.   De Commissie is bevoegd bijlage III bij gedelegeerde handeling overeenkomstig artikel 18 te wijzigen. De besluiten van de Commissie zijn gebaseerd op een algemene beoordeling, mede omvattende economische, sociale, ecologische en politieke aspecten, in het bijzonder aspecten die verband houden met democratie, mensenrechten en fundamentele vrijheden, alsook de desbetreffende resoluties van het Europees Parlement en de besluiten en conclusies van de Raad.

3.   Behoudens lid 4 laten gedelegeerde handelingen tot wijziging van bijlage III de dekking door EU-garantie van voor de inwerkingtreding van de gedelegeerde handelingen ondertekende EIB-financieringsverrichtingen onverlet.

4.   In landen die niet in bijlage III zijn opgenomen, worden geen uitkeringen gedaan met betrekking tot EIB-financieringsverrichtingen die een algemene garantie als bedoeld in artikel 8, lid 1, genieten.

5.   De EU-garantie dekt geen EIB-financieringsverrichtingen in een land waarmee de overeenkomst betreffende die verrichtingen is ondertekend na de toetreding van dat land tot de Unie.

Artikel 5

Bijdrage van EIB-financieringsverrichtingen aan het beleid van de Unie

1.   Binnen een jaar na de inwerkingtreding van dit besluit actualiseert de Commissie, samen met de EIB, de bestaande regionale technische operationele richtsnoeren voor EIB-financieringsverrichtingen.

De regionale technische operationele richtsnoeren zijn in overeenstemming met het in bijlage IV vervatte bredere Uniekader voor regionaal beleid. Met name de regionale technische operationele richtsnoeren zorgen ervoor dat de EIB-financiering uit hoofde van dit besluit een aanvulling vormt op de desbetreffende EU-bijstandsmaatregelen, -programma's en -instrumenten in deze verschillende regio's.

Bij het actualiseren van de regionale technische operationele richtsnoeren houden de Commissie en de EIB rekening met de toepasselijke resoluties van het Europees Parlement en besluiten en conclusies van de Raad. De regionale technische operationele richtsnoeren sluiten aan bij de prioriteiten die zijn vastgelegd in de nationale of regionale programma's, die in voorkomend geval door de begunstigde landen opgesteld zijn; daarbij wordt naar behoren rekening gehouden met het overleg dat bij de opstelling van deze programma's is gepleegd met het lokale maatschappelijk middenveld.

De geactualiseerde regionale technische operationele richtsnoeren worden door de Commissie onverwijld aan het Europees Parlement en de Raad toegezonden.

Binnen het door de regionale technische operationele richtsnoeren bepaalde kader stelt de EIB de overeenkomstige financieringsstrategieën op en zorgt zij voor de uitvoering ervan.

EIB-financieringsverrichtingen sluiten aan bij de regionale technische operationele richtsnoeren en bij de strategieën van het begunstigde land.

De regionale technische operationele richtsnoeren worden na de in artikel 19 bedoelde tussentijdse evaluatie herbekeken.

2.   De Commissie brengt in het kader van de in artikel 19 van Protocol nr. 5 vastgelegde procedure advies uit betreffende financieringsverrichtingen van de EIB. Indien de Commissie, in het geval van onder dit besluit vallende EIB-financieringsverrichtingen, een negatief advies uitbrengt, valt die verrichting niet onder de dekking van de EU-garantie.

Artikel 6

Samenwerking met de Commissie en met de EDEO

1.   De samenhang tussen de externe activiteiten van de EIB en de externe beleidsdoelstellingen van de Unie wordt verder versterkt, teneinde een optimale synergie tussen de EIB-financieringsverrichtingen en de uniale begrotingsmiddelen te bewerkstelligen, met name door het actualiseren van de in artikel 5 bedoelde regionale technische operationele richtsnoeren, waarbij de EDEO indien gepast over beleidsaangelegenheden wordt geraadpleegd, alsmede door regelmatige en systematische dialoog en door vroegtijdige uitwisseling van informatie over:

a)

door de Commissie of de EDEO, al naargelang het geval, opgestelde strategische documenten, zoals regionale en landenstrategiedocumenten, indicatieve programma's, actieplannen en pretoetredingsdocumenten;

b)

de strategische planningsdocumenten en ontwerpinvesteringsprojecten van de EIB en de jaarlijkse rapportage door de EIB aan de Commissie;

c)

andere operationele en beleidsaspecten.

2.   De samenwerking geschiedt per regio, mede op het niveau van de delegaties van de Unie, rekening houdend met de rol van de EIB en het beleid van de Unie in de regio.

Artikel 7

Samenwerking met andere Europese financiële instellingen en internationale financiële instellingen

1.   EIB-financieringsverrichtingen worden, in voorkomend geval, in samenwerking met andere Europese multilaterale financiële instellingen en financiële instellingen van de lidstaten („Europese financiële instellingen”), internationale financiële instellingen met inbegrip van regionale ontwikkelingsbanken („internationale financiële instellingen”) uitgevoerd, teneinde voor een zo groot mogelijke synergie, samenwerking en efficiëntie te zorgen, gezamenlijk innovatieve financiële instrumenten te ontwikkelen en een zorgvuldige en redelijke risicodeling en coherente project- en sectorvoorwaarden te waarborgen en om mogelijke dubbele kosten en onnodige overlapping zoveel mogelijk te beperken.

