EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32011D0940

Besluit nr. 940/2011/EU van het Europees Parlement en de Raad van 14 september 2011 betreffende het Europees Jaar voor actief ouder worden en solidariteit tussen de generaties (2012) Voor de EER relevante tekst

PB L 246 van 23.9.2011, p. 5–10 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2011/940/oj

23.9.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 246/5


BESLUIT Nr. 940/2011/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 14 september 2011

betreffende het Europees Jaar voor actief ouder worden en solidariteit tussen de generaties (2012)

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 153, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Na raadpleging van het Comité van de Regio's,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 147, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) draagt de Unie bij tot een hoog werkgelegenheidsniveau door samenwerking tussen de lidstaten aan te moedigen en hun maatregelen te steunen en, indien nodig, aan te vullen.

(2)

Overeenkomstig artikel 153, lid 1, VWEU wordt het optreden van de lidstaten door de Unie ondersteund en aangevuld met betrekking tot de arbeidsvoorwaarden, de integratie van personen die van de arbeidsmarkt zijn uitgesloten en de bestrijding van sociale uitsluiting.

(3)

Overeenkomstig artikel 3, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie heeft de Unie onder andere tot taak sociale uitsluiting en discriminatie te bestrijden en sociale rechtvaardigheid en bescherming, de gelijkheid van vrouwen en mannen, en de solidariteit tussen de generaties te bevorderen.

(4)

Het VWEU erkent in artikel 174 dat bepaalde regio's van de Unie kampen met ernstige en permanente demografische belemmeringen, die hun ontwikkelingsniveau nadelig kunnen beïnvloeden en bijzondere aandacht vergen, wil de Unie het doel van economische, sociale en territoriale samenhang verwezenlijken.

(5)

Overeenkomstig artikel 25 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie erkent en eerbiedigt de Unie het recht van ouderen, een waardig en zelfstandig leven te leiden en aan het maatschappelijk en cultureel leven deel te nemen.

(6)

De vergrijzing is zonder meer een uitdaging voor de hele samenleving en alle generaties in Europa, evenals een kwestie van solidariteit tussen de generaties en van het gezin.

(7)

Het percentage mensen van eind vijftig en ouder op de totale bevolking van de Unie zal sneller stijgen dan ooit tevoren. Dit is een uiterst positieve zaak, want een logisch gevolg van een verbeterde volksgezondheid en levenskwaliteit. Niettemin ziet de Unie zich - door de praktische gevolgen van deze demografische veranderingen - geconfronteerd met een aantal uitdagingen.

(8)

Achtereenvolgende Europese Raden hebben erkend dat actie moet worden ondernomen met betrekking tot het effect van de vergrijzing van de bevolking op de Europese sociale modellen. Een belangrijk aspect van de reactie op deze snelle verandering van de leeftijdsopbouw is het bevorderen van het creëren van een cultuur van actief ouder worden als een levenslang proces, met andere woorden ervoor zorgen dat de snel groeiende groep van mensen die thans eind vijftig en ouder zijn en die over het algemeen gezonder en beter opgeleid zijn dan die leeftijdsgroep ooit geweest is, ruime mogelijkheden heeft om te werken en actief deel te nemen aan het maatschappelijk en gezinsleven, onder meer via vrijwilligerswerk, levenslang leren, culturele en sportactiviteiten.

(9)

De Wereldgezondheidsorganisatie omschrijft „actief ouder worden” als een proces waarin de mogelijkheden voor gezondheid, participatie en veiligheid geoptimaliseerd worden, teneinde de levenskwaliteit van mensen naarmate zij ouder worden te verbeteren. Actief ouder worden stelt hen in staat hun lichamelijk, maatschappelijk en geestelijk welzijn gedurende het hele leven te verwezenlijken en aan de samenleving deel te nemen en daarbij zo nodig een beroep te doen op adequate bescherming, veiligheid en zorg. In dat opzicht veronderstelt het bevorderen van actief ouder worden een multidimensionele aanpak, het ontwikkelen van een eigen inbreng (ownership) door en ononderbroken steun in alle generaties.

(10)

Het Europees Jaar voor actief ouder worden en solidariteit tussen de generaties (2012) moet voortbouwen op het Europees Jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting (2010) en het Europees Jaar van het vrijwilligerswerk ter bevordering van actief burgerschap (2011) en daarom moet de synergie worden bevorderd tussen deze Europese Jaren en het Europees Jaar voor actief ouder worden en solidariteit tussen de generaties (2012) (hierna „het Europees Jaar”).

