EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52020PC0830

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot wijziging van Verordening (EU) 2017/2403 wat betreft vismachtigingen voor vissersvaartuigen van de Unie in wateren van het Verenigd Koninkrijk en visserijactiviteiten van vissersvaartuigen van het Verenigd Koninkrijk in wateren van de Unie

COM/2020/830 final

Brussel, 10.12.2020

COM(2020) 830 final

2020/0366(COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot wijziging van Verordening (EU) 2017/2403 wat betreft vismachtigingen voor vissersvaartuigen van de Unie in wateren van het Verenigd Koninkrijk en visserijactiviteiten van vissersvaartuigen van het Verenigd Koninkrijk in wateren van de Unie


TOELICHTING

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Op grond van Verordening (EU) nr. 1380/2013 1 (de basisverordening van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB)) hebben vissersvaartuigen van de Unie, behoudens de voorschriften van het GVB, gelijke toegang tot de wateren en de visbestanden van de Unie. Vanaf het einde van de overgangsperiode zal het gemeenschappelijk visserijbeleid niet langer van toepassing zijn op het Verenigd Koninkrijk. De wateren van het Verenigd Koninkrijk (de territoriale wateren en de aangrenzende exclusieve economische zone) zullen vanaf dan niet langer deel uitmaken van de wateren van de Unie.

Om de duurzaamheid van de visserij te waarborgen en in het licht van het belang van de visserij voor het levensonderhoud van tal van gemeenschappen, is het belangrijk de mogelijkheid open te houden voor een regeling inzake ononderbroken wederzijdse toegang voor vaartuigen van de Unie en het Verenigd Koninkrijk tot elkaars wateren na 31 december 2020, totdat een visserijovereenkomst met het Verenigd Koninkrijk is gesloten. Deze verordening heeft tot doel het geschikte juridische kader voor zulke toegang te creëren.

Krachtens het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982 (“Unclos”) en de Overeenkomst van de Verenigde Naties van 4 augustus 1995 over de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982 die betrekking hebben op de instandhouding en het beheer van grensoverschrijdende en over grote afstanden trekkende visbestanden (“UNFSA”) is het voor het beheer van bepaalde gedeelde, grensoverschrijdende en over grote afstanden trekkende visbestanden nodig dat alle landen in wier wateren het bestand zich bevindt (de kuststaten) en de landen met vloten die dat bestand exploiteren (de visserijstaten), met elkaar samenwerken. Die samenwerking kan plaatsvinden in het kader van ad-hocregelingen tussen de landen met een belang bij de visserij.

De vangstmogelijkheden voor 2021 moeten worden overeengekomen, ook door het Verenigd Koninkrijk. Deze regelingen zullen de basis vormen voor stabiliteit van de visserijactiviteiten en zullen moeten worden vastgesteld met volledige inachtneming van de voorschriften van de artikelen 61 en 62 van het Unclos. De regelingen moeten gericht zijn op het waarborgen van een duurzame exploitatie van de mariene biologische rijkdommen en van stabiliteit in de wateren van de Unie en de wateren van het Verenigd Koninkrijk.

In Verordening (EU) 2017/2403 2 (de DBEV-verordening) zijn de regels vastgesteld voor visserijactiviteiten door vissersvaartuigen van de Unie in de wateren van een derde land en door vaartuigen van derde landen in de wateren van de Unie.

Wat betreft visserijactiviteiten die worden verricht door vissersvaartuigen van de Unie in de wateren van een derde land, is in de DBEV-verordening bepaald dat een vlaggenlidstaat rechtstreekse machtigingen mag toekennen aan de exploitant, alsmede welke de voorwaarden en procedures voor de toekenning van zulke machtigingen zijn. Gezien het aantal vissersvaartuigen van de Unie dat visserijactiviteiten verricht in de wateren van het Verenigd Koninkrijk, zouden deze voorwaarden en procedures kunnen leiden tot aanzienlijke vertragingen en grotere administratieve lasten indien het Verenigd Koninkrijk EU-vaartuigen zou toestaan te vissen in de wateren van het Verenigd Koninkrijk. Er moeten specifieke voorwaarden en procedures worden vastgesteld die de verlening van machtigingen door het Verenigd Koninkrijk aan vissersvaartuigen van de Unie voor visserijactiviteiten in de wateren van het Verenigd Koninkrijk vergemakkelijken. Die voorwaarden en procedures moeten gelijkwaardig zijn aan de machtigingsvereisten die in de DBEV-verordening zijn vastgelegd voor vaartuigen van derde landen die visserijactiviteiten verrichten in de wateren van de Unie.