2.   De in lid 1 bedoelde samenwerking wordt gefaciliteerd door coördinatie tussen de Commissie, de EIB en de relevante, in de verschillende regio's actieve Europese en internationale financiële instellingen, in voorkomend geval in het kader van memoranda van overeenstemming of andere vormen van regionale samenwerking van de Unie.

Artikel 8

Dekking en voorwaarden van de EU-garantie

1.   Voor EIB-financieringsverrichtingen, verrichtingen in de vorm van op de kapitaalmarkt verhandelde schuldinstrumenten daarvan uitgezonderd, gesloten met of gegarandeerd door een staat, alsook voor andere EIB-financieringsverrichtingen gesloten met regionale of lokale instanties dan wel met overheidsondernemingen of instellingen die in het bezit zijn of onder de zeggenschap staan van een staat, waarbij deze andere EIB-financieringsverrichtingen een passende kredietrisicobeoordeling van de EIB hebben waarin met het kredietrisico van het betrokken land rekening is gehouden, dekt de EU-garantie alle betalingen die aan de EIB verschuldigd zijn maar die zij niet heeft ontvangen (hierna „algemene garantie” genoemd).

2.   Voor de toepassing van lid 1 wordt Palestina vertegenwoordigd door de Palestijnse Autoriteit en Kosovo (13) wordt vertegenwoordigd door de autoriteiten van Kosovo.

3.   Voor andere EIB-financieringsverrichtingen dan de in lid 1 bedoelde dekt de EU-garantie alle betalingen die aan de EIB verschuldigd zijn, maar die zij niet heeft ontvangen, voor zover de niet-ontvangst het gevolg is van het feit dat zich een van de volgende politieke risico's heeft voorgedaan („garantie tegen politieke risico's”):

a)

niet-overdracht van deviezen;

b)

onteigening;

c)

oorlog of binnenlandse onlusten;

d)

rechtsweigering bij contractbreuk.

4.   Voor EIB-financieringsverrichtingen in de vorm van op de kapitaalmarkt verhandelde schuldinstrumenten is uitsluitend de garantie tegen politieke risico's van toepassing.

5.   Op EIB-financieringsverrichtingen betrekking hebbende financiële overeenkomsten met afzonderlijke ontwikkelaars bevatten tevens passende milieu-, sociale, mensenrechten- en arbeidsbepalingen, overeenkomstig de eigen regels en procedures van de EIB.

6.   De Commissie en de EIB bepalen in de in artikel 14 bedoelde garantieovereenkomst een helder en transparant toewijzingsbeleid dat de EIB in staat stelt in het kader van haar externe activiteiten te bepalen welke uit hoofde van dit besluit te financieren verrichtingen het meest effectieve gebruik van de EU-garantie zullen bewerkstelligen. Het toewijzingsbeleid is gebaseerd op de kredietwaardigheid van EIB-financieringsverrichtingen als ingeschat door de EIB, de in bijlage I bepaalde plafonds, de aard van de partner (een staat, een subnationale entiteit als bedoeld in lid 1 van dit artikel of een particuliere instantie), de risicoabsorptiecapaciteit van de EIB en andere relevante criteria, waaronder de meerwaarde van de EU-garantie. Het Europees Parlement en de Raad worden overeenkomstig artikel 14 in kennis gesteld van het toewijzingsbeleid.

7.   Wanneer de EU-garantie wordt ingeroepen, treedt de Unie, in overeenstemming met de in artikel 14 bedoelde garantieovereenkomst, in alle desbetreffende rechten van de EIB ten aanzien van de verplichtingen die met haar financieringsverrichtingen samenhangen.

Artikel 9

Beoordeling en bewaking van investeringsprojecten door de EIB

1.   De EIB verricht een uitvoerig zorgvuldigheidsonderzoek en verlangt in voorkomend geval dat projectontwikkelaars lokaal openbaar overleg plegen, conform de sociale en milieubeginselen van de Unie, met de relevante nationale en plaatselijke belanghebbende partijen, alsook met het maatschappelijk middenveld, in de plannings- en uitvoeringsstadia van de projecten, over de sociale, economische, mensenrechten- en milieu-aspecten en over de ontwikkelingsgerelateerde aspecten van investeringsprojecten die onder de EU-garantie vallen, en dat zij de informatie verstrekken die relevant is om te beoordelen welke bijdrage de projecten leveren tot de verwezenlijking van de strategische en externbeleidsdoelstellingen van de Unie.

In voorkomend geval omvat dit onderzoek een beoordeling van de wijze waarop de capaciteiten van de begunstigden van EIB-financiering tijdens de gehele projectcyclus met behulp van technische bijstand kunnen worden versterkt. De eigen regels en procedures van de EIB bevatten de nodige voorschriften inzake de beoordeling van het maatschappelijke effect en het milieu-effect van investeringsprojecten en van de met mensenrechten en conflictbeheersing verband houdende aspecten, om te waarborgen dat investeringsprojecten die steun uit hoofde van dit besluit genieten, financieel, ecologisch en maatschappelijk duurzaam zijn.

2.   De EIB onderwerpt de ontwikkelingsaspecten van de financiering aan een ex-antebeoordeling, en bewaakt daarnaast de uitvoering van de financieringsverrichtingen. Met name verlangt zij dat de projectontwikkelaars tijdens de uitvoering en tot de voltooiing van het project een grondige bewaking verrichten, onder meer van het effect van het investeringsproject met betrekking tot de economische, ontwikkelings-, maatschappelijke, milieu- en mensenrechtenaspecten. De EIB verifieert regelmatig de door de projectontwikkelaars verschafte informatie en maakt deze openbaar indien de projectontwikkelaar hiermee instemt. Indien mogelijk worden met betrekking tot EIB-financieringsverrichtingen projectvoltooiingsrapporten gepubliceerd, die evenwel geen vertrouwelijke informatie mogen bevatten.

