Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32002R0743

    Verordening (EG) nr. 743/2002 van de Raad van 25 april 2002 tot vaststelling van een algemeen communautair kader voor activiteiten ter vergemakkelijking van de justitiële samenwerking in burgerlijke zaken

    PB L 115 van 1.5.2002, p. 1–5 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO, HR)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2002/743/oj

    32002R0743

    Verordening (EG) nr. 743/2002 van de Raad van 25 april 2002 tot vaststelling van een algemeen communautair kader voor activiteiten ter vergemakkelijking van de justitiële samenwerking in burgerlijke zaken

    Publicatieblad Nr. L 115 van 01/05/2002 blz. 0001 - 0005


    Verordening (EG) nr. 743/2002 van de Raad

    van 25 april 2002

    tot vaststelling van een algemeen communautair kader voor activiteiten ter vergemakkelijking van de justitiële samenwerking in burgerlijke zaken

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 61, onder c), en artikel 67, lid 1,

    Gezien het voorstel van de Commissie(1),

    Gezien het advies van het Europees Parlement(2),

    Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité(3),

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1) De Europese Unie heeft zich tot doel gesteld de Unie te handhaven en te ontwikkelen als een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid waarin het vrije verkeer van personen gewaarborgd is. Hiertoe moet de Gemeenschap onder meer maatregelen nemen op het gebied van justitiële samenwerking in burgerlijke zaken die nodig zijn voor de goede werking van de interne markt.

    (2) Op 3 december 1998 heeft de Raad een actieplan van de Raad en de Commissie aangenomen over hoe de bepalingen van het Verdrag van Amsterdam inzake een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid het best kunnen worden uitgevoerd (het Actieplan van Wenen)(4).

    (3) De Europese Raad van Tampere van 15 en 16 oktober 1999 heeft de conclusies "Naar een Unie van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid: de mijlpalen van Tampere" aangenomen.

    (4) Op 30 november 2000 heeft de Raad een gezamenlijk programma van de Commissie en de Raad aangenomen van maatregelen voor de uitvoering van het beginsel van wederzijdse erkenning van beslissingen in burgerlijke en handelszaken(5).

    (5) Bij Gezamenlijk Optreden 96/636/JBZ(6) is voor het tijdvak 1996-2000 een stimulerings- en uitwisselingsprogramma voor beoefenaars van juridische beroepen (Grotius) vastgesteld.

    (6) Bij Verordening (EG) nr. 290/2001(7) is het stimulerings- en uitwisselingsprogramma voor beoefenaars van juridische beroepen op civielrechtelijk gebied (Grotius-civiel) voor een overgangsperiode van slechts één jaar verlengd, zulks in afwachting van de uitkomst van een diepgaande analyse van de wijze waarop communautaire acties en steun in de toekomst op bepaalde gebieden zouden worden geconcentreerd.

    (7) Door Besluit nr. 1496/98/EG van het Europees Parlement en de Raad(8) is een actieprogramma vastgesteld ter verbetering van de bekendheid van de juridische beroepskringen met het Gemeenschapsrecht (actie Robert Schuman), en wel voor een periode van drie jaar.

    (8) Een flexibel en doeltreffend algemeen communautair kader voor activiteiten op het gebied van het burgerlijk recht is nodig, willen de ambitieuze doelstellingen van het Verdrag, het Actieplan van Wenen en de conclusies van Tampere worden verwezenlijkt.

    (9) Het algemeen communautair kader voor activiteiten moet overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel voorzien in initiatieven van de Commissie, in acties ter ondersteuning van organisaties die justitiële samenwerking in burgerlijke zaken bevorderen en vergemakkelijken, alsmede in acties ter ondersteuning van specifieke projecten.

    (10) Er zal een aantal acties voor de verdere ontwikkeling van de justitiële samenwerking in burgerlijke zaken vereist zijn en deze acties moeten derhalve in het kader van een communautair activiteitenprogramma worden ondernomen; het zal de planning en de tenuitvoerlegging van deze acties ten goede komen, wanneer zij in een algemeen communautair kader voor activiteiten worden samengebracht.