De specifieke regels waarin dit voorstel voorziet, moeten van toepassing zijn vanaf de dag volgend op het einde van de overgangsperiode. De toekenning van machtigingen valt onder het wederkerigheidsbeginsel, d.w.z. op voorwaarde dat het Verenigd Koninkrijk de toegangsrechten voor EU-vaartuigen om visserijactiviteiten te verrichten in wateren van het Verenigd Koninkrijk op een voor de Unie bevredigende basis verlengt. Bijgevolg worden machtigingen alleen verleend indien en voor zover het Verenigd Koninkrijk machtigingen verstrekt aan vaartuigen van de Unie zodat die de hun toegewezen vangstmogelijkheden kunnen benutten.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

N.v.t.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

N.v.t.

2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

De rechtsgrondslag is artikel 43, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. 

Subsidiariteit

Het GVB en de controle hierop zijn krachtens artikel 3, onder d), van het Verdrag een exclusieve bevoegdheid van de EU en het subsidiariteitsbeginsel is daarom niet van toepassing.

De voorgestelde handeling zou Verordening (EU) 2017/2403 wijzigen en aan het Unierecht een rechtsgrondslag toevoegen om het voor vaartuigen van het Verenigd Koninkrijk mogelijk te maken visserijactiviteiten te verrichten in wateren van de Unie en om te voorzien in vereenvoudigde en efficiëntere machtigingsprocedures voor vaartuigen die willen vissen in de wateren van het Verenigd Koninkrijk. Daarom is optreden op het niveau van de Unie noodzakelijk en zou het resultaat, vanwege de exclusieve bevoegdheid van de Unie, niet kunnen worden behaald door optreden op het niveau van de lidstaten.

Evenredigheid

Het voorstel is in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel. De voorgestelde verordening wordt beschouwd als evenredig aangezien ermee wordt beoogd de status quo in termen van toegang van vaartuigen van de Unie tot wateren van het Verenigd Koninkrijk te handhaven door wederzijdse machtigingsvoorwaarden vast te leggen. Op die manier worden ernstige verstoringen en vertragingen van de machtigingsprocedures vermeden.

Keuze van het instrument

Deze handeling betreft de wijziging van een verordening.

Toezending van het voorstel aan de nationale parlementen

Ontwerpen van wetgevingshandelingen, met inbegrip van voorstellen van de Commissie, die bij het Europees Parlement en de Raad worden ingediend, moeten overeenkomstig het aan de Verdragen gehechte Protocol (nr. 1) betreffende de rol van de nationale parlementen in de Europese Unie aan de nationale parlementen worden toegezonden.

Overeenkomstig artikel 4 van het protocol moet er een periode van acht weken verstrijken tussen het tijdstip waarop een ontwerp van een wetgevingshandeling aan de nationale parlementen beschikbaar wordt gesteld, en de datum waarop het met het oog op de vaststelling ervan of op de vaststelling van een standpunt in het kader van een wetgevingsprocedure op de voorlopige agenda van de Raad wordt geplaatst.

Krachtens artikel 4 zijn echter uitzonderingen mogelijk in spoedeisende gevallen, waarvoor de redenen in de handeling of het standpunt van de Raad moeten worden aangegeven.

