EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32004R0549

Verordening (EG) nr. 549/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 tot vaststelling van het kader voor de totstandbrenging van het gemeenschappelijke Europese luchtruim ("de kaderverordening") (Voor de EER relevante tekst) - Verklaring van de lidstaten over militaire kwesties die verband houden met het gemeenschappelijke Europese luchtruim

PB L 96 van 31.3.2004, p. 1–9 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO, HR)

Legal status of the document In force: This act has been changed. Current consolidated version: 04/12/2009

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2004/549/oj

32004R0549

Verordening (EG) nr. 549/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 tot vaststelling van het kader voor de totstandbrenging van het gemeenschappelijke Europese luchtruim ("de kaderverordening") (Voor de EER relevante tekst) - Verklaring van de lidstaten over militaire kwesties die verband houden met het gemeenschappelijke Europese luchtruim

Publicatieblad Nr. L 096 van 31/03/2004 blz. 0001 - 0009


Verordening (EG) nr. 549/2004 van het Europees Parlement en de Raad

van 10 maart 2004

tot vaststelling van het kader voor de totstandbrenging van het gemeenschappelijke Europese luchtruim

("de kaderverordening")

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 80, lid 2,

Gezien het voorstel van de Commissie(1),

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité(2),

Gezien het advies van het Comité van de Regio's(3),

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag(4) en gezien de gemeenschappelijke tekst die op 11 december 2003 door het bemiddelingscomité is goedgekeurd,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) De verwezenlijking van het gemeenschappelijke vervoersbeleid vergt een efficiënt luchtvervoerssysteem dat een veilige en reguliere uitvoering van luchtvervoersdiensten mogelijk maakt, waardoor het vrije verkeer van goederen, personen en diensten wordt bevorderd.

(2) Tijdens de buitengewone bijeenkomst van 23 en 24 maart 2000 te Lissabon heeft de Europese Raad de Commissie verzocht voorstellen in te dienen over het beheer van het luchtruim, de luchtverkeersleiding en de regeling van de luchtverkeersstromen op basis van het werk inzake het gemeenschappelijke Europese luchtruim dat de door de Commissie ingestelde Groep op hoog niveau heeft verricht. Deze groep, hoofdzakelijk bestaande uit de civiele en militaire luchtvaartnavigatieautoriteiten van de lidstaten, heeft in november 2000 verslag uitgebracht.

(3) Voor een vlotte werking van het luchtvervoerssysteem is een consistent hoog veiligheidsniveau in de luchtvaartnavigatiediensten nodig dat een optimaal gebruik van het Europese luchtruim mogelijk maakt, alsmede een consistent hoog veiligheidsniveau in het reizen door de lucht, één en ander overeenkomstig de plicht van de luchtvaartnavigatiediensten om het algemene belang te dienen, waaronder het nakomen van publieke dienstverplichtingen. Derhalve dienen de hoogste eisen ten aanzien van verantwoordelijkheidsbesef en competentie te worden gesteld.

(4) Het initiatief om het gemeenschappelijke Europese luchtruim tot stand te brengen. moet worden ontwikkeld in overeenstemming met de verplichtingen die voortvloeien uit het Eurocontrol-lidmaatschap van de Gemeenschap en haar lidstaten, alsmede met de beginselen die zijn vastgelegd in het op 7 december 1944 te Chicago ondertekende Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart.

(5) Het nemen van besluiten met betrekking tot de inhoud en de reikwijdte of de uitvoering van militaire operaties en trainingen behoort niet tot de bevoegdheid van de Gemeenschap.

(6) De lidstaten hebben een algemene verklaring betreffende militaire vraagstukken in verband met het gemeenschappelijke Europese luchtruim(5) aangenomen. Volgens deze verklaring moeten de lidstaten de civiel-militaire samenwerking versterken en, indien en voorzover dat door alle betrokken lidstaten noodzakelijk wordt geacht, de samenwerking tussen hun strijdkrachten in alle aangelegenheden op het gebied van luchtverkeersbeveiliging bevorderen.

(7) Het luchtruim is een beperkte hulpbron die alleen dan optimaal en efficiënt kan worden gebruikt wanneer de behoeften van alle gebruikers in aanmerking worden genomen en, waar van toepassing, worden vertegenwoordigd in de gehele ontwikkeling, besluitvorming en implementatie van het gemeenschappelijke Europese luchtruim, met inbegrip van het Single Sky Comité.