    (11) De door de Commissie ondernomen acties kunnen specifieke acties zijn, zoals: studies, onderzoeken, seminars, conferenties, deskundigenvergaderingen, publicaties, handboeken, gegevensbestanden en/of internetsites alsmede maatregelen om de resultaten te verspreiden van uit hoofde van het algemeen communautair kader voor activiteiten medegefinancierde projecten.

    (12) Een algemeen communautair kader voor activiteiten ter verbetering van de wederzijdse kennis van de rechtsstelsels en de gerechtelijke apparaten van de lidstaten zal bijdragen tot verlaging van de hinderpalen voor de justitiële samenwerking in burgerlijke zaken, wat de werking van de interne markt zal verbeteren.

    (13) Maatregelen met het oog op de juiste uitvoering en toepassing van de communautaire instrumenten op het gebied van justitiële samenwerking in burgerlijke zaken zijn nodig en zullen des te doeltreffender zijn wanneer zij binnen een algemeen communautair kader voor activiteiten worden gecoördineerd.

    (14) Aangezien de doelstellingen van het voorgenomen optreden niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt kunnen zij derhalve, gezien de Europese dimensie die nodig is voor de verwezenlijking van de betrokken doelstellingen, de verwachte schaalvergroting en de cumulatieve effecten van de beoogde acties, beter door de Gemeenschap worden verwezenlijkt. De Gemeenschap kan maatregelen nemen overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel van artikel 5 van het Verdrag en het evenredigheidsbeginsel genoemd in hetzelfde artikel. De onderhavige verordening gaat niet verder dan hetgeen nodig is om deze doelstellingen te bereiken.

    (15) De deelneming aan dit algemeen communautair kader voor activiteiten door de kandidaat-lidstaten zal een nuttige voorbereiding op hun toetreding opleveren, in het bijzonder wat het vermogen van deze staten betreft om het acquis communautaire toe te passen.

    (16) Het is noodzakelijk bepaalde beginselen vast te stellen betreffende de op te leggen sancties bij vaststelling van onregelmatigheden of bij niet-naleving van de verplichtingen voortvloeiend uit de subsidieovereenkomst tussen de Commissie en de begunstigden.

    (17) De voor de uitvoering van de onderhavige verordening vereiste maatregelen worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden(9).

    (18) Het jaarlijkse werkprogramma wordt aangenomen volgens de beheerscomitéprocedure, zodat een zeker institutioneel evenwicht wordt gewaarborgd, met name gelet op het feit dat de specifieke acties bedoeld in artikel 3, punt 1, door de Commissie worden ondernomen.

    (19) Het Verenigd Koninkrijk en Ierland hebben, overeenkomstig artikel 3 van het Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland dat is gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, kennis gegeven van hun wens deel te nemen aan de aanneming en toepassing van deze verordening.

    (20) Denemarken neemt, overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol betreffende de positie van Denemarken dat is gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, niet aan de aanneming van deze verordening deel, en is er niet door gebonden. Deze verordening is niet in Denemarken van toepassing,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    HOOFDSTUK I

    DOELSTELLINGEN EN ACTIVITEITEN

    Artikel 1

    Voorwerp

    1. Bij deze verordening wordt voor het tijdvak van 1 januari 2002 tot en met 31 december 2006 een algemeen communautair kader voor activiteiten vastgesteld ter vergemakkelijking van de totstandbrenging van de Europese justitiële samenwerking in burgerlijke zaken (algemeen kader).

