Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 02015D1601-20161002

    Consolidated text: Besluit (EU) 2015/1601 van de Raad van 22 september 2015 tot vaststelling van voorlopige maatregelen op het gebied van internationale bescherming ten gunste van Italië en Griekenland

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2015/1601/2016-10-02

    2015D1601 — NL — 02.10.2016 — 001.001


    Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document

    ►B

    BESLUIT (EU) 2015/1601 VAN DE RAAD

    van 22 september 2015

    tot vaststelling van voorlopige maatregelen op het gebied van internationale bescherming ten gunste van Italië en Griekenland

    (PB L 248 van 24.9.2015, blz. 80)

    Gewijzigd bij:

     

     

    Publicatieblad

      nr.

    blz.

    datum

    ►M1

    BESLUIT (EU) 2016/1754 VAN DE RAAD van 29 september 2016

      L 268

    82

    1.10.2016




    ▼B

    BESLUIT (EU) 2015/1601 VAN DE RAAD

    van 22 september 2015

    tot vaststelling van voorlopige maatregelen op het gebied van internationale bescherming ten gunste van Italië en Griekenland



    Artikel 1

    Onderwerp

    1.  Bij dit besluit worden voorlopige maatregelen op het gebied van internationale bescherming ingesteld ten gunste van Italië en Griekenland, teneinde die lidstaten te helpen beter het hoofd te bieden aan een noodsituatie die het gevolg is van een plotselinge toestroom van onderdanen van derde landen in die lidstaten.

    2.  De Commissie evalueert permanent de situatie van massale instroom van onderdanen van derde landen in de lidstaten.

    De Commissie dient in voorkomend geval voorstellen tot wijziging van dit besluit in, teneinde rekening te houden met de ontwikkeling van de situatie ter plaatse en de gevolgen daarvan op het herplaatsingsmechanisme, alsmede met de zich ontwikkelende druk op de lidstaten, in het bijzonder de lidstaten in de frontlinie.

    Artikel 2

    Definities

    Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:

    a)

    „verzoek om internationale bescherming” : een verzoek om internationale bescherming in de zin van artikel 2, onder h), van Richtlijn 2011/95/EU van het Europees Parlement en de Raad ( 1 );

    b)

    „verzoeker” : een onderdaan van een derde land of een staatloze die een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend waarover nog geen definitieve beslissing is genomen;

    c)

    „internationale bescherming” : de vluchtelingenstatus en de subsidiaire-beschermingsstatus in de zin van artikel 2, onder e) respectievelijk g), van Richtlijn 2011/95/EU;

    d)

    „gezinsleden” : gezinsleden in de zin van artikel 2, onder g), van Verordening (EU) nr. 604/2013;

    e)

    „herplaatsing” : de overdracht van een verzoeker van het grondgebied van de lidstaat die volgens de criteria van hoofdstuk III van Verordening (EU) nr. 604/2013 verantwoordelijk is voor de behandeling van diens verzoek om internationale bescherming, naar het grondgebied van de lidstaat van herplaatsing;

    f)

    „lidstaat van herplaatsing” : de lidstaat die verantwoordelijk wordt voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming in de zin van Verordening (EU) nr. 604/2013 van een verzoeker, nadat deze op het grondgebied van die lidstaat is herplaatst.

    Artikel 3

    Toepassingsgebied

    1.  Herplaatsing in de zin van dit besluit is enkel van toepassing op verzoekers die hun verzoek om internationale bescherming hebben ingediend in Italië of in Griekenland, en voor wie deze staten anders verantwoordelijk zouden zijn geweest volgens de criteria voor het bepalen van de verantwoordelijke lidstaat, zoals opgenomen in hoofdstuk III van Verordening (EU) nr. 604/2013.

    2.  Alleen verzoekers die een nationaliteit hebben waarvoor geldt dat, volgens de meest recente kwartaalgemiddelden die door Eurostat voor de gehele Unie zijn vastgesteld, 75 % of meer van de verzoeken om internationale bescherming als bedoeld in hoofdstuk III van Richtlijn 2013/32/EU van het Europees Parlement en de Raad ( 2 ) heeft geleid tot een besluit tot verlening van internationale bescherming in eerste aanleg, worden overeenkomstig dit besluit herplaatst. Voor staatloze personen wordt rekening gehouden met het land waar zij vroeger gewoonlijk verbleven. Met de kwartaalupdates wordt alleen rekening gehouden met betrekking tot verzoekers die nog niet zijn aangemerkt als verzoekers die kunnen worden herplaatst overeenkomstig artikel 5, lid 3, van dit besluit.