(8) Derhalve, en met het oog op de uitbreiding van het gemeenschappelijke Europese luchtruim tot een groter aantal Europese staten, moet de Gemeenschap gemeenschappelijke doelstellingen en een actieprogramma vaststellen, waarmee de inspanningen van de Gemeenschap, de lidstaten en de verschillende economische actoren worden gebundeld om een meer geïntegreerd operationeel luchtruim, te weten het gemeenschappelijke Europese luchtruim, tot stand te brengen, waarbij rekening wordt gehouden met de ontwikkelingen in Eurocontrol.

(9) Ingeval lidstaten interveniëren om naleving van de communautaire voorschriften te verzekeren, moeten de instanties die de naleving controleren, voldoende onafhankelijk zijn van de verleners van luchtvaartnavigatiediensten.

(10) De luchtvaartnavigatiediensten, in het bijzonder luchtverkeersdiensten die vergelijkbaar zijn met openbaar gezag, vereisen een functionele of structurele scheiding. In de diverse lidstaten zijn er grote verschillen in de rechtsvorm van de organisatie ervan.

(11) Ingeval een onafhankelijke audit met betrekking tot de verleners van luchtvaartnavigatiediensten wordt verlangd, worden als zodanig erkend de inspecties van de rekenkamers van de lidstaten waar deze diensten worden verleend door de overheid, of door een openbaar lichaam dat aan het toezicht van de rekenkamer onderworpen is, ongeacht of de opgestelde verslagen al dan niet openbaar worden gemaakt.

(12) Het is wenselijk het gemeenschappelijke Europese luchtruim uit te breiden naar derde landen in Europa, hetzij in het kader van de deelneming van de Gemeenschap aan de werkzaamheden van Eurocontrol, na toetreding van de Gemeenschap tot Eurocontrol, hetzij door middel van overeenkomsten tussen de Gemeenschap en die landen.

(13) De toetreding van de Gemeenschap tot Eurocontrol vormt een belangrijk onderdeel van de totstandbrenging van een pan-Europees luchtruim.

(14) Bij de totstandbrenging van het gemeenschappelijke Europese luchtruim dient de Gemeenschap, waar nodig, zo nauw mogelijk samen te werken met Eurocontrol om synergie op regelgevingsgebied en een consistente aanpak te waarborgen en om duplicering tussen beide partijen te voorkomen.

(15) Overeenkomstig de conclusies van de Groep op hoog niveau is Eurocontrol de organisatie die beschikt over de nodige deskundigheid om de Gemeenschap te ondersteunen in haar rol als regelgever. Voor onderwerpen die op het werkterrein van Eurocontrol liggen, moeten daarom de uitvoeringsmaatregelen worden ontwikkeld op basis van een mandaat aan die organisatie, met inachtneming van de in een samenwerkingsovereenkomst tussen de Commissie en Eurocontrol op te nemen voorwaarden.

(16) Voor het opstellen van de maatregelen die nodig zijn voor de totstandbrenging van het gemeenschappelijke Europese luchtruim is brede raadpleging van de economische en sociale belanghebbende partijen vereist.

(17) De sociale partners moeten naar behoren worden geïnformeerd en geraadpleegd over alle maatregelen met belangrijke sociale gevolgen. Voorts dient het Comité voor de sectoriële dialoog, ingesteld bij Beschikking 98/500/EG van de Commissie van 20 mei 1998 betreffende de oprichting van comités voor de sectoriële dialoog tussen de sociale partners op Europees niveau(6), te worden geraadpleegd.

(18) Belanghebbende partijen, zoals verleners van luchtvaartnavigatiediensten, luchtruimgebruikers, luchthavens, industrie en belangenorganisaties van beroepspersoneel moeten de Commissie kunnen adviseren met betrekking tot de technische aspecten van de verwezenlijking van het gemeenschappelijke luchtruim.

(19) De prestaties op Europees niveau van het systeem van luchtvaartnavigatiediensten als geheel moeten regelmatig worden getoetst, onder handhaving van een hoog veiligheidsniveau, teneinde de doeltreffendheid van de genomen maatregelen te beoordelen en aanvullende maatregelen voor te stellen.

(20) De sancties die de lidstaten vaststellen voor de overtredingen van deze verordening en van de in artikel 3 bedoelde maatregelen door gebruikers van het luchtruim en dienstverleners dienen doeltreffend en proportioneel te zijn en een ontmoedigende werking te hebben.

(21) De effecten van de ter uitvoering van deze verordening genomen maatregelen dienen te worden beoordeeld in het licht van de verslagen die de Commissie regelmatig moet indienen.

