Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32003R1980

    Verordening (EG) nr. 1980/2003 van de Commissie van 21 oktober 2003 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1177/2003 van het Europees Parlement en de Raad inzake de communautaire statistiek van inkomens en levensomstandigheden (EU-SILC), wat de definities en bijgewerkte definities betreft (Voor de EER relevante tekst.)

    PB L 298 van 17.11.2003, p. 1–22 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO, HR)

    Legal status of the document In force: This act has been changed. Current consolidated version: 23/05/2006

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2003/1980/oj

    32003R1980

    Verordening (EG) nr. 1980/2003 van de Commissie van 21 oktober 2003 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1177/2003 van het Europees Parlement en de Raad inzake de communautaire statistiek van inkomens en levensomstandigheden (EU-SILC), wat de definities en bijgewerkte definities betreft (Voor de EER relevante tekst.)

    Publicatieblad Nr. L 298 van 17/11/2003 blz. 0001 - 0022


    Verordening (EG) nr. 1980/2003 van de Commissie

    van 21 oktober 2003

    tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1177/2003 van het Europees Parlement en de Raad inzake de communautaire statistiek van inkomens en levensomstandigheden (EU-SILC), wat de definities en bijgewerkte definities betreft

    (Voor de EER relevante tekst)

    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

    Gelet op Verordening (EG) nr. 1177/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 16 juni 2003 inzake de communautaire statistiek van inkomens en levensomstandigheden (EU-SILC)(1), en met name op artikel 15, lid 2, onder c),

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1) Bij Verordening (EG) nr. 1177/2003 is een gemeenschappelijk kader voor de systematische productie van communautaire statistieken over inkomens en levensomstandigheden vastgesteld, dat vergelijkbare en actuele transversale en longitudinale gegevens over de inkomens en over de omvang en structuur van armoede en sociale uitsluiting op het niveau van de lidstaten en de Europese Unie omvat.

    (2) Ingevolge artikel 15, lid 2, onder c), van Verordening (EG) nr. 1177/2003 zijn uitvoeringsmaatregelen vereist voor de harmonisatie van de definities, met name in verband met de toepassing van de definities van inkomen en de definities van de leden en de voormalige leden van het huishouden, en voor de vaststelling van het tijdschema voor de opneming van de diverse inkomensvariabelen.

    (3) De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité statistisch programma,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    De in artikel 15, lid 2, onder c), van Verordening (EG) nr. 1177/2003 inzake de communautaire statistiek van inkomens en levensomstandigheden bedoelde definities, en met name die in verband met de toepassing van de in artikel 2, onder l) en m), gegeven inkomensdefinities, zijn neergelegd in bijlage I.

    Artikel 2

    De definities in deze verordening, met uitzondering van die van de voormalige leden van het huishouden, en de modaliteiten van de levering van inkomensgegevens gelden zowel voor het transversale als voor het longitudinale onderzoek in het kader van de communautaire statistiek van inkomens en levensomstandigheden.

    Artikel 3

    Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 21 oktober 2003.

    Voor de Commissie

    Pedro Solbes Mira

    Lid van de Commissie

    (1) PB L 165 van 3.7.2003, blz. 1.

    BIJLAGE I

    DEFINITIES VAN LEDEN EN VOORMALIGE LEDEN VAN HET HUISHOUDEN, PENSIOENEN UIT HOOFDE VAN INDIVIDUELE PENSIOENREGELINGEN, PREMIES AAN INDIVIDUELE PENSIOENREGELINGEN, TOTAAL INKOMEN VAN EEN HUISHOUDEN (BRUTO EN BESCHIKBAAR), TOTAAL BESCHIKBAAR INKOMEN VAN EEN HUISHOUDEN VÓÓR SOCIALE OVERDRACHTEN (MET UITZONDERING VAN OUDERDOMS- EN NABESTAANDENUITKERINGEN; INCLUSIEF OUDERDOMS- EN NABESTAANDENUITKERINGEN) EN DIVERSE INKOMENSCOMPONENTEN (BRUTO EN NETTO)

    1. LEDEN VAN HET HUISHOUDEN EN VOORMALIGE LEDEN VAN HET HUISHOUDEN

    1.1. Leden van het huishouden(1)

    Behoudens nadere, specifieke voorwaarden (zie hieronder), moeten de volgende personen, als zij de huishoudelijke uitgaven gezamenlijk dragen, tot de leden van het huishouden worden gerekend:

    1. gewoonlijk inwonende personen die familie van andere leden van het huishouden zijn;

    2. gewoonlijk inwonende personen, die geen familie van andere leden van het huishouden zijn;

    3. inwonende kostgangers of (kamer)huurders;

    4. bezoekers;

    5. inwonend huishoudelijk personeel, au pairs;

    6. gewoonlijk inwonende personen, die tijdelijk afwezig zijn (wegens vakantie, werk, opleiding of dergelijke);

    7. kinderen in het huishouden die wegens hun opleiding niet thuis wonen;

    8. langdurig afwezigen die banden met het huishouden hebben: personen die elders werken;

    9. tijdelijk afwezigen die banden met het huishouden hebben: personen die in een ziekenhuis, verpleeginrichting of andere instelling zijn opgenomen.

    Nadere voorwaarden om te worden aangemerkt als lid van het huishouden:

    a) voor de categorieën 3, 4 en 5:

    Deze personen mogen op het moment van de enquête geen privé-adres elders hebben of hun feitelijke of beoogde verblijfsduur moet ten minste zes maanden bedragen;

    b) voor categorie 6:

    Deze personen mogen op het moment van de enquête geen privé-adres elders hebben en hun feitelijke of beoogde afwezigheidsduur moet minder dan zes maanden bedragen;

    voor de categorieën 7 en 8:

    Ongeacht de feitelijke of beoogde duur van hun afwezigheid mogen deze personen op het moment van de enquête geen privé-adres elders hebben, moeten zij de partner of een kind van een lid van het huishouden zijn en moeten zij nauwe banden met het huishouden blijven houden; ook moeten zij dit adres als hun hoofdverblijf beschouwen;

    c) voor categorie 9:

    Deze personen moeten nauwe financiële banden met het huishouden hebben en de feitelijke of verwachte duur van hun afwezigheid moet minder dan zes maanden bedragen.

    Gezamenlijk dragen van de huishoudelijke uitgaven

    Met het gezamenlijk dragen van de huishoudelijke uitgaven wordt niet alleen het bijdragen in de uitgaven bedoeld, maar ook het profiteren ervan (bv. door kinderen en personen zonder inkomen). Als de uitgaven niet gezamenlijk worden gedragen, vormt de betrokkene een apart huishouden op hetzelfde adres.

    Gewoonlijk inwonend

    Iemand wordt als gewoonlijk inwonend lid van het huishouden beschouwd als hij of zij er in de afgelopen zes maanden meestal heeft overnacht. Iemand die een nieuw huishouden vormt of zich bij een bestaand huishouden voegt, wordt gewoonlijk op de nieuwe locatie als een lid van het huishouden beschouwd. Ook wordt iemand die naar elders vertrekt, niet meer als lid van het oorspronkelijke huishouden beschouwd. Het criterium "in de afgelopen zes maanden" wordt dan vervangen door "beoogde verblijfsduur van ten minste zes maanden" op de nieuwe verblijfplaats.

    Beoogde verblijfsduur van ten minste zes maanden

    Nadere aandacht verdient de vraag wanneer een verhuizing als "duurzaam" kan worden aangemerkt. Iemand die voor onbepaalde tijd of voor een beoogde verblijfsduur van ten minste zes maanden in een huishouden is komen wonen, wordt beschouwd als lid van dit huishouden hoewel hij of zij nog niet zes maanden in het huishouden woont en in feite de meeste tijd op een andere verblijfplaats heeft doorgebracht. Evenzo wordt iemand die naar een andere verblijfplaats is verhuisd en ten minste zes maanden denkt weg te blijven, niet meer als lid van het vorige huishouden beschouwd.

    Tijdelijk afwezig is en in een particulier onderkomen verblijft

    Als degene die tijdelijk afwezig is, in een particulier onderkomen verblijft, wordt hij of zij afhankelijk van de duur van de afwezigheid tot dit (of tot het andere) huishouden gerekend. Bij wijze van uitzondering mogen bepaalde categorieën personen die zeer nauwe banden met het huishouden hebben, ongeacht de afwezigheidsduur als lid ervan worden beschouwd, mits ze niet als lid van een ander huishouden worden aangemerkt.

    Door de toepassing van deze criteria wil men zo veel mogelijk het risico beperken dat iemand op twee privé-adressen wordt ondervraagd en in de steekproef dubbel wordt geteld, of dat iemand bij geen enkel huishouden wordt ingedeeld hoewel hij of zij in werkelijkheid wel tot de sector particuliere huishoudens behoort.