    2. Deze verordening is niet van toepassing in Denemarken.

    Artikel 2

    Doelstellingen

    Het algemeen kader heeft de volgende doelstellingen:

    1. bevordering van justitiële samenwerking in burgerlijke zaken, in het bijzonder om:

    a) de rechtszekerheid te garanderen en de toegang tot de rechter te verbeteren,

    b) de wederzijdse erkenning van rechterlijke beslissingen en vonnissen te bevorderen,

    c) de nodige toenadering van de wetgeving in de hand te werken, of

    d) de belemmeringen die zijn ontstaan door verschillen in burgerlijk recht en burgerlijke rechtsvordering uit de weg te ruimen;

    2. bevordering van de wederzijdse kennis van de rechtsstelsels en gerechtelijke apparaten van de lidstaten in burgerlijke zaken;

    3. zorgen voor de correcte uitvoering en toepassing van de communautaire instrumenten op het gebied van justitiële samenwerking in burgerlijke zaken; en

    4. verbetering van de voorlichting van het grote publiek inzake de toegang tot de rechter, justitiële samenwerking en rechtsstelsels van de lidstaten in burgerlijke zaken.

    Artikel 3

    Soorten activiteiten

    De uit hoofde van het algemeen kader gefinancierde of uitgevoerde activiteiten moeten ten minste één van de in artikel 2 genoemde doelstellingen nastreven, en moeten bestaan uit:

    1. door de Commissie ondernomen specifieke acties, of

    2. acties voor financiële ondersteuning van specifieke projecten met een communautair belang onder de in artikel 5 uiteengezette voorwaarden; of

    3. acties waarbij financiële steun wordt verleend aan de activiteiten van niet-gouvernementele organisaties, zulks onder de in artikel 6 uiteengezette voorwaarden.

    Artikel 4

    Deelname van derde landen

    Het algemeen kader staat open voor deelname van:

    1. de kandidaat-lidstaten van Midden- en Oost-Europa (LMOE's), overeenkomstig de voorwaarden die zijn vastgesteld in de Europaovereenkomsten, in de aanvullende protocollen en in de besluiten van de respectieve Associatieraden;

    2. Cyprus, Malta en Turkije op basis van met deze landen te sluiten bilaterale overeenkomsten;

    3. andere landen, wanneer overeenkomsten en procedures zulks mogelijk maken.

    Artikel 5

    Specifieke projecten

    1. De in artikel 3, punt 2, bedoelde specifieke projecten behelzen één of meer van de volgende activiteiten:

    a) opleiding,

    b) uitwisselingen en stages,

    c) studies en onderzoek,

    d) vergaderingen en studiebijeenkomsten,

    e) verspreiding van informatie.

    2. Projecten kunnen worden ingediend door instellingen en openbare of particuliere organisaties, waaronder beroepsorganisaties, onderzoeksinstellingen en instituten waar beoefenaren van juridische beroepen een basis- of vervolgopleiding op het gebied van juridische en gerechtelijke aangelegenheden krijgen.

    Met het begrip "beoefenaar van een juridisch beroep" wordt hier o.a. gedoeld op rechters, officieren van justitie, advocaten, procureurs, academisch en wetenschappelijk personeel, departementale ambtenaren, diegenen, behalve magistraten, die een officiële functie vervullen in het kader van de rechtsbedeling, gerechtsdeurwaarders, gerechtstolken en andere beroepen die bij de rechtsbedeling op burgerrechtelijk gebied betrokken zijn.

    3. Om voor medefinanciering in aanmerking te komen moeten bij de projecten ten minste drie landen betrokken zijn die aan het algemeen kader deelnemen.

    Bij de projecten kunnen ook beoefenaren van juridische beroepen worden betrokken uit Denemarken, uit de kandidaat-lidstaten, wanneer dit tot hun voorbereiding op de toetreding zou bijdragen, of uit andere landen die niet aan het algemeen kader deelnemen, wanneer hun deelneming de doelstellingen van de projecten dient.

    Artikel 6

    Activiteiten van niet-gouvernementele organisaties

    Financiële steun voor de in artikel 3, punt 3, bedoelde acties kan worden toegekend ter ondersteuning van activiteiten die zijn vermeld in de jaarlijkse activiteitenprogramma's van niet-gouvernementele organisaties die aan de volgende criteria voldoen:

    1. zij mogen geen winstoogmerk hebben;

    2. zij moeten opgericht zijn conform de nationale wetgeving van een lidstaat;

    3. zij moeten activiteiten met een Europese dimensie verrichten, in die zin dat, bij wijze van algemene regel, ten minste de helft van de lidstaten bij die activiteiten zijn betrokken; en

    4. zij moeten één of meer van de in artikel 2 vermelde doelstellingen als doel van hun activiteiten hebben.