(22) Deze verordening doet geen afbreuk aan de bevoegdheid van de lidstaten om bepalingen vast te stellen betreffende de organisatie van hun strijdkrachten. In het kader van deze bevoegdheid kunnen de lidstaten maatregelen treffen om ervoor te zorgen dat hun strijdkrachten over voldoende luchtruim beschikken om te kunnen trainen. Derhalve moet worden voorzien in een vrijwaringsclausule om de uitoefening van deze bevoegdheid mogelijk te maken.

(23) Op 2 december 1987 hebben het Koninkrijk Spanje en het Verenigd Koninkrijk in Londen regelingen getroffen voor grotere samenwerking inzake het gebruik van de luchthaven van Gibraltar, in de vorm van een gezamenlijke verklaring van de ministers van Buitenlandse Zaken van beide landen. Deze regelingen zijn nog niet in werking getreden.

(24) Aangezien de doelstelling van deze verordening, te weten de totstandbrenging van het gemeenschappelijke Europese luchtruim, wegens het transnationale karakter ervan niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve beter op communautair niveau tot stand kan worden gebracht, met evenwel gedetailleerde uitvoeringsvoorschriften die rekening houden met specifieke plaatselijke omstandigheden, kan de Gemeenschap overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

(25) De voor de uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen dienen te worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden(7).

(26) Volgens artikel 8, lid 2, van het standaardreglement van orde voor comités(8) die zijn opgericht volgens artikel 7, lid 2, van Besluit 1999/468/EG, kan de voorzitter van een comité besluiten betrokken derden uit te nodigen om een vergadering van het comité bij te wonen. Indien passend dient de voorzitter van het Single Sky Comité vertegenwoordigers van Eurocontrol uit te nodigen om als waarnemer of als expert vergaderingen bij te wonen,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Doel en werkingssfeer

1. Het initiatief inzake de totstandbrenging van het gemeenschappelijke Europese luchtruim heeft tot doel de huidige veiligheidsnormen aan te scherpen en de algehele doeltreffendheid voor het algemene luchtverkeer in Europa te vergroten en de capaciteit te optimaliseren, opdat wordt voorzien in de behoeften van alle gebruikers van het luchtruim en de vertragingen tot een minimum worden teruggebracht. Ter verwezenlijking van deze doelstelling beoogt deze verordening een geharmoniseerd regelgevend kader vast te stellen voor de totstandbrenging van het gemeenschappelijke Europese luchtruim tegen 31 december 2004.

2. De toepassing van deze verordening en van de in artikel 3 bedoelde maatregelen laat onverlet de soevereiniteit van de lidstaten over hun luchtruim, alsmede de behoeften van de lidstaten inzake openbare orde, openbare veiligheid en defensieaangelegenheden, zoals vermeld in artikel 13. Deze verordening en de bovengenoemde maatregelen hebben geen betrekking op militaire operaties en trainingen.

3. De toepassing van deze verordening en van de in artikel 3 bedoelde maatregelen laat onverlet de rechten en plichten van de lidstaten voortvloeiend uit het Verdrag van Chicago inzake de internationale burgerluchtvaart van 1944.

4. De toepassing van deze verordening en van de in artikel 3 bedoelde maatregelen op de luchthaven van Gibraltar laat onverlet het juridische standpunt van respectievelijk het Koninkrijk Spanje en het Verenigd Koninkrijk betreffende het geschil inzake de soevereiniteit over het grondgebied waarop de luchthaven is gelegen.

5. De toepassing van deze verordening en van de in artikel 3 bedoelde maatregelen op de luchthaven van Gibraltar wordt opgeschort totdat de regelingen neergelegd in de gezamenlijke verklaring van de ministers van Buitenlandse Zaken van het Koninkrijk Spanje en het Verenigd Koninkrijk van 2 december 1987 in werking treden. De regeringen van het Koninkrijk Spanje en het Verenigd Koninkrijk zullen de Raad van die datum van inwerkingtreding in kennis stellen.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening en van de in artikel 3 bedoelde maatregelen gelden de volgende definities:

1. "luchtverkeersleidingsdienst": dienst die wordt verricht teneinde:

a) botsingen te voorkomen:

- tussen luchtvaartuigen en

- tussen luchtvaartuigen en hindernissen op dat deel van het luchtvaartterrein dat is bedoeld voor het opstijgen, landen en taxiën met luchtvaartuigen, en

b) een geordende luchtverkeersstroom tot stand te brengen en te handhaven;

2. "plaatselijke verkeersleiding": luchtverkeersleidingsdienst voor luchtvaartterreinverkeer;