Gezien de noodzaak om, uiterlijk op de dag na die waarop het recht van de Unie niet langer van toepassing is op en in het Verenigd Koninkrijk, te voorzien in procedures voor de verlening van machtigingen voor duurzame visserijactiviteiten in de wateren van het Verenigd Koninkrijk en van de Unie, en gezien de noodzaak om uiterlijk op die dag te voorzien in procedures voor de verlening van machtigingen voor duurzame visserijactiviteiten in de wateren van het Verenigd Koninkrijk en van de Unie, op basis van wederkerigheid, teneinde een abrupte onderbreking van de visserijactiviteiten in die wateren te voorkomen, moet de vaststelling van dit voorstel door het Europees Parlement en de Raad als een spoedeisend geval worden beschouwd. Het wordt derhalve passend geacht een uitzondering in te roepen op de periode van acht weken bedoeld in artikel 4 van Protocol nr. 1 betreffende de rol van de nationale parlementen in de Europese Unie, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie, aan het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie.

3.EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

Dit is niet van toepassing gezien het uitzonderlijke, tijdelijke en eenmalige karakter van de gebeurtenis die dit voorstel noodzakelijk maakt en die geen verband houdt met de doelstellingen van bestaande wetgeving.

Raadpleging van belanghebbenden

De uitdagingen die zich aandienen doordat het Verenigd Koninkrijk zich terugtrekt uit de Unie, en de mogelijke oplossingen daarvoor zijn aan de orde gesteld door diverse belanghebbenden uit de visserijsector en vertegenwoordigers van lidstaten. Alle exploitanten, belanghebbenden en betrokken lidstaten hebben gewezen op de noodzaak van wederzijdse duurzame visserijactiviteiten.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

N.v.t.

Effectbeoordeling

Een effectbeoordeling is niet nodig, gezien het uitzonderlijke karakter van de situatie en de beperkte behoeften tijdens de periode waarin de statusverandering van het Verenigd Koninkrijk wordt doorgevoerd. Er zijn geen andere materieel en juridisch verschillende beleidsopties beschikbaar dan de optie die wordt voorgesteld.    

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

N.v.t.

Grondrechten

Dit voorstel heeft geen gevolgen voor de bescherming van de grondrechten.

4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Dit voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting.

5.OVERIGE ELEMENTEN

N.v.t.

2020/0366 (COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot wijziging van Verordening (EU) 2017/2403 wat betreft vismachtigingen voor vissersvaartuigen van de Unie in wateren van het Verenigd Koninkrijk en visserijactiviteiten van vissersvaartuigen van het Verenigd Koninkrijk in wateren van de Unie

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité 3 ,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)Op 29 maart 2017 heeft het Verenigd Koninkrijk kennisgegeven van zijn voornemen om zich uit de Unie terug te trekken op grond van artikel 50 van het Verdrag betreffende de Europese Unie.

(2)Het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (“terugtrekkingsakkoord”) voorziet in regelingen op grond waarvan bepalingen van het Unierecht op en in het Verenigd Koninkrijk van toepassing blijven tot na de datum waarop de Verdragen ophouden van toepassing te zijn op en in het Verenigd Koninkrijk. Het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) zal gedurende de overgangsperiode overeenkomstig dat akkoord van toepassing zijn op en in het Verenigd Koninkrijk en zal ophouden van toepassing te zijn op 31 december 2020.

(3)Wanneer het GVB niet langer van toepassing is op en in het Verenigd Koninkrijk, maken de wateren van het Verenigd Koninkrijk (de territoriale wateren en de aangrenzende exclusieve economische zone) geen deel meer uit van de wateren van de Unie. Bij gebrek aan een visserijovereenkomst met het Verenigd Koninkrijk lopen vaartuigen van de Unie en van het Verenigd Koninkrijk bijgevolg het risico de eventueel voor 2021 beschikbare vangstmogelijkheden niet ten volle te kunnen benutten.

(4)Om de duurzaamheid van de visserij te waarborgen en in het licht van het belang van de visserij voor het levensonderhoud van tal van gemeenschappen in de Unie en het Verenigd Koninkrijk, is het belangrijk de mogelijkheid open te houden voor een regeling betreffende ononderbroken wederzijdse toegang voor vaartuigen van de Unie en van het Verenigd Koninkrijk tot elkaars wateren na 31 december 2020. Bij deze verordening moet daarom het geschikte juridische kader voor zulke wederzijdse toegang worden gecreëerd.

