Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32006R1895

Verordening (EG, Euratom) nr. 1895/2006 van de Raad van 19 december 2006 houdende aanpassing met ingang van 1 juli 2006 van de bezoldigingen en de pensioenen van de ambtenaren en de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen, alsmede van de aanpassingscoëfficiënten welke van toepassing zijn op deze bezoldigingen en pensioenen

PB L 397 van 30.12.2006, p. 6–9 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (BG, RO, HR)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2006/1895/oj

30.12.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 397/6


VERORDENING (EG, Euratom) nr. 1895/2006 VAN DE RAAD

van 19 december 2006

houdende aanpassing met ingang van 1 juli 2006 van de bezoldigingen en de pensioenen van de ambtenaren en de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen, alsmede van de aanpassingscoëfficiënten welke van toepassing zijn op deze bezoldigingen en pensioenen

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen, inzonderheid op artikel 13,

Gelet op het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de Regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden van deze Gemeenschappen, vastgesteld bij Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 (1), en met name op de artikelen 63, 64, 65 en 82 van het Statuut en de bijlagen VII, XI en XIII bij dat Statuut, alsmede op artikel 20, eerste alinea, en artikel 64 en artikel 92 van de Regeling,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Teneinde te waarborgen dat de koopkracht van de ambtenaren en de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen gelijke tred houdt met die van de nationale ambtenaren, dienen de bezoldigingen en de pensioenen van de ambtenaren en de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen in het kader van het jaarlijkse onderzoek 2006 te worden aangepast.

(2)

Als gevolg van de toetreding van Bulgarije en Roemenië, die met ingang van 1 januari 2007 in werking treedt, moeten de aanpassingscoëfficiënten die van toepassing zijn op de bezoldiging van de ambtenaren en de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen, voor die lidstaten worden vastgesteld overeenkomstig bijlage XI bij het Statuut,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Met ingang van 1 juli 2006 wordt in artikel 63, tweede alinea, van het Statuut „1 juli 2005” vervangen door „1 juli 2006”.

Artikel 2

Met ingang van 1 juli 2006 wordt in artikel 66 van het Statuut, de tabel van de maandelijkse basissalarissen die van toepassing is voor de berekening van de bezoldigingen en de pensioenen, vervangen door de volgende tabel:

Image

Artikel 3

Met ingang van 16 mei 2006 bedragen de aanpassingscoëfficiënten welke van toepassing zijn op de bezoldigingen van de ambtenaren en de andere personeelsleden die werkzaam zijn in een van de hierna genoemde landen of standplaatsen:

Slovenië -86,8.

Artikel 4

Met ingang van 1 juli 2006 worden de aanpassingscoëfficiënten die op grond van artikel 64 van het Statuut van toepassing zijn op de bezoldiging van de ambtenaren en de andere personeelsleden vastgesteld zoals aangegeven in kolom 2 van de onderstaande tabel. De aanpassingscoëfficiënten voor Bulgarije en Roemenië treden echter in werking op 1 januari 2007.

Met ingang van 1 januari 2007 worden de aanpassingscoëfficiënten die op grond van artikel 17, lid 3, van bijlage VII bij het Statuut van toepassing zijn op de overmakingen van de ambtenaren en de andere personeelsleden vastgesteld zoals aangegeven in kolom 3 van de onderstaande tabel.

Met ingang van 1 juli 2006 worden de aanpassingscoëfficiënten die op grond van artikel 20, lid 2, van bijlage XIII bij het Statuut van toepassing zijn op de pensioenen vastgesteld zoals aangegeven in kolom 4 van de onderstaande tabel. De aanpassingscoëfficiënten voor Bulgarije en Roemenië treden echter in werking op 1 januari 2007.

Met ingang van 1 mei 2007 worden de aanpassingscoëfficiënten die op grond van artikel 20, lid 2, van bijlage XIII bij het Statuut van toepassing zijn op de pensioenen vastgesteld zoals aangegeven in kolom 5 van de onderstaande tabel.