3.   De bewaking door de EIB poogt tevens het uitvoeren van verrichtingen via intermediairs en de prestaties van financiële intermediairs ter ondersteuning van het midden- en kleinbedrijf te omvatten.

4.   De EIB voert een uitvoerig systeem in voor het voorafgaandelijk beoordelen, van de relatieve en absolutie broeikasgasemissies in verband met EIB-financieringsverrichtingen indien die emissies significante volgens een relevante methodiek bepaalde en in de EIB-strategie inzake klimaatverandering opgenomen drempels bereiken en indien gegevens beschikbaar zijn.

5.   De bewakingsresultaten worden indien mogelijk openbaar gemaakt, behoudens geheimhoudingsvoorschriften en de instemming van de betrokken partijen.

Artikel 10

Externe bestemmingsontvangsten voor het garantiefonds

Uit vóór 2007 voltooide verrichtingen voortvloeiende terugbetalingen en inkomsten ten bedrage van 110 000 000 EUR, waaronder terugbetaald kapitaal, vrijgegeven zekerheden en aflossingen van de hoofdsom van de leningen, dividend, vermogenswinst, garantieprovisies en rente op leningen en op bedragen op trustrekeningen, die worden terugbetaald aan de trustrekening die is geopend voor de Europees-mediterrane investerings- en partnerschapsfaciliteit en zijn toe te schrijven aan steun uit de algemene begroting van de Unie, vormen overeenkomstig artikel 21, lid 4, van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 en worden gebruikt voor het Garantiefonds.

Bedragen van meer dan 110 000 000 EUR die zijn terugbetaald aan de trustrekening die is geopend voor de Europees-mediterrane investerings- en partnerschapsfaciliteit worden in de algemene begroting van de Unie opgevoerd na aftrek van beheerskosten en provisies.

Artikel 11

Jaarlijkse rapportage en financiële verslaggeving

1.   De Commissie brengt jaarlijks aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de uit hoofde van dit besluit uitgevoerde EIB-financieringsverrichtingen. Het verslag, dat openbaar wordt gemaakt, omvat het volgende:

a)

een beoordeling van de EIB-financieringsverrichtingen op project-, sector- landen- en regionaal niveau en hun overeenstemming met dit besluit;

b)

een beoordeling van de meerwaarde, de geraamde opbrengsten en resultaten en het geraamde totale ontwikkelingseffect van de EIB-financieringsverrichtingen, uitgaande van het jaarverslag van het Kader voor de meting van resultaten. Hiertoe zal de EIB prestatie-indicatoren toepassen met betrekking tot de ontwikkelings-, milieu- en maatschappelijke aspecten (mensenrechtenaspecten inbegrepen) van de gefinancierde projecten, rekening houdend met de relevante indicatoren uit hoofde van de Verklaring van Parijs van 2005 over de doeltreffendheid van ontwikkelingshulp. De indicatoren voor de milieuaspecten van projecten bestaan onder meer in criteria betreffende „schone technologie” die in beginsel gericht zijn op energie-efficiëntie en technologieën voor het verminderen van uitstoot;

c)

een beoordeling van de bijdrage van EIB-financieringsverrichtingen tot de verwezenlijking van de strategische en externbeleidsdoelstellingen van de Unie, rekening houdend met de in artikel 5 bedoelde regionale technische operationele richtsnoeren;

d)

een beoordeling van de totale financiële steun die aan de begunstigden van EIB-financieringsverrichtingen is doorgegeven;

e)

een beoordeling van de kwaliteit van EIB-financieringsverrichtingen, met name de mate waarin de EIB bij het zorgvuldigheidsonderzoek en de bewaking van de gefinancierde investeringsprojecten rekening heeft gehouden met de ecologische en maatschappelijke duurzaamheid;

f)

gedetailleerde informatie over het inroepen van de EU-garantie;

g)

informatie over de financieringsbedragen inzake klimaatverandering en biodiversiteit overeenkomstig dit besluit, het totale effect op de in artikel 9, lid 4, bedoelde absolute en relatieve broeikasgasemissies, evenals het aantal projecten waarvan het klimaatrisico is beoordeeld;

h)

een beschrijving van de samenwerking met de Commissie en andere Europese en internationale financiële instellingen, daaronder begrepen de medefinanciering. Met name bevat het verslag een overzicht van de financiële middelen van de Unie en de middelen van andere Europese en internationale financiële instellingen die in combinatie met EIB-financiering zijn gebruikt, en daarmee een overzicht van de totale investeringen die krachtens dit besluit door EIB-financieringsverrichtingen zijn ondersteund. Het verslag vermeldt ook de sluiting van nieuwe memoranda van overeenstemming tussen de EIB en andere Europese of internationale financiële instellingen die van invloed zijn op de EIB-financieringsverrichtingen uit hoofde van dit besluit;

i)

voortgangsinformatie over de toepassing van het memorandum van Overeenstemming tussen de EIB en de Europese Ombudsman, voor zover het memorandum betrekking heeft op de EIB-financieringsverrichtingen die onder dit besluit vallen.

2.   Voor de toepassing van lid 1 verstrekt de EIB de Commissie jaarlijks een verslag over de in het kader van dit besluit verrichte EIB-financiering, met inbegrip van alle gegevens die de Commissie nodig heeft met het oog op het in lid 1 bedoelde verslag. De EIB kan de Commissie aanvullende informatie verstrekken die haar in staat stelt het Europees Parlement en de Raad een algemeen overzicht van de externe activiteiten van de EIB te verschaffen.