(5)De territoriale werkingssfeer van deze verordening en elke hierin vervatte verwijzing naar het Verenigd Koninkrijk heeft geen betrekking op Gibraltar.

(6)Vangstmogelijkheden voor 2021 moeten door de Unie en het Verenigd Koninkrijk worden vastgesteld met volledige inachtneming van de voorschriften van de artikelen 61 en 62 van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee 4 . Om een duurzame exploitatie van de mariene biologische rijkdommen en stabiliteit in de wateren van de Unie en de wateren van het Verenigd Koninkrijk te waarborgen, moeten de quotumtoewijzingen en aandelen daarvan voor de lidstaten en het Verenigd Koninkrijk worden vastgesteld overeenkomstig het respectieve toepasselijke recht van de Unie en van het Verenigd Koninkrijk.

(7)In het licht van de reeds lang bestaande visserijpatronen van vaartuigen van het Verenigd Koninkrijk in wateren van de Unie en vice versa, en met het oog op het verkrijgen van wederzijdse toegang tot elkaars wateren, moet de Unie voorzien in een mechanisme waarbij vaartuigen van het Verenigd Koninkrijk toegang hebben tot wateren van de Unie door middel van machtigingen, zodat zij de aan het Verenigd Koninkrijk toegekende quota-aandelen kunnen benutten onder dezelfde voorwaarden als die welke gelden voor vaartuigen van de Unie. Zulke machtigingen mogen alleen worden verleend indien en voor zover het Verenigd Koninkrijk machtigingen blijft verstrekken aan vaartuigen van de Unie om hun visserijactiviteiten in de wateren van het Verenigd Koninkrijk voort te zetten.

(8)In Verordening (EU) 2017/2403 van het Europees Parlement en de Raad 5 zijn de regels vastgesteld voor de afgifte en het beheer van vismachtigingen voor vaartuigen van de Unie in wateren die onder de soevereiniteit of jurisdictie van een derde land vallen, en voor vissersvaartuigen van derde landen die visserijactiviteiten verrichten in de wateren van de Unie.

(9)Die verordening bevat met name regels voor visserijactiviteiten die worden verricht door vissersvaartuigen van de Unie in de wateren van een derde land buiten het kader van een overeenkomst, en bepaalt dat een vlaggenlidstaat rechtstreekse machtigingen mag toekennen en welke de voorwaarden en procedures voor de toekenning van zulke machtigingen zijn. Gezien het aantal vissersvaartuigen van de Unie dat visserijactiviteiten verricht in wateren van het Verenigd Koninkrijk, zouden deze voorwaarden en procedures bij gebrek aan een terugtrekkingsakkoord of een visserijovereenkomst leiden tot aanzienlijke vertragingen en grotere administratieve lasten. Het is daarom noodzakelijk te voorzien in specifieke voorwaarden en procedures die de afgifte van machtigingen door het Verenigd Koninkrijk aan vissersvaartuigen van de Unie voor visserijactiviteiten in de wateren van het Verenigd Koninkrijk moeten vergemakkelijken.

(10)Er moet worden afgeweken van de regels die gelden voor vissersvaartuigen van derde landen en er moeten specifieke voorwaarden en procedures worden bepaald die de Unie in staat stellen machtigingen af te geven aan vissersvaartuigen van het Verenigd Koninkrijk voor visserijactiviteiten in de wateren van de Unie.

(11)Verordening (EU) 2017/2403 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(12)Overeenkomstig artikel 4, lid 3, van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1182/71 van de Raad 6 valt het op een bepaalde datum vastgestelde einde van de toepassing van rechtshandelingen bij het einde van het laatste uur van de dag waarop die datum valt. Deze verordening moet derhalve van toepassing worden met ingang van 1 januari 2021.