    1.2. Voormalig lid van het huishouden

    De term "voormalig lid van het huishouden" heeft betrekking op iemand die geen deel meer uitmaakt van het huishouden en in de vorige ronde niet als lid van dit huishouden is geregistreerd, maar er tijdens de inkomensreferentieperiode wel ten minste drie maanden heeft verbleven.

    Voormalige leden van het huishouden worden alleen in het longitudinale EU-SILC-onderzoek opgenomen.

    2. BRUTO-INKOMENSCOMPONENTEN

    2.1. Inkomen uit loondienst

    Onder het "inkomen uit loondienst" wordt verstaan de totale vergoeding, in geld of in natura, die een werkgever aan een werknemer verschuldigd is voor de arbeid die deze tijdens de inkomensreferentieperiode heeft verricht.

    Het inkomen uit loondienst wordt uitgesplitst in:

    1. bruto-inkomen uit loondienst, in geld of met geld vergelijkbaar (PY010G);

    2. bruto-inkomen uit loondienst, in natura (PY020G);

    3. sociale premies ten laste van werkgevers (PY030G).

    2.1.1. Bruto-inkomen uit loondienst, in geld of met geld vergelijkbaar (PY010G)

    Hieronder wordt verstaan het door een werkgever aan een werknemer verschuldigde financiële gedeelte van de beloning van werknemers, in geld, inclusief de waarde van sociale premies en van de loonbelasting die een werknemer of een werkgever namens de werknemer aan socialeverzekeringsregelingen of aan de belastingdienst verschuldigd is.

    Het bruto-inkomen uit loondienst, in geld of met geld vergelijkbaar, omvat:

    - lonen, in geld, voor de in een hoofd- of nevenbetrekking verrichte werktijd of arbeid, of voor incidenteel werk;

    - vergoeding voor niet-gewerkte uren (bv. vakantiegeld);

    - toeslagen voor overwerk;

    - honoraria voor de directieleden van ondernemingen met rechtspersoonlijkheid;

    - stukloonvergoedingen;

    - toelagen voor de opvoeding van kinderen;

    - commissies, provisies, fooien en giften;

    - extra uitkeringen (bv. dertiende maand);

    - winstdelingen en bonussen, in geld;

    - productiviteitspremies;

    - toelagen in verband met werk op afgelegen locaties (gezien als onderdeel van de arbeidsvoorwaarden);

    - reiskostenvergoedingen;

    - betalingen van een werkgever aan zijn werknemers, voormalige werknemers of andere hiervoor in aanmerking komende personen wegens ziekte, invaliditeit, moederschap of aan nabestaanden, in aanvulling op datgene waarop in het kader van een socialeverzekeringsregeling aanspraak kan worden gemaakt, tenzij dergelijke betalingen duidelijk als sociale uitkering kunnen worden onderscheiden;

    - loonvervangende betalingen van een werkgever aan een werknemer via een socialeverzekeringsregeling wegens arbeidsongeschiktheid in verband met ziekte, invaliditeit of moederschapsverlof, tenzij dergelijke betalingen duidelijk als sociale uitkering kunnen worden onderscheiden.

    Onder bruto-inkomen uit loondienst vallen niet:

    - werkgeversvergoedingen voor werkgerelateerde uitgaven (bv. zakenreizen);

    - ontslagvergoedingen bij einde dienstverband ter compensatie van werknemers voor de stopzetting van het dienstverband, voordat de normale pensioengerechtigde leeftijd voor die baan is bereikt, en afvloeiingspremies (vallen onder "werkloosheidsuitkeringen" (PY090G));

    - vergoedingen voor zuiver werkgerelateerde uitgaven, zoals reis- en verblijfskosten of kosten voor beschermende kleding;

    - eenmalige uitkeringen bij het bereiken van de normale pensioengerechtigde leeftijd (vallen onder "ouderdomsuitkeringen" (PY100G));

    - stakingsuitkeringen van de vakbond.

    2.1.2. Bruto-inkomen uit loondienst, in natura (PY020G)

    Hieronder worden de niet-geldelijke inkomenscomponenten verstaan die een werkgever in het kader van het arbeidsvoorwaardenpakket gratis of tegen een gereduceerde prijs aan een werknemer kan verstrekken(2).

    Daartoe behoren:

    - een auto van de zaak voor privé-gebruik of voor het werk én voor privé-gebruik, en de daarmee samenhangende kosten (bv. gratis brandstof, autoverzekering, belastingen en accijnzen, indien van toepassing);

    - gratis of gesubsidieerde maaltijden, lunchbonnen;

    - vergoedingen voor of betalingen van huisvestingsgerelateerde kosten (bv. gas, water, elektriciteit, telefoonrekeningen voor vaste of mobiele aansluitingen);

    - andere goederen en diensten die een werkgever gratis of tegen een gereduceerde prijs aan een werknemer verstrekt, mits ze op nationaal niveau of voor bepaalde groepen huishoudens een belangrijke inkomenscomponent vormen.

    Bij de berekening van de waarde van de gratis verstrekte goederen en diensten wordt uitgegaan van marktprijzen. De waarde van de tegen gereduceerde prijs verstrekte goederen en diensten wordt verkregen door het verschil tussen de marktwaarde ervan en het door de werknemer betaalde bedrag te berekenen.

    Hieronder vallen niet:

    - de kosten van deze door de werkgever verstrekte goederen en diensten, als de werknemers ze alleen nodig hebben voor het verrichten van de arbeid;

    - huisvesting op de werkplek, als het huishouden waarvan een werknemer deel uitmaakt, hiervan geen gebruik kan maken;

    - huisvesting die een werkgever gratis of tegen verlaagde huur aan een werknemer ter beschikking stelt als hoofdwoning van het huishouden (de toegerekende waarde van de gratis of tegen verlaagde huur ter beschikking gestelde huisvesting valt onder "huurwaarde" (HY030G));

    - gratis of tegen verlaagde huur aan een werknemer ter beschikking gestelde huisvesting die als tweede woning van het huishouden dient;

    - vergoedingen aan een werknemer voor de aankoop van gereedschap, apparatuur, kleding en dergelijke die hij of zij uitsluitend of hoofdzakelijk voor het werk nodig heeft;

    - op grond van bijzondere arbeidsomstandigheden vereiste speciale maaltijden of dranken;

    - goederen en diensten die op de werkplek aan een werknemer worden verstrekt of die vanwege de aard van diens werkzaamheden nodig zijn (bv. een voor het werk vereist medisch onderzoek).

    2.1.3. Sociale premies ten laste van werkgevers (PY030G)

    Onder "premies ten laste van werkgevers" worden verstaan de bedragen die een werkgever tijdens de inkomensreferentieperiode ten behoeve van zijn/haar werknemers betaalt aan de verzekeraars (socialeverzekeringsinstellingen en particuliere verzekeringsregelingen met fondsvorming). Deze betalingen betreffen de wettelijke, de op collectieve arbeidsovereenkomsten berustende en de contractuele premies voor verzekering tegen sociale risico's.

    Hiertoe behoren:

    - werkgeverspremies voor particuliere pensioenregelingen;

    - werkgeverspremies voor particuliere ziektekostenverzekeringen;

    - werkgeverspremies voor levensverzekeringen;

    - werkgeverspremies voor andere werkgeversverzekeringen (bv. voor invaliditeit);

    - werkgeverspremies voor wettelijke (sociale)verzekeringsregelingen (met inbegrip van belastingen over de loonsom ten behoeve van de sociale zekerheid).

    2.2. Inkomen uit zelfstandige bedrijfsuitoefening

    Onder "inkomen uit zelfstandige bedrijfsuitoefening" wordt verstaan het inkomen dat particulieren tijdens de inkomensreferentieperiode voor zichzelf of voor hun familieleden hebben ontvangen doordat ze als zelfstandige een bedrijf uitoefenen of hebben uitgeoefend. Iemand oefent als zelfstandige een bedrijf uit als diens loon rechtstreeks afhangt van de winst (of mogelijke winst) op de productie van goederen en diensten (waarbij eigen verbruik als deel van de winst wordt gezien). Een zelfstandige neemt zelf de beslissingen over de bedrijfsvoering of delegeert deze taak, maar blijft dan wel zelf verantwoordelijk voor het welvaren van de onderneming (een onderneming kan in dit verband ook een eenmansbedrijf zijn). Iemand die een vergoeding voor een hobby krijgt, wordt ook als zelfstandige beschouwd.