(11)

Het groeiende aandeel ouderen in de Europese bevolking en de toename van chronische aandoeningen maken het belangrijker dan ooit het gezond ouder worden van alle, met name oudere, mensen te bevorderen met ondersteuning van hun levenskracht en waardigheid, onder meer door ervoor te zorgen dat zij toegang hebben tot passende en kwalitatief hoogwaardige gezondheidszorg, langdurige zorg en sociale diensten en het ontwikkelen van initiatieven om met het verouderingsproces samenhangende gezondheidsrisico's tegen te gaan. Gezond ouder worden kan de arbeidsparticipatie van ouderen verhogen, hen in staat stellen langer een actieve rol in de samenleving te blijven spelen, hun individuele levenskwaliteit verbeteren, en de druk op de stelsels van gezondheidszorg, sociale zorg en pensioenen verminderen.

(12)

De Commissie heeft haar visie op de demografische uitdagingen waarmee de Unie wordt geconfronteerd en de mogelijkheden om die aan te pakken gepresenteerd in haar mededelingen „De demografische toekomst van Europa - probleem of uitdaging?” van 12 oktober 2006, „Meer solidariteit tussen de generaties” van 10 mei 2007 en „Opvangen van de gevolgen van de vergrijzing in de EU (Verslag 2009 over de vergrijzing)” van 29 april 2009.

(13)

De diversiteit van de oudere generaties in Europa zal verder toenemen. Het is daarom noodzakelijk gelijke kansen actief te bevorderen en participatie aan te moedigen. Actieve burgers met uiteenlopende achtergronden oefenen in de maatschappij belangrijke brugfuncties uit, bevorderen de integratie en leveren een bijdrage aan de economie.

(14)

De Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten in het kader van de Raad bijeen, hebben op 22 februari 2007 de Resolutie „Kansen en uitdagingen ten gevolge van de demografische veranderingen in Europa: de bijdrage van ouderen aan de economische en sociale ontwikkeling” aangenomen, waarin benadrukt werd dat ouderen meer mogelijkheden moeten krijgen om een actieve rol te spelen, met name door middel van vrijwilligerswerk, en dat de groeiende vraag van ouderen naar bepaalde goederen en diensten nieuwe economische mogelijkheden biedt (de „zilveren economie”), en dat gewerkt moet worden aan een positief beeld van ouderen.

(15)

De Raad heeft op 8 juni 2009 conclusies aangenomen betreffende „Gelijke kansen voor vrouwen en mannen: actief en waardig ouder worden”, waarin erkend wordt dat oudere vrouwen en mannen in de gehele Unie met serieuze uitdagingen geconfronteerd worden als zij een actief leven willen leiden en waardig ouder willen worden, en waarin de lidstaten en de Commissie uitgenodigd worden een aantal maatregelen te nemen, waaronder de bevordering van beleidsmaatregelen voor actief ouder worden, rekening houdend met de onderling uiteenlopende situaties in de lidstaten en de verschillende uitdagingen waaraan vrouwen en mannen het hoofd moeten bieden.

(16)

De Raad heeft op 30 november 2009 conclusies aangenomen betreffende „Gezond en waardig ouder worden”, waarin de Commissie uitgenodigd wordt om onder andere „bewustmakingsactiviteiten te ontwikkelen om actief ouder worden te bevorderen, waaronder mogelijk, in 2012, een Europees Jaar voor actief ouder worden en solidariteit tussen de generaties”.

(17)