3.   De EIB verstrekt de Commissie statistische, financiële en boekhoudkundige gegevens over elke EIB-financieringsverrichting, alsmede alle aanvullende informatie die de Commissie nodig heeft om haar rapportageverplichtingen na te komen of om aan verzoeken van de Rekenkamer te voldoen, en een accountantsverklaring betreffende de in het kader van de EIB-financieringsverrichtingen uitstaande bedragen. De EIB bezorgt de Commissie voorts elk ander krachtens Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 benodigd document.

4.   Met het oog op de financiële verslaglegging en de rapportage door de Commissie over de door de EU-garantie gedekte risico's, verstrekt de EIB de Commissie informatie over haar risicobeoordeling en -rating van de EIB-financieringsverrichtingen.

5.   De EIB verschaft de Commissie, ten minste jaarlijks, een indicatief meerjarenprogramma van het geraamde aantal ondertekeningen van EIB-financieringsverrichtingen, om ervoor te zorgen dat de geplande EIB-financieringsverrichtingen overeenstemmen met de in dit besluit vastgestelde plafonds en dat de Commissie een adequate begrotingsplanning voor de voorziening van het Garantiefonds kan opstellen. De Commissie houdt bij het opstellen van het ontwerp voor de algemene begroting van de Unie rekening met deze planning.

6.   De EIB verstrekt het Europees Parlement, de Raad en de Commissie regelmatig al haar onafhankelijke evaluatierapporten waarin de praktische resultaten van haar specifieke activiteiten krachtens dit besluit en andere externe mandaten worden beoordeeld.

7.   De EIB verschaft de in de leden 2 tot en met 6 bedoelde informatie op eigen kosten. De EIB maakt de in de leden 2, 3 en 6 bedoelde informatie in het algemeen ook voor het publiek beschikbaar, met uitzondering van vertrouwelijke informatie.

Artikel 12

Transparantie en openbaarmaking van informatie

1.   Conform haar eigen transparantiebeleid en de beginselen van de Unie inzake toegang tot documenten en voorlichting aan het publiek en, geleidelijk, de normen van het internationaal initiatief inzake transparantie van ontwikkelingshulp, maakt de EIB op haar website de volgende informatie bekend:

a)

alle EIB-financieringsverrichtingen die uit hoofde van dit besluit zijn uitgevoerd, na de projectgoedkeuring, met bijzondere opgave of een investeringsproject door de EU-garantie wordt gedekt en hoe het bijdraagt tot de doelstellingen van het externe optreden van de Unie, met bijzondere aandacht voor het economische, het maatschappelijke en het milieueffect;

b)

behoudens vertrouwelijkheidsvoorschriften — elk memorandum van overeenstemming tussen de EIB en een andere Europese of internationale financiële instelling dat van invloed is op een krachtens dit besluit verrichte EIB-financiering;

c)

indien mogelijk en passend, bestaande kaderovereenkomsten tussen de EIB en een ontvangend land. Bij de ondertekening van nieuwe en de wijziging van bestaande overeenkomsten tracht de EIB deze openbaar te maken;

d)

het toewijzingsbeleid van de EIB.

2.   Behoudens vertrouwelijkheidsvoorschriften publiceert de Commissie op haar website specifieke informatie over alle gevallen waarin betalingen worden teruggevorderd krachtens de in artikel 14 bedoelde garantieovereenkomst en in artikel 15, lid 2, bedoelde overeenkomst houdende de gedetailleerde voorschriften en procedures inzake invordering van schuldvorderingen.

Artikel 13

Niet-coöperatieve rechtsgebieden

Bij haar financieringsverrichtingen staat de EIB geen activiteiten toe met illegale doeleinden, waaronder het witwassen van geld, financiering van terrorisme, belastingfraude en belastingontduiking en fraude die de financiële belangen van de Unie schaadt. Met name neemt de EIB niet deel aan financieringsverrichtingen die in een in aanmerking komend land worden uitgevoerd door middel van instrument dat is ondergebracht ineen buitenlands niet-coöperatief rechtsgebied, als zodanig aangemerkt door de Unie, de Verenigde Naties, de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling of de Financiëleactiegroep.

Bij haar financieringsverrichtingen neemt de EIB de beginselen en normen van de Uniewetgeving inazke de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme in acht, onder meer het vereiste inzake het nemen van redelijke maatregelen om de identiteit van de uiteindelijke begunstigde te verifiëren.

Artikel 14

Garantieovereenkomst

De Commissie en de EIB ondertekenen een garantieovereenkomst waarin de in artikel 8 bedoelde nadere voorschriften en procedures in verband met de EU-garantie worden vastgelegd, en brengen het Europees Parlement en de Raad dienovereenkomstig op de hoogte.

Artikel 15

Terugvordering van door de Commissie gedane betalingen

1.   Ingeval de Commissie in het kader van de EU-garantie een betaling doet, gaat de EIB in naam en voor rekening van de Commissie over tot invordering van de schuldvorderingen die uit de betaalde bedragen voortvloeien.

2.   Uiterlijk op de datum van de ondertekening van de in artikel 14 bedoelde garantieovereenkomst ondertekenen de Commissie en de EIB een afzonderlijke overeenkomst waarin de nadere voorschriften en procedures voor de invordering van schuldvorderingen worden vastgelegd.