    Als de verzamelde of samengestelde inkomensgegevens betrekking hebben op een periode vóór de inkomensreferentieperiode, worden ze geactualiseerd voor de inkomensreferentieperiode.

    Het inkomen uit zelfstandige bedrijfsuitoefening wordt uitgesplitst in:

    1. brutowinst of -verlies uit zelfstandige bedrijfsuitoefening (inclusief royalty's), in geld (PY050G);

    2. waarde van voor eigen verbruik geproduceerde goederen (PY070G).

    2.2.1. Brutowinst of -verlies uit zelfstandige bedrijfsuitoefening (inclusief royalty's), in geld (PY050G)

    Hieronder vallen:

    - de nettobedrijfswinst of het nettobedrijfsverlies ten bate of ten laste van de in een onderneming zonder rechtspersoonlijkheid werkzame eigenaren of partners, verminderd met de rente op bedrijfsleningen;

    - royalty's op teksten, uitvindingen enzovoort, tenzij ze al in de winst of het verlies van een onderneming zonder rechtspersoonlijkheid zijn opgenomen;

    - huuropbrengsten van bedrijfsgebouwen, voertuigen, apparatuur enzovoort, tenzij deze al in de winst of het verlies van een onderneming zonder rechtspersoonlijkheid zijn opgenomen, en met aftrek van de hiermee samenhangende kosten, zoals rente op hiervoor bestemde leningen, reparatie-, onderhouds- en verzekeringskosten.

    Hieronder vallen niet:

    - honoraria die een eigenaar als directeur van een onderneming met rechtspersoonlijkheid ontvangt (vallen onder "bruto-inkomen uit loondienst, in geld of met geld vergelijkbaar" (PY010G));

    - dividenden van ondernemingen met rechtspersoonlijkheid (vallen onder "rente, dividenden en winsten uit de kapitaalinbreng in een onderneming zonder rechtspersoonlijkheid" (HY090G));

    - de winst uit een deelneming in een onderneming zonder rechtspersoonlijkheid waarin iemand als "slapende partner" niet werkzaam is (valt onder "rente, dividenden en winsten uit de kapitaalinbreng in een onderneming zonder rechtspersoonlijkheid" (HY090G));

    - pachtopbrengsten van grond en inkomsten uit het hebben van kostgangers of uit kamerverhuur (vallen onder "inkomsten uit de verhuur of de verpachting van gebouwen of grond" (HY040G));

    - huuropbrengsten van een woning, tenzij ze in de winst of het verlies van een onderneming zonder rechtspersoonlijkheid zijn opgenomen (vallen onder "inkomsten uit de verhuur of de verpachting van gebouwen of grond" (HY040G)).

    Het inkomen uit zelfstandige bedrijfsuitoefening wordt als volgt berekend:

    - de marktoutput (bruto-omzet, inclusief de waarde van de goederen die in de onderneming zijn geproduceerd, maar door de zelfstandige of diens huishouden zijn geconsumeerd);

    - plus de marktwaarde van de goederen en diensten die voor de onderneming zonder rechtspersoonlijkheid zijn ingekocht, maar door de ondernemer en diens huishouden zijn geconsumeerd;

    - plus het inkomen uit vermogen bestaande uit de financiële of andere activa van de onderneming;

    - min de kosten van intermediair verbruik (grondstoffen, verkoop, distributie, onderhoud, administratie enz.);

    - min de beloning van werknemers (lonen en sociale premies voor werknemers);

    - min de belastingen op productie en invoer;

    - min de voor bedrijfsleningen betaalde rente;

    - min de pacht of huur die een onderneming voor grond en andere materiële niet-geproduceerde activa heeft betaald;

    - min het verbruik van vaste activa;

    - plus subsidies.

    Als een zelfstandige of diens bedrijf een fiscale jaarrekening opstelt, wordt in de praktijk de nettobedrijfswinst of het nettobedrijfsverlies op de rekening voor de meest recente periode van twaalf maanden, vóór aftrek van inkomstenbelasting en verplichte sociale premies, als zijn of haar bruto-inkomen aangemerkt.

    Als een fiscale of commerciële jaarrekening ontbreekt, wordt als alternatief voor de meting van het inkomen uit zelfstandige bedrijfsuitoefening het bedrag aan geld (en goederen) berekend dat aan de onderneming onttrokken is voor persoonlijk gebruik (consumptie, sparen, met inbegrip van de marktwaarde van de door de onderneming geproduceerde of ingekochte, maar voor persoonlijk gebruik aangewende goederen).

    2.2.2. Waarde van voor eigen verbruik geproduceerde goederen (PY070G)

    Onder de "waarde van voor eigen verbruik geproduceerde goederen" wordt verstaan de waarde van de voedingsmiddelen en dranken die binnen een huishouden zijn geproduceerd en geconsumeerd.

    De waarde van voor eigen verbruik geproduceerde goederen wordt verkregen door de marktwaarde van de geproduceerde goederen te berekenen en de productiekosten hierop in mindering te brengen.

    De waarde van voedsel en dranken wordt meegeteld, als ze op nationaal niveau of voor bepaalde groepen huishoudens een belangrijke inkomenscomponent vormen.

    Onder deze waarde valt niet:

    - de waarde van huishoudelijke diensten;

    - de voor de verkoop bestemde productie en onttrekkingen door een zelfstandige aan de onderneming (de waarde ervan valt onder "brutowinst of -verlies uit zelfstandige bedrijfsuitoefening (inclusief royalty's), in geld" (PY050G)).

    2.3. Huurwaarde

    2.3.1. Huurwaarde (HY030G)

    Onder "huurwaarde" wordt verstaan de waarde die een huishouden wordt toegerekend wanneer het opgeeft geen volledige huur te betalen, hetzij omdat het zelf de eigenaar van de woning is, hetzij omdat het voor de huisvesting een lagere huur dan de markthuur betaalt, hetzij omdat de huisvesting gratis wordt verstrekt.

    De huurwaarde wordt alleen geschat voor de woning (en bijbehorende ruimten als een garage) die een huishouden als hoofdverblijf gebruikt.

    De toe te rekenen waarde is de markthuur die voor een gelijkwaardige woning zou worden betaald, min de werkelijk betaalde huur (als voor de huisvesting een lagere huur dan de markthuur wordt betaald), min subsidies van de overheid of van een instelling zonder winstoogmerk (als de eigenaar er zelf woont of als voor de huisvesting een lagere huur dan de markthuur wordt betaald), min de uitgaven van huishoudens die een eigen huis bewonen voor kleine reparaties en opknapbeurten van de soort die gewoonlijk door de huisbaas worden uitgevoerd.

    De markthuur is de huur die op de particuliere markt verschuldigd is voor het recht om gebruik te maken van een ongemeubileerde woning, exclusief de kosten voor verwarming, water, elektriciteit enzovoort.

    2.4. Inkomen uit vermogen

    Onder "inkomen uit vermogen" wordt het inkomen, min de kosten, verstaan dat de eigenaar van een vordering of van materiële niet-geproduceerde activa (grond) tijdens de inkomensreferentieperiode heeft ontvangen in ruil voor het verstrekken van financiële middelen of het ter beschikking stellen van materiële niet-geproduceerde activa aan een andere institutionele eenheid.

    Inkomen uit vermogen wordt uitgesplitst in:

    1. rente, dividenden en winsten uit de kapitaalinbreng in een onderneming zonder rechtspersoonlijkheid (HY090G);

    2. inkomsten uit de verhuur of de verpachting van gebouwen of grond (HY040G).

    2.4.1. Rente, dividenden en winsten uit de kapitaalinbreng in een onderneming zonder rechtspersoonlijkheid (HY090G)

    Onder "rente, dividenden en winsten uit de kapitaalinbreng in een onderneming zonder rechtspersoonlijkheid" wordt verstaan het tijdens de inkomensreferentieperiode ontvangen bedrag aan rente, min de kosten, op activa als bankrekeningen, deposito's, obligaties enzovoort (tenzij de rente is opgenomen in de winst of het verlies van een onderneming zonder rechtspersoonlijkheid), aan dividend en aan winst uit de kapitaalinbreng in een onderneming zonder rechtspersoonlijkheid waarin de desbetreffende persoon niet werkzaam is.

    2.4.2. Inkomsten uit de verhuur of de verpachting van gebouwen of grond (HY040G)

    Onder "inkomsten uit de verhuur of de verpachting van gebouwen of grond" worden verstaan de tijdens de inkomensreferentieperiode ontvangen inkomsten uit de verhuur van onroerend goed (bv. de opbrengsten uit de verhuur van een woning - tenzij opgenomen in de winst of het verlies van een onderneming zonder rechtspersoonlijkheid -, de inkomsten uit het hebben van kostgangers of uit kamerverhuur, of de pachtopbrengsten van grond), na aftrek van de kosten, zoals rente op hypotheken, de kosten van kleine reparaties, onderhoud en verzekeringen, en andere lasten.