    Artikel 4

    Herplaatsing van 120 000 verzoekers naar andere lidstaten

    1.  120 000 verzoekers worden als volgt herplaatst naar andere lidstaten:

    a) vanuit Italië worden 15 600 verzoekers herplaatst naar het grondgebied van de andere lidstaten, overeenkomstig de tabel in bijlage I;

    b) vanuit Griekenland worden 50 400 verzoekers herplaatst naar het grondgebied van de andere lidstaten, overeenkomstig de tabel in bijlage II;

    c) 54 000 verzoekers worden herplaatst naar het grondgebied van andere lidstaten in verhouding tot de in de bijlagen I en II vastgelegde aantallen, hetzij overeenkomstig lid 2 van dit artikel, hetzij bij wijziging van dit besluit als bedoeld in artikel 1, lid 2, en in lid 3 van dit artikel.

    2.  Op 26 september 2016 worden de 54 000 verzoekers als bedoeld in lid 1, onder c), vanuit Italië en Griekenland in een uit lid 1, onder a) en b), voortvloeiende verhouding herplaatst naar het grondgebied van andere lidstaten in verhouding tot de in de bijlagen I en II vastgelegde aantallen. De Commissie dient een voorstel in bij de Raad met betrekking tot de dienovereenkomstig per lidstaat toe te wijzen aantallen.

    3.  Indien de Commissie uiterlijk op 26 september 2016 oordeelt dat een aanpassing van het herplaatsingsmechanisme gerechtvaardigd is vanwege de ontwikkeling van de situatie ter plaatse of dat een lidstaat wordt geconfronteerd met een noodsituatie die het gevolg is van een plotselinge toestroom van onderdanen van derde landen vanwege een sterke verschuiving van de migratiestromen, kan de Commissie met inachtneming van het standpunt van de vermoedelijke begunstigde lidstaat, in voorkomend geval voorstellen bij de Raad indienen als bedoeld in artikel 1, lid 2.

    Evenzo kan een lidstaat, met opgave van naar behoren gemotiveerde redenen, de Raad en de Commissie ervan in kennis stellen dat hij wordt geconfronteerd met een soortgelijke noodsituatie. De Commissie onderzoekt de opgegeven redenen en dient in voorkomend geval voorstellen bij de Raad in als bedoeld in artikel 1, lid 2.

    ▼M1

    3 bis.  Wat de herplaatsing van de in lid 1, onder c), bedoelde verzoekers betreft, mogen lidstaten ervoor kiezen hun verplichting na te komen door in Turkije verblijvende Syrische onderdanen tot hun grondgebied toe te laten in het kader van nationale of multilaterale regelingen voor de legale toelating van personen die duidelijk internationale bescherming behoeven, andere dan de hervestigingsregeling bedoeld in de conclusies van de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, van 20 juli 2015. Het aantal personen dat aldus door een lidstaat wordt toegelaten, leidt tot een overeenkomstige vermindering van de verplichting van de lidstaat in kwestie.

    Artikel 10 is van overeenkomstige toepassing op elke legaal toegelaten persoon die tot een vermindering van de herplaatsingsverplichtingen leidt.

    De lidstaten die ervoor kiezen de in dit lid bedoelde optie te gebruiken, brengen maandelijks verslag uit aan de Commissie over het aantal personen dat zij overeenkomstig dit lid legaal hebben toegelaten, onder vermelding van het type regeling in het kader waarvan de betrokkenen zijn toegelaten en de vorm van legale toelating die is toegepast.

    ▼B

    4.  Indien de Commissie na een kennisgeving uit hoofde van artikel 4 van Protocol nr. 21 door een onder dat protocol vallende lidstaat overeenkomstig artikel 331, lid 1, VWEU bevestigt dat die lidstaat deelneemt aan de vaststelling van dit besluit, stelt de Raad op voorstel van de Commissie het aantal verzoekers vast dat naar de betrokken lidstaat zal worden herplaatst. In hetzelfde uitvoeringsbesluit vermindert de Raad tevens de toewijzingen aan andere lidstaten dienovereenkomstig.

