Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32013H0099

2013/99/EU: Aanbeveling van de Commissie van 19 februari 2013 betreffende een gecoördineerd controleplan ter opsporing van frauduleuze praktijken bij de handel in bepaalde levensmiddelen

PB L 48 van 21.2.2013, p. 28–32 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/reco/2013/99/oj

21.2.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 48/28


AANBEVELING VAN DE COMMISSIE

van 19 februari 2013

betreffende een gecoördineerd controleplan ter opsporing van frauduleuze praktijken bij de handel in bepaalde levensmiddelen

(2013/99/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (1), en met name artikel 53,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens artikel 53 van Verordening (EG) nr. 882/2004 is de Commissie gemachtigd om indien nodig op ad-hocbasis georganiseerde gecoördineerde plannen aan te bevelen, in het bijzonder om de ruime aanwezigheid van risico’s in diervoeders, levensmiddelen of dieren vast te stellen.

(2)

In Richtlijn 2000/13/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 maart 2000 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgeving der lidstaten inzake etikettering en presentatie van levensmiddelen (2) alsmede inzake de daarvoor gemaakte reclame zijn voor alle levensmiddelen geldende regels van de Unie vastgelegd inzake de etikettering van levensmiddelen.

(3)

Overeenkomstig Richtlijn 2000/13/EG mogen de etikettering en de wijze waarop deze is uitgevoerd de consument niet misleiden, onder meer ten aanzien van de kenmerken van het levensmiddel, met inbegrip van zijn ware aard en identiteit. Verder moet, bij ontbreken van specifieke nationale of EU-regels, de verkoopbenaming de benaming zijn die gebruikelijk is in de lidstaat waar het levensmiddel wordt verkocht, dan wel een omschrijving van het levensmiddel die zo duidelijk is gesteld dat de koper daaruit de ware aard van het product kan opmaken.

(4)

Bovendien moeten alle ingrediënten worden vermeld op het etiket van voor de eindgebruiker of instellingen bestemde voorverpakte levensmiddelen. In het bijzonder moeten levensmiddelen die vlees als ingrediënt bevatten, wanneer zij voor de eindgebruiker of instellingen zijn bestemd, ook de diersoort waarvan het vlees afkomstig is, rechtstreeks op de verpakking of op een daaraan gehecht etiket vermelden. Indien een ingrediënt in de benaming van het levensmiddel wordt vermeld, moet de hoeveelheid ervan, uitgedrukt in procenten, ook in de lijst van ingrediënten worden opgenomen, teneinde te vermijden dat de consument zou worden misleid met betrekking tot de identiteit en de samenstelling van het levensmiddel.

(5)

Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (3) voorziet in aanvullende voorschriften inzake etikettering die op specifieke levensmiddelen van toepassing zijn. In het bijzonder bepaalt zij dat pakketten die bestemd zijn voor de eindgebruiker en die gehakt vlees bevatten van onder meer eenhoevigen, een opschrift moeten dragen waarop staat dat dergelijke producten vóór consumptie moeten worden gekookt, indien en voor zover de nationale regels van de lidstaat op het grondgebied waarvan het product in de handel wordt gebracht dit voorschrijven.

(6)

In sectie III van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 853/2004 wordt voorgeschreven dat exploitanten van een levensmiddelenbedrijf die een slachthuis beheren, de informatie over de voedselketen aangaande alle andere dieren dan vrij wild die naar het slachthuis worden gebracht of daarvoor bestemd zijn, moeten opvragen, ontvangen, controleren en er actief gebruik van maken. De relevante gegevens over de voedselketen dienen met name betrekking te hebben op de toegediende geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik die de dieren binnen een relevante periode hebben ondergaan, tezamen met de data van toediening of behandeling en wachttijden, wanneer er een wachttijd is. In Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (4) wordt onder meer voorgeschreven dat officiële dierenartsen controles en inspecties moeten uitvoeren. In het bijzonder moeten de officiële dierenartsen alle relevante gegevens verkregen uit de documenten van het bedrijf van herkomst van de voor de slacht bestemde dieren, met inbegrip van de gegevens over de voedselketen, controleren en analyseren, en bij de antemortem- en postmortemkeuring met de gedocumenteerde resultaten van die controle en analyse rekening houden.