Artikel 16

Externe controle door de Rekenkamer

De EU-garantie en de uitkeringen en terugvorderingen op grond van de EU-garantie die aan de algemene begroting van de Unie toe te rekenen zijn, worden door de Rekenkamer gecontroleerd.

Artikel 17

Fraudebestrijdingsmaatregelen

1.   De EIB brengt OLAF onverwijld op de hoogte en zij verstrekt het de nodige informatie wanneer zij, op enig moment bij de voorbereiding, uitvoering of afsluiting van een project onder EU-garantie, gegronde redenen heeft om te vermoeden dat er sprake is van een mogelijk geval van fraude, corruptie, witwassen van geld of andere onwettige activiteit vaststelt waardoor de financiële belangen van de Unie mogelijk worden geschaad.

2.   OLAF kan, in overeenstemming met de bepalingen en procedures van Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad (14), Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad (15) en Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad (16) onderzoeken uitvoeren, met inbegrip van controles en verificaties ter plaatse, ter bescherming van de financiële belangen van de Unie, om vast te stellen of er sprake is van fraude, corruptie, witwassen van geld of een andere onwettige activiteit die de financiële belangen van de Unie schaadt in verband met een financieringsverrichting. OLAF kan de bij haar onderzoeken verkregen informatie doorgeven aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaten.

Indien er bewijs voor de onwettige activiteiten voorhanden is, is de EIB behulpzaam bij het terugvorderen van middelen met betrekking tot haar financieringsverrichtingen en haar verantwoordelijkheidsdomein.

3.   De ondertekende financieringsovereenkomsten met betrekking tot uit hoofde van dit besluit ondersteunde projecten bevatten clausules die de opschorting van EIB-financieringsverrichtingen en, indien nodig, passende invorderingsmaatregelen mogelijk maken in gevallen van fraude, corruptie of een andere onwettige activiteit. De beslissing tot opschorting of intrekking van de EIB-financiering wordt door de EIB genomen nadat alle omstandigheden en risico's naar behoren in aanmerking zijn genomen.

4.   De EIB houdt haar enig loket voor bestrijding van corruptie en fraude ter beschikking van haar personeel en alle belanghebbende partijen.

5.   De EIB maakt bij financieringsverrichtingen gebruik van haar mechanisme tot uitsluiting van bij fraude en corruptie betrokken partners, mede omvattende de voor opneming in de Centrale Gegevensbank van uitsluitingen van de Unie geldende criteria voor uitsluiting, en zorgt ervoor dat de rechten van alle partijen in acht worden genomen.

Artikel 18

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.   De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.   De in artikel 4 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met ingang van 11 mei 2014.

3.   De in artikel 4 bedoelde bevoegdheidsdelegatie kan te allen tijde door het Europees Parlement of door de Raad worden ingetrokken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit bepaalde bevoegdheid. Het besluit treedt in werking op de dag volgend op de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een in het besluit genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.   Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling vaststelt, doet zij deze gelijktijdig aan het Europees Parlement en de Raad toekomen.

5.   Een overeenkomstig artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt pas in werking indien het Europees Parlement noch de Raad binnen twee maanden na kennisgeving van die handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien het Europees Parlement en de Raad, vóór het verstrijken van die periode, aan de Commissie hebben meegedeeld dat zij geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 19

Tussentijdse evaluatie

De Commissie dient uiterlijk op 31 december 2016, in samenwerking met de EIB, bij het Europees Parlement en de Raad een tussentijds evaluatieverslag over de toepassing van dit besluit in, in voorkomend geval vergezeld van een voorstel tot wijziging ervan. Het tussentijds verslag wordt gebaseerd op een onafhankelijke externe evaluatie en de bijdrage van de EIB.

Dit verslag bevat met name de volgende informatie:

a)

een beoordeling van de toepassing van het toewijzingsbeleid;

b)

een beoordeling van de rapportage door de EIB en in voorkomend geval passende aanbevelingen ter verbetering van die rapportage;

c)

een beoordeling van het KMR, de prestatie-indicatoren en -criteria inbegrepen, en de bijdrage die deze aan het verwezenlijken van de doelstellingen van dit besluit hebben geleverd;

d)

een uitvoerige beschrijving van de criteria die bij de aanbeveling betreffende de volledige of gedeeltelijke vrijmaking van het facultatieve aanvullende bedrag.

Artikel 20

Eindverslag

De Commissie dient uiterlijk op 31 december 2021 bij het Europees Parlement en de Raad een eindverslag over de toepassing van dit besluit in.

Artikel 21

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Straatsburg, 16 april 2014.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

M. SCHULZ

Voor de Raad

De voorzitter

D. KOURKOULAS


(1)  Standpunt van het Europees Parlement van 11 maart 2014 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 14 april 2014.

(2)  Besluit nr. 1080/2011/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 tot verlening van een EU-garantie voor verliezen van de Europese Investeringsbank op leningen en leninggaranties voor projecten buiten de Unie en houdende intrekking van Besluit nr. 633/2009/EG (PB L 280 van 27.10.2011, blz. 1).

(3)  Verordening (EG, Euratom) nr. 480/2009 van de Raad van 25 mei 2009 tot instelling van een Garantiefonds (PB L 145 van 10.6.2009, blz. 10).

(4)  Verordening (EU) nr. 236/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2014 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels en procedures voor de uitvoering van de instrumenten van de Unie voor extern optreden (PB L 77 van 15.3.2014, blz. 95).

(5)  Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1).

