This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 31999R1783
Regulation (EC) No 1783/1999 of the European Parliament and of the Council of 12 June 1999 on the European Regional Development Fund
Verordening (EG) nr. 1783/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 1999 met betrekking tot het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling
Verordening (EG) nr. 1783/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 1999 met betrekking tot het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling
PB L 213 van 13.8.1999, p. 1–4
(ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV) Dit document is verschenen in een speciale editie.
(CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL)
No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2006; opgeheven door 32006R1080
Verordening (EG) nr. 1783/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 1999 met betrekking tot het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling
Publicatieblad Nr. L 213 van 13/08/1999 blz. 0001 - 0004
VERORDENING (EG) Nr. 1783/1999 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 12 juli 1999 met betrekking tot het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling(1) HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 162, Gezien het voorstel van de Commissie(2), Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité(3), Gezien het advies van het Comité van de Regio's(4), Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag(5), (1) Overwegende dat in artikel 160 van het Verdrag is bepaald dat het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) bedoeld is om een bijdrage te leveren aan het ongedaan maken van de belangrijkste regionale onevenwichtigheden in de Gemeenschap; dat het EFRO er aldus toe bijdraagt de verschillen tussen de ontwikkelingsniveaus van de onderscheiden regio's en de achterstand van de minst begunstigde regio's of eilanden, met inbegrip van de plattelandsgebieden, te verkleinen; (2) Overwegende dat in artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1260/1999 van de Raad van 21 juni 1999 houdende algemene bepalingen inzake de structuurfondsen(6) is bepaald dat het EFRO voornamelijk tot taak heeft bij te dragen tot de verwezenlijking van de in artikel 1, eerste alinea, van die verordening bedoelde doelstellingen 1 en 2 (hierna de doelstellingen 1 en 2 te noemen); dat in de artikelen 20 en 21 van diezelfde verordening is bepaald, dat het EFRO bijdraagt aan de financiering van de grensoverschrijdende transnationale en interregionale samenwerking alsmede aan de economische en sociale rehabilitatie van in crisis verkerende steden en voorsteden, in het kader van de communautaire initiatieven; dat in de artikelen 22 en 23 van diezelfde verordening is bepaald dat het EFRO innovatieve acties op communautair niveau en maatregelen in het kader van de technische hulp steunt; (3) Overwegende dat de gemeenschappelijke bepalingen die voor de verschillende structuurfondsen gelden, zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1260/1999; dat dient te worden gepreciseerd welke soort maatregelen door het EFRO in het kader van de doelstellingen 1 en 2, de communautaire initiatieven en de innovatieve acties kan worden gefinancierd; (4) Overwegende dat dient te worden gepreciseerd welke bijdrage het EFRO in het kader van zijn taak op het gebied van de regionale ontwikkeling levert aan een harmonische, evenwichtige en duurzame ontwikkeling van de economische activiteit, een hoge graad van concurrentievermogen, een hoog werkgelegenheidsniveau, de gelijkheid van mannen en vrouwen en een hoge mate van bescherming en verbetering van de kwaliteit van het milieu; (5) Overwegende dat de bijstandsverlening van het EFRO moet passen in een alomvattende en geïntegreerde strategie voor duurzame ontwikkeling en in combinatie met de bijstandsverlening van de andere structuurfondsen een synergetisch effect moet sorteren; (6) Overwegende dat het EFRO in het kader van zijn taak steun moet verlenen voor de verbetering van het productiemilieu en het concurrentievermogen van ondernemingen, met name van het midden- en kleinbedrijf; voor de plaatselijke economische ontwikkeling en de ontwikkeling van de werkgelegenheid, mede op cultureel en toeristisch gebied voorzover daarmee wordt bijgedragen tot het scheppen van duurzame arbeidsplaatsen; voor onderzoek en technologische ontwikkeling; voor de ontwikkeling van de lokale, regionale en trans-Europese