(7)

Na officiële controles die sinds december 2012 in een aantal lidstaten worden uitgevoerd, werd de Commissie ervan in kennis gesteld dat bepaalde voorverpakte producten paardenvlees bevatten, dat niet werd vermeld in de lijst van ingrediënten rechtstreeks op de verpakking of op een daaraan gehecht etiket. In plaats daarvan verwees de benaming van bepaalde van dergelijke levensmiddelen en/of de begeleidende lijst van ingrediënten op misleidende wijze uitsluitend naar de aanwezigheid van rundvlees.

(8)

Overeenkomstig artikel 17 van Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (5) moeten de exploitanten van levensmiddelenbedrijven ervoor zorgen dat de levensmiddelen in alle stadia van de productie, verwerking en distributie in de bedrijven onder hun beheer voldoen aan de voorschriften van de levensmiddelenwetgeving die van toepassing zijn op hun bedrijvigheid en controleren of deze voorschriften metterdaad worden nageleefd.

(9)

Paarden vormen een diersoort die „voedselproducerend” of „niet-voedselproducerend” kan zijn. Fenylbutazon is een diergeneesmiddel waarvan het gebruik uitsluitend bij niet-voedselproducerende dieren is toegestaan krachtens Verordening (EU) nr. 37/2010 van de Commissie van 22 december 2009 betreffende farmacologisch werkzame stoffen en de indeling daarvan op basis van maximumwaarden voor residuen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong (6). Dienovereenkomstig mogen niet-voedselproducerende paarden, die ooit met fenylbutazon zijn behandeld, niet in de voedselketen komen. Rekening houdend met de frauduleuze praktijken met betrekking tot de aanwezigheid in bepaalde voedselproducten van paardenvlees dat niet op het etiket werd vermeld, is het met het oog op preventie noodzakelijk om na te gaan of niet-voedselproducerende, met fenylbutazon behandelde paarden in de voedselketen zijn terechtgekomen.

(10)

Het is derhalve noodzakelijk dat de Commissie er bij de lidstaten op aandringt gedurende één maand een gecoördineerd controleplan uit te voeren ter opsporing van frauduleuze praktijken bij de handel in bepaalde levensmiddelen. Deze periode kan met nog twee maanden worden verlengd.

(11)

Het aanbevolen controleplan moet bestaan uit twee acties.

(12)

De eerste actie moet bestaan uit passende controles, op het niveau van de detailhandel, van levensmiddelen die voor de eindgebruiker of instellingen zijn bestemd en die in de handel gebracht en/of geëtiketteerd zijn als bevattende rundvlees. Deze controles kunnen ook worden uitgebreid tot andere inrichtingen (bijvoorbeeld koelhuizen). Deze controles zijn erop gericht vast te stellen of dergelijke producten paardenvlees bevatten dat niet naar behoren op de verpakking is geëtiketteerd, dan wel of, bij niet-voorverpakte levensmiddelen, informatie met betrekking tot de aanwezigheid ervan niet ter beschikking is gesteld van de consument of instellingen. Dergelijke controles moeten worden uitgevoerd bij een representatief monster.

(13)

Er bestaan betrouwbare methoden waarmee met voldoende zekerheid de aanwezigheid van eiwitten van niet-vermelde soorten in een monster kan worden opgespoord. Het referentielaboratorium van de Europese Unie voor dierlijke eiwitten in diervoeders kan nuttig advies over deze methoden en het gebruik ervan verstrekken. De bevoegde autoriteiten dienen zich te baseren op het advies van dat laboratorium met betrekking tot de methoden die kunnen worden gebruikt.

(14)

De tweede actie moet bestaan uit passende controles in inrichtingen voor de bewerking van paardenvlees dat voor menselijke consumptie is bestemd, met inbegrip van voedsel van oorsprong uit derde landen, voor de opsporing van residuen van fenylbutazon. Deze controles moeten eveneens worden uitgevoerd bij een representatief monster, rekening houdend met de productie- en invoercijfers. Het is passend in dit geval te verwijzen naar de methoden waarin Beschikking 2002/657/EG van de Commissie van 12 augustus 2002 ter uitvoering van Richtlijn 96/23/EG van de Raad wat de prestaties van analysemethoden en de interpretatie van resultaten betreft (7) voorziet.

(15)

De lidstaten moeten de resultaten van deze controles regelmatig aan de Commissie mededelen, teneinde de bevindingen te beoordelen en over een passende handelwijze te besluiten.