    2.5. Ontvangen inkomensoverdrachten

    2.5.1. Sociale uitkeringen

    Onder "sociale uitkeringen"(3) worden verstaan de tijdens de inkomensreferentieperiode(4) door huishoudens ontvangen inkomensoverdrachten die via collectieve regelingen of, buiten dergelijke regelingen om, door overheidseenheden en IZW's ten behoeve van huishoudens worden toegekend, teneinde de financiële lasten die voortvloeien uit een aantal risico's en behoeften, voor hen te verlichten.

    Daartoe worden ook de waarde van de sociale premies en de inkomstenbelasting gerekend die de begunstigde voor de uitkering verschuldigd is aan een socialeverzekeringsregeling of aan de belastingdienst.

    Om als sociale uitkering te worden aangemerkt, moet de overdracht aan een van de volgende twee criteria voldoen:

    - voor de groep in kwestie is dekking verplicht (in het kader van wet- of regelgeving of van een collectieve arbeidsovereenkomst);

    - de overdracht is gebaseerd op het beginsel van maatschappelijke solidariteit (d.w.z. als het gaat om een pensioen op basis van een verzekering zijn de premies en rechten niet afhankelijk van het individuele risico dat de verzekerde loopt).

    Sociale uitkeringen worden uitgesplitst in:

    1. gezins- en kindertoelagen (HY050G);

    2. huisvestingstoelagen (HY070G);

    3. werkloosheidsuitkeringen (PY090G);

    4. ouderdomsuitkeringen (PY100G);

    5. nabestaandenuitkeringen (PY110G);

    6. ziekte-uitkeringen (PY120G);

    7. invaliditeitsuitkeringen (PY130G);

    8. onderwijstoelagen (PY140G);

    9. sociale uitsluiting, niet elders genoemd (HY060G).

    Onder sociale uitkeringen vallen niet:

    - uitkeringen op grond van regelingen waaraan de ontvangers onafhankelijk van hun werkgever of de overheid alleen op vrijwillige basis premies hebben betaald (vallen onder "pensioenen op grond van individuele particuliere regelingen" (andere dan die onder de ESSOBS vallen)) (PY080G).

    2.5.1.1. Gezins- en kindertoelagen (HY050G)

    De functie gezin/kinderen omvat uitkeringen waardoor financiële steun wordt verleend aan:

    - huishoudens die kinderen grootbrengen;

    - personen die in het levensonderhoud voorzien van familieleden andere dan kinderen.

    Hieronder vallen:

    - een inkomensgarantie bij geboorte: al dan niet inkomensafhankelijke uitkeringen om de ouder te compenseren voor gederfd loon door de afwezigheid van het werk wegens de geboorte van een kind gedurende de periode vóór en/of na de bevalling of in verband met een adoptie;

    - geboortetoelagen: uitkeringen die gewoonlijk ineens of in gedeelten worden betaald bij de geboorte van een kind of bij een adoptie;

    - uitkeringen bij ouderschapsverlof: uitkeringen aan de moeder of de vader, indien deze haar/zijn loopbaan onderbreekt of korter gaat werken om voor een - gewoonlijk jong - kind te zorgen;

    - de kinderbijslag: periodieke betalingen aan een lid van een huishouden met kinderen ten laste om bij te dragen in de kosten van de opvoeding;

    - overige uitkeringen in geld: uitkeringen die los staan van de kinderbijslag en die tot doel hebben huishoudens te helpen bij specifieke onkosten, zoals onkosten die voortvloeien uit de specifieke behoeften van eenoudergezinnen of gezinnen met kinderen met een handicap. Deze uitkeringen kunnen periodieke of eenmalige uitkeringen zijn.

    Hieronder vallen niet:

    - loonvervangende betalingen van een werkgever aan een werknemer via een socialeverzekeringsregeling wegens arbeidsongeschiktheid in verband met moederschapsverlof, tenzij dergelijke betalingen duidelijk als sociale uitkering kunnen worden onderscheiden (vallen onder "bruto-inkomen uit loondienst, in geld of met geld vergelijkbaar" (PY010G));

    - moederschapsuitkeringen van een werkgever aan een werknemer, in aanvulling op haar aanspraken uit hoofde van een socialeverzekeringsregeling, tenzij dergelijke uitkeringen duidelijk als sociale uitkering kunnen worden onderscheiden (vallen onder "bruto-inkomen uit loondienst, in geld of met geld vergelijkbaar" (PY010G)).

    2.5.1.2. Huisvestingstoelagen (HY070G)

    De functie huisvesting betreft maatregelen van openbare instanties om huishoudens te helpen hun huisvesting te betalen. Om te bepalen of een huisvestingstoelage al dan niet tot de functie huisvesting behoort, is het van essentieel belang om te weten of deze afhankelijk is van de uitvoering van een onderzoek naar de middelen.

    Hieronder vallen:

    - huursubsidies: een inkomensoverdracht na een onderzoek naar de middelen door een openbare instantie aan huurders om - tijdelijk of voor langere duur - te helpen bij de huur;

    - uitkeringen aan bewoners van een eigen woning: een overdracht - na een onderzoek van de middelen - door een openbare instantie aan bewoners van een eigen woning om hen te helpen met de woonlasten; in de praktijk gaat het vaak om hulp bij de betaling van de hypotheek of van rente.

    Hieronder vallen niet:

    - sociale huisvestingsmaatregelen via het belastingstelsel (d.w.z. belastingvoordelen);

    - kapitaaloverdrachten (met name investeringsbijdragen).

    2.5.1.3. Werkloosheidsuitkeringen (PY090G)

    Werkloosheidsuitkeringen zijn uitkeringen die de door een werknemer ten gevolge van het verlies van betaald werk gederfde inkomsten geheel of gedeeltelijk vervangen, een bestaansminimum (of een beter inkomen) verschaffen aan personen die hun intrede of herintrede op de arbeidsmarkt doen, de door gedeeltelijke werkloosheid gederfde inkomsten compenseren, de door een oudere werknemer gederfde inkomsten geheel of gedeeltelijk vervangen als deze vóór het bereiken van de wettelijke pensioengerechtigde leeftijd wegens inkrimping van het personeelsbestand om economische redenen uit het arbeidsproces stapt, bijdragen in de kosten voor opleiding en herscholing van personen die werk zoeken of bijdragen in de reis- of verhuiskosten van werklozen die elders werk hebben gevonden.

    Hieronder vallen:

    - uitkeringen bij volledige werkloosheid: uitkeringen ter compensatie van gederfde inkomsten, als de betrokkene in staat en beschikbaar is om te werken, maar geen geschikt werk kan vinden. Dit betreft ook personen die nog niet eerder hebben gewerkt;

    - uitkeringen bij gedeeltelijke werkloosheid: uitkeringen ter compensatie van gederfde inkomsten wegens officiële werktijdverkorting en/of tijdelijke werkloosheid, ongeacht de oorzaak (recessie in het bedrijfsleven of productievermindering, storing van apparatuur, klimatologische omstandigheden, ongevallen enz.), waarbij het dienstverband tussen werknemer en werkgever blijft bestaan;

    - uitkeringen bij vervroegde uittreding om economische redenen: periodieke betalingen aan oudere werknemers die vóór het bereiken van de normale pensioengerechtigde leeftijd het arbeidsproces verlaten wegens werkloosheid of inkrimping van het personeel om economische redenen, zoals bij een herstructurering van een industriële sector of een onderneming. Deze betalingen worden gewoonlijk gestopt zodra de begunstigde de normale pensioengerechtigde leeftijd bereikt en voor een ouderdomspensioen in aanmerking komt;

    - toelagen voor beroepsopleiding: betaling door wettelijke-socialeverzekeringsinstellingen of openbare instanties ten behoeve van personen die tot de arbeidskrachten behoren en die deelnemen aan scholingsprogramma's om hun kansen op de arbeidsmarkt te verbeteren;

    - mobiliteit en hervestiging: betalingen door wettelijke-socialeverzekeringsinstellingen of openbare instanties aan werklozen teneinde hen te stimuleren om naar een andere plaats te verhuizen of van beroep te veranderen;

    - ontslagvergoedingen bij einde dienstverband (uitkeringen ter compensatie van werknemers voor de stopzetting van het dienstverband, voordat in deze baan de normale pensioengerechtigde leeftijd is bereikt);

    - afvloeiingsregelingen: uitbetalingen van een hoofdsom aan werknemers die niet door eigen schuld zijn ontslagen door een onderneming die wordt opgeheven of afgeslankt;

    - overige uitkeringen in geld: overige financiële steun, met name in de vorm van betalingen aan langdurig werklozen.