netwerken - onder meer door te zorgen voor een adequate toegankelijkheid van deze netwerken - in de sectoren vervoersinfrastructuur, telecommunicatie en energie; voor de bescherming en de verbetering van de kwaliteit van het milieu, waarbij rekening wordt gehouden met het voorzorgsbeginsel, het beginsel van preventief handelen, het beginsel dat milieuaantastingen bij voorrang aan de bron dienen te worden bestreden en het beginsel dat de vervuiler betaalt, en waarbij een milieuvriendelijk en efficiënt energiegebruik en de ontwikkeling van hernieuwbare energiebronnen worden gestimuleerd; en voor de gelijkheid van mannen en vrouwen op de arbeidsmarkt; (7) Overwegende dat het EFRO een bijzondere rol moet vervullen bij het streven naar plaatselijke economische ontwikkeling, in een context van verbetering van het leefklimaat en van ruimtelijke ontwikkeling, met name door stimulering van de territoriale werkgelegenheidsaspecten en van de nieuwe bronnen van werkgelegenheid; (8) Overwegende dat het EFRO in het kader van zijn opdracht de investeringen ten gunste van de rehabilitatie van verlaten zones zou moeten steunen, in een perspectief van plaatselijke, rurale of stedelijke economische ontwikkeling; (9) Overwegende dat de op initiatief van de Commissie getroffen maatregelen van communautair belang een belangrijke rol moeten spelen bij de verwezenlijking van de algemene doelstellingen van de in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1260/1999 bedoelde structurele actie van de Gemeenschap; dat het daarbij, gezien de communautaire meerwaarde van het EFRO, van belang is dat dit fonds de grensoverschrijdende, transnationale en interregionale samenwerking blijft bevorderen, met inbegrip van dergelijke samenwerking door de aan de buitengrens van de Unie gelegen regio's als bedoeld in het Verdrag en door de minst begunstigde eilanden, alsmede van dergelijke samenwerking door de ultraperifere regio's gezien de bijzondere kenmerken en beperkingen van deze laatste; dat in het kader van deze samenwerking een harmonische, evenwichtige en duurzame ontwikkeling van de gehele communautaire ruimte, ook in samenhang met de ruimtelijke ordening, een meerwaarde geeft aan het op economische en sociale samenhang gerichte optreden; dat de bijdrage van het EFRO aan een dergelijke ontwikkeling dient te worden voortgezet en versterkt; dat het met het oog op een duurzame stedelijke ontwikkeling wenselijk is de economische en sociale rehabilitatie van in crisis verkerende steden en voorsteden te ondersteunen; (10) Overwegende dat de bevoegdheden voor de vaststelling van uitvoeringsbepalingen moeten worden vastgelegd en dat overgangsbepalingen moeten worden vastgesteld; (11) Overwegende dat Verordening (EEG) nr. 4254/88 van de Raad van 19 december 1988 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EEG) nr. 2052/88 met betrekking tot het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling(7) moet worden ingetrokken, HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD: Artikel 1 Taak Op grond van artikel 160 van het Verdrag en ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1260/1999 neemt het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) deel aan de financiering van de in artikel 9 van die verordening bedoelde bijstandspakketten, teneinde de economische en sociale samenhang te bevorderen door de belangrijkste regionale onevenwichtigheden ongedaan te maken en door deel te nemen aan de ontwikkeling en de omschakeling van de regio's. In dit verband draagt het EFRO ook bij tot de stimulering van een duurzame ontwikkeling en tot het scheppen van duurzame werkgelegenheid. Artikel 2 Toepassingsgebied 1. In het kader van zijn taak zoals die in artikel 1 is vastgesteld, neemt het EFRO deel aan de financiering van: a) productieve investeringen waardoor duurzame arbeidsplaatsen kunnen worden geschapen of in stand kunnen worden gehouden; b) infrastructuurinvesteringen: i) die in de regio's die onder doelsteling 1 vallen, bijdragen tot de verhoging van het economisch potentieel, de ontwikkeling, de structurele aanpassing en het scheppen of in stand houden van duurzame werkgelegenheid in die regio's, waaronder investeringen die bijdragen tot de totstandkoming en de ontwikkeling van de trans-Europese netten op het gebied van vervoer, telecommunicatie en energie, rekening houdend met de noodzaak om verbindingen tot stand te brengen tussen de regio's met een structurele handicap vanwege hun