(13)Aangezien de overgangsperiode waarin het terugtrekkingsakkoord voorziet, op 31 december 2020 afloopt, moet deze verordening, bij ontstentenis van een met het Verenigd Koninkrijk gesloten visserijovereenkomst, met spoed in werking treden en van toepassing zijn met ingang van 1 januari 2021. Als noodmaatregel moet zij van toepassing zijn tot en met de eerste van de volgende data: 31 december 2021 of de datum waarop een visserijovereenkomst tussen de Unie en het Verenigd Koninkrijk in werking treedt of voorlopig wordt toegepast.

(14)Gezien de noodzaak om deze verordening vast te stellen vóór de dag waarop het recht van de Unie ophoudt van toepassing te zijn op en in het Verenigd Koninkrijk overeenkomstig de artikelen 126 en 127 van het terugtrekkingsakkoord, en gezien de noodzaak om uiterlijk op die dag te voorzien in procedures voor de verlening van machtigingen voor duurzame visserijactiviteiten in de wateren van het Verenigd Koninkrijk en van de Unie, op basis van wederkerigheid, teneinde een abrupte onderbreking van de visserijactiviteiten te voorkomen, werd het passend geacht te voorzien in een uitzondering op de periode van acht weken bedoeld in artikel 4 van Protocol nr. 1 betreffende de rol van de nationale parlementen in de Europese Unie, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie, aan het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie.

(15)Om zowel de exploitanten van de Unie als die van het Verenigd Koninkrijk in staat te stellen te blijven vissen, mogen vismachtigingen voor activiteiten in wateren van de Unie alleen aan vaartuigen van het Verenigd Koninkrijk worden verleend indien en voor zover de Commissie van oordeel is dat het Verenigd Koninkrijk op basis van wederkerigheid toegangsrechten verleent aan vaartuigen van de Unie om visserijactiviteiten te verrichten in de wateren van het Verenigd Koninkrijk,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1
Wijzigingen van Verordening (EU) 2017/2403

Verordening (EU) 2017/2403 wordt als volgt gewijzigd:

1)aan titel II, hoofdstuk II, wordt de volgende afdeling 4 toegevoegd:

“Afdeling 4

Machtigingen voor vissersvaartuigen van de Unie in wateren van het Verenigd Koninkrijk

Artikel 18 bis 
Toepassingsgebied

In afwijking van afdeling 3 is deze afdeling van toepassing op visserijactiviteiten die worden verricht door vissersvaartuigen van de Unie in de wateren van het Verenigd Koninkrijk.

Artikel 18 ter 
Definitie

Voor de toepassing van deze afdeling wordt onder “wateren van het Verenigd Koninkrijk” verstaan: de wateren die onder de soevereiniteit of jurisdictie van het Verenigd Koninkrijk vallen zoals is vastgesteld in overeenstemming met het internationaal recht.

Artikel 18 quater 
Procedure voor het verkrijgen van een vismachtiging van het Verenigd Koninkrijk

1.Een vlaggenlidstaat die heeft vastgesteld dat is voldaan aan de voorwaarden van artikel 5, zendt de Commissie de betreffende aanvraag of lijst van aanvragen voor de machtiging door het Verenigd Koninkrijk toe.

2.Elke aanvraag of lijst van aanvragen bevat de door het Verenigd Koninkrijk voor de afgifte van de machtiging gevraagde informatie in het vereiste formaat, zoals het Verenigd Koninkrijk heeft meegedeeld aan de Commissie.

3.De Commissie informeert de lidstaten over de in lid 2 bedoelde informatie en het vereiste formaat. De Commissie kan de vlaggenlidstaat een verzoek toezenden om alle aanvullende informatie te ontvangen die zij noodzakelijk acht om de naleving van de in de leden 1 en 2 bedoelde voorwaarden te verifiëren.

4.Indien de Commissie na ontvangst van de aanvraag of de eventuele aanvullende informatie waarom op grond van lid 3 is verzocht, vaststelt dat aan de voorwaarden van de leden 1 en 2 is voldaan, zendt zij de aanvraag onverwijld door aan het Verenigd Koninkrijk.

