Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62018CA0235

    Zaak C-235/18: Arrest van het Hof (Achtste kamer) van 15 mei 2019 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Naczelny Sąd Administracyjny — Polen) — Vega International Car Transport and Logistic — Trading GmbH/Dyrektor Izby Skarbowej w Warszawie (Prejudiciële verwijzing — Fiscale bepalingen — Belasting over de toegevoegde waarde (btw) — Richtlijn 2006/112/EG — Artikel 135, lid 1, onder b) — Goederenleveringen — Vrijstellingen ten gunste van andere activiteiten — Verlening van en bemiddeling inzake kredieten — Tankkaarten)

    PB C 255 van 29.7.2019, p. 14–14 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    29.7.2019   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 255/14


    Arrest van het Hof (Achtste kamer) van 15 mei 2019 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Naczelny Sąd Administracyjny — Polen) — Vega International Car Transport and Logistic — Trading GmbH/Dyrektor Izby Skarbowej w Warszawie

    (Zaak C-235/18) (1)

    (Prejudiciële verwijzing - Fiscale bepalingen - Belasting over de toegevoegde waarde (btw) - Richtlijn 2006/112/EG - Artikel 135, lid 1, onder b) - Goederenleveringen - Vrijstellingen ten gunste van andere activiteiten - Verlening van en bemiddeling inzake kredieten - Tankkaarten)

    (2019/C 255/17)

    Procestaal: Pools

    Verwijzende rechter

    Naczelny Sąd Administracyjny

    Partijen in het hoofdgeding

    Verzoekende partij: Vega International Car Transport and Logistic — Trading GmbH

    Verwerende partij: Dyrektor Izby Skarbowej w Warszawie

    Dictum

    Artikel 135, lid 1, onder b), van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde moet aldus worden uitgelegd dat de terbeschikkingstelling van tankkaarten door een moedermaatschappij aan haar dochterondernemingen, waarmee de dochterondernemingen de voertuigen waarvan zij het transport verzorgen van brandstof kunnen voorzien, in omstandigheden als in het hoofdgeding kan worden gekwalificeerd als een van de belasting over de toegevoegde waarde vrijgestelde verlening van krediet in de zin van deze bepaling.


    (1)  PB C 231 van 2.7.2018.


    Top