    Hieronder vallen niet:

    - gezinstoelagen voor kinderen ten laste (vallen onder "gezins- en kindertoelagen" (HY050G)).

    2.5.1.4. Ouderdomsuitkeringen (PY100G)

    De functie ouderdom betreft de verstrekking van sociale bescherming tegen risico's die verband houden met ouderdom, inkomstenderving, ontoereikend inkomen, gebrek aan zelfstandigheid in het dagelijkse leven, verminderde deelname aan het maatschappelijke leven enzovoort.

    Tot de ouderdomsuitkeringen behoren uitkeringen die een vervangend inkomen verschaffen als de oudere zich uit de arbeidsmarkt terugtrekt of die een bepaald inkomen garanderen bij het bereiken van een vastgestelde leeftijd.

    Hieronder vallen:

    - ouderdomspensioenen: periodieke betalingen die bedoeld zijn als inkomensgarantie voor de begunstigde bij het bereiken van de normale pensioengerechtigde leeftijd, of als inkomenssteun voor ouderen;

    - vervroegde ouderdomspensioenen: periodieke betalingen die bedoeld zijn als inkomensgarantie, als de begunstigde vóór het bereiken van de normale pensioengerechtigde leeftijd, zoals vastgesteld in de desbetreffende regeling of referentieregeling, uit het arbeidsproces stapt. Een vervroegd ouderdomspensioen kan worden verleend met of zonder aftrek van het normale pensioen;

    - deelpensioenen: periodieke betalingen van een deel van het volledige ouderdomspensioen aan oudere werknemers die korter gaan werken of wier inkomen uit een beroepsbezigheid onder een bepaald minimum ligt;

    - verzorgingsuitkeringen: uitkeringen aan ouderen die frequent of constant financiële steun nodig hebben in verband met de extra kosten die hun verzorging (anders dan medische verzorging) met zich brengt. De uitkering mag niet een vergoeding van met bewijzen gestaafde onkosten zijn;

    - nabestaandenuitkeringen die na de normale pensioengerechtigde leeftijd worden verstrekt;

    - invaliditeitsuitkeringen in geld die na de normale pensioengerechtigde leeftijd worden verstrekt;

    - eenmalige uitkeringen bij het bereiken van de normale pensioengerechtigde leeftijd;

    - overige uitkeringen in geld: andere periodieke betalingen of betalingen ineens bij pensionering of wegens ouderdom, zoals uitkering van de hoofdsom aan personen die niet aan alle voorwaarden voor een periodiek ouderdomspensioen voldoen of die aangesloten waren bij een regeling die bij pensionering uitsluitend een hoofdsom uitkeert.

    Hieronder vallen niet:

    - gezinstoelagen voor kinderen ten laste (vallen onder "gezins- en kindertoelagen" (HY050G));

    - uitkeringen bij vervroegde uittreding die verband houdt met de situatie op de arbeidsmarkt of met verminderde arbeidsgeschiktheid (vallen onder respectievelijk "werkloosheidsuitkeringen" (PY090G) en "invaliditeitsuitkeringen" (PY130G));

    - uitkeringen aan ouderen die frequent of constant financiële steun nodig hebben in verband met de extra kosten die hun verzorging met zich brengt, wanneer het gaat om een vergoeding van met bewijzen gestaafde onkosten.

    2.5.1.5. Nabestaandenuitkeringen (PY110G)

    Onder een "nabestaandenuitkering" wordt verstaan een al dan niet tijdelijk inkomen voor personen onder de pensioengerechtigde leeftijd na de dood van hun partner of een naast familielid, gewoonlijk als de overledene voor de begunstigde de voornaamste kostwinner was.

    Rechthebbenden kunnen de partner of voormalige partner, kinderen, kleinkinderen, ouders of andere familieleden van de overledene zijn. In sommige gevallen kan een uitkering ook worden uitbetaald aan iemand buiten de familie.

    Een nabestaandenuitkering wordt gewoonlijk krachtens een afgeleid recht verstrekt, d.w.z. krachtens een recht dat werd verworven door een ander wiens overlijden voorwaarde voor de toekenning van de uitkering is.

    Hieronder vallen:

    - nabestaandenpensioenen: periodieke betalingen aan personen wier recht op een uitkering is afgeleid van hun verwantschap met een overledene die door de regeling werd beschermd (weduwen, weduwnaars, wezen en dergelijke);

    - overlijdensuitkering: eenmalige uitkering aan iemand wiens recht op een uitkering is afgeleid van zijn/haar verwantschap met een overledene (weduwen, weduwnaars, wezen en dergelijke);

    - overige uitkeringen in geld: overige periodieke of eenmalige betalingen krachtens een afgeleid recht van een nabestaande.

    Hieronder vallen niet:

    - gezinstoelagen voor kinderen ten laste (vallen onder "gezins- en kindertoelagen" (HY050G));

    - uitvaartkosten;

    - nabestaandenuitkeringen van een werkgever aan andere rechthebbenden, in aanvulling op hun aanspraken in het kader van een socialeverzekeringsregeling, tenzij dergelijke uitkeringen duidelijk als sociale uitkering kunnen worden onderscheiden (vallen onder "bruto-inkomen uit loondienst, in geld of met geld vergelijkbaar" (PY010G));

    - nabestaandenuitkeringen die na het bereiken van de normale pensioengerechtigde leeftijd worden verstrekt (vallen onder "ouderdomsuitkeringen" (PY100G)).

    2.5.1.6. Ziekte-uitkeringen (PY120G)

    Onder "ziekte-uitkeringen" worden verstaan uitkeringen in geld ter gehele of gedeeltelijke vervanging van gederfd loon tijdens een tijdelijke arbeidsongeschiktheid wegens ziekte of ongeval.

    Hieronder vallen:

    - doorbetaling van loon bij ziekte: een vast bedrag of inkomensafhankelijke betalingen die tot doel hebben de beschermde persoon geheel of gedeeltelijk te compenseren voor gederfd loon in verband met een tijdelijke arbeidsongeschiktheid wegens ziekte of ongeval. Deze uitkeringen kunnen worden betaald door autonome socialebeschermingsregelingen of door de werkgever in de vorm van doorbetaling van loon gedurende de periode dat de werknemer ziek is;

    - doorbetaling bij ziekte of ongeval van een kind ten laste;

    - overige uitkeringen in geld: diverse betalingen aan de beschermde in verband met ziekte of ongeval.

    Hieronder vallen niet:

    - uitkeringen in geld ter vervanging van gederfd loon tijdens een tijdelijke arbeidsongeschiktheid wegens zwangerschap (vallen onder "gezins- en kindertoelagen" (HY050G));

    - uitkeringen in geld ter vervanging van gederfd loon tijdens een tijdelijke arbeidsongeschiktheid wegens invaliditeit (vallen onder "invaliditeitsuitkeringen" (PY130G));

    - loonvervangende betalingen van een werkgever aan een werknemer via een socialeverzekeringsregeling bij arbeidsongeschiktheid wegens ziekte, tenzij dergelijke betalingen duidelijk als sociale uitkering kunnen worden onderscheiden (vallen onder "bruto-inkomen uit loondienst, in geld of met geld vergelijkbaar" (PY010G));

    - uitkeringen van een werkgever aan een werknemer, in aanvulling op de ziekteverlofuitkering waarop aanspraak kan worden gemaakt in het kader van een socialeverzekeringsregeling, tenzij dergelijke uitkeringen duidelijk als sociale uitkering kunnen worden onderscheiden (vallen onder "bruto-inkomen uit loondienst, in geld of met geld vergelijkbaar" (PY010G)).

    2.5.1.7. Invaliditeitsuitkeringen (PY130G)

    Onder een "invaliditeitsuitkering" wordt verstaan een uitkering die een inkomen verschaft aan personen die de pensioengerechtigde leeftijd nog niet hebben bereikt en die voor meer dan een bij wet vastgelegd minimumpercentage arbeidsongeschikt zijn ten gevolge van een lichamelijke of geestelijke handicap.

    Invaliditeit is de volledige of gedeeltelijke ongeschiktheid om een beroepsbezigheid uit te oefenen of een normaal maatschappelijk leven te leiden ten gevolge van een lichamelijke of geestelijke handicap die waarschijnlijk blijvend is of langer dan een vastgestelde minimumperiode zal voortduren.