(6)  Verordening (EU) nr. 231/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2014 tot vaststelling van het instrument voor pretoetredingssteun (IPA II) (PB L 77 van 15.3.2014, blz. 11).

(7)  Verordening (EU) nr. 232/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2014 tot vaststelling van het Europees nabuurschapsinstrument (ENI) (PB L 77 van 15.3.2014, blz. 27).

(8)  Verordening (EU) nr. 233/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2014 tot vaststelling van het ontwikkelingssamenwerkingsinstrument voor de periode 2014-2020 (PB L 77 van 15.3.2014, blz. 44).

(9)  Verordening (EU) nr. 234/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2014 tot vaststelling van het partnerschapsinstrument voor samenwerking met derde landen (PB L 77 van 15.3.2014, blz. 77).

(10)  Verordening (EU) nr. 235/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2014 tot vaststelling van het instrument voor de bevordering van democratie en mensenrechten in de wereld (PB L 77 van 15.3.2014, blz. 85).

(11)  Verordening (EU) nr. 230/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2014 tot vaststelling van het stabiliteits- en vredesinstrument (PB L 77 van 15.3.2014, blz. 1).

(12)  Verordening (EU) nr. 237/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2013 tot vaststelling van het instrument voor samenwerking op het gebied van nucleaire veiligheid (PB L 77 van 15.3.2014, blz. 109).

(13)  Deze benaming laat de standpunten over de status onverlet en is in overeenstemming met de resolutie 1244(1999) van de VN-Veiligheidsraad en het advies van het Internationaal Gerechtshof over de onafhankelijkheidsverklaring van Kosovo.

(14)  Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).

(15)  Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2).

(16)  Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (PB L 312 van 23.12.1995, blz. 1).


BIJLAGE I

REGIONALE PLAFONDS

A.

Pretoetredingslanden: 8 739 322 000 EUR.

B.

Nabuurschaps- en partnerschapslanden: 14 437 225 000 EUR, uitgesplitst in de volgende indicatieve subplafonds:

i)

Middellandse Zeegebied: 9 606 200 000 EUR;

ii)

Oost-Europa, zuidelijke Kaukasus en Rusland: 4 831 025 000 EUR.

C.

Azië en Latijns-Amerika: 3 407 295 000 EUR, uitgesplitst in de volgende indicatieve subplafonds:

i)

Latijns-Amerika: 2 288 870 000 EUR;

ii)

Azië: 936 356 000 EUR;

iii)

Centraal-Azië: 182 069 000 EUR.

D.

Zuid-Afrika: 416 158 000 EUR.

De bestuursorganen van de EIB kunnen, na raadpleging van de Commissie, besluiten binnen het totale vaste plafond een bedrag van ten hoogste 20 % van de subregionale maxima binnen de regio's, en van ten hoogste 10 % van de regionale plafonds tussen de regio's, opnieuw toe te wijzen.


BIJLAGE II

REGIO'S EN LANDEN DIE IN AANMERKING KUNNEN KOMEN

A.   Pretoetredingslanden

1.

Kandidaat-lidstaten

IJsland, voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Montenegro, Servië, Turkije

2.

Mogelijke kandidaat-lidstaten

Albanië, Bosnië en Herzegovina, Kosovo

B.   Nabuurschaps- en partnerschapslanden

1.

Mediterrane landen

Algerije, Egypte, Israël, Jordanië, Libanon, Libië, Marokko, Palestina, Syrië, Tunesië

2.

Oost-Europa, zuidelijke Kaukasus en Rusland

Oost-Europa: Belarus, Republiek Moldavië, Oekraïne

Zuidelijke Kaukasus: Armenië, Azerbeidzjan, Georgië

Rusland

C.   Azië en Latijns-Amerika

1.

Latijns-Amerika

Argentinië, Bolivia, Brazilië, Chili, Colombia, Costa Rica, Cuba, Ecuador, El Salvador, Guatemala, Honduras, Mexico, Nicaragua, Panama, Paraguay, Peru, Uruguay, Venezuela

2.

Azië

Afghanistan, Bangladesh, Bhutan, Brunei, Cambodja, China (met inbegrip van de speciale administratieve regio's Hongkong en Macau), India, Indonesië, Irak, Laos, Maleisië, Maldiven, Mongolië, Myanmar/Birma, Nepal, Pakistan, de Filipijnen, Singapore, Zuid-Korea, Sri Lanka, Taiwan, Thailand, Vietnam, Jemen

3.

Centraal-Azië

Kazachstan, Kirgizië, Oezbekistan, Tadzjikistan, Turkmenistan

D.   Zuid-Afrika

Zuid-Afrika


BIJLAGE III

REGIO'S EN LANDEN DIE IN AANMERKING KOMEN

A.   Pretoetredingslanden

1.

Kandidaat-lidstaten

IJsland, voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Montenegro, Servië, Turkije

2.

Mogelijke kandidaat-lidstaten

Albanië, Bosnië en Herzegovina, Kosovo

B.   Nabuurschaps- en partnerschapslanden

1.

Mediterrane landen

Algerije, Egypte, Israël, Jordanië, Libanon, Libië, Marokko, Palestina, Tunesië

2.

Oost-Europa, zuidelijke Kaukasus en Rusland

Oost-Europa: Republiek Moldavië, Oekraïne

Zuidelijke Kaukasus: Armenië, Azerbeidzjan, Georgië

Rusland

C.   Azië en Latijns-Amerika

1.

Latijns-Amerika

Argentinië, Bolivia, Brazilië, Chili, Colombia, Costa Rica, Ecuador, El Salvador, Guatemala, Honduras, Mexico, Nicaragua, Panama, Paraguay, Peru, Uruguay, Venezuela

2.