De Commissie heeft in haar mededeling „Europa 2020 - een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei” van 3 maart 2010 benadrukt hoe belangrijk het is voor de Unie dat de ouder wordende bevolking gezond en actief blijft, in het belang van sociale samenhang en hogere productiviteit. Op 23 november 2010 heeft de Commissie, als onderdeel van de Europa 2020-strategie een vlaggenschipinitiatief aangenomen onder de titel „Een agenda voor nieuwe vaardigheden en banen: een Europese bijdrage aan volledige werkgelegenheid”, in het kader waarvan de lidstaten met name beleid inzake actief ouder worden zouden moeten bevorderen. Op 16 december 2010 heeft de Commissie een ander vlaggenschipinitiatief aangenomen met als titel „Europees platform tegen armoede en sociale uitsluiting: een Europees kader voor sociale en territoriale samenhang”. De verwezenlijking van deze beleidsdoelen vereist actie op alle overheidsniveaus en van verschillende niet-gouvernementele belanghebbende partijen; deze doelstellingen kunnen op het niveau van de Unie ondersteund worden door activiteiten van het Europees Jaar die gericht zijn op bewustmaking en stimulering van de uitwisseling van goede praktijken. Nationale coördinatoren dienen erop toe te zien dat de nationale acties gecoördineerd worden en aansluiten op de doelstellingen van het Europees Jaar. Er moet ook worden voorzien in deelname van andere instellingen en belanghebbenden.

(18)

De Raad heeft op 7 juni 2010 conclusies betreffende actief ouder worden aangenomen waarin de Commissie verzocht wordt „werk te maken van de voorbereiding van een Europees Jaar voor actief ouder worden in 2012, waarin de voordelen van actief ouder worden en de bijdrage ervan aan de intergenerationele solidariteit kunnen worden belicht en veelbelovende initiatieven ter ondersteuning van actief ouder worden op alle niveaus kunnen worden bekendgemaakt”.

(19)

Het Europees Parlement heeft op 11 november 2010 een Resolutie aangenomen met als titel „Demografische vraagstukken en solidariteit tussen de generaties”, waarin de lidstaten worden uitgenodigd om het actief ouder worden tot een van de prioriteiten voor de komende jaren te maken. In de resolutie wordt tevens onderstreept dat tijdens het Europees Jaar vooral aandacht moet worden besteed aan de bijdrage die ouderen aan de samenleving leveren en kansen moeten worden gecreëerd om solidariteit, samenwerking en begrip tussen de generaties te stimuleren en om jongeren en ouderen ertoe te bewegen samen te werken.

(20)

In adviezen hebben ook het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's het belang voor Europa onderlijnd van actief ouder worden en hebben zij daarbij onder meer gewezen op het belang van generatieoverschrijdende gezondheidszorg.

(21)

Besluit 2010/707/EU van de Raad van 21 oktober 2010 betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (3), waarin de lidstaten onder de richtsnoeren 7 en 8 opgeroepen worden tot het opvoeren van de arbeidsmarktparticipatie door maatregelen ter bevordering van actief ouder worden, het verhogen van de arbeidsparticipatiegraad van oudere werknemers door het stimuleren van innovatie in de organisatie van de arbeid, en het verbeteren van de inzetbaarheid van oudere werknemers door bij- en nascholing en deelname aan regelingen voor een leven lang leren. Richtsnoer 10 benadrukt de noodzaak van verbetering van de socialezekerheidsstelsels, de mogelijkheden om een leven lang te leren en de actieve integratiemaatregelen, met het doel mensen nieuwe kansen te bieden in verschillende fasen van hun leven, hen te behoeden voor het risico van armoede en sociale uitsluiting en hun actieve participatie in de maatschappij te vergroten.

(22)

In haar mededeling „Een digitale agenda voor Europa”, het eerste Europa 2020-vlaggenschipinitiatief, dat op 19 mei 2010 is goedgekeurd, benadrukte de Commissie het belang van ICT-toepassingen en -diensten voor gezond ouder worden, en stelde zij met name voor om het AAL-programma (Ambient Assisted Living Joint Programme) te versterken. In deze mededeling werd ook aanbevolen gezamenlijke actie te ondernemen om de digitale competenties van alle Europeanen te verbeteren, met inbegrip van ouderen, die oververtegenwoordigd zijn in de 150 miljoen burgers, ongeveer 30 % van het totaal aantal burgers, die nog nooit gebruik hebben gemaakt van internet. Het vergemakkelijken van de toegang tot en het opleiden in het gebruik van nieuwe technologieën zou de mogelijkheden van de ouderen verbeteren.

(23)

In het kader van de Europa 2020-strategie heeft de Commissie voorgesteld een innovatiepartnerschap inzake actief en gezond ouder worden te lanceren binnen het vlaggenschipinitiatief van de „Innovatie-Unie”. Tevens zou het innovatiepartnerschap inzake actief en gezond ouder worden ernaar streven de burgers in staat te stellen langer onafhankelijk en in goede gezondheid te leven en tegen 2020 het gemiddelde aantal gezonde levensjaren met twee te verhogen.