    Hieronder vallen:

    - invaliditeitspensioenen: periodieke betalingen die bedoeld zijn als inkomensgarantie of -steun voor iemand die de normale pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt en die een handicap heeft waardoor hij of zij voor meer dan een bij wet vastgesteld minimumpercentage arbeidsongeschikt is;

    - uitkeringen bij vervroegde uittreding in verband met verminderde arbeidsgeschiktheid: periodieke betalingen aan oudere werknemers die vóór de normale pensioengerechtigde leeftijd uit het arbeidsproces stappen ten gevolge van verminderde arbeidsgeschiktheid. Deze betalingen worden gewoonlijk gestopt zodra de begunstigde de pensioengerechtigde leeftijd bereikt;

    - verzorgingsuitkeringen: uitkeringen aan personen met een handicap die de normale pensioengerechtigde leeftijd nog niet hebben bereikt en die frequent of constant financiële steun nodig hebben in verband met de extra kosten die hun verzorging (anders dan medische verzorging) met zich brengt. De uitkering mag niet een vergoeding van met bewijzen gestaafde onkosten zijn;

    - economische integratie van personen met een handicap: toelagen ten behoeve van personen met een handicap als zij aan hun toestand aangepast werk verrichten, gewoonlijk in een beschermde werkplaats, of als zij een beroepsopleiding volgen;

    - invaliditeitsuitkeringen waarop kinderen met een handicap zelf recht hebben, ongeacht van wie ze ten laste komen;

    - overige uitkeringen in geld: periodieke betalingen of betalingen ineens die niet bij een van bovengenoemde rubrieken kunnen worden ingedeeld, zoals incidentele inkomenssteun enz.

    Hieronder vallen niet:

    - uitkeringen ter gehele of gedeeltelijke vervanging van gederfd loon tijdens een tijdelijke arbeidsongeschiktheid wegens ziekte of ongeval (vallen onder "ziekte-uitkeringen" (PY120G));

    - gezinstoelagen aan ontvangers van invaliditeitsuitkeringen (vallen onder "gezins- en kindertoelagen" (HY050G));

    - uitkeringen aan nabestaanden van personen met een handicap, zoals pensioenen (vallen onder "nabestaandenuitkeringen" (PY110G));

    - uitkeringen in de vorm van een vergoeding van met bewijzen gestaafde onkosten;

    - invaliditeitsuitkeringen in geld, verstrekt na het bereiken van de normale pensioengerechtigde leeftijd (vallen onder "ouderdomsuitkeringen" (PY100G));

    - loonvervangende betalingen van een werkgever aan een werknemer of voormalige werknemer via een socialeverzekeringsregeling bij arbeidsongeschiktheid wegens invaliditeit, tenzij dergelijke betalingen duidelijk als sociale uitkering kunnen worden onderscheiden (vallen onder "bruto-inkomen uit loondienst, in geld of met geld vergelijkbaar" (PY010G));

    - uitkeringen van een werkgever aan een werknemer, in aanvulling op de invaliditeitsuitkering waarop aanspraak kan worden gemaakt in het kader van een socialeverzekeringsregeling, tenzij dergelijke uitkeringen duidelijk als sociale uitkering kunnen worden onderscheiden (vallen onder "bruto-inkomen uit loondienst, in geld of met geld vergelijkbaar" (PY010G)).

    2.5.1.8. Onderwijstoelagen (PY140G)

    Onder een "onderwijstoelage" wordt verstaan een studietoelage, beurs en overige steun terzake aan studenten of leerlingen.

    2.5.1.9. Sociale uitsluiting, niet elders genoemd (HY060G)

    Uitkeringen uit hoofde van de functie "sociale uitsluiting, niet elders genoemd" zijn bestemd voor "sociaal uitgeslotenen" of "zij die het risico lopen sociaal te worden uitgesloten". Hoewel dit een zeer ruim begrip is, kunnen (onder andere) als doelgroepen worden aangewezen: armen, migranten, vluchtelingen, drugs- en alcoholverslaafden, slachtoffers van geweldmisdrijven.

    Hieronder vallen:

    - inkomenssteun: periodieke betalingen aan personen met een ontoereikend inkomen. Om aanspraak te kunnen maken op inkomenssteun kunnen naast de voorwaarde dat de persoonlijke middelen een bepaald maximum niet overschrijden ook voorwaarden worden gesteld met betrekking tot nationaliteit, ingezetenschap, leeftijd, beschikbaarheid om te werken en gezinssituatie. De uitkering kan van beperkte of onbeperkte duur zijn, zij kan worden uitbetaald aan de betrokkene zelf of aan het gezin en kan worden verstrekt door de centrale of door een lagere overheid;

    - overige uitkeringen in geld: steun aan arme en kwetsbare personen om hun armoede te verlichten of hen in moeilijke situaties bij te staan. Deze uitkeringen kunnen worden betaald door particuliere instellingen zonder winstoogmerk.

    2.5.2. Periodiek ontvangen overdrachten tussen huishoudens, in geld (HY080G)

    Onder "periodiek ontvangen overdrachten tussen huishoudens, in geld" worden de periodieke geldbedragen verstaan die tijdens de inkomensreferentieperiode zijn ontvangen van andere huishoudens of personen.

    Hieronder vallen:

    - verplichte alimentatie en steun voor kinderen;

    - vrijwillige alimentatie en steun voor kinderen, op periodieke basis;

    - periodieke financiële ondersteuning van personen die niet tot het huishouden behoren;

    - periodieke financiële ondersteuning van huishoudens in andere landen.

    Hieronder vallen niet:

    - gratis of gesubsidieerde huisvesting, ter beschikking gesteld door een ander huishouden (valt onder "huurwaarde" (HY030G)).

    2.6. Overig inkomen

    2.6.1. Inkomen van personen tot zestien jaar (HY110G)

    Onder "inkomen van personen tot zestien jaar" wordt verstaan het bruto-inkomen van alle leden van het huishouden onder de zestien tijdens de inkomensreferentieperiode.

    Hieronder vallen niet:

    - overdrachten tussen leden van het huishouden;

    - inkomens die op het niveau van het huishouden worden geregistreerd (d.w.z. de variabelen HY040G, HY050G, HY060G, HY070G, HY080G en HY090G).

    2.7. Rentebetalingen

    2.7.1. Betaalde rente op hypotheken (HY100G)

    Onder "betaalde rente op hypotheken" wordt verstaan het totale brutobedrag, vóór aftrek van belastingkredieten of belastingvoordelen, dat tijdens de inkomensreferentieperiode is betaald aan hypotheekrente voor het hoofdverblijf van het huishouden.

    Hieronder vallen niet:

    - andere hypotheekbetalingen, of het nu gaat om rente of om de hoofdsom, die op hetzelfde moment worden gedaan, zoals verzekeringen die hypotheekbescherming bieden, of opstal- en inboedelverzekeringen;

    - betalingen in verband met de herfinanciering van hypotheken om middelen te verkrijgen die aan de woning worden besteed (bv. voor reparaties, renovaties, onderhoud enz.) of voor andere doeleinden worden gebruikt;

    - aflossingen op de hoofdsom.

    2.8. Betaalde inkomensoverdrachten

    Betaalde inkomensoverdrachten worden uitgesplitst in:

    1. inkomstenbelasting en sociale premies (HY140G);

    2. periodieke vermogensbelastingen (HY120G);

    3. sociale premies ten laste van werkgevers (PY030G);

    4. periodiek betaalde overdrachten tussen huishoudens, in geld (HY130G).

    2.8.1. Inkomstenbelasting en sociale premies (HY140G)

    Onder "inkomstenbelasting" worden de belastingen op inkomens, winsten en kapitaalwinsten verstaan. Deze worden vastgesteld op basis van het werkelijke of veronderstelde inkomen van individuen, huishoudens of fiscale eenheden. Tot de belastingen op inkomen behoren ook belastingen op eigendom van vermogen, grond of onroerend goed, indien dat eigendom wordt gebruikt als basis voor de berekening van het inkomen van de eigenaars.

    Hieronder vallen:

    - belastingen die tijdens de inkomensreferentieperiode zijn betaald op het inkomen van individuen, huishoudens of fiscale eenheden (inkomen uit arbeid, vermogen of ondernemerschap, pensioenen enz.), met inbegrip van belastingen die door de werkgevers worden ingehouden (loonbelastingen), andere direct ingehouden belastingen en belastingen op het inkomen van eigenaren van ondernemingen zonder rechtspersoonlijkheid;

    - in afwijking hiervan kunnen de lidstaten die gebruikmaken van registergegevens, de belastingen op het in de inkomensreferentieperiode "ontvangen inkomen" opgeven, evenals andere lidstaten waarvoor dit de meest geschikte methode is, mits het effect op de vergelijkbaarheid van gegevens marginaal blijft;

    - teruggave van belasting, ontvangen tijdens de inkomensreferentieperiode, die verband houdt met de belasting die op het tijdens de inkomensreferentieperiode of in voorgaande jaren ontvangen inkomen is betaald. Het bedrag moet op de betaalde belastingen in mindering worden gebracht;

    - de rente die in rekening is gebracht voor achterstallige betalingen van verschuldigde belastingen en boetes die de belastingdienst heeft opgelegd.