3. "luchtvaartinlichtingendienst": een binnen het vastgestelde bestreken gebied opgerichte dienst die verantwoordelijk is voor het verstrekken van luchtvaartinformatie en gegevens die nodig zijn voor de veiligheid, regelmaat en efficiency van luchtvaartnavigatie;

4. "luchtvaartnavigatiediensten": luchtverkeersleidingsdiensten; communicatie-, navigatie- en plaatsbepalingsdiensten; meteorologische diensten voor de luchtvaartnavigatie, en luchtvaartinlichtingendiensten;

5. "verleners van luchtvaartnavigatiediensten": de openbare of particuliere lichamen die luchtvaartnavigatiediensten voor het algemene luchtverkeer verlenen;

6. "luchtruimblok": luchtruim van vastgestelde afmetingen, in ruimte en tijd, waarbinnen luchtvaartnavigatiediensten worden verleend;

7. "luchtruimbeheer": een planningsfunctie met als belangrijkste doel een maximale benutting van beschikbaar luchtruim door dynamische time-sharing en, bij gelegenheid, scheiding van luchtruim tussen verschillende categorieën luchtruimgebruikers op basis van kortetermijnbehoeften;

8. "luchtruimgebruikers": alle luchtvaartuigen die als algemeen luchtverkeer opereren;

9. "regeling van luchtverkeersstromen": functie die tot doel heeft bij te dragen aan een veilige, ordelijke en vlotte doorstroming van het luchtverkeer door ervoor te zorgen dat de luchtverkeersleidingscapaciteit optimaal wordt benut en dat het verkeersvolume verenigbaar is met de door de betrokken luchtverkeersdienstverleners afgegeven capaciteit;

10. "luchtverkeersbeveiliging": de verzameling van functies in de lucht en functies op de grond (luchtverkeersdiensten, luchtruimbeheer en regeling van luchtverkeersstromen) die nodig zijn om de veiligheid en de doeltreffendheid van de vliegtuigbewegingen in alle fasen te waarborgen;

11. "luchtverkeersdiensten": vluchtinlichtingendiensten, alarmeringsdiensten, adviesdiensten voor het luchtverkeer en luchtverkeersleiding (algemene luchtverkeersleiding, naderingsluchtverkeersleiding en plaatselijke luchtverkeersleiding);

12. "algemene luchtverkeersleiding": luchtverkeersleiding voor gecontroleerde vluchten in een luchtruimblok;

13. "naderingsluchtverkeersleiding": luchtverkeersleiding voor aankomende of vertrekkende gecontroleerde vluchten;

14. "pakket van diensten": twee of meer luchtnavigatiediensten;

15. "certificaat": door een lidstaat overeenkomstig het nationale recht afgegeven document, ongeacht de vorm, waarmee wordt bevestigd dat een verlener van luchtvaartnavigatiediensten voldoet aan de eisen voor het verlenen van een specifieke dienst;

16. "communicatiediensten": vaste en mobiele diensten ten behoeve van de luchtvaart voor grond-tot-grond-, lucht-tot-grond- en lucht-tot-lucht-communicatie voor luchtverkeersleidingsdoeleinden;

17. "Europees netwerk voor luchtverkeersbeveiliging": de verzameling van systemen, genoemd in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 552/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 betreffende de interoperabiliteit van het Europese netwerk voor luchtverkeersbeveiliging ("de interoperabiliteitsverordening")(9), met inbegrip van de interfaces aan grenzen met derde landen;

18. "operationeel concept": de criteria voor het operationele gebruik van het Europese netwerk voor luchtverkeersbeveiliging of een deel daarvan;

19. "onderdelen": materiële objecten, zoals apparatuur, en immateriële objecten, zoals programmatuur, waarvan de interoperabiliteit van het Europese netwerk voor luchtverkeersbeveiliging afhangt;

20. "Eurocontrol": de Europese organisatie voor de veiligheid van de luchtvaart, opgericht bij het Internationaal Verdrag tot samenwerking in het belang van de veiligheid van de luchtvaart van 13 december 1960(10);

21. "de beginselen van Eurocontrol voor het vaststellen van de kostengrondslag voor de heffingen voor het gebruik van 'en route'-faciliteiten en de berekening van de tarieven per eenheid": de in document nr. 99.60.01/01 van 1 augustus 1999 van Eurocontrol gespecificeerde beginselen;

22. "flexibel gebruik van het luchtruim": een concept van luchtruimbeheer dat wordt toegepast op het gebied van de European Civil Aviation Conference (ECAC), zoals gespecificeerd in de eerste editie van 5 februari 1996 van het door Eurocontrol uitgegeven "Airspace Management Handbook for the application of the Concept of the Flexible Use of Airspace";