5.Zodra het Verenigd Koninkrijk de Commissie ervan in kennis heeft gesteld dat het heeft besloten een machtiging aan een vaartuig van de Unie af te geven of te weigeren, stelt de Commissie de vlaggenlidstaat onmiddellijk daarvan in kennis.

6.Een vlaggenlidstaat mag enkel een vismachtiging voor visserijactiviteiten in de wateren van het Verenigd Koninkrijk afgeven na erover te zijn ingelicht dat het Verenigd Koninkrijk heeft besloten een machtiging te verlenen aan het betrokken vaartuig van de Unie.

7.De visserijactiviteiten worden pas aangevangen nadat zowel de vlaggenlidstaat als het Verenigd Koninkrijk een vismachtiging hebben afgegeven.

8.Indien het Verenigd Koninkrijk de Commissie ervan in kennis stelt dat het heeft besloten een vismachtiging voor een vissersvaartuig van de Unie te schorsen of in te trekken, stelt de Commissie de vlaggenlidstaat onmiddellijk daarvan in kennis. De lidstaat schorst of trekt zijn vismachtiging voor visserijactiviteiten in de wateren van het Verenigd Koninkrijk dienovereenkomstig in.

9.Indien het Verenigd Koninkrijk de vlaggenlidstaat rechtstreeks in kennis stelt van zijn besluit een vismachtiging voor een vissersvaartuig van de Unie af te geven, te weigeren, te schorsen of in te trekken, stelt de vlaggenlidstaat de Commissie onmiddellijk daarvan in kennis. De lidstaat schorst of trekt zijn vismachtiging voor visserijactiviteiten in de wateren van het Verenigd Koninkrijk dienovereenkomstig in.

Artikel 18 quinquies 
Monitoring

De Commissie monitort de afgifte van vismachtigingen door het Verenigd Koninkrijk voor visserijactiviteiten die worden verricht door vissersvaartuigen van de Unie in de wateren van het Verenigd Koninkrijk.”;

2)de volgende titel III bis wordt ingevoegd tussen titel III en titel IV:

TITEL III bis

VISSERIJACTIVITEITEN VAN VISSERSVAARTUIGEN VAN HET VERENIGD KONINKRIJK IN DE WATEREN VAN DE UNIE

Artikel 38 bis 
Toepassingsgebied

In afwijking van titel III is deze titel van toepassing op visserijactiviteiten die worden verricht door vissersvaartuigen van het Verenigd Koninkrijk in de wateren van de Unie.

Artikel 38 ter 
Visserijactiviteiten door vaartuigen van het Verenigd Koninkrijk

Vissersvaartuigen van het Verenigd Koninkrijk mogen visserijactiviteiten verrichten in wateren van de Unie, in overeenstemming met de voorwaarden die zijn uiteengezet in de toepasselijke wetgeving van de Unie, op voorwaarde dat vaartuigen van de Unie op basis van wederkerigheid toegang krijgen om visserijactiviteiten te verrichten in de wateren van het Verenigd Koninkrijk.

Artikel 38 quater 
Algemene beginselen

1.Een vissersvaartuig van het Verenigd Koninkrijk verricht geen visserijactiviteiten in de wateren van de Unie tenzij het een vismachtiging van de Commissie heeft ontvangen. Een dergelijk vaartuig krijgt de machtiging in kwestie alleen indien het voldoet aan de in lid 2 vastgestelde machtigingscriteria.