    Hieronder vallen niet:

    - betalingen voor jacht-, schiet- en visvergunningen.

    Onder "sociale premies" worden verstaan de premies van werknemers, zelfstandigen, werklozen, gepensioneerden en anderen (indien van toepassing) die tijdens de inkomensreferentieperiode zijn betaald aan verplichte wettelijke of door de werkgever ingestelde socialeverzekeringsregelingen (pensioen, gezondheid enz.).

    2.8.2. Periodieke vermogensbelastingen (HY120G)

    Onder "periodieke vermogensbelastingen" worden verstaan periodieke belastingen op het eigendom of het gebruik van grond of onroerende goederen door de eigenaars ervan, en belastingen op het nettovermogen en andere activa (juwelen en andere uiterlijke tekenen van welstand). Het gaat hierbij om belastingen die zijn betaald tijdens de inkomensreferentieperiode.

    Hiertoe behoren ook de tijdens de inkomensreferentieperiode voor achterstallige betalingen van verschuldigde belastingen in rekening gebrachte rente en door de belastingdienst opgelegde boetes, alsmede onroerendzaakbelastingen die een huurder tijdens de inkomensreferentieperiode rechtstreeks aan de belastingdienst heeft betaald.

    Hieronder vallen niet:

    - niet-periodieke heffingen, zoals successie- en schenkingsrechten;

    - belastingen op eigendom van vermogen, grond of onroerend goed, indien dat eigendom wordt gebruikt als basis voor de berekening van het inkomen van de eigenaars (vallen onder "inkomstenbelasting en sociale premies" (HY140G));

    - belastingen op grond, gebouwen of andere activa die ondernemingen bezitten of huren en voor hun productieactiviteiten gebruiken. (Dergelijke belastingen worden beschouwd als belastingen op productie. Ze worden afgetrokken van de marktoutput van het inkomen uit zelfstandige bedrijfsuitoefening om de component "brutowinst of -verlies uit zelfstandige bedrijfsuitoefening (inclusief royalty's), in geld" (PY050G) te kunnen berekenen.)

    2.8.3. Sociale premies ten laste van werkgevers (PY030G)

    "Sociale premies ten laste van werkgevers" maken deel uit van het "inkomen uit loondienst".

    2.8.4. Periodiek betaalde overdrachten tussen huishoudens, in geld (HY130G)

    Onder "periodiek betaalde overdrachten tussen huishoudens, in geld" worden geldbedragen verstaan die tijdens de inkomensreferentieperiode periodiek aan een ander huishouden zijn betaald.

    Hieronder vallen:

    - verplichte alimentatie en steun voor kinderen;

    - vrijwillige alimentatie en steun voor kinderen, op periodieke basis;

    - periodieke financiële ondersteuning van personen die niet tot het huishouden behoren;

    - periodieke financiële ondersteuning van huishoudens in andere landen.

    3. NETTO-INKOMENSCOMPONENTEN

    Netto-inkomenscomponenten worden afgeleid van de bijbehorende bruto-inkomenscomponenten, na aftrek van aan de bron ingehouden inkomstenbelasting en van sociale premies.

    Nettocomponenten kunnen als volgt worden opgegeven:

    1. netto, exclusief aan de bron ingehouden inkomstenbelasting en exclusief sociale premies;

    2. netto, exclusief aan de bron ingehouden inkomstenbelasting;

    3. netto, exclusief sociale premies.

    4. TOTAAL BRUTO- EN BESCHIKBAAR INKOMEN VAN HET HUISHOUDEN

    4.1. Het totale bruto-inkomen van het huishouden (HY010) wordt als volgt berekend:

    opgeteld worden de componenten van het persoonlijke bruto-inkomen van alle leden van het huishouden (bruto-inkomen uit loondienst, in geld of met geld vergelijkbaar (PY010G), bruto-inkomen uit loondienst, in natura (PY020G), sociale premies ten laste van werkgevers (PY030G), brutowinst of -verlies uit zelfstandige bedrijfsuitoefening (inclusief royalty's), in geld (PY050G), waarde van voor eigen verbruik geproduceerde goederen (PY070G), werkloosheidsuitkeringen (PY090G), ouderdomsuitkeringen (PY100G), nabestaandenuitkeringen (PY110G), ziekte-uitkeringen (PY120G), invaliditeitsuitkeringen (PY130G) en onderwijstoelagen (PY140G)), plus: de componenten van het bruto-inkomen van het huishouden (huurwaarde (HY030G), inkomsten uit de verhuur of de verpachting van gebouwen of grond (HY040G), gezins- en kindertoelagen (HY050G), sociale uitsluiting, niet elders genoemd (HY060G), huisvestingstoelagen (HY070G), periodiek ontvangen overdrachten tussen huishoudens, in geld (HY080G), rente, dividenden en winsten uit de kapitaalinbreng in een onderneming zonder rechtspersoonlijkheid (HY090G), inkomen van personen tot zestien jaar (HY110G)), min: betaalde rente op hypotheken (HY100G).

    4.2. Het totale beschikbare inkomen van het huishouden (HY020) wordt als volgt berekend

    opgeteld worden de componenten van het persoonlijke bruto-inkomen van alle leden van het huishouden (bruto-inkomen uit loondienst, in geld of met geld vergelijkbaar (PY010G), bruto-inkomen uit loondienst, in natura (PY020G), sociale premies ten laste van werkgevers (PY030G), brutowinst of -verlies uit zelfstandige bedrijfsuitoefening (inclusief royalty's), in geld (PY050G), waarde van voor eigen verbruik geproduceerde goederen (PY070G), werkloosheidsuitkeringen (PY090G), ouderdomsuitkeringen (PY100G), nabestaandenuitkeringen (PY110G), ziekte-uitkeringen (PY120G), invaliditeitsuitkeringen (PY130G) en onderwijstoelagen (PY140G)), plus: de componenten van het bruto-inkomen van het huishouden (huurwaarde (HY030G), inkomsten uit de verhuur of de verpachting van gebouwen of grond (HY040G), gezins- en kindertoelagen (HY050G), sociale uitsluiting, niet elders genoemd (HY060G), huisvestingstoelagen (HY070G), periodiek ontvangen overdrachten tussen huishoudens, in geld (HY080G), rente, dividenden en winsten uit de kapitaalinbreng in een onderneming zonder rechtspersoonlijkheid (HY090G), inkomen van personen tot zestien jaar (HY110G)), min: sociale premies ten laste van werkgevers (PY030G), betaalde rente op hypotheken (HY100G), periodieke vermogensbelastingen (HY120G), periodiek betaalde overdrachten tussen huishoudens, in geld (HY130G), inkomstenbelasting en sociale premies (HY140G).

    De variabele HY140G omvat bijbetalingen of terugontvangsten in verband met fiscale correctie van het inkomen, de direct ingehouden inkomstenbelasting en de sociale premies (indien van toepassing);

    Of als volgt:

    opgeteld worden de componenten van het persoonlijke netto-inkomen, exclusief direct ingehouden inkomstenbelasting en exclusief sociale premies, van alle leden van het huishouden (inkomen uit loondienst, in geld of met geld vergelijkbaar (PY010N), inkomen uit loondienst, in natura (PY020N), winst of verlies uit zelfstandige bedrijfsuitoefening, in geld (PY050N), waarde van voor eigen verbruik geproduceerde goederen (PY070N), werkloosheidsuitkeringen (PY090N), ouderdomsuitkeringen (PY100N), nabestaandenuitkeringen (PY110N), ziekte-uitkeringen (PY120N), invaliditeitsuitkeringen (PY130N) en onderwijstoelagen (PY140N)), plus: de componenten van het netto-inkomen, exclusief direct ingehouden inkomstenbelasting en exclusief sociale premies, van het huishouden (huurwaarde (HY030G), inkomsten uit de verhuur of de verpachting van gebouwen of grond (HY040N), gezins- en kindertoelagen (HY050N), sociale uitsluiting, niet elders genoemd (HY060N), huisvestingstoelagen (HY070N), periodiek ontvangen overdrachten tussen huishoudens, in geld (HY080N), rente, dividenden en winsten uit de kapitaalinbreng in een onderneming zonder rechtspersoonlijkheid (HY090N), inkomen van personen tot zestien jaar (HY110N)), min: betaalde rente op hypotheken (HY100N), periodieke vermogensbelastingen (HY120G), periodiek betaalde overdrachten tussen huishoudens, in geld (HY130N), bijbetalingen of teruggaven in verband met fiscale correctie van het inkomen (HY145N);

    Of als volgt:

    opgeteld worden de componenten van het persoonlijke inkomen van alle leden van het huishouden, plus: de inkomenscomponenten van het huishouden, waarvan sommige netto (exclusief inkomstenbelasting en/of exclusief sociale premies), en andere bruto, of alle componenten netto, maar sommige netto, exclusief ingehouden belasting, en andere netto, exclusief sociale premies, of netto, exclusief beide, zolang de inkomstenbelasting en sociale premies (HY140N), de periodieke vermogensbelastingen, de periodiek betaalde overdrachten tussen huishoudens, in geld en de sociale premies ten laste van werkgevers in mindering zijn gebracht.