23. "vluchtinformatiegebied": een luchtruim van gegeven afmetingen waarbinnen vluchtinlichtingendiensten en alarmeringsdiensten worden verleend;

24. "vliegniveau": een vlak van constante atmosferische druk in relatie tot het referentiedrukvlak van 1013,2 hectopascals en dat van soortgelijke vlakken is gescheiden door bepaalde drukintervallen;

25. "functioneel luchtruimblok": een luchtruimblok dat berust op operationele behoeften en een afspiegeling is van de noodzaak om een meer geïntegreerd beheer van het luchtruim te verzekeren, ongeacht de bestaande grenzen;

26. "algemeen luchtverkeer": alle bewegingen van burgerluchtvaartuigen, alsmede alle bewegingen van staatsluchtvaartuigen (met inbegrip van militaire, douane- en politieluchtvaartuigen), voorzover deze bewegingen worden uitgevoerd in overeenstemming met de procedures van de ICAO;

27. "ICAO": de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie, opgericht bij het Verdrag van Chicago inzake de internationale burgerluchtvaart van 1944;

28. "interoperabiliteit": een geheel van functionele, technische en operationele eigenschappen die worden vereist van de systemen en onderdelen van het Europese netwerk voor luchtverkeersbeveiliging en van de procedures voor de werking van het netwerk, teneinde de veilige, naadloze en efficiënte werking van het netwerk te verzekeren. Interoperabiliteit wordt bereikt door er zorg voor te dragen dat de systemen en onderdelen voldoen aan de essentiële eisen;

29. "meteorologische diensten": de faciliteiten en diensten die luchtvaartuigen voorzien van weersvoorspellingen, instructies en waarnemingen, alsmede andere door lidstaten aangeleverde meteorologische informatie en gegevens voor gebruik in de luchtvaart;

30. "navigatiediensten": de faciliteiten en diensten die luchtvaartuigen voorzien van informatie op het gebied van positionering en timing;

31. "operationele gegevens": informatie over alle vluchtfasen, die nodig is voor het nemen van operationele beslissingen door verleners van luchtvaartnavigatiediensten, luchtruimgebruikers, exploitanten van luchthavens en andere betrokken actoren;

32. "procedure, zoals gebruikt in de context van de interoperabiliteitsverordening": een standaardmethode voor het technische of het operationele gebruik van systemen in de context van overeengekomen, gevalideerde operationele concepten die op een uniforme wijze in het gehele Europese netwerk voor luchtverkeersbeveiliging moeten worden toegepast;

33. "ingebruikneming": eerste operationele gebruik na de initiële installatie of upgrade van een systeem;

34. "routenetwerk": een netwerk van gespecificeerde routes voor de afhandeling van de verkeersstromen van het algemene luchtverkeer, nodig voor het verlenen van luchtverkeersleiding;

35. "routering": de gekozen route die een luchtvaartuig tijdens de vlucht moet volgen;

36. "naadloze werking": een zodanige werking van het Europese netwerk voor luchtverkeersbeveiliging dat het, vanuit de optiek van de gebruiker, functioneert als ware het één systeem;

37. "sector": deel van een verkeersleidingsgebied en/of vluchtinformatiegebied/vluchtinformatiegebied voor het hoger luchtruim;

38. "plaatsbepalingsdiensten": de faciliteiten en diensten voor het bepalen van de respectieve posities van luchtvaartuigen waarmee voor een veilige separatie wordt gezorgd;

39. "systeem": het geheel van op de grond gestationeerde en zich in de lucht bevindende onderdelen, alsmede in de ruimte gestationeerde apparatuur, dat ondersteuning geeft aan luchtvaartnavigatiediensten voor alle vluchtfasen;

40. "upgrade": elke wijziging in de operationele kenmerken van een systeem.

Artikel 3

Gebieden waarop de Gemeenschap maatregelen treft

1. Deze verordening stelt een geharmoniseerd kader vast voor de totstandbrenging van het gemeenschappelijke Europese luchtruim in combinatie met:

a) Verordening (EG) nr. 551/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 betreffende de organisatie en het gebruik van het gemeenschappelijke Europese luchtruim ("de luchtruimverordening")(11);

b) Verordening (EG) nr. 550/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 betreffende de verlening van luchtvaartnavigatiediensten in het gemeenschappelijke Europese luchtruim ("de dienstverleningsverordening")(12) en

c) Verordening (EG) nr. 552/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 betreffende de interoperabiliteit van het Europese netwerk voor luchtverkeersbeveiliging ("de interoperabiliteitsverordening")(13),

en met uitvoeringsbepalingen die de Commissie op basis van deze verordening en de bovengenoemde verordeningen vaststelt.