(24)

De Commissie voert momenteel de Europese strategie inzake handicaps 2010-2020 uit, die, gezien de frequente correlatie tussen handicap en ouderdom, voor ouderen relevante acties omvat. Met name de acties met betrekking tot toegankelijkheid, op basis van de „ontwerpen voor iedereen”-benaderingen, zijn relevant. Ook relevant zijn acties ter ondersteuning van een onafhankelijk bestaan en integratie in de samenleving, waaronder maatregelen gericht op oudere personen met een handicap, die veel ondersteuning nodig hebben en complexe behoeften hebben, en die bijzonder kwetsbaar zijn en het risico lopen van sociale uitsluiting. Bovendien hebben de Unie en alle lidstaten het Verdrag van de Verenigde Naties voor de rechten van personen met een handicap ondertekend, dat onder andere voor ouderen relevante bepalingen bevat.

(25)

De Europese Dag van de solidariteit tussen de generaties wordt elk jaar op 29 april gevierd. Deze dag biedt een goede gelegenheid voor de Unie om zijn inzet ter versterking van de solidariteit en de samenwerking tussen de generaties te vernieuwen teneinde een rechtvaardige en duurzame samenleving te bevorderen.

(26)

In dit besluit worden de financiële middelen vastgesteld. Dit bedrag vormt voor de begrotingsautoriteit het voornaamste referentiepunt in de zin van punt 37 van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer (4).

(27)

Het thema actief ouder worden komt tevens aan de orde bij verschillende uniale fondsen, programma's en actieplannen, zoals het Europees Sociaal Fonds (5), het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (6), het Progress-programma (7), het Programma voor een leven lang leren (8), en met name het Grundtvig-programma, het programma op het gebied van gezondheid (9), de specifieke programma's voor informatie- en communicatietechnologie en voor sociaaleconomische en menswetenschappen in het zevende kaderprogramma voor onderzoek en ontwikkeling (10), het actieplan voor „Gezond ouder worden in de informatiemaatschappij”, het AAL-programma (11), het Kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie (12), met ICT-proefprojecten voor gezond ouder worden, de voorbereidende actie Calypso voor een sociaal toerisme, en het Actieplan voor stedelijke mobiliteit.

(28)

Om de participatie van een breed scala van organisaties te waarborgen, moeten er tijdens het Europees Jaar zoveel mogelijk meer kleinschalige manifestaties en activiteiten worden bevorderd.

(29)

Relevante netwerken op uniaal niveau moeten worden aangemoedigd en met adequate middelen worden ondersteund om aan het Europees Jaar deel te nemen.

(30)

Aangezien de doelstellingen van het Europees Jaar niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, vanwege de behoefte aan transnationale uitwisseling van informatie en aan verspreiding van voorbeelden van goede praktijken in de gehele Unie, en derhalve, wegens de schaal van de voorgestelde actie, beter op uniaal niveau kunnen worden bereikt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen vaststellen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat dit besluit niet verder dan noodzakelijk is om die doelstellingen te verwezenlijken,

HEBBEN HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp

Het jaar 2012 wordt uitgeroepen tot Europees Jaar voor actief ouder worden en solidariteit tussen de generaties („het Europees Jaar”). Het bevordert de levenskracht en de waardigheid van alle mensen.

Artikel 2

Doelstellingen

Het algemene doel van het Europees Jaar is het creëren van een cultuur voor actief ouder worden in Europa te vergemakkelijken op basis van een maatschappij voor alle leeftijden. Binnen dit kader moet het Europees Jaar de inspanningen aanmoedigen en ondersteunen van lidstaten, hun regionale en lokale overheden, de sociale partners, het maatschappelijk middenveld en het bedrijfsleven, met inbegrip van het midden- en kleinbedrijf, om actief ouder worden te bevorderen, en meer te doen om het potentieel van de snel groeiende bevolkingsgroep van personen van eind vijftig en ouder te mobiliseren. Zodoende stimuleert het Europees Jaar de solidariteit en de samenwerking tussen de generaties, met inachtneming van de diversiteit en de gendergelijkheid. Het bevorderen van actief ouder worden betekent dat gezorgd wordt voor meer mogelijkheden om oudere vrouwen en mannen in staat te stellen een rol te spelen op de arbeidsmarkt, dat armoede, in het bijzonder van vrouwen, en sociale uitsluiting bestreden worden, dat vrijwilligerswerk en actieve deelname aan het maatschappelijk en gezinsleven gestimuleerd worden en dat gezond en waardig ouder worden aangemoedigd wordt. Dat houdt onder meer in dat de arbeidsvoorwaarden worden aangepast, dat negatieve leeftijdstereotypen en discriminatie op grond van leeftijd worden bestreden, dat de gezondheid en de veiligheid op het werk worden verbeterd, dat de stelsels voor een leven lang leren worden toegesneden op de behoeften van oudere werknemers en dat ervoor gezorgd wordt dat de stelsels van sociale bescherming toereikend zijn en de gewenste stimulansen geven.