Image

Artikel 5

Met ingang van 1 juli 2006 bedraagt de toelage bij ouderschapsverlof als bedoeld in artikel 42 bis van het Statuut 840,97 EUR, en die voor alleenstaande ouders 1 121,28 EUR.

Artikel 6

Met ingang van 1 juli 2006 bedraagt het basisbedrag van de kostwinnerstoelage als bedoeld in artikel 1, lid 1, van bijlage VII bij het Statuut 157,29 EUR.

Met ingang van 1 juli 2006 bedraagt de kindertoelage als bedoeld in artikel 2, lid 1, van bijlage VII bij het Statuut 343,69 EUR.

Met ingang van 1 juli 2006 bedraagt de schooltoelage als bedoeld in artikel 3, lid 1, van bijlage VII bij het Statuut 233,20 EUR.

Met ingang van 1 juli 2006 bedraagt de schooltoelage als bedoeld in artikel 3, lid 2, van bijlage VII bij het Statuut 83,96 EUR.

Met ingang van 1 juli 2006 bedraagt het minimumbedrag van de ontheemdingstoelage als bedoeld in artikel 69 van het Statuut en in artikel 4, lid 1, tweede alinea van bijlage VII bij het Statuut 466,17 EUR.

Artikel 7

Met ingang van 1 januari 2007 wordt de kilometervergoeding als bedoeld in artikel 8 van bijlage VII bij het Statuut als volgt aangepast:

0 euro per km voor het gedeelte van de afstand tussen 0 en 200 km

0,3496 euro per km voor het gedeelte van de afstand tussen 201 en 1 000 km

0,5826 euro per km voor het gedeelte van de afstand tussen 1 001 en 2 000 km

0,3496 euro per km voor het gedeelte van de afstand tussen 2 001 en 3 000 km

0,1165 euro per km voor het gedeelte van de afstand tussen 3 001 en 4 000 km

0,0561 euro per km voor het gedeelte van de afstand tussen 4 001 en 10 000 km

0 euro per km voor het gedeelte van de afstand dat hoger ligt dan 10 000 km.

Aan deze vergoeding wordt een forfaitair supplement toegevoegd van:

174,77 EUR als de afstand per spoor tussen de standplaats en de plaats van herkomst tussen 725 km en 1 450 km bedraagt,

349,52 EUR als de afstand per spoor tussen de standplaats en de plaats van herkomst 1 450 km of meer bedraagt.

Artikel 8

Met ingang van 1 juli 2006 bedraagt de dagvergoeding als bedoeld in artikel 10, lid 1, van bijlage VII bij het Statuut:

36,12 EUR voor de ambtenaar die recht heeft op de kostwinnerstoelage,

29,12 EUR voor de ambtenaar die geen recht heeft op de kostwinnerstoelage.

Artikel 9

Met ingang van 1 juli 2006 wordt het minimumbedrag voor de inrichtingsvergoeding als bedoeld in artikel 24, lid 3, van de Regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden vastgesteld op:

1 028,45 EUR voor het personeelslid dat recht heeft op de kostwinnerstoelage,

611,52 EUR voor het personeelslid dat geen recht heeft op de kostwinnerstoelage.

Artikel 10

Met ingang van 1 juli 2006 wordt het minimumbedrag voor de werkloosheidsuitkering als bedoeld in artikel 28 bis, lid 3, tweede alinea, van de Regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden vastgesteld op 1 233,40 EUR en het maximumbedrag op 2 466,81 EUR, en wordt het vaste bedrag dat moet worden afgetrokken, vastgesteld op 1 121,28 EUR.