2. De in lid 1 bedoelde maatregelen zijn van toepassing met inachtneming van de bepalingen van deze verordening.

Artikel 4

Nationale toezichthoudende instanties

1. De lidstaten gaan over tot aanwijzing of instelling van één of meer organen als nationale toezichthoudende instantie belast met de taken welke krachtens deze verordening en de in artikel 3 bedoelde maatregelen aan een dergelijke instantie toekomen.

2. De nationale toezichthoudende instanties moeten onafhankelijk zijn van de verleners van luchtvaartnavigatiediensten. Deze onafhankelijkheid wordt bereikt door middel van een adequate scheiding, ten minste op functioneel niveau, tussen de nationale toezichthoudende instantie en dergelijke dienstverleners. De lidstaten zien erop toe dat de nationale toezichthoudende instanties hun bevoegdheden onpartijdig en op transparante wijze uitoefenen.

3. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de namen en adressen van de nationale toezichthoudende instanties, alsmede de veranderingen daarin, en van de maatregelen die zijn genomen om aan lid 2 te voldoen.

Artikel 5

Comitéprocedure

1. De Commissie wordt bijgestaan door het Single Sky Comité, hierna te noemen "comité", bestaande uit twee vertegenwoordigers van elke lidstaat en voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Commissie. Het comité verzekert dat de belangen van alle categorieën op passende wijze in acht worden genomen.

2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 3 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van het bepaalde in artikel 8 van dat besluit.

3. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van het bepaalde in artikel 8 van dat besluit.

De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op één maand.

4. Het comité stelt zijn reglement van orde vast.

Artikel 6

Raadgevend orgaan voor de luchtvaart

Onverminderd de rol van het comité en van Eurocontrol wordt ook een Raadgevend Orgaan voor de Industrie ingesteld, waarvan verleners van luchtvaartnavigatiediensten, verenigingen van gebruikers van het luchtruim, luchthavens, industrie en belangenorganisaties van beroepspersoneel deel uitmaken. De taak van dit orgaan bestaat uitsluitend in het adviseren van de Commissie met betrekking tot de technische aspecten van de implementatie van het gemeenschappelijke luchtruim.

Artikel 7

Betrekkingen met derde landen in Europa

De Gemeenschap zet zich in voor en ondersteunt de uitbreiding van het gemeenschappelijke Europese luchtruim tot landen die geen lid zijn van de Europese Unie. Daartoe streeft zij ernaar om, hetzij in het kader van overeenkomsten met aangrenzende derde landen, hetzij in het kader van Eurocontrol, de werkingssfeer van deze verordening en van de in artikel 3 bedoelde maatregelen tot die landen uit te breiden.

Artikel 8

Uitvoeringsbepalingen

1. Voor de uitwerking van de in artikel 3 bedoelde uitvoeringsmaatregelen die op het werkterrein van Eurocontrol liggen, verstrekt de Commissie een mandaat aan Eurocontrol, waarin de uit te voeren taken en het tijdschema daarvoor worden vastgelegd. Hierbij wordt ernaar gestreefd optimaal gebruik te maken van de regelingen die Eurocontrol heeft getroffen voor het betrekken en raadplegen van alle partijen, voorzover deze regelingen overeenstemmen met de gebruiken van de Commissie inzake transparantie en de raadplegingsprocedures en niet in strijd zijn met haar institutionele verplichtingen. De Commissie handelt volgens de procedure van artikel 5, lid 2.

2. Op basis van het ingevolge lid 1 verrichte werk worden besluiten over de toepassing van de resultaten van dat werk in de Gemeenschap en over de termijn voor de uitvoering daarvan genomen volgens de procedure van artikel 5, lid 3. Die besluiten worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

3. Onverminderd lid 2 kan de Commissie, indien Eurocontrol een krachtens lid 1 verstrekt mandaat niet kan aanvaarden, of indien de Commissie in overleg met het comité van mening is:

a) dat het werk gedaan op basis van zo'n mandaat, gelet op de gestelde datum, niet voldoende vooruitgang boekt, of

b) dat de resultaten van het verrichte werk onvoldoende zijn,

volgens de procedure van artikel 5, lid 3, andere maatregelen nemen om de doelstellingen van het betreffende mandaat te verwezenlijken.

4. Voor de opstelling van de in artikel 3 bedoelde uitvoeringsmaatregelen die buiten het werkterrein van Eurocontrol vallen, handelt de Commissie volgens de procedure van artikel 5, lid 3.