2.De Commissie mag een vismachtiging afgeven aan vaartuigen van het Verenigd Koninkrijk indien:

a)het vissersvaartuig beschikt over een geldige visvergunning die is afgegeven door de autoriteit van het Verenigd Koninkrijk;

b)het vissersvaartuig door het Verenigd Koninkrijk is opgenomen in een vlootregister waartoe de Commissie toegang heeft;

c)het vissersvaartuig en elk bijbehorend ondersteuningsvaartuig de geldende regeling inzake scheepsidentificatienummers van de IMO toepast voor zover het Unierecht dat vereist;

d)het vissersvaartuig niet is opgenomen in een door een ROVB en/of de Unie krachtens de IOO-verordening vastgestelde lijst van IOO-vaartuigen;

e)het Verenigd Koninkrijk niet krachtens de IOO-verordening op een lijst van niet-meewerkende landen is geplaatst en niet krachtens Verordening (EU) nr. 1026/2012 op een lijst van landen die niet-duurzame vangstmogelijkheden toelaten is geplaatst;

f)vangstmogelijkheden beschikbaar zijn voor het Verenigd Koninkrijk.

3.Een vaartuig van het Verenigd Koninkrijk dat is gemachtigd om in de wateren van de Unie te vissen, houdt zich aan de regels die van toepassing zijn op de visserijactiviteiten van vaartuigen van de Unie in het visserijgebied waar het actief is.

Artikel 38 quinquies 
Procedure voor het verkrijgen van vismachtigingen

1.Het Verenigd Koninkrijk zendt de Commissie de aanvraag of lijst van aanvragen voor machtiging voor zijn vissersvaartuigen toe.

2.De Commissie kan het Verenigd Koninkrijk vragen om aanvullende informatie die noodzakelijk is om te kunnen nagaan of voldaan is aan de voorwaarden van artikel 38 quater, lid 2.

3.Wanneer vaststaat dat de in artikel 38 ter en artikel 38 quater, lid 2, bedoelde voorwaarden zijn vervuld, kan de Commissie een vismachtiging afgeven en het Verenigd Koninkrijk en de betrokken lidstaten daarvan onverwijld in kennis stellen.

Artikel 38 sexies 
Beheer van vismachtigingen

1.Indien een van de voorwaarden van artikel 38 ter en artikel 38 quater, lid 2, niet langer is vervuld, treft de Commissie passende maatregelen, waaronder wijziging of intrekking van de machtiging, en stelt zij het Verenigd Koninkrijk en de betrokken lidstaten daarvan in kennis.

2.De Commissie kan weigeren machtigingen af te geven aan een vissersvaartuig van het Verenigd Koninkrijk of een aan zulk vaartuig afgegeven machtiging schorsen of intrekken in elk van de volgende gevallen:

a)wanneer zich een fundamentele verandering in de omstandigheden heeft voorgedaan, met name wat betreft de wederzijdse toegang van vaartuigen van de Unie tot de wateren van het Verenigd Koninkrijk;

b)wanneer sprake is van een ernstige bedreiging van de duurzame exploitatie, het duurzame beheer en de duurzame instandhouding van mariene biologische rijkdommen;

c)wanneer dit cruciaal is om IOO-visserij te voorkomen of te beteugelen;

d)wanneer de Commissie het passend acht op basis van de resultaten van haar monitoringactiviteiten krachtens artikel 18 quinquies;

e)wanneer het Verenigd Koninkrijk de machtiging van vaartuigen van de Unie voor de wateren van het Verenigd Koninkrijk ten onrechte weigert of intrekt.

3.Als de Commissie de machtiging overeenkomstig lid 2 weigert, schorst of intrekt, stelt zij het Verenigd Koninkrijk onmiddellijk daarvan in kennis.

Artikel 38 septies 
Sluiting van visserijactiviteiten

1.Als de aan het Verenigd Koninkrijk toegekende vangstmogelijkheden worden geacht te zijn opgebruikt, stelt de Commissie het Verenigd Koninkrijk en de bevoegde controle-instanties van de lidstaten daarvan onmiddellijk in kennis. Met het oog op de voortzetting van visserijactiviteiten in het kader van niet-opgebruikte vangstmogelijkheden die ook van invloed kunnen zijn op opgebruikte vangstmogelijkheden, vraagt de Commissie het Verenigd Koninkrijk haar in kennis te stellen van technische maatregelen ter voorkoming van nadelige effecten op de opgebruikte vangstmogelijkheden.