Op basis van de eerste alinea, zijn de doelstellingen van het Europees Jaar als volgt:

a)

het algemene bewustzijn vergroten van de waarde van actief ouder worden en alle dimensies daarvan en verzekeren dat dit een prominente plaats krijgt op de politieke agenda's van de belanghebbenden op alle niveaus om duidelijk te maken dat ouderen een nuttige bijdrage leveren aan de samenleving en de economie, waardoor ook de waardering daarvoor toeneemt, actief ouder worden bevorderen, alsook de solidariteit tussen de generaties en de levenskracht en de waardigheid van alle mensen, en meer doen om het potentieel van ouderen, ongeacht hun herkomst, te mobiliseren en hen in staat te stellen een onafhankelijk leven te leiden;

b)

het debat stimuleren, informatie uitwisselen en het van elkaar leren tussen lidstaten en belanghebbenden op alle niveaus ontwikkelen, teneinde beleid inzake actief ouder worden te bevorderen, goede praktijken te inventariseren en te verspreiden, en samenwerking en synergieën aan te moedigen;

c)

een kader bieden voor engagement en concrete actie om de Unie, de lidstaten en de belanghebbenden op alle niveaus in staat te stellen - met betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld, de sociale partners en het bedrijfsleven en met speciale aandacht voor het bevorderen van informatiestrategieën - vernieuwende oplossingen, beleidsmaatregelen en langetermijnstrategieën, met inbegrip van allesomvattende leeftijdbeheersstrategieën inzake werkgelegenheid en werk te ontwikkelen door middel van specifieke activiteiten, en specifieke doelstellingen in verband met actief ouder worden en de solidariteit tussen de generaties nastreven;

d)

activiteiten aanmoedigen die helpen discriminatie op grond van leeftijd te bestrijden, leeftijdsstereotypen te weerleggen en barrières, in het bijzonder wat de inzetbaarheid op de arbeidsmarkt betreft, uit de weg te ruimen.

Artikel 3

Inhoud van de maatregelen

1.   De te nemen maatregelen om de in artikel 2 aangegeven doelstellingen te verwezenlijken, omvatten de volgende activiteiten op uniaal, nationaal, regionaal of lokaal niveau:

a)

conferenties, evenementen en initiatieven, met actieve deelneming van alle relevante belanghebbenden, met als doel het debat en de bewustwording te bevorderen, en het aangaan van verplichtingen ten aanzien van specifieke doelstellingen aan te moedigen, waarmee wordt bijgedragen tot een duurzaam en blijvend resultaat;

b)

voorlichtings-, promotie- en educatieve campagnes met gebruikmaking van multimedia;

c)

uitwisseling van informatie, ervaring en goede praktijken, waarbij onder meer gebruik wordt gemaakt van de opencoördinatiemethode en netwerken van belanghebbenden die ijveren voor het verwezenlijken van de doelstellingen van het Europees Jaar;

d)

onderzoeken en enquêtes op uniale, nationale of regionale schaal, en verspreiding van de resultaten, met betrekking tot de economische en sociale weerslag van het bevorderen van het actief ouder worden en van beleidsmaatregelen voor actief ouder worden.

2.   Bij de tenuitvoerlegging van de in lid 1 bedoelde activiteiten wordt erop toegezien dat alle generaties worden betrokken bij het nastreven van de doelstellingen van het Europees Jaar, met name door te trachten een inclusieve benadering te ontwikkelen en zowel oudere als jongere mensen aan te moedigen om deel te nemen aan gemeenschappelijke initiatieven.