Artikel 9

Sancties

De sancties die de lidstaten vaststellen voor de overtredingen van deze verordening en van de in artikel 3 bedoelde maatregelen door gebruikers van het luchtruim en dienstverleners zijn doeltreffend en proportioneel en hebben een ontmoedigende werking.

Artikel 10

Raadpleging van belanghebbende partijen

De lidstaten, handelend in overeenstemming met hun nationale recht, en de Commissie zetten raadplegingsmechanismen op om belanghebbende partijen op passende wijze te betrekken bij de realisering van het gemeenschappelijke Europese luchtruim.

Tot de belanghebbende partijen kunnen behoren:

- verleners van luchtvaartnavigatiediensten;

- luchtruimgebruikers;

- luchthavens;

- de industrie en

- belangenorganisaties van beroepspersoneel.

Raadpleging van de belanghebbende partijen heeft in het bijzonder betrekking op de ontwikkeling en de invoering van nieuwe concepten en technologieën in het Europese netwerk voor luchtverkeersbeveiliging.

Artikel 11

Prestatiebeoordeling

1. De Commissie draagt zorg voor de bestudering en evaluatie van de prestaties van de luchtvaartnavigatie, waarbij zij gebruikmaakt van de bestaande deskundigheid van Eurocontrol.

2. Het analyseren van de ten behoeve van lid 1 verzamelde informatie heeft tot doel:

a) de verlening van luchtvaartnavigatiediensten te kunnen vergelijken en verbeteren;

b) de verleners van luchtvaartnavigatiediensten te ondersteunen om de vereiste diensten te verlenen;

c) het raadplegingsproces tussen luchtruimgebruikers, verleners van luchtvaartnavigatiediensten en luchthavens te verbeteren;

d) "best practice" in kaart te brengen en te bevorderen, waaronder verbeterde veiligheid, efficiency en capaciteit.

3. Onverminderd het recht van het publiek op toegang tot documenten van de Commissie, zoals vastgesteld in Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie(14), stelt de Commissie volgens de procedure van artikel 5, lid 3, maatregelen vast voor de verspreiding van de in lid 2 bedoelde informatie onder de belanghebbende partijen.

Artikel 12

Toezicht, controle en methoden voor effectbeoordeling

1. Het toezicht, de controle en de methoden voor effectbeoordeling worden gebaseerd op de indiening door de lidstaten van jaarlijkse verslagen over de uitvoering van de ingevolge deze verordening ondernomen acties en de in artikel 3 bedoelde maatregelen.

2. De Commissie evalueert geregeld de toepassing van deze verordening en de in artikel 3 bedoelde maatregelen en brengt verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad, de eerste maal uiterlijk op 20 april 2007 en vervolgens om de drie jaar. Zij kan de lidstaten daartoe om aanvullende informatie verzoeken naast de informatie uit de overeenkomstig lid 1 ingediende verslagen.

3. Bij het opstellen van de in lid 2 bedoelde verslagen wint de Commissie het advies in van het comité.

4. De verslagen bevatten een beoordeling van de resultaten die zijn bereikt met de ingevolge deze verordening ondernomen acties, met inbegrip van adequate informatie over ontwikkelingen in de sector, met name betreffende economische, sociale, werkgelegenheids- en technologische aspecten, alsmede over de kwaliteit van de dienstverlening, een en ander in het licht van de oorspronkelijke doelstellingen en met het oog op toekomstige behoeften.

Artikel 13

Vrijwaringsbepalingen

Deze verordening belet een lidstaat niet de maatregelen te nemen die nodig zijn om essentiële belangen op het gebied van het veiligheidsbeleid of het defensiebeleid te beschermen. Dat zijn met name maatregelen die noodzakelijk zijn:

- voor de bewaking van het luchtruim dat onder zijn verantwoordelijkheid valt, overeenkomstig regionale luchtvaartnavigatieovereenkomsten van de ICAO, met inbegrip van het vermogen om alle luchtvaartuigen die dat luchtruim gebruiken op te sporen, te identificeren en te evalueren, in het streven om de veiligheid van de vluchten te waarborgen en actie te ondernemen om te voorzien in de behoeften inzake veiligheid en defensie;

- in het geval van ernstige binnenlandse onlusten waardoor de openbare orde wordt verstoord;

- in het geval van oorlog of ernstige internationale spanningen die oorlogsgevaar inhouden;

- om te voldoen aan internationale verplichtingen die een lidstaat is aangegaan voor het behoud van de vrede en de internationale veiligheid;

- ten behoeve van militaire operaties en trainingen, met inbegrip van de daarvoor benodigde oefeningsmogelijkheden.