(16)

Na raadpleging van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE AANBEVELING VASTGESTELD:

Het is gewenst dat de lidstaten een gecoördineerd controleplan toepassen, in overeenstemming met de bijlage bij deze aanbeveling, dat bestaat uit de volgende acties:

a)

officiële controles van levensmiddelen die voor de eindgebruiker of instellingen zijn bestemd en die in de handel gebracht en/of geëtiketteerd zijn als bevattende rundvlees; alsmede

b)

officiële controles van paardenvlees dat voor menselijke consumptie is bestemd, om residuen van fenylbutazon op te sporen.

Gedaan te Brussel, 19 februari 2013.

Voor de Commissie

Tonio BORG

Lid van de Commissie


(1)  PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1.

(2)  PB L 109 van 6.5.2000, blz. 29.

(3)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55.

(4)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 206.

(5)  PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1.

(6)  PB L 15 van 20.1.2010, blz. 1.

(7)  PB L 221 van 17.8.2002, blz. 8.


BIJLAGE

Gecoördineerd controleplan ter opsporing van frauduleuze praktijken bij de handel in bepaalde levensmiddelen

I.   ACTIES EN TOEPASSINGSGEBIED VAN HET GECOÖRDINEERD CONTROLEPLAN

Het gecoördineerd controleplan moet bestaan uit twee acties:

ACTIE 1:   Controles van levensmiddelen die in de handel gebracht en/of geëtiketteerd zijn als bevattende rundvlees

A.   Productomschrijving

1.

Levensmiddelen die in de handel gebracht en/of geëtiketteerd zijn als bevattende rundvlees (bijvoorbeeld gehakt vlees, vleesproducten en vleesbereidingen) die in de volgende categorieën vallen:

a)

voorverpakte levensmiddelen die voor de eindgebruiker of instellingen zijn bestemd en die zijn geëtiketteerd als bevattende rundvlees;

b)

in de handel gebrachte en/of anderszins als bevattende rundvlees aangeduide levensmiddelen die niet voorverpakt ten verkoop aan de eindverbruiker of instellingen worden aangeboden of die op de plaats van verkoop op verzoek van de koper worden verpakt of met het oog op de onmiddellijke verkoop worden voorverpakt.

2.

Voor de toepassing van dit gecoördineerd controleplan geldt de definitie van „voorverpakte levensmiddelen” van artikel 1, lid 3, onder b), van Richtlijn 2000/13/EG.

3.

Voor de toepassing van dit gecoördineerd controleplan gelden de definities van „gehakt vlees”, „vleesbereidingen” en „vleesproducten” van de punten 1.13, 1.15 en 7.1 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 853/2004.

B.   Doelstelling

De bevoegde autoriteiten moeten officiële controles uitvoeren om vast te stellen of de in punt A bedoelde producten paardenvlees bevatten dat niet naar behoren op de verpakking is geëtiketteerd, dan wel of, bij niet-voorverpakte levensmiddelen, informatie met betrekking tot de aanwezigheid ervan niet overeenkomstig de bepalingen van de Unie en, in voorkomend geval, nationale bepalingen ter beschikking is gesteld van de consument of instellingen.

C.   Bemonsteringsplaatsen en -procedure

1.

Het monster moet representatief zijn voor de betrokken producten en betrekking hebben op een reeks producten.

2.

De bemonstering van de producten moet worden uitgevoerd op het niveau van de detailhandel (bijvoorbeeld in supermarkten, kleinere winkels, bij slagers) en kan ook tot andere inrichtingen (bijvoorbeeld koelhuizen) worden uitgebreid.

D.   Aantallen monsters en modaliteiten

Onderstaande tabel biedt een overzicht van het aanbevolen indicatieve minimumaantal monsters dat moet worden genomen in de in sectie II beschreven periode. De bevoegde autoriteiten wordt verzocht indien mogelijk meer monsters te nemen. De verdeling van de monsters over de lidstaten is gebaseerd op de bevolkingsaantallen, met een minimumaantal van 10 monsters van de betrokken producten per lidstaat per kalendermaand, zoals in sectie II wordt aangegeven.