2.Vanaf de datum van de in lid 1 bedoelde kennisgeving worden de vismachtigingen die zijn afgegeven voor de vaartuigen die de vlag van het Verenigd Koninkrijk voeren, geacht te zijn geschorst voor de betrokken visserijactiviteiten en mogen de vaartuigen die visserijactiviteiten niet langer verrichten.

3.Vismachtigingen worden geacht te zijn ingetrokken indien een schorsing van de vismachtigingen overeenkomstig lid 2 alle activiteiten betreft waarvoor zij zijn verleend.

Artikel 38 octies 
Overschrijding van quota in de wateren van de Unie

Wanneer de Commissie vaststelt dat het Verenigd Koninkrijk de quota heeft overschreden die het voor een bestand of een groep bestanden toegewezen heeft gekregen, past de Commissie verlagingen toe op andere aan het Verenigd Koninkrijk toegewezen quota. De Commissie streeft ernaar de verlaging te doen stroken met de verlagingen die in vergelijkbare omstandigheden aan lidstaten worden opgelegd.

Artikel 38 nonies 
Controle en handhaving

1.Een vaartuig van het Verenigd Koninkrijk dat is gemachtigd om in de wateren van de Unie te vissen, houdt zich aan de controleregels die van toepassing zijn op de visserijactiviteiten van vaartuigen van de Unie in het visserijgebied waar het actief is.

2.Een vaartuig van het Verenigd Koninkrijk dat is gemachtigd om in de wateren van de Unie te vissen, verstrekt aan de Commissie of aan de door haar aangewezen instantie en, indien van toepassing, aan de kustlidstaat, de gegevens die vaartuigen van de Unie krachtens de controleverordening aan de vlaggenlidstaat moeten toezenden.

3.De Commissie of de door haar aangewezen instantie zendt de overeenkomstig lid 2 ontvangen gegevens toe aan de kustlidstaat.

4.Een vaartuig van het Verenigd Koninkrijk dat is gemachtigd om in de wateren van de Unie te vissen, verstrekt op verzoek de in het kader van de toepasselijke waarnemersprogramma’s opgestelde waarnemersverslagen aan de Commissie of aan de door haar aangewezen instantie.

5.De kustlidstaten registreren elke door vissersvaartuigen van het Verenigd Koninkrijk begane inbreuk, met inbegrip van de bijbehorende sancties, in het in artikel 93 van de controleverordening bedoelde nationale register.”.

Artikel 2
Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van de dag na die waarop het recht van de Unie ophoudt van toepassing te zijn op en in het Verenigd Koninkrijk overeenkomstig de artikelen 126 en 127 van het terugtrekkingsakkoord, tot en met de eerste van de volgende data:

1)31 december 2021;

2)de datum waarop een visserijovereenkomst tussen de Unie en het Verenigd Koninkrijk in werking treedt of voorlopig wordt toegepast.

Deze verordening is echter niet van toepassing indien, uiterlijk op de datum van inwerkingtreding van deze verordening, de in de tweede alinea, punt 2), bedoelde overeenkomst in werking treedt of voorlopig wordt toegepast.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement    Voor de Raad

De voorzitter    De voorzitter

(1)    Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22).
(2)    Verordening (EU) 2017/2403 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 inzake het duurzame beheer van externe vissersvloten, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1006/2008 van de Raad (PB L 347 van 28.12.2017, blz. 81).    
(3)    PB C van , blz. .
(4)    Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee en de overeenkomst van 28 juli 1994 inzake de toepassing van deel XI van dat verdrag (PB L 179 van 23.6.1998, blz. 3).
(5)    Verordening (EU) 2017/2403 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 inzake het duurzame beheer van externe vissersvloten, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1006/2008 van de Raad (PB L 347 van 28.12.2017, blz. 81).
(6)    Verordening (EEG, Euratom) nr. 1182/71 van de Raad van 3 juni 1971 houdende vaststelling van de regels die van toepassing zijn op termijnen, data en aanvangs- en vervaltijden (PB L 124 van 8.6.1971, blz. 1).
Top