    HOOFDSTUK II

    FINANCIERING, TENUITVOERLEGGING EN PROCEDURES

    Artikel 7

    Financiering

    1. De medefinanciering van activiteiten op grond van het algemeen kader is niet verenigbaar met enige andere financiering door een ander programma dat uit de begroting van de Europese Gemeenschappen wordt gefinancierd.

    2. Het jaarlijkse bedrag wordt billijk verdeeld tussen enerzijds de in artikel 3, punt 1, en anderzijds de in artikel 3, punten 2 en 3, bedoelde acties.

    3. De financiële steun uit de algemene begroting van de Europese Unie mag in beginsel niet meer bedragen dan 60 % van de kosten voor de in artikel 3, punt 2, of de in artikel 3, punt 3, bedoelde acties. In uitzonderlijke omstandigheden kan de financiële steun echter 80 % bedragen.

    Artikel 8

    Uitvoering

    1. De Commissie publiceert, zo mogelijk vóór 30 juni van elk jaar, een jaarlijks werkprogramma met

    a) de prioritaire doelstellingen en soorten activiteiten voor het volgende jaar;

    b) een beschrijving van de acties bedoeld in artikel 3, punt 1, die de Commissie voornemens is te ondernemen, en

    c) de beschrijving van de selectie- en toekenningscriteria alsook de procedures voor de indiening en goedkeuring van de voorstellen van de acties bedoeld in artikel 3, punten 2 en 3.

    2. De Commissie stelt het jaarlijkse werkprogramma vast overeenkomstig de in artikel 13, lid 2, bedoelde procedure.

    3. De Commissie besteedt bij de beoordeling en de selectie van de voorstellen bijzondere aandacht aan de volgende criteria:

    a) de geschiktheid tot het bereiken van de in artikel 2 genoemde doelstellingen bij te dragen,

    b) het gericht zijn op de oplossing van problemen,

    c) de Europese dimensie,

    d) de voorgenomen maatregelen ter waarborging van de verspreiding van resultaten,

    e) de complementariteit met andere eerdere, lopende of toekomstige activiteiten, en

    f) de omvang van de actie, in het bijzonder ten aanzien van schaalvergroting en kostendoelmatigheid.

    4. De Commissie onderzoekt elke van de haar voorgelegde ontwerp-acties, bedoeld in artikel 3, punten 2 en 3. De besluiten betreffende deze acties worden overeenkomstig de procedure van artikel 12, lid 2, genomen.

    Artikel 9

    Financieringsbesluiten

    1. In aansluiting op de op grond van artikel 3, punten 2 en 3, genomen financieringsbesluiten van de Commissie worden tussen de Commissie en de begunstigden subsidieovereenkomsten gesloten.

    2. De financieringsbesluiten en subsidieovereenkomsten die daaruit voortkomen, zijn onderworpen aan de financiële controle door de Commissie en aan accountantsonderzoeken door de Rekenkamer.

    Artikel 10

    Toezicht

    1. De Commissie draagt zorg voor het regelmatige toezicht op en de regelmatige supervisie over de uitvoering van de door de Gemeenschap gefinancierde acties. Een en ander gebeurt op grond van verslagen volgens door de Commissie en de begunstigde overeengekomen procedures; daarbij kan het ook gaan om controles ter plaatse door middel van steekproeven.

    2. De begunstigden leggen de Commissie voor elke actie binnen drie maanden na de voltooiing ervan een verslag voor. De Commissie stelt de vorm van dit verslag vast, met inbegrip van de soort gegevens dat het moet bevatten.

    3. De begunstigden van financiële bijstand houden gedurende een periode van vijf jaar na de laatste betaling betreffende een actie alle bewijsstukken van uitgaven ter beschikking van de Commissie.