Levensmiddelen die in de handel gebracht en/of geëtiketteerd zijn als bevattende rundvlees

Land van verkoop

Aanbevolen indicatief aantal monsters per maand

Frankrijk, Duitsland, Italië, Verenigd Koninkrijk, Spanje, Polen

150

Roemenië, Nederland, België, Griekenland, Portugal, Tsjechië, Hongarije, Zweden, Oostenrijk, Bulgarije

100

Litouwen, Slowakije, Denemarken, Ierland, Finland, Letland

50

Slovenië, Estland, Cyprus, Luxemburg, Malta

10

E.   Methoden

De bevoegde autoriteiten moeten bij voorkeur gebruikmaken van de door het EU-referentielaboratorium voor dierlijke eiwitten in diervoeders aanbevolen methode(n), op: http://eurl.craw.eu/en/164/legal-sources-and-sops.

ACTIE 2:   Controles van paardenvlees dat voor menselijke consumptie is bestemd

A.   Productomschrijving

Vlees van paarden, ezels, muildieren of muilezels, vers, gekoeld of bevroren, dat is ingedeeld onder code 0205 van de gecombineerde nomenclatuur en dat voor menselijke consumptie is bestemd.

B.   Doelstelling

De bevoegde autoriteiten moeten officiële controles uitvoeren om de mogelijke aanwezigheid van residuen van fenylbutazon in de in punt A bedoelde producten op te sporen.

C.   Bemonsteringsplaatsen en -procedure

De bemonstering van de producten moet worden uitgevoerd in inrichtingen voor de bewerking van de in punt A bedoelde producten (bijvoorbeeld slachthuizen, grensinspectieposten).

D.   Aantallen monsters en modaliteiten

Het aanbevolen minimumaantal van de monsters die binnen de in sectie II vermelde periode moeten worden genomen, moet worden vastgesteld op één monster per 50 ton van het in punt A bedoelde product, met een minimum van vijf monsters per lidstaat.

E.   Methoden

De bevoegde autoriteiten moeten gebruikmaken van methoden die aan de hand van Beschikking 2002/657/EG zijn gevalideerd. Voor de residuen die zijn opgenomen in groep A, punt 5, en groep B, punt 2, onder a), b) en e), van de lijst van bijlage I bij Richtlijn 96/23/EG van de Raad (1), zijn dergelijke methoden beschikbaar op de website van het Europees referentielaboratorium voor residuen van diergeneesmiddelen en contaminanten in levensmiddelen van dierlijke oorsprong: http://fis-vl.bund.de/Public/irc/fis-vl/Home/main.

II.   DUUR VAN HET GECOÖRDINEERD CONTROLEPLAN

Het gecoördineerd controleplan moet worden toegepast gedurende een periode van één maand vanaf de datum van goedkeuring van deze aanbeveling of uiterlijk vanaf 1 maart 2013.

III.   RAPPORTAGE VAN DE RESULTATEN

1.

De bevoegde autoriteiten moeten de samenvatting van de volgende gegevens rapporteren voor elk van de in sectie I van deze bijlage bedoelde acties:

a)

het aantal genomen monsters per productsoort;

b)

de gebruikte analysemethode(n) en het type toegepaste analyse;

c)

het aantal positieve bevindingen;

d)

de follow-upcontroles die zijn uitgevoerd als reactie op positieve bevindingen bij de onder actie 1, punt A, bedoelde producten wanneer de aanwezigheid van meer dan 1 % paardenvlees is opgespoord;

e)

de follow-upcontroles die zijn uitgevoerd als reactie op positieve bevindingen bij de producten onder actie 2, punt A;

f)

de resultaten van de follow-upcontroles;

g)

met betrekking tot positieve bevindingen in de onder actie 2, punt A, bedoelde producten, het land waar het betrokken dier voor slachting werd gecertificeerd.

Het verslag moet worden medegedeeld aan de Commissie binnen de 15 dagen vanaf het einde van de in sectie II vermelde periode van één maand.

Het rapport moet worden ingediend in overeenstemming met de vorm die door de Commissie is vastgesteld.

2.

De bevoegde autoriteiten moeten alle positieve resultaten van de officiële controles die zijn uitgevoerd in het kader van de acties 1 en 2, onmiddellijk via het systeem voor snelle waarschuwing voor levensmiddelen en diervoeders aan de Commissie rapporteren.

3.

De bevoegde autoriteiten moeten ook de resultaten van alle op hun verzoek door de exploitanten van levensmiddelenbedrijven uitgevoerde controles aan de Commissie rapporteren. Dergelijke gegevens moeten vergezeld gaan van de in punt 1 bedoelde gegevens en moeten worden ingediend in overeenstemming met de vorm die door de Commissie is vastgesteld.


(1)  PB L 125 van 23.5.1996, blz. 10.


Top