    In dit geval kan de variabele HY140N voor een aantal inkomenscomponenten bijbetalingen of terugontvangsten in verband met fiscale correctie, de direct ingehouden inkomstenbelasting en de sociale premies omvatten.

    4.3. Totaal beschikbaar inkomen van het huishouden vóór sociale overdrachten, exclusief ouderdoms- en nabestaandenuitkeringen (HY022) wordt gedefinieerd als:

    het totale beschikbare inkomen (HY020), min: de totale netto-overdrachten, plus: de ouderdomsuitkeringen (PY100N) en nabestaandenuitkeringen (PY110N) (d.w.z. het totale beschikbare inkomen (HY020) min de werkloosheidsuitkeringen (PY090N), ziekte-uitkeringen (PY120N), invaliditeitsuitkeringen (PY130N), onderwijstoelagen (PY140N), gezins- en kindertoelagen (HY050N), sociale uitsluiting, niet elders genoemd (HY060N) en huisvestingstoelagen (HY070N)).

    4.4. Totaal beschikbaar inkomen van een huishouden vóór sociale overdrachten, inclusief ouderdoms- en nabestaandenuitkeringen (HY023) wordt gedefinieerd als:

    het totale beschikbare inkomen (HY020), min: de totale netto-overdrachten (werkloosheidsuitkeringen (PY090N), ouderdomsuitkeringen (PY100N), nabestaandenuitkeringen (PY110N), ziekte-uitkeringen (PY120N), invaliditeitsuitkeringen (PY130N), onderwijstoelagen (PY140N), gezins- en kindertoelagen (HY050N), sociale uitsluiting, niet elders genoemd (HY060N) en huisvestingstoelagen (HY070N).

    5. ANDERE RUBRIEKEN DIE NIET ALS INKOMENSBESTANDDEEL WORDEN BESCHOUWD

    5.1. Premies voor individuele particuliere pensioenregelingen (PY035G)

    Onder een premie die tijdens de inkomensreferentieperiode aan een individuele particuliere pensioenregeling is betaald, wordt verstaan: de premie voor een pensioenpolis die een individueel huishouden op eigen initiatief, onafhankelijk van de werkgever of de overheid en buiten een socialeverzekeringsregeling om, voor zichzelf heeft afgesloten.

    Deze premies vormen de tegenhanger van de "pensioenen op grond van individuele particuliere regelingen" (andere dan die welke onder het ESSOBS vallen) (PY080G).

    Hieronder vallen: premies voor individuele regelingen voor een ouderdoms-, nabestaanden-, ziekte-, invaliditeits- of werkloosheidspensioen dat zal worden uitgekeerd als rente of dividend.

    5.2. Pensioenen op grond van individuele particuliere regelingen (andere dan die welke onder het ESSOBS vallen) (PY080G)

    Onder periodieke pensioenen op grond van particuliere regelingen (andere dan die welke onder het ESSOBS vallen) worden verstaan de tijdens de inkomensreferentieperiode ontvangen pensioenen en lijfrenten in de vorm van rente of dividenden uit individuele particuliere verzekeringsregelingen, d.w.z. volwaardige regelingen waarbij de premiebetaler onafhankelijk van zijn of haar werkgever of de overheid zelf de inleg bepaalt.

    Hieronder vallen:

    - ouderdoms-, nabestaanden-, ziekte-, invaliditeits- en werkloosheidsuitkeringen in de vorm van rente of dividenden uit individuele particuliere verzekeringsregelingen.

    Hieronder vallen niet:

    - pensioenen op grond van verplichte wettelijke regelingen;

    - pensioenen op grond van verplichte, door de werkgever ingestelde regelingen.

    TABEL 1

    Doelvariabelen voor bruto-inkomenscomponenten

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    TABEL 2

    Doelvariabelen voor netto-inkomenscomponenten

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    Als op een inkomenscomponent bij de bron geen belastingen of sociale premies in mindering zijn gebracht, wordt deze als "bruto" aangemerkt.

    TABEL 3

    Andere rubrieken die niet als inkomensbestanddeel worden beschouwd

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    (1) Lidstaten die voor de EU-SILC de gangbare in hun statistisch stelsel vastgestelde definitie van een huishouden hanteren, mogen de definitie van "leden van het huishouden" daaraan aanpassen.

    (2) Als goederen of diensten voor het werk én voor privé-gebruik worden verstrekt, moet het aandeel van het privé-gebruik in het totale gebruik worden geschat en op de totale waarde worden toegepast.

    (3) Bij de sociale uitkeringen in de EU-SILC gaat het, met uitzondering van de huisvestingsvergoedingen, alleen om uitkeringen in geld.

    (4) Om het welzijn van huishoudens nauwkeuriger te kunnen meten, worden de tijdens de inkomensreferentieperiode eenmalig ontvangen uitkeringen volgens de technische aanbevelingen van Eurostat behandeld. Op dezelfde wijze kunnen vóór de inkomensreferentieperiode eenmalig ontvangen uitkeringen in aanmerking worden genomen en volgens de aanbevelingen van Eurostat worden toegerekend.

    BIJLAGE II

    LEVERING VAN INKOMENSGEGEVENS

    1. Een van de hoofddoelstellingen van de EU-SILC is de levering van solide en vergelijkbare gegevens over het totale beschikbare inkomen van een huishouden, het totale beschikbare inkomen van een huishouden vóór overdrachten (exclusief en inclusief ouderdoms- en nabestaandenuitkeringen), het totale bruto-inkomen en de bruto-inkomenscomponenten.

    2. Dit doel wordt in twee fasen gerealiseerd. De lidstaten mogen namelijk de levering van een aantal van de bovengenoemde gegevens uitstellen tot na het eerste jaar van de werkzaamheden. Bij de gegevens die niet meteen vanaf het eerste jaar hoeven te worden verstrekt, gaat het uitsluitend om gegevens over:

    - niet-monetaire componenten van het inkomen uit loondienst (met uitzondering van auto's van de zaak, die vanaf het eerste jaar moeten worden meegeteld) en uit zelfstandige bedrijfsuitoefening, de huurwaarde en de rentebetalingen. Deze zijn in de eerste jaren facultatief, maar vanaf 2007 verplicht;

    - bruto sociale premies ten laste van werkgevers. Deze gegevens hoeven pas vanaf 2007 te worden verzameld, als haalbaarheidsstudies daarover positief uitvallen.

    3. In afwijking van punt 2 hoeven Griekenland, Spanje, Frankrijk, Italië en Portugal niet meteen vanaf het eerste jaar gegevens over het bruto-inkomen te leveren. Deze landen zullen echter hun uiterste best doen om deze gegevens zo spoedig mogelijk, maar in ieder geval uiterlijk vanaf 2007 te leveren.

    Inmiddels zal de Commissie in samenwerking met de betrokken landen uitvoerige haalbaarheidsstudies terzake uitvoeren en technische bijstand verlenen om de landen te helpen om aan de eis om brutogegevens te leveren, te voldoen.

    De landen brengen ieder jaar een verslag over de kwaliteit uit, waarin wordt bericht over de vorderingen bij de omschakeling van netto- naar brutogegevens.

    4. Als Griekenland, Spanje, Frankrijk, Italië of Portugal niet meteen vanaf het eerste jaar voor een bepaalde inkomenscomponent brutogegevens kunnen leveren, zijn voor deze component nettogegevens vereist.

    Aldus wordt een inkomenscomponent steeds in dezelfde vorm geregistreerd (bruto; netto, exclusief aan de bron ingehouden inkomstenbelasting en sociale premies; netto, exclusief aan de bron ingehouden inkomstenbelasting; netto, exclusief sociale premies), naar gelang van de gebruikelijke specificatie van dit inkomenscomponent in het land.

    Top