insulaire, afgesloten en perifere ligging en de centrale regio's van de Gemeenschap; ii) die in de regio's of zones die onder de doelstellingen 1 en 2 of onder het in artikel 20, lid 1, onder a) en b), van Verordening (EG) nr. 1260/1999 bedoelde communautair initiatief vallen, betrekking hebben op de diversificatie van bedrijfslocaties en van verouderde industriegebieden, de renovatie van verpauperde stedelijke zones en de stimulering en ontsluiting van plattelandszones en van de visserij afhankelijke zones; investeringen in infrastructuur waarvan modernisering of aanpassing een voorwaarde is voor het scheppen of ontwikkelen van werkscheppende economische activiteiten, waaronder infrastructuurverbindingen die voor de ontwikkeling van deze activiteiten noodzakelijk zijn; c) de ontwikkeling van eigen potentieel, via maatregelen ter stimulering en ondersteuning van de initiatieven voor plaatselijke ontwikkeling en voor werkgelegenheid en van de activiteiten van het midden- en kleinbedrijf, waaronder met name: i) steun ten behoeve van de dienstverlening aan ondernemingen, met name op het gebied van beheer, marktstudies en -onderzoek, en gemeenschappelijke diensten voor verschillende bedrijven; ii) financiering van de overdracht van technologie, waaronder met name het verzamelen en verspreiden van informatie en de gemeenschappelijke organisatie van ondernemingen en onderzoeksinstellingen, en de financiering van de praktische toepassing van de innovatie in de bedrijven; iii) verbetering van de toegang van de ondernemingen tot financiering en kredietverlening, door invoering en ontwikkeling van passende financieringsinstrumenten zoals die welke zijn bedoeld in artikel 28 van Verordening (EG) nr. 1260/1999; iv) ingeval er geen steunregeling bestaat, directe investeringssteun zoals omschreven in artikel 28, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1260/1999; v) totstandbrenging van voor plaatselijke ontwikkeling en voor werkgelegenheid geschikte infrastructuurvoorzieningen; vi) steun ten behoeve van de structuur voor plaatselijke dienstverlening met het oog op het scheppen van nieuwe arbeidsplaatsen, met uitsluiting van de door het Europees Sociaal Fonds (ESF) gefinancierde maatregelen; d) maatregelen inzake technische hulp als bedoeld in artikel 2, lid 4, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1260/1999. In de regio's van doelstelling 1 kan het EFRO deelnemen aan de financiering van de investeringen op het gebied van onderwijs en gezondheidszorg die bijdragen tot de structurele aanpassing van deze regio's. 2. Ter uitvoering van lid 1 verleent het EFRO financiële steun op bijvoorbeeld de volgende gebieden: a) het productiemilieu, met name om het concurrentievermogen en de duurzame investeringen van de ondernemingen, in het bijzonder van het midden- en kleinbedrijf, te ontwikkelen en de aantrekkingskracht van de regio's te vergroten, met name door verbetering van hun infrastructuuruitrusting; b) onderzoek en technologische ontwikkeling, om de toepassing van de nieuwe technologieën en de innovatie te bevorderen of om de capaciteit voor onderzoek en technologische ontwikkeling die bijdraagt tot de regionale ontwikkeling, te vergroten; c) ontwikkeling van de informatiemaatschappij; d) ontwikkeling van toerisme en culturele investeringen, met inbegrip van de bescherming van het cultureel en natuurlijk erfgoed, vooropgesteld dat hiermee duurzame werkgelegenheid wordt gecreëerd; e) bescherming en verbetering van het milieu, in het bijzonder met inachtneming van het voorzorgsbeginsel en het beginsel van preventief handelen bij de ondersteuning van de economische ontwikkeling, alsmede milieuvriendelijk en doeltreffend energiegebruik en ontwikkeling van hernieuwbare energiebronnen; f) gelijkheid van mannen en vrouwen op de arbeidsmarkt, met name door de oprichting van ondernemingen en door de totstandbrenging van infrastructuurvoorzieningen of diensten die het mogelijk maken werk en gezinsleven beter met elkaar te combineren; g) transnationale, grensoverschrijdende en interregionale samenwerking op het gebied van duurzame regionale en plaatselijke ontwikkeling. Artikel 3 Communautair initiatief 1. Ter uitvoering van artikel 20 van Verordening (EG) nr. 1260/1999 draagt het EFRO, overeenkomstig artikel 21 van genoemde verordening, bij tot de uitvoering van het communautair initiatief op het gebied van grensoverschrijdende, transnationale en interregionale samenwerking ter stimulering van een harmonische, evenwichtige en duurzame ontwikkeling van de gehele communautaire ruimte ("Interreg"), alsmede van het communautair initiatief tot de economische en sociale rehabilitatie van in crisis verkerende steden en voorsteden met het oog op een duurzame stedelijke ontwikkeling ("Urban"). 