Artikel 11

Met ingang van 1 juli 2006 wordt de in artikel 63 van de Regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden opgenomen tabel van de maandelijkse basissalarissen vervangen door de hiernavolgende tabel:

Image

Artikel 12

Met ingang van 1 juli 2006 wordt de in artikel 93 van de Regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden opgenomen tabel van de maandelijkse basissalarissen vervangen door de hiernavolgende tabel:

Image

Artikel 13

Met ingang van 1 juli 2006 wordt het minimumbedrag voor de inrichtingsvergoeding als bedoeld in artikel 94 van de Regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden vastgesteld op:

773,57 EUR voor het personeelslid dat recht heeft op de kostwinnerstoelage,

458,63 EUR voor het personeelslid dat geen recht heeft op de kostwinnerstoelage.

Artikel 14

Met ingang van 1 juli 2006 wordt het minimumbedrag voor de werkloosheidsuitkering als bedoeld in artikel 96, lid 3, tweede alinea, van de Regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden vastgesteld op 925,06 EUR en het maximumbedrag op 1 850,11 EUR, en wordt het vaste bedrag dat moet worden afgetrokken, vastgesteld op 840,97 EUR.

Artikel 15

Met ingang van 1 juli 2006 worden de toeslagen voor continu- of ploegendienst als bedoeld in artikel 1 van Verordening (EGKS, EEG, Euratom) nr. 300/76 (2) vastgesteld op 352,51 EUR, 532,06 EUR, 581,74 EUR en 793,10 EUR.

Artikel 16

Met ingang van 1 juli 2006 wordt op de in artikel 4 van Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 260/68 (3) genoemde bedragen een coëfficiënt toegepast van 5,088579.

Artikel 17

Met ingang van 1 juli 2006 wordt de tabel in artikel 8 van bijlage XIII bij het Statuut vervangen door de hiernavolgende tabel:

Image

Artikel 18

Met ingang van 1 juli 2006 worden de bedragen van de kindertoelage als bedoeld in artikel 14 van bijlage XIII bij het Statuut als volgt vastgesteld:

1.7.06-31.12.06

302,32

1.1.07-31.12.07

316,11

1.1.08-31.12.08

329,89

Artikel 19

Met ingang van 1 juli 2006 worden de bedragen van de schooltoelage als bedoeld in artikel 15 van bijlage XIII bij het Statuut als volgt vastgesteld:

1.7.06-31.8.06

33,59

1.9.06-31.8.07

50,361

1.9.07-31.8.08

67,16

Artikel 20

Met ingang van 1 juli 2006 wordt, voor de toepassing van artikel 18 van bijlage XIII bij het Statuut, de vaste vergoeding als genoemd in artikel 4 bis van bijlage VII bij het Statuut dat vóór 1 mei 2004 van kracht was, vastgesteld op:

121,61 EUR per maand voor ambtenaren in de rangen C4 en C5,

186,45 EUR per maand voor ambtenaren in de rangen C1, C2 en C3.

Artikel 21

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 december 2006.

Voor de Raad

De voorzitter

J. KORKEAOJA


(1)  PB L 56 van 4.3.1968, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG, Euratom) nr. 1066/2006 (PB L 194 van 14.7.2006, blz. 1).

(2)  Verordening (EGKS, EEG, Euratom) nr. 300/76 van de Raad van 9 februari 1976 tot vast stelling van de categorieën van begunstigden, de voorwaarden voor toekenning en de hoogte van de toeslagen die kunnen worden toegekend aan ambtenaren die hun werkzaamheden verrichten in het kader van een continu- of ploegendienst (PB L 38 van 13.2.1976, blz. 1). Verordening aangevuld bij Verordening (Euratom, EGKS, EEG) nr. 1307/87 (PB L 124 van 13.5.1987, blz. 6) en laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG, EGKS, Euratom) nr. 860/2004 (PB L 161van 30.4.2004, blz. 26).

(3)  Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 260/68 van de Raad van 29 februari 1968 tot vaststelling van de voorwaarden en de wijze van heffing van de belasting ten bate van de Europese Gemeenschappen (PB L 56 van 4.3.1968, blz. 8). Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (Euratom, EGKS, EG) nr. 1750/2002 (PB L 264, van 2.10.2002, blz. 15).


Top