    Artikel 11

    Verspreiding van informatie

    1. De Commissie zorgt voor de jaarlijkse bekendmaking van een lijst van de begunstigden en de acties die op grond van het onderhavige algemene kader worden gefinancierd, waaronder een vermelding van het steunbedrag.

    2. Wanneer bij op grond van artikel 3, punt 2, gefinancierde projecten niet in verspreiding van de resultaten is voorzien, en wanneer dit tot het bereiken van een van de in artikel 2 genoemde doelstellingen zou bijdragen, kan de Commissie dergelijke maatregelen nemen.

    3. Aan het begin van elk jaar verstrekt de Commissie het in artikel 12 ingestelde comité gegevens over de in het vorige jaar op grond van artikel 3, punt 1, verrichte activiteiten.

    Artikel 12

    Raadgevend Comité

    1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité (comité van artikel 12).

    2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 3 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing.

    3. Het comité stelt zijn reglement van orde vast.

    Artikel 13

    Beheerscomité

    1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité (comité van artikel 13).

    2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing.

    De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bedoelde periode wordt vastgesteld op drie maanden.

    3. Het comité stelt zijn reglement van orde vast.

    Artikel 14

    Sancties

    1. De sancties worden bepaald in de subsidieovereenkomst, met inachtneming van deze verordening.

    2. De Commissie kan een in het kader van de activiteiten gesloten subsidieovereenkomst beëindigen wanneer zij onregelmatigheden vaststelt of wanneer de uit de subsidieovereenkomst voortvloeiende verplichtingen niet worden nageleefd.

    Indien onregelmatigheden worden vastgesteld of bij niet-naleving van de uit de subsidieovereenkomst voortvloeiende verplichtingen kan de Commissie de betaling van het saldo van de financiële steun opschorten. De Commissie verzoekt de begunstigde de situatie uit te leggen of te herstellen binnen een door de Commissie vast te stellen redelijke termijn.

    Indien het antwoord niet bevredigend is of de situatie niet geregulariseerd wordt, kan de Commissie de subsidieovereenkomst beëindigen en terugbetaling van de reeds gestorte bedragen eisen, vermeerderd met achterstandsrente.

    3. Bij gedeeltelijke niet-naleving van de uit de subsidieovereenkomst voortvloeiende verplichtingen kan de Commissie het saldo van de financiële steun verminderen en een gedeelte van elk reeds gestort bedrag, vermeerderd met achterstandsrente, terugvorderen.

    Artikel 15

    Verslaggeving en evaluatie

    1. De Commissie legt het Europees Parlement en de Raad uiterlijk op 30 juni 2004 een verslag over de tenuitvoerlegging van het algemeen kader voor, waarin de resultaten van de controle, de verslagen en het toezicht op de activiteiten zijn vervat.

    2. De Commissie legt het Europees Parlement en de Raad een evaluatieverslag over het algemeen kader voor activiteiten voor, dat tijdig beschikbaar moet zijn met het oog op een mogelijke verlenging van het algemeen kader, of uiterlijk op 31 december 2005. Dit verslag bevat een beoordeling van de kostendoelmatigheid alsmede een beoordeling, op de grondslag van prestatie-indicatoren, van de mate waarin de beoogde doelstellingen zijn bereikt.

    Artikel 16

    Inwerkingtreding

    Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten, overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.

    Gedaan te Luxemburg, 25 april 2002.

    Voor de Raad

    De voorzitter

    M. Rajoy Brey

    (1) PB C 213 E van 31.7.2001, blz. 271.

    (2) Advies uitgebracht op 12 maart 2002 (nog niet verschenen in het Publicatieblad).

    (3) PB C 36 van 8.2.2002, blz. 77.

    (4) PB C 19 van 23.1.1999, blz. 1.

    (5) PB C 12 van 15.1.2001, blz. 1.

    (6) PB L 287 van 8.11.1996, blz. 3.

    (7) PB L 43 van 14.2.2001, blz. 1.

    (8) PB L 196 van 14.7.1998, blz. 24.

    (9) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

    Top