3.   De Commissie of de lidstaten kunnen ook van andere activiteiten vaststellen dat die bijdragen tot de doelstellingen van het Europees Jaar, en toestaan dat de naam van het Europees Jaar gebruikt wordt bij het promoten van deze activiteiten, op voorwaarde dat die bijdragen tot de verwezenlijking van de in artikel 2 aangegeven doelstellingen.

4.   De Commissie en de lidstaten houden in alle activiteiten bij de organisatie en tenuitvoerlegging van het Europees Jaar rekening met het aspect gendermainstreaming.

5.   De Commissie houdt rekening met de mogelijkheden van grensoverschrijdende activiteiten die plaatshebben op regionaal of lokaal niveau ter verwezenlijking van de in artikel 2 genoemde doelstellingen.

6.   Er worden inspanningen geleverd om ervoor te zorgen dat alle op het grote publiek gerichte activiteiten gemakkelijk voor iedereen toegankelijk zijn, dus ook voor personen met een handicap.

Artikel 4

Coördinatie met de lidstaten

1.   Iedere lidstaat stelt een nationale coördinator aan die verantwoordelijk is voor de organisatie van de deelname van die lidstaat aan het Europees Jaar en stelt de Commissie van deze aanstelling in kennis.

2.   De nationale coördinatoren zien er ook op toe dat de nationale activiteiten van het Europees Jaar passend gecoördineerd worden en kunnen in dit kader tevens lokale en regionale activiteiten promoten en faciliteren. De nationale coördinatoren bevorderen eveneens de betrokkenheid van alle relevante belanghebbenden, met name het maatschappelijk middenveld, bij de activiteiten van het Europees Jaar.

3.   Uiterlijk op 25 november 2011 stellen alle lidstaten de Commissie in kennis van hun werkprogramma, dat details van de in het kader van het Europees Jaar geplande nationale activiteiten omvat.

Artikel 5

Deelnemende landen

Het Europees Jaar staat open voor de deelname van:

a)

de lidstaten;

b)

de kandidaat-lidstaten;

c)

de landen van de Westelijke Balkan, en

d)

de landen van de Europese Vrijhandelsassociatie die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.

Artikel 6

Coördinatie op uniaal niveau

1.   De Commissie voert het Europees Jaar op uniaal niveau uit.

2.   De Commissie organiseert vergaderingen van de nationale coördinatoren met het oog op de coördinatie van de activiteiten van het Europees Jaar op uniaal niveau en op de uitwisseling van informatie en kennis, inclusief over mogelijke engagementen en hun tenuitvoerlegging in de lidstaten.

3.   De Commissie faciliteert en ondersteunt de activiteiten van het Europees Jaar op nationaal, regionaal en plaatselijk niveau, onder meer door, waar nodig, voorstellen te doen voor geschikte nieuwe wegen en instrumenten voor het verwezenlijken van de doelstellingen van het Europees Jaar en de evaluatie daarvan.

4.   Ook de bestaande beleidscommissies en adviesgroepen houden zich bezig met coördinatie van de activiteiten van het Europees Jaar op uniaal niveau.

5.   De Commissie organiseert ook vergaderingen van vertegenwoordigers van Europese organisaties of organen die actief zijn op het gebied van actief ouder worden en die de Commissie kunnen bijstaan bij het organiseren van het Europees Jaar.

6.   Het thema van het Europees Jaar is een prioriteit in de communicatieactiviteiten van de vertegenwoordigingen van de Commissie in de lidstaten en in de werkprogramma's van relevante sleutelnetwerken op uniaal niveau die voor hun exploitatiekosten steun ontvangen uit de algemene begroting van de Unie.

7.   Het Europees Parlement, de lidstaten, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's worden bij de activiteiten van het Europees Jaar betrokken.

Artikel 7

Financiële en niet-financiële ondersteuning

1.   De in artikel 3, lid 1, bedoelde activiteiten die op uniaal niveau plaatsvinden, kunnen middels een aanbesteding of subsidies uit de algemene begroting van de Unie worden gefinancierd.