    5.  In uitzonderlijke omstandigheden kan een lidstaat, uiterlijk op 26 december 2015, de Raad en de Commissie ervan in kennis stellen dat hij tijdelijk ten belope van maximaal 30 % van de overeenkomstig lid 1 aan hem toegewezen verzoekers niet kan deelnemen aan de herplaatsing, met opgave van naar behoren gemotiveerde redenen die verenigbaar zijn met de fundamentele waarden van de Unie zoals neergelegd in artikel 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie.

    De Commissie onderzoekt de opgegeven redenen en dient bij de Raad voorstellen in betreffende de tijdelijke opschorting van de herplaatsing ten belope van maximaal 30 % van de overeenkomstig lid 1 aan de betrokken lidstaat toegewezen verzoekers voor een periode van ten hoogste zes maanden. Indien dit gerechtvaardigd is, kan de Commissie voorstellen de termijn voor de herplaatsing van de verzoekers van de overblijvende toewijzing te verlengen met maximaal 12 maanden na de in artikel 13, lid 2, bedoelde datum.

    6.  De Raad besluit binnen één maand over de voorstellen als bedoeld in lid 5.

    7.  Voor de toepassing van de leden 2, 4 en 6 van dit artikel en van artikel 11, lid 2, stelt de Raad op voorstel van de Commissie een uitvoeringsbesluit vast.

    Artikel 5

    Herplaatsingsprocedure

    1.  Met het oog op de voor de uitvoering van dit besluit noodzakelijke administratieve samenwerking wijst elke lidstaat een nationaal contactpunt aan, waarvan hij de adresgegevens aan de andere lidstaten en aan het EASO meedeelt. De lidstaten nemen, in overleg met het EASO en andere betrokken agentschappen, alle passende maatregelen om rechtstreekse samenwerking en uitwisseling van gegevens tussen de bevoegde instanties tot stand te brengen, onder meer over de in lid 7 bedoelde gronden.

    2.  De lidstaten delen op gezette tijden en ten minste om de drie maanden mee hoeveel verzoekers snel op hun grondgebied kunnen worden herplaatst en verstrekken alle andere relevante informatie.

    3.  Op basis van die informatie stellen Italië en Griekenland, bijgestaan door het EASO en, waar van toepassing, de in lid 8 bedoelde verbindingsfunctionarissen van de lidstaten, vast welke afzonderlijke verzoekers kunnen worden herplaatst in de andere lidstaten en delen zij zo spoedig mogelijk alle relevante informatie mee aan de contactpunten van die lidstaten. Hierbij wordt voorrang gegeven aan kwetsbare verzoekers in de zin van de artikelen 21 en 22 van Richtlijn 2013/33/EU.

    4.  Na goedkeuring van de lidstaat van herplaatsing nemen Italië en Griekenland in overleg met het EASO zo spoedig mogelijk een besluit tot herplaatsing van elk van de geselecteerde verzoekers in een specifieke lidstaat van herplaatsing en stellen zij de verzoeker daarvan in kennis overeenkomstig artikel 6, lid 4. De lidstaat van herplaatsing mag slechts besluiten tot niet-goedkeuring van de herplaatsing van verzoekers indien er redelijke gronden zijn als bedoeld in lid 7 van dit artikel.

    5.  Herplaatsing van verzoekers van wie op grond van artikel 9 van Verordening (EU) nr. 603/2013 vingerafdrukken moeten worden genomen, mag uitsluitend worden voorgesteld indien de vingerafdrukken zijn genomen en zijn doorgegeven aan het centraal systeem van Eurodac, overeenkomstig die verordening.

    6.  De overdracht van de verzoeker naar het grondgebied van de lidstaat van herplaatsing gebeurt zo spoedig mogelijk na de datum waarop de betrokkene overeenkomstig artikel 6, lid 4, van dit besluit in kennis is gesteld van het overdrachtsbesluit. Italië en Griekenland delen de lidstaat van herplaatsing de datum en het tijdstip van de overdracht, alsmede alle andere relevante informatie, mede.