Artikel 14

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Straatsburg, 10 maart 2004.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

P. Cox

Voor de Raad

De voorzitter

D. Roche

(1) PB C 103 E van 30.4.2002, blz. 1.

(2) PB C 241 van 7.10.2002, blz. 24.

(3) PB C 278 van 14.11.2002, blz. 13.

(4) Advies van het Europees Parlement van 3 september 2002 (PB C 272 E van 13.11.2003, blz. 296), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 18 maart 2003 (PB C 129 E van 3.6.2003, blz. 1), standpunt van het Europees Parlement van 3 juli 2003 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad), wetgevende resolutie van het Europees Parlement van 29 januari 2004 en besluit van de Raad van 2 februari 2004.

(5) Zie bladzijde 9 van dit Publicatieblad.

(6) PB L 225 van 12.8.1998, blz. 27.

(7) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

(8) PB C 38 van 6.2.2001, blz. 3.

(9) Zie bladzijde 33 van dit Publicatieblad.

(10) Verdrag zoals gewijzigd bij het protocol van 12 februari 1981 en herzien bij het protocol van 27 juni 1997.

(11) Zie bladzijde 20 van dit Publicatieblad.

(12) Zie bladzijde 10 van dit Publicatieblad.

(13) Zie bladzijde 26 van dit Publicatieblad.

(14) PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43.

VERKLARING VAN DE LIDSTATEN OVER MILITAIRE KWESTIES DIE VERBAND HOUDEN MET HET GEMEENSCHAPPELIJKE EUROPESE LUCHTRUIM

De lidstaten,

- overwegende dat wetgeving voor de totstandbrenging van het gemeenschappelijke Europese luchtruim uitsluitend van toepassing is op het algemene luchtverkeer en geen betrekking heeft op militaire operaties en trainingen;

- bevestigend dat het noodzakelijk is dat het wetgevingskader inzake het gemeenschappelijke Europese luchtruim op coherente wijze ten uitvoer wordt gelegd en dat daarbij ten volle rekening wordt gehouden met de nationale defensiebehoeften en het veiligheidsbeleid, alsmede met internationale afspraken;

- ervan overtuigd zijnde dat het luchtruim alleen veilig en efficiënt kan worden gebruikt als tussen de civiele en militaire gebruikers van dit luchtruim nauw wordt samengewerkt, op de eerste plaats op basis van het principe van een flexibel gebruik van het luchtruim en van een doeltreffende coördinatie tussen de civiele en militaire autoriteiten, zoals bepaald in het kader van de ICAO.

verklaren:

1. dat zij zullen samenwerken, rekening houdend met de nationale militaire behoeften, om ervoor te zorgen dat het idee van een flexibel gebruik van het luchtruim onbeperkt en uniform in alle lidstaten door alle gebruikers van het luchtruim wordt toegepast;

2. dat zij erop zullen toezien dat de belangen van de militaire gebruikers van het luchtruim van de lidstaten, in voorkomend geval, zijn vertegenwoordigd gedurende de gehele ontwikkeling, het besluitnemingsproces en de implementatie van het gemeenschappelijke Europese luchtruim, ook in het Single Sky Comité, overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EG) nr. 549/2004 ("de kaderverordening");

3. dat zij in voorkomende gevallen erop zullen toezien dat het militaire personeel deelneemt aan de werkzaamheden van de erkende organisaties die zijn ingesteld overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EG) nr. 550/2004 ("de dienstverleningsverordening");

4. dat zij, voor kwesties die het beheer van het luchtverkeer betreffen, rekening zullen houden met het wezenlijke belang van Eurocontrol;

5. dat zij de samenwerking tussen civiele en militaire gebruikers zullen versterken en, indien alle lidstaten dat nodig achten en voorzover zij dat nodig achten,

- de samenwerking tussen hun strijdkrachten zullen verbeteren inzake alle kwesties die betrekking hebben op het beheer van het luchtverkeer, zodat bij de tenuitvoerlegging van het wetgevingskader voor het gemeenschappelijke Europese luchtruim rekening kan worden gehouden met de op dat terrein bestaande behoeften;

- rekening houdend met de doelstelling, te weten de vaststelling van het wetgevingskader voor de totstandbrenging van het gemeenschappelijke Europese luchtruim tussen nu en 31 december 2004, de nodige maatregelen zullen treffen voor deze militaire samenwerking, teneinde ervoor te zorgen dat de economische factoren en de vereisten op veiligheids- en defensiegebied evenwichtig in aanmerking worden genomen.

Top