2.   Waar dat zinvol is, kunnen programma's en beleidsmaatregelen op terreinen die een bijdrage leveren tot de bevordering van actief ouder worden, zoals werkgelegenheid, sociale zaken en gelijke kansen, onderwijs en cultuur, gezondheid, onderzoek, de informatiemaatschappij, regionaal beleid en vervoersbeleid, het Europees Jaar ondersteunen overeenkomstig de toepasselijke regels en binnen bestaande mogelijkheden ervan voor het vaststellen van prioriteiten.

3.   Niet-financiële ondersteuning kan door de Unie worden verleend voor activiteiten van openbare en particuliere organisaties overeenkomstig artikel 3, lid 3.

Artikel 8

Begroting

1.   De financiële middelen voor de uitvoering van dit besluit op uniaal niveau, in het bijzonder met betrekking tot de in artikel 3, lid 1, bedoelde activiteiten, worden vastgesteld op 5 000 000 EUR voor de periode van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2012.

2.   De jaarlijkse kredieten worden door de begrotingsautoriteit toegestaan binnen de grenzen van het financiële kader.

Artikel 9

Samenhang

De Commissie draagt er samen met de lidstaten zorg voor dat de in dit besluit bepaalde maatregelen in overeenstemming zijn met andere uniale, nationale en regionale regelingen en initiatieven die bijdragen tot het verwezenlijken van de doelstellingen van het Europees Jaar.

Artikel 10

Internationale samenwerking

De Commissie kan voor de uitvoering van het Europees Jaar samenwerken met relevante internationale organisaties, in het bijzonder met de Verenigde Naties en de Raad van Europa, waarbij de zichtbaarheid van de inspanningen van de Unie om het actief ouder worden te bevorderen wordt verzekerd.

Artikel 11

Evaluatie

1.   De Commissie legt uiterlijk op 30 juni 2014 een verslag voor aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's, dat de algemene boordeling bevat van de in dit besluit vastgelegde initiatieven met details over de tenuitvoerlegging en de resultate, als basis voor het toekomstig beleid en de toekomstige maatregelen en acties van de Unie op dit gebied.

2.   Het in lid 1 bedoeld verslag bevat ook informatie over de manier waarop de gendergelijkheid in alle activiteiten van het Europees Jaar is gemainstreamd en over de manier waarop is gezorgd voor de toegankelijkheid van die activiteiten voor personen met een handicap.

3.   In het in lid 1 bedoeld verslag wordt ook aangegeven in welke mate het Europees Jaar blijvend effect heeft gesorteerd voor de bevordering van actief ouder worden in heel de Unie.

Artikel 12

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 13

Adressaten

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Straatsburg, 14 september 2011.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

J. BUZEK

Voor de Raad

De voorzitter

M. DOWGIELEWICZ


(1)  PB C 51 van 17.2.2011, blz. 55.

(2)  Standpunt van het Europees Parlement van 7 juli 2011 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 19 juli 2011.

(3)  PB L 308 van 24.11.2010, blz. 46.

(4)  PB C 139 van 14.6.2006, blz. 1.

(5)  Verordening (EG) nr. 1081/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 betreffende het Europees Sociaal Fonds (PB L 210 van 31.7.2006, blz. 12).

(6)  Verordening (EG) nr. 1080/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 betreffende het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (PB L 210 van 31.7.2006, blz. 1).

(7)  Besluit nr. 1672/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 2006 tot vaststelling van een communautair programma voor werkgelegenheid en maatschappelijke solidariteit - Progress (PB L 315 van 15.11.2006, blz. 1).

(8)  Besluit nr. 1720/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 november 2006 tot vaststelling van een actieprogramma op het gebied van een leven lang leren (PB L 327 van 24.11.2006, blz. 45).

(9)  Besluit nr. 1350/2007/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 tot vaststelling van een tweede communautair actieprogramma op het gebied van gezondheid (2008-2013) (PB L 301 van 20.11.2007, blz. 3).

(10)  Besluit nr. 1982/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 betreffende het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007-2013) (PB L 412 van 30.12.2006, blz. 1).

(11)  Beschikking nr. 742/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende de deelneming van de Gemeenschap aan een door verscheidene lidstaten opgezette onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma dat de levenskwaliteit van ouderen beoogt te verbeteren door middel van het gebruik van nieuwe informatie- en communicatietechnologieën (PB L 201 van 30.7.2008, blz. 49).

(12)  Besluit nr. 1639/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 2006 tot vaststelling van een kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie (2007-2013) (PB L 310 van 9.11.2006, blz. 15).


Top