    7.  De lidstaten behouden het recht om de herplaatsing van een verzoeker te weigeren uitsluitend indien er redelijke gronden zijn om hem als een gevaar voor hun nationale veiligheid of openbare orde te beschouwen of indien er ernstige redenen zijn om de bepalingen inzake uitsluiting als vastgelegd in de artikelen 12 en 17 van Richtlijn 2011/95/EU toe te passen.

    8.  Met het oog op de uitvoering van alle aspecten van de in dit artikel beschreven herplaatsingsprocedure kunnen de lidstaten, na alle relevante informatie te hebben uitgewisseld, besluiten verbindingsfunctionarissen naar Italië en Griekenland uit te zenden.

    9.  In overeenstemming met het acquis van de Unie komen de lidstaten hun verplichtingen volledig na. Dienovereenkomstig waarborgen Italië en Griekenland het identificeren, registreren en nemen van vingerafdrukken in verband met de herplaatsingsprocedure. Om ervoor te zorgen dat het proces efficiënt en beheersbaar blijft, worden er naar behoren opvangfaciliteiten georganiseerd en maatregelen getroffen om mensen tijdelijk onderdak te bieden, overeenkomstig het acquis van de Unie, in afwachting van een spoedig besluit over hun situatie. Verzoekers die zich onttrekken aan de herplaatsingsprocedure worden van herplaatsing uitgesloten.

    10.  De in dit artikel bedoelde herplaatsingsprocedure wordt zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk twee maanden nadat de lidstaat van herplaatsing de in lid 2 bedoelde mededeling heeft gedaan, afgerond, tenzij de goedkeuring door de lidstaat van herplaatsing als bedoeld in lid 4 minder dan twee weken vóór het verstrijken van de genoemde periode van twee maanden plaatsvindt. In dat geval kan de termijn voor het voltooien van de herplaatsingsprocedure worden verlengd met een periode van maximaal twee weken. Voorts kan die termijn waar passend ook met een periode van vier weken worden verlengd indien Italië en Griekenland aantonen dat de overdracht wordt verhinderd door objectieve praktische belemmeringen.

    Wanneer de herplaatsingsprocedure niet binnen deze termijn is afgerond en tenzij Italië en Griekenland met de lidstaat van herplaatsing een redelijke verlenging van de termijn overeenkomen, blijven Italië en Griekenland verantwoordelijk voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming op grond van Verordening (EU) nr. 604/2013.

    11.  Na de herplaatsing van de verzoeker neemt de lidstaat van herplaatsing de vingerafdrukken van de verzoeker en zendt hij deze naar het centraal systeem van Eurodac, overeenkomstig artikel 9 van Verordening (EU) nr. 603/2013, en werkt hij de gegevens bij overeenkomstig artikel 10 en, in voorkomend geval, artikel 18 van die verordening.

    Artikel 6

    Rechten en verplichtingen van verzoekers om internationale bescherming die onder dit besluit vallen

    1.  Bij de uitvoering van dit besluit staat voor de lidstaten het belang van het kind voorop.

    2.  De lidstaten zien erop toe dat gezinsleden op wie dit besluit van toepassing is, op het grondgebied van dezelfde lidstaat worden herplaatst.

    3.  Voordat zij tot herplaatsing van een verzoeker besluiten, lichten Italië en Griekenland de verzoeker in over de herplaatsingsprocedure als bedoeld in dit besluit, in een taal die de verzoeker begrijpt of redelijkerwijs kan worden geacht te begrijpen.

    4.  Nadat het besluit tot herplaatsing van een verzoeker is genomen, maar voordat de herplaatsing plaatsvindt, lichten Italië en Griekenland de betrokkene schriftelijk in over het besluit tot herplaatsing. In het besluit tot herplaatsing wordt de lidstaat van herplaatsing vermeld.

    5.  Indien een verzoeker of een begunstigde van dergelijke bescherming het grondgebied van een andere lidstaat dan de lidstaat van herplaatsing binnenkomt zonder te voldoen aan de voorwaarden voor verblijf in die andere lidstaat, is hij verplicht onmiddellijk terug te keren. De lidstaat van herplaatsing neemt die persoon onmiddellijk terug.