Azië

Bangladesh, Brunei, Bhutan, Cambodja, China (met inbegrip van de speciale administratieve regio's Hongkong en Macau), India, Indonesië, Irak, Laos, Maleisië, Maldiven, Mongolië, Myanmar/Birma, Nepal, Pakistan, de Filipijnen, Singapore, Zuid-Korea, Sri Lanka, Thailand, Vietnam, Jemen

3.

Centraal-Azië

Kazachstan, Kirgizië, Oezbekistan, Tadzjikistan, Turkmenistan

D.   Zuid-Afrika

Zuid-Afrika


BIJLAGE IV

KADER VOOR REGIONAAL BELEID

De EIB-activiteit in de partnerlanden die deelnemen aan het pretoetredingsproces vindt plaats in het kader van de toetredings- en de Europese partnerschappen, waarin met het oog op verdere toenadering tot de Unie de prioriteiten voor de kandidaat-lidstaten en mogelijke kandidaat-lidstaten zijn vastgelegd, en die in een raamwerk voor de steunverlening door de Unie voorzien. Het stabilisatie- en associatieproces is het beleidskader van de Unie voor de westelijke Balkan. Het is gebaseerd op een groeiend partnerschap, waarin de Unie een combinatie van handelsconcessies, economische en financiële bijstand en contractuele betrekkingen aanbiedt via stabilisatie- en associatieovereenkomsten. Financiële pretoetredingssteun helpt kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaat-lidstaten om zich voor te bereiden op de verplichtingen en uitdagingen die het lidmaatschap van de Unie meebrengt. Deze bijstand ondersteunt het hervormingsproces, met inbegrip van de voorbereiding op het uiteindelijke lidmaatschap, waarbij het accent wordt gelegd op institutionele opbouw, aanpassing aan het acquis van de Unie, voorbereiding op de beleidslijnen en instrumenten van de Unie, en bevordering van maatregelen voor het verwezenlijken van economische convergentie.

De EIB-activiteit in nabuurschapslanden vindt plaats in het kader van het nieuw Europees nabuurschapsbeleid zoals uiteengezet in de Gezamenlijke verklaring met als titel „Inspelen op de veranderingen in onze buurlanden”, die op 25 mei 2011 werd aangenomen door de Hoge vertegenwoordiger van de Unie voor Buitenlandse zaken en Veiligheidsbeleid en de Commissie, en de conclusies van de Raad van 20 juni 2011, waarin met name wordt gevraagd meer steun te verlenen aan partnerlanden die zich inzetten voor het bouwen van een democratische maatschappij en die hervormingen doorvoeren — overeenkomstig de beginselen „meer voor meer” en „wederzijdse verantwoordingsplicht” — en verschaft een strategisch beleidskader voor de betrekkingen van de Unie met de buurlanden. In het kader van deze samenwerking is de in dit besluit bedoelde EIB-financiering ook gericht op beleidsmaatregelen ter bevordering van inclusieve groei en het scheppen van banen waarmee wordt bijgedragen tot sociale stabiliteit volgens een op stimulansen gebaseerde aanpak ter ondersteuning van de doelstellingen van het externe beleid van de Unie, ook met betrekking tot de migratieproblematiek.

Om deze doelstellingen te bereiken voeren de Unie en haar partners gezamenlijk overeengekomen bilaterale actieplannen uit waarin een reeks prioriteiten is vastgelegd met betrekking tot politieke en veiligheidskwesties, economische en handelsaangelegenheden, milieu- en sociale aangelegenheden en integratie van vervoers- en energienetwerken.

De Unie voor het Middellandse Zeegebied, het oostelijke partnerschap, de synergie voor het Zwarte Zeegebied, de Uniestrategie voor het Donaugebied en de Uniestrategie voor de Oostzeeregio zijn multilaterale en regionale initiatieven welke erop gericht zijn de samenwerking te bevorderen tussen de Unie en de desbetreffende groep naburige partnerlanden die met gemeenschappelijke uitdagingen worden geconfronteerd en/of een gemeenschappelijke geografische omgeving hebben. De Unie voor het Middellandse Zeegebied beoogt het Europees-mediterrane integratieproces nieuw leven in te blazen door de gezamenlijke en solidaire ontwikkeling op economisch, sociaal en milieugebied aan beide zijden van de Middellandse Zee te ondersteunen. Zij verleent bijstand met het oog op een betere sociaaleconomische ontwikkeling, solidariteit, regionale integratie, duurzame ontwikkeling en kennisopbouw, en plaatst daarbij de behoefte aan grotere financiële samenwerking ter ondersteuning van regionale en transnationale projecten op de voorgrond. De Unie voor het Middellandse Zeegebied steunt met name de aanleg van snelwegen op zee en te land, de sanering van de Middellandse Zee, het mediterraan plan voor zonne-energie, het mediterraan initiatief voor bedrijfsontwikkeling, de civiele bescherming en de Europees-mediterrane universiteit.

Met het oostelijke partnerschap wordt beoogd de voorwaarden voor snellere politieke associatie en verdere economische integratie tussen de Unie en de oostelijke partnerlanden tot stand te brengen. Het oostelijk partnerschap zal een extra impuls geven aan de economische en sociale en de regionale ontwikkeling van de partnerlanden. Het zal, ook in de financiële sector, goed bestuur faciliteren, regionale ontwikkeling en sociale samenhang bevorderen en sociaaleconomische ongelijkheid in de partnerlanden helpen verminderen.