2. Overeenkomstig artikel 21, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1260/1999 wordt het in lid 1 van dit artikel bedoelde toepassingsgebied bij de beschikking over de bijdrage van de fondsen verruimd tot maatregelen die op grond van de Verordeningen (EG) nr. 1784/1999(8), (EG) nr. 1257/1999(9) en (EG) nr. 1263/1999(10) kunnen worden gefinancierd, teneinde alle in het betrokken programma van het communautair initiatief vastgestelde maatregelen te kunnen uitvoeren. Artikel 4 Innovatieve acties 1. Overeenkomstig artikel 22, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1260/1999 kan het EFRO deelnemen aan de financiering van: a) op initiatief van de Commissie uitgevoerde studies voor het analyseren en bepalen van de problemen en oplossingen op het gebied van regionale ontwikkeling, en met name op het gebied van een harmonische, evenwichtige en duurzame ontwikkeling van de gehele communautaire ruimte, met inbegrip van het Europees ruimtelijk ontwikkelingsperspectief; b) proefprojecten in het kader waarvan, op het gebied van regionale en plaatselijke ontwikkeling, nieuwe oplossingen aan het licht gebracht of geboden worden, met de bedoeling deze oplossingen, na de demonstratiefase, in de bijstandspakketten op te nemen; c) uitwisseling van innovatieve ervaringen, teneinde de opgedane ervaring op het gebied van regionale of plaatselijke ontwikkeling optimaal te benutten en over te dragen. 2. Overeenkomstig artikel 22, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1260/1999 wordt het in lid 1 van dit artikel bedoelde toepassingsgebied bij de beschikking over de bijdrage van de fondsen verruimd tot maatregelen die op grond van de Verordeningen (EG) nr. 1784/1999, (EG) nr. 1257/1999 en (EG) nr. 1263/1999 kunnen worden gefinancierd, teneinde alle in het betrokken proefproject vastgestelde maatregelen te kunnen uitvoeren. Artikel 5 Uitvoeringsbepalingen Alle bepalingen ter uitvoering van deze verordening worden overeenkomstig de procedure van artikel 48 van Verordening (EG) nr. 1260/1999 door de Commissie vastgesteld. Artikel 6 Intrekking Verordening (EEG) nr. 4254/88 wordt met ingang van 1 januari 2000 ingetrokken. Verwijzingen naar de ingetrokken verordening worden beschouwd als verwijzingen naar deze verordening. Artikel 7 Herzieningsclausule Op voorstel van de Commissie wordt deze verordening uiterlijk op 31 december 2006 door het Europees Parlement en de Raad opnieuw bezien. Zij nemen over het voorstel van de Commissie een besluit volgens de procedure van artikel 162 van het Verdrag. Artikel 8 Overgangsbepalingen De in artikel 52 van Verordening (EG) nr. 1260/1999 bedoelde overgangsbepalingen zijn van overeenkomstige toepassing op deze verordening. Artikel 9 Inwerkingtreding Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen. Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat. Gedaan te Brussel, 12 juli 1999. Voor het Europees Parlement De voorzitter J. M. GIL-ROBLES Voor de Raad De voorzitter S. NIINISTÖ (1) Deze publicatie vernietigt en vervangt de publicatie verschenen in PB L 161 van 26.6.1999, blz. 43. (2) PB C 176 van 9.6.1998, blz. 35 en PB C 52 van 23.2.1999, blz. 12. (3) PB C 407 van 28.12.1998, blz. 74. (4) PB C 51 van 22.2.1999, blz. 1. (5) Advies van het Europees Parlement van 19 november 1998 (PB C 379 van 7.12.1998, blz. 178), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 14 april 1999 (PB C 134 van 14.5.1999, blz. 1) en besluit van het Europees Parlement van 6 mei 1999 (nog niet in het Publicatieblad bekendgemaakt). Besluit van de Raad van 21 juni 1999. (6) PB L 161 van 26.6.1999, blz. 1. (7) PB L 374 van 31.12.1998, blz. 15. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2083/93 (PB L 193 van 31.7.1993, blz. 34). (8) Zie blz. 5 van dit Publicatieblad. (9) Verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad van 17 mei 1999 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) en tot wijziging en intrekking van een aantal verordeningen (PB L 160 van 26.6.1999, blz. 80). (10) Verordening (EG) nr. 1263/1999 van de Raad van 21 juni 1999 betreffende het Financieringsinstrument voor de Oriëntatie van de Visserij (PB L 161 van 26.6.1999, blz. 54).