    Artikel 7

    Operationele steun aan Italië en Griekenland

    1.  Om Italië en Griekenland te helpen beter het hoofd te bieden aan de uitzonderlijke druk die op hun asiel- en migratiestelsels wordt gelegd door de huidige toegenomen migratiedruk aan hun buitengrenzen, intensiveren de lidstaten hun operationele steun in samenwerking met Italië en Griekenland op het gebied van internationale bescherming via de relevante activiteiten die door het EASO, Frontex en andere betrokken agentschappen worden gecoördineerd, in het bijzonder door, waar passend, nationale deskundigen ter beschikking te stellen voor de volgende ondersteunende activiteiten:

    a) de screening van de onderdanen van derde landen die in Italië en in Griekenland aankomen, met inbegrip van het vaststellen van hun identiteit, het nemen van hun vingerafdrukken en hun registratie, en in voorkomend geval, de registratie van hun verzoek om internationale bescherming en, op verzoek van Italië of Griekenland, de eerste verwerking daarvan;

    b) de verstrekking van eventueel benodigde informatie en specifieke bijstand aan verzoekers en potentiële verzoekers die overeenkomstig dit besluit voor herplaatsing in aanmerking zouden kunnen komen;

    c) het voorbereiden en organiseren van terugkeeroperaties voor onderdanen van derde landen die niet om internationale bescherming hebben verzocht of wier recht om op het grondgebied te blijven is vervallen.

    2.  Naast de steun in het kader van lid 1 en met het oog op het vergemakkelijken van de tenuitvoerlegging van alle fasen van de herplaatsingsprocedure, wordt waar passend specifieke steun aan Italië en Griekenland verleend via activiteiten die door het EASO, Frontex en andere betrokken agentschappen worden gecoördineerd.

    Artikel 8

    Door Italië en Griekenland te nemen aanvullende maatregelen

    1.  Met inachtneming van hun verplichtingen uit hoofde van artikel 8, lid 1, van Besluit (EU) 2015/1523, leggen Italië en Griekenland uiterlijk op 26 oktober 2015 bij de Raad en de Commissie een geactualiseerd stappenplan over met maatregelen voor een passende uitvoering van dit besluit.

    2.  Indien dit besluit overeenkomstig artikel 1, lid 2, en artikel 4, lid 3, wordt gewijzigd ten gunste van een andere lidstaat, dient die lidstaat op de datum van inwerkingtreding van het desbetreffende wijzigingsbesluit van de Raad bij de Raad en de Commissie een stappenplan in met passende maatregelen op het gebied van asiel, eerste opvang en terugkeer, teneinde de capaciteit, kwaliteit en efficiëntie van zijn systemen op die gebieden te verbeteren, alsmede maatregelen voor een passende uitvoering van dit besluit. Die lidstaat voert het stappenplan volledig uit.

    3.  Indien Italië of Griekenland niet aan een van de verplichtingen van lid 1 voldoet, kan de Commissie, na de betrokken lidstaat de gelegenheid te hebben gegeven zijn standpunt toe te lichten, besluiten de toepassing van dit besluit ten aanzien van de betrokken lidstaat voor ten hoogste drie maanden op te schorten. Deze opschorting kan door de Commissie éénmaal worden verlengd met een periode van ten hoogste drie maanden. Bedoelde opschorting heeft geen gevolgen voor de overbrengingen van verzoekers die hangende zijn na de goedkeuring van de lidstaat van herplaatsing overeenkomstig artikel 5, lid 4.

    Artikel 9

    Verdere noodsituaties

    Mocht een lidstaat ten gevolge van een plotselinge toestroom van onderdanen van derde landen in een noodsituatie terechtkomen, dan kan de Raad, op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement, ten gunste van de betrokken lidstaat voorlopige maatregelen vaststellen, overeenkomstig artikel 78, lid 3, VWEU. Dergelijke maatregelen kunnen in voorkomend geval de opschorting van de deelname van die lidstaat aan de herplaatsing als bepaald in dit besluit inhouden, alsmede mogelijke compenserende maatregelen voor Italië en voor Griekenland.

    Artikel 10

    Financiële steun

    1.  Voor elke persoon die overeenkomstig dit besluit wordt herplaatst,

    a) ontvangt de lidstaat van herplaatsing een vast bedrag van 6 000 EUR;

    b) ontvangt Italië of Griekenland een vast bedrag van ten minste 500 EUR.