De strategie van de Unie voor de Oostzeeregio steunt een duurzaam milieu en een optimale economische en maatschappelijke ontwikkeling in de Oostzeeregio. De Uniestrategie voor het Donaugebied steunt in het bijzonder de ontwikkeling van vervoer, energieverbindingen en veiligheid, een duurzaam milieu en maatschappelijke en economische ontwikkeling in het Donaugebied. Met het oostelijke partnerschap wordt beoogd de voorwaarden voor snellere politieke associatie en verdere economische integratie tussen de Unie en de oostelijke partnerlanden tot stand te brengen. Rusland en de Unie zijn verbonden in een uitgebreid strategisch partnerschap, dat naast het Europees nabuurschapsbeleid bestaat en dat in gemeenschappelijke ruimten en roadmaps tot uitdrukking komt. Deze worden op multilateraal niveau aangevuld met de noordelijke dimensie, die een kader biedt voor samenwerking tussen de Unie, Rusland, Noorwegen en IJsland; Belarus, Canada en de Verenigde Staten zijn waarnemers bij de noordelijke dimensie.

De EIB-activiteit in Latijns-Amerika vindt plaats in het kader van het strategische partnerschap tussen de EU en Latijns-Amerika en het Caribische gebied. Zoals in de mededeling van de Commissie van 30 september 2009 aan het Europees Parlement en de Raad met als titel „De Europese Unie en Latijns-Amerika: een partnerschap van wereldspelers” wordt benadrukt, bestaan de prioriteiten van de Unie bij de samenwerking met Latijns-Amerika erin de regionale integratie te versterken en armoede en sociale ongelijkheid uit te bannen, teneinde een duurzame economische en maatschappelijke ontwikkeling te bevorderen. Bij het nastreven van deze beleidsdoelstellingen zal rekening worden gehouden met de uiteenlopende mate van ontwikkeling van de Latijns-Amerikaanse landen. De bilaterale dialoog en samenwerking zal worden voortgezet op gebieden van gemeenschappelijk belang voor beide regio's, zoals milieu, klimaatverandering, risicobeperking bij rampen, energie, wetenschap, onderzoek, hoger onderwijs, technologie en innovatie.

In Azië bouwt de Unie haar strategische partnerschappen met China en India verder uit en voert zij onderhandelingen over nieuwe partnerschaps- en vrijhandelsovereenkomsten met Zuidoost-Aziatische landen. Tegelijkertijd blijft ontwikkelingssamenwerking hoog op de agenda van de Unie voor Azië staan; met de uniale ontwikkelingsstrategie voor de Aziatische regio wordt beoogd armoede uit te bannen door een breed gedragen duurzame economische groei te ondersteunen, de totstandkoming te bevorderen van een omgeving en omstandigheden die handel en integratie binnen de regio in de hand werken, de governance te verbeteren, de politieke en sociale stabiliteit te vergroten, en tot de verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling 2015 bij te dragen. Momenteel worden beleidsmaatregelen getroffen met het oog op een gezamenlijke aanpak van gemeenschappelijke uitdagingen, zoals klimaatverandering, duurzame ontwikkeling, veiligheid en stabiliteit, governance en mensenrechten, alsook preventie van en reactie op humanitaire en natuurrampen.

De op 21-22 juni 2007 door de Europese Raad goedgekeurde strategie van de Unie voor een nieuw partnerschap met Centraal-Azië heeft geleid tot intensivering van de regionale en bilaterale dialoog en van de samenwerking van de Unie met Centraal-Aziatische landen met betrekking tot belangrijke vraagstukken waarmee de regio wordt geconfronteerd, zoals armoedebestrijding, duurzame ontwikkeling en stabiliteit. De uitvoering van de strategie heeft grote vorderingen teweeggebracht op het gebied van mensenrechten, rechtsstatelijkheid, goed bestuur en democratie, onderwijs, economische ontwikkeling, handel en investeringen, energie en vervoer en milieubeleid.

De EIB-activiteit in Zuid-Afrika vindt plaats in het kader van het gemeenschappelijke landenstrategiedocument van de Unie voor Zuid-Afrika. De in het strategiedocument gesignaleerde kerngebieden zijn banencreatie en ontwikkeling van capaciteit voor dienstverlening en sociale samenhang. De EIB-activiteit in Zuid-Afrika is altijd sterk complementair geweest met het programma inzake ontwikkelingssamenwerking van de Unie, met name doordat de EIB het accent heeft gelegd op ondersteuning van de particuliere sector en investeringen in infrastructuuruitbouw en sociale diensten (huisvesting, elektriciteitsvoorziening, drinkwaterzuivering en gemeentelijke infrastructuur). In het kader van de in 2009-2010 uitgevoerde tussentijdse evaluatie van het landenstrategiedocument van de Unie voor Zuid-Afrika is voorgesteld de acties ter bestrijding van klimaatverandering te intensiveren door middel van activiteiten die de schepping van groene arbeidsplaatsen ondersteunen. Voor de periode 2014-2020 wordt verwacht dat de EIB-activiteit het beleid, de programma's en instrumenten voor het externe optreden van de EU zal aanvullen door verder in te zetten op belangrijke prioriteiten in de betrekkingen tussen de EU en Zuid-Afrika, teneinde billijke en duurzame groei te bevorderen, bij te dragen aan banencreatie en capaciteitsontwikkeling, en de duurzame voorziening van en gelijke toegang tot basisinfrastructuur en diensten te ondersteunen.


Top