    2.  Voor de uitvoering van deze financiële steun worden de procedures van artikel 18 van Verordening (EU) nr. 516/2014 toegepast. Bij wijze van uitzondering op de voorfinancieringsregelingen van die verordening ontvangen de lidstaten in 2016 een voorfinanciering van 50 % van hun totale toewijzing overeenkomstig dit besluit.

    Artikel 11

    Samenwerking met geassocieerde staten

    1.  Met de hulp van de Commissie kunnen tussen Italië en respectievelijk IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland en tussen Griekenland en respectievelijk IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland bilaterale regelingen worden gesloten betreffende de herplaatsing van verzoekers van het grondgebied van Italië en Griekenland op het grondgebied van die staten. In die regelingen wordt naar behoren rekening gehouden met de essentiële elementen van dit besluit, met name die met betrekking tot de herplaatsingsprocedure en de rechten en verplichtingen van verzoekers.

    2.  Ingeval dergelijke bilaterale regelingen worden gesloten, deelt Italië of Griekenland de Raad of de Commissie het aantal in de geassocieerde staten te herplaatsen verzoekers mede. De Raad vermindert op voorstel van de Commissie dienovereenkomstig de toewijzingen aan andere lidstaten.

    Artikel 12

    Verslagen

    Op basis van de door de lidstaten en de betrokken agentschappen verstrekte informatie brengt de Commissie halfjaarlijks verslag uit aan de Raad over de uitvoering van dit besluit.

    Op basis van de door Italië en Griekenland verstrekte informatie brengt de Commissie halfjaarlijks verslag uit aan de Raad over de uitvoering van de in artikel 8 bedoelde stappenplannen.

    Artikel 13

    Inwerkingtreding

    1.  Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    2.  Het is van toepassing tot en met 26 september 2017.

    3.  Het is van toepassing op personen die van 25 september 2015 tot en met 26 september 2017 aankomen op het grondgebied van Italië en Griekenland, alsmede op verzoekers die op of na 24 maart 2015 op het grondgebied van die lidstaten zijn aangekomen.




    BIJLAGE I

    Toewijzingen vanuit Italië



     

    Toewijzing per lidstaat (15 600 herplaatste verzoekers)

    Oostenrijk

    462

    België

    579

    Bulgarije

    201

    Kroatië

    134

    Cyprus

    35

    Tsjechië

    376

    Estland

    47

    Finland

    304

    Frankrijk

    3 064

    Duitsland

    4 027

    Hongarije

    306

    Letland

    66

    Litouwen

    98

    Luxemburg

    56

    Malta

    17

    Nederland

    922

    Polen

    1 201

    Portugal

    388

    Roemenië

    585

    Slowakije

    190

    Slovenië

    80

    Spanje

    1 896

    Zweden

    567




    BIJLAGE II

    Toewijzingen vanuit Griekenland



     

    Toewijzing per lidstaat (50 400 herplaatste verzoekers)

    Oostenrijk

    1 491

    België

    1 869

    Bulgarije

    651

    Kroatië

    434

    Cyprus

    112

    Tsjechië

    1 215

    Estland

    152

    Finland

    982

    Frankrijk

    9 898

    Duitsland

    13 009

    Hongarije

    988

    Letland

    215

    Litouwen

    318

    Luxemburg

    181

    Malta

    54

    Nederland

    2 978

    Polen

    3 881

    Portugal

    1 254

    Roemenië

    1 890

    Slowakije

    612

    Slovenië

    257

    Spanje

    6 127

    Zweden

    1 830



    ( 1 ) Richtlijn 2011/95/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 inzake normen voor de erkenning van onderdanen van derde landen of staatlozen als personen die internationale bescherming genieten, voor een uniforme status voor vluchtelingen of voor personen die in aanmerking komen voor subsidiaire bescherming, en voor de inhoud van de verleende bescherming (PB L 337 van 20.12.2011, blz. 9).

    ( 2 ) Richtlijn 2013/32/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende gemeenschappelijke procedures voor de toekenning en intrekking van de internationale bescherming (PB L 180 van 29.6.